't Vliegend Blaadje.
KLEINE COURANT
VOOR HELDER, NIEUWEDIEP EN TEXEL.
No. 1411.
Woensdag 25 Augustus 1886.
Veertiende Jaargang.
NIEUWSTIJDINGEN.
Abonnement
per 3 maanden binnen de gemeente50 Cent.
>3 franco per post75
Afzonderlijke nummers2
VERSCHIJNT DINSDAG- EN VRIJDAGMIDDAG.
Uitgevers: BEBKHOUT Co., te Helder.
Buroaux: SPOORSTRAAT en ZUIDSTRAAT.
Adveitentiën
van 1 tot 5 regels25 Cent
Elke regel meer5
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en
VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zij».
HELDER, 24 Augustus 1886.
De commissie van onderzoek be
treffende de aanvaring van de Schorpioen
bestaat uit den schout-bij-nacht De Josse-
lin de Jong, kapt. ter zee baron Collot
d'Escury, kapt. ter zee Commijs, kapt.
luit. ter zee De Rugter de Wildt. Als
secretaris is aan de commissie toegevoegd
de off. van adm. Ie kl. Kluit.
In plaats van den kapt.-luit. ter
zee G. J. Buyskes, zullen de militaire
oefeningen, wat de zeemacht aangaat,
gecommandeerd worden door den kapt.-
luit. ter zee O. C. A. J. Moreau. De
oefeningen zullen duren van 1 tot 12
September.
Benoemd tot dirigeerend officier
van gezondheid 3e kl., de officier va»
fezondh. Ie kl. bij de landmacht I. K.
takman Bosse.
De torpedoboot, groot model, Etna
is van bier naar Hellevoetsluis overge
bracht, om proeven te doen met het
inschieten van torpedo's in het Voornsehe
Kanaal.
Een horloge, onlangs verloren op
de straat alhier, werd den eigenaar, een
mineur, toen hij bij de politie daarvan
aangifte deed, oogenblikkelijk ter hand
gesteld.
Hetzelfde had plaats met een bank
biljet van f 60, verloren door een boots
mansmaat bij de Marine. De jongejuf
frouw A. D. die, uit de school komende
't papiertje op straat vond en de waarde
er zeer goed van begreep, was verstandig
genoeg bet uit eigen beweging, aan 't
politiebureau te deponeeren.
Tessel, 22 Aug.
Ia de afgeloopen week werd met veel
succes op bet wrak van de Sapphire ge
werkt. In de drie dagen, waarop gedoken
kon worden, werden 71 balen katoen ge
borgen.
De groote Paardenmarkt te Alkmaar
zal gehouden worden op Maandag 6 Sep
tember a. s.
Volgens bericht van Terschelling
is Vrgdag uit de Lutine opgehaald eeu
Spaansche mat en een vermoedelijk gou
den ring.
De twee broeders Mens, zoons van
den »Bokkebek", den z. g. burgemees
ter''* van de Willemstraat te Amsterdam,
zijn benoemd tot broeder der Orde van
den Nederlandschen Leeuw.
Zooals men weet, hebben die beide
mannen uit het volk zich tijdens het op
roer op de Lindengracht onderscheiden
door de oproervlaggen neer te halen
een daad van moed en vaderlandsliefde,
die bun tot eer strekt.
Aan de onderscheiding, hun thans door
den Koning toegekend, is verbonden een
jaarlijksche toelage van f200, die bij over
lijden voor de helft op de weduwe over
gaat. De broeders der Orde van den
Nederlandschen Leeuw dragen de zilve
ren medaille der orde aan een lint van
Nassausch blauw, met een oranjestreep in
het midden.
De Staatscourant bevat ook nog een
koninklijk besluit van 19 dezer, waarbg
als blijk van goedkeuring en tevredenheid,
de bronzen medaille en een loffelijk getuig
schrift, ingesteld bij koninklijk besluit van
22 Sept. 1855 no. 64, worden toegekend
aan de weduwe Buurman, geboren Chris-
tina Van der Woude, en aan F. J. Sin
gels, te Amsterdam, wegens de redding
van. een inspecteur van politie op 25
Juli 11.
Jeanne Lorette, die bare gevangenis'
straf te Arnhem ondergaat, is sedert
eenigen tijd ongesteld en schijnt aan een
kwynende ziekte te lijden.
Vrijdagmiddag hebben onder Weer-
selo twee kinderen in een polderkeet, bg
afwezigheid der moeder, zulke hevige
brandvonden bekomen, dat het ééne
eenige uren later bezweek, en het andere
in hopeloozen toestand verkeert.
Door de politie te Breda is bevon
den, dat het lijk, hetwelk den 18den dezer
te Rotterdam in het water werd gevon
den, is van L. G. Loerakker, oud 35 jaren,
koetsier, die sedert den 8sten dezer te
Breda vermist werd. Waaraan zijn over
igden moet worden toegeschreven, valt
moeielijk uit te maken. De man laat
een weduwe na met drie kinderen, in zeer
zorgvolle omstandigheden.
Blijkens een van den Gouverneur-
Generaal van Nederlandscb-India ontvan
gen telegram, wordt de gouvernements-
koffieoogst op Java voor dit jaar thans
geschat op 781,400 picols.
Zaterdagmiddag omstreeks 1 uur,
toen bet werkvolk weder aan den arbeid
zou gaan in de Haarlemsche stoomverffa-
briek aan bet Buiten-Spaarne, werd ont
dekt dat een man, genaamd K. Wilgen-
bof, die een weinig rust bad genomen,
plotseling was dood gebleven. Hij was
48 jaar oud en laat een weduwe met 7
kinderen achter.
Door den reeder C. v. d. Toorn Mz.
is een adres gericht aan de Nederl. Re
geering, om bare tusschenkomst te ver
zoeken, op zijn aanklacht wegens bet
moedwillig afzeilen van netten door een
Engelscben visscber, van welk feit op 9
October 1885 door den waterschout te
Scheveuingen proces-verbaal is gemaakt,
eindelgk door het Engelsche gouverne
ment gevolg worde gegeven.
Naar aanleiding van de berichten
omtrent den eiscb en het vonnis tegen
de cadets, die zich in het kamp te Tete-
ringen aan een schildwacht hebben ver
grepen, deelt men aan de Nijm. Ct. van
goed ingelichte zijde mede, dat deze be
richten geheel onjuist zijn, en alleen kun
nen strekken om de onrust te verboogen
van de ouders en bloedverwanten dezer
jeugdige onbezonuenen, die nu reeds hun
misdrijf in een zwaar voor-arrest boeten.
De berichtgever van de Nijm. Ct. brengt
verder in herinnering, dat in militaire
strafzaken de eisch niet publiek is, en het
vonnis geheim moet blijven tot bet door
het hoog militair gerechtshof is geappro-
beerd.
Uit Dordrecht wordt aan Het Vad.
gemeld, dat mevr. Bulkley, die aldaar
baar gevangenisstraf ondergaat, vrg ernstig
ongesteld is.
Een vrouw uit Utrecht, die Zater
dagmiddag op den Oosterdoksdijk te Am
sterdam liep, bracht daar een kind ter
wereld, dat slechts kort leefde. Moeder
en kind werden naar bet gasthuis ge
bracht.
De Engelsche «Vereeniging tot bevorde
ring der Wetenschap" is in twee partijen ver
deeld: voorvechters en tegenstanders van het
rooken. Men besloot het geschilpunt den be
roemden natuuronderzoeker, professor Humley,
voor te leggen en zich aan zijn oordeel te onder
werpen. In een rede, waarbij hij voortdurend
zijne eigene ervaring raadpleegde, zette deze,
meldt een Londensch tijdschrift, zijne raeening
omtrent de quaestie voor een talrijk publiek
uiteen.
wVeertig jaar lang," zoo sprak hij ongeveer
z/is de tabak door mij verafschuwd." (Bijral der
vijanden van rooken). In mijn jongelingsjaren,
toen ik nog in de medicynen studeerde, be
proefde ik te leeren rooken. Vergeefsche moeite;
bij elke nieuwe poging trok ik aan het kortste
eind, was mij de vijand te sterk. (Bijvalsbetui
ging van dezelfde zijde). Ik werd geneesheer bij
de marine en beproefde andermaal te rooken,
met hetzelfde gevolg. Sedert koesterde ik een
doodelijken haat tegen de tabak en ik geloof,
dat destijds geen maatregel tegen het rooken mij
te streng zou zijn voorgekomen. (Levendige
bijvalsbetuigingen van dezelfde zijde).
Voor eenige jaren maakte ik met een paar
vrienden een reis door Bretagne. Eens op een
dag, dat het regende of het water met emmers
uit den hemel werd gegoten, zaten we mis
troostig, met een lang oponthoud in het vooruit
zicht, in een ellendige dorpsherberg bijeen.
Mijne vrienden staken echter sigaren op en
schenen al spoedig zóó geheel met hun lot ver
zoend, dat ik tot mij zelve zeide: Wel heb ik
ooit, ik wil hun voorbeeld volgen. (De vijanden
van ket rooken worden onrustig). Ik nam een
sigaar (toenemende belangstelling om verschil
lende reden) ik steek haar op (het ge-
heele gehoor hangt aan sprekers lippen),
en ik genoot. (Afkeurende uitroepen derniet-
rookers, bijval der andere zijde). Van dezen dag
af was ik bekeerd en ik verklaar dat het rooken,
naar mijne meening, indien het met mate ge
schiedt, ecne gezellige en prijzenswaardige ge
woonte is, die alle aanbeveling verdient. (Alge-
meene verwarring onder de niet-rookers. De
rookers lachen.) Fen pijp is niets nadceliger dan
een kop thee: men kan zich vergiftigen door on
matig veel thee te drinken en men kan zich dood
eten aan biefstuk. Men kan zich ook een ziekte
op den hals halen door onmatig te rooken. Maar
de tabak, met mate genoten, oefent een kalmee
renden invloed uit, dien ik in de meeste geval
len voor weldadig houd. Ook is het zonder twij
fel, dat het rooken de zeden verzacht. (Triumf
der rookers; hunne tegcnstnnders tandenknar
sen).
Te Belfast ziju negen politie-agen-
teu in hechtenis genomen, onder beschul
diging van manslag. Hun wordt ten
laste gelegd, dat zij, tijdens de jongste
oproerigheden aldaar, zonder rechtmatige
aanleiding op een persoou gevuurd en
dien doodgeschoten hebben. Een nieuwe
illustratie van het benijdenswaardige stand
punt der politie daargindsSteeds tusschen
twee vuren in het nauw te zitten, was
voor haar nog niet genoeg. Nu komt
nog een derde macht haar bestoken:
de justitie zelve, welke zij trachtte te
dienen
Keizer Fr%ys Josef, keizer van Oos
tenrijk, vierde de vorige week zijn 56sten
verjaardag. Bg die gelegenheid toonde
een verver zijn genegenheid voor den
vorst op hoogst zonderlinge wijze. In
den loop van den avond klom hij langs
den bliksemafleider tot in den top van
Sint-Stephen-Kathedraal te Weenen en
bond de Oostenrijkscke vlag om het kruis.
Toen kwam hij langs denzelfden weg
terug eu kwam weer behouden beneden.
Het kruis staat op een hoogte van 432
voet. De beklimming en afdaling duurde
2 uren.
Toen de man beneden kwam, werd hij
terstond naar het politie-bureau gebracht,
omdat dergelijke waagstukken niet wor
den gedoogd. Dit is reeds het 130e
waagstuk, dat de verver onderneemt,
maar dit laatste was het dolste van alle.
Een talrijke menigte stond om de kerk
geschaard en kon bij het maanlicht al
zgn bewegingen nauwkeurig gadeslaan.
De Duitsche Allg. Fleischer Ztg.
deelt de volgende Uilenspiegelstreek mede
»Een slagersgezel ging op zekeren och
tend welgemoed op weg om kalveren voor
zgn baas te koopen. Hij kwam bg een
boer die een mooi kalf had, dat hem best
beviel, doch dat de boer hem niet onder
30 mark wilde geven, terwijl hg niet
meer dan 24 mark betalen wilde. Dus
kwam er niets van, ofschoon het den
slager blijkbaar aan zijn hart ging, want
herhaaldelijk aaide hij het aardige beest
en streek hem vriendelijk over den kop,
vóórdat hij zich weder op weg begaf.
»Twee uur later kwam hg weder daar
en reeds van verre zag hg den
boer op hem wachten.
>Hédaar, vriend, riep deze, ik heb me
bedacht, je kunt het kalf voor 24 mark
krijgen Maar de slager had geen kal
veren meer noodig. De boer bleef aan
dringen en de slager scheen toch wel
weder geneigd om te koopen. Hij volgde
den hoer in den stal, waar men het
kalf vond, doch nu als bezeten heen en
weer springend. »Dat beest is dol ge
worden," verklaarde de slager, »het is
geen 10 mark meer waard." Het resul
taat was dat hg ten slotte voor deze som
het altijd nog springende kalf mede nam..
Toen hij buiten het gezicht der boer
derij gekomen was, wierp de slager, luid
lachend over zgn goed geslaagde list, het
kalf op den grond en schudde een aantal
erwten uit de ooren van het dier, die hij
er bij zgn eerste ontmoeting heimelijk
had laten inglijden."
Genoemd blad geeft deze bedenkelijke
geschiedenis »ter waarschuwing en geens
zins ter navolging."
In de >N. Rott. Ct." komt van den
heer J. F. van Bemmelen, te Utrecht, 't
navolgende artikel voor over de Rog- en
Geepvisscherij te Niuuwediep, dat we wel
de moeite waard achten ook onder de
aandacht onzer lezers te brengen.
Iels over Rog- en Geepvisscherij aan
het Nieuwediep.
„Helder is een doode stad," die ineening hoort
men zoowel in die plaats zelve als daarbuiten
zoo dikwerf uitspreken, dat men haar ten slotte
voor waarheid zou annemen.
En wie op een heeten zomerdag op den scha-
duwloozen zeedijk staat en rondkijkt naar de
lange rij van lage huisjes, die zich daarbinnen
uitstrekt, naar de eenzame groene batterijen, die
ter weerszij den dijk afsluiten, en waarboven de
heete lucht trillend opstijgt, over de blauwe zee,
op welke soms geen enkel zeiltje de eenzaamheid
der grootsche watervlakte verlevendigt, en tot
aan 't blinkend witte strand van 't overliggende
Texel, die wordt allicht overweldigd door den
indruk hier is het doodsch, hier is geen leven
mogelijken hoe schoon het natuurtafereel ook
zijhet stemt den toeschouwer tot treurigheid.
En die bedrukte stemming wijkt niet, wanneer
hij langs den breeden havendijk van Nieuwediep
die reeks van groote gebouwen en schepen aan
schouwt al trachten de hooge masten en de
dikke zwarte schoorsteenen, de zware kanonnen,
grijnzende uit hunue geschutpoorten, eu 't kleine
landingsgeschut in rijen gerangschikt, de pantser
koepels op de Harssens en de zware sluizen voor
de binnenhavens, de overtuiging te wekken dat
hier een geweldige macht gereed ligt en ieder
oogenblik in werking kan treden. Juist de orde
en netheid, die door alles tentoongespreid wordt,
en vooral de groote stilte die meestal heerscht,
slechts van tijd tot tijd afgebroken door schrille
bootsmansfluitjes of eentonig tromgeroffel, bren
gen altijd weer den indruk te weeg, dat die
overal aanwezige krachten sluimeren en niet
kunueu bijdragen om den polsslag van het dage-
lijksch leven krachtig en opgewekt te onderhou
den. Hoe geheel anders moet Nieuwediep er
uitgezien hebben toen het nog de voorhaven van
Amsterdam was toen stoombooten en zeilschepen
elkaar verdrongen om een ligplaats langs de
kade te verkrijgen of den mond van het Noord-
hollandsch kanaal te bereiken, toen loodskotters
en sleepbootjes en zeil- en roeischuitjes onop
houdelijk de haven doorkruisten, of in scharen
de indrukwekkende mailbooten bij haar uitvaren
en binnenkomen begeleidden. Toen de vlaggen
van alle zeevarende naties vroolijk van de tallooze
masten wapperden, en de talen van alle landen
langs de straten en in de winkels en herbergen
gehoord werden. In die dagen heerschten er
levendigheid en bedrijvigheid in Helder enNieu-
■ediep toen leefde de stad.
Toch is ook thans alle leven en vooral alle
levensvatbaarheid nog lang niet van Nieuwediep
geweken.
Al is door de opening van de haven van
IJmuiden de groote vaart verlegd, al herinnert
thans nog slechts een enkele Noorsche hout
haalder aan de talrijke koopvaardijschepen van
weleer, zijne ligging en zijne haven kunnen aan
het Nieuwediep uooit ontnomen worden dan door
het ecuwig woelende zanden zoolang de felle
stroomingen, die tusschen het water van Noord
en Zuiderzee heerschen, de zeegaten openschuren,
zal Nieuwediep de natuurlijke aanleg- en wijk
plaats zijn voor de visschersvlooten van Texel,
Wieringen, Urk en Egmond, en het aangewezen
uitgangspunt voor nieuwe reederijen vau vis-
scherssohepen. Wie overtuigd wil worden van
het ware leven dat nog altijd in Nieuwedi^r
bestaat, die aanschouwe de haven, wanneer
zwaar weer geheele reeksen van botters, blazers
en schokkers met stoute streken als vlugge
meeuwen binnenlaveerenof als onder geweldig
geschreeuw eu gekraak, terwijl het schuim hoog
tegen de breede kielen opspat, de Egmondsche
bommen, die op een vlak strand en niet op een
nauwen havenmond gebouwd zijn, bij hunne po
gingen om binnen te komen op elkaar en tegen
den havendam loopen. Die ga mede, wanneer
in een lange rij de wagens der vischkoopers op
trekken naar den afslag, en de kooplieden in
dichten drom zich verdringen rondom de plaatsen
waar door de visschers hunne vangat talrijke
reeksen en in volle manden is neergelegddie
wone de bedrijvigheid bij in de pakhuizen, wan
neer de geeptijd in het land isdie zij getuige
van de verpakking van honderden manden haring,
kabeljauw, schelvisch, tong, sohol, bot en rog en
hare verzending naar allerlei plaatsen in binnen-
en buitenland. Dan zal hij overtuigd worden,
dat Nieuwediep bij uitnemendheid een visschers-
haven, en als zoodanig even goed een groote
toekomst kan hebben als Grimsby in Engeland,
dat in betrekkelijk weinig jaren van een armelijk
dorpje tot een groote handelshaven is geworden.
Immers wat is in de eerste plaats noodig voor
de mogelijkheid van het bestaan eener groote
visscherij een kloeke en gooefende bemanning
voor een talrijke visscbersvloot. Die visscherlieden
nu worden geleverd door de omliggende eilanden
van Noord- en Zuiderzee en door de kusten van
Noord-Holland. Van oudsher is de bevolking
van West-Friesland met het zeeleven vertrouwd
geweest, eu er is geen enkele reden waarom zij
in de zeevisscherij niet ook thans nog met dc
Engelschen, Belgen, Denen en Noren en ook met
de Duitschers met goeden uitslag zou blijven
mededingen.
Kloeke, dikwijls indrukwekkende gestalten ziet
men onder onze visschers, in hooge mate aan
trekkelijk roor ieder die cenig gevoel heeft voor
het schilderaohttge, en bekoord is door de poëzie
van het zeeleven. Zooals ze daar voortstappen
met hunne netten en manden, het bruin ver
brande aangezicht half verb onder den
breeden zuidwester, met de gev Idigc zeelaarzen
aan de beenenof uitvaren in hunne ranke
vaartuigen, waarover het schuim bij iederen golf
slag heenspat, ziet men het hun aan hoezeer
hunne levenswijze hunne krachten gestaald heeft
en hen gewend heeft gevaren te trotseeren.
In iedere havenplaats ontwikkelt zich een
eigenaardig slag van menschen, vletterlieden ge
naamd, dat het midden houdt tusschen de echte
visschers en de matrozen, en de eigenschappen
van beiden in zich vereenigt. In hnnne ranke
vaartuigjes, voor roeien en zeilen beide geschikt,
doorkruisen zij de wateren in de nabijheid der
reede, om hun brood te verdienen met datgene
wat op een gegeven oogenblik het meeste belooft
op te brengen. Meestal gaan zij uit visscher
eu wagen zich soms uren uit dc kust. Mrf
dikwijls wachten zij ook het binnenkomen van
schepen af, om boodschappen over te brengen
naar den wal, wanneer eeu loods of een sleep- 5
boot verlangd wordt. Geen grooter buitenkansje
voor hen, dan wanneer zij een schip aantreffen,
dat in nood of verlegenheid verkeert, dat bijv.
door slecht weer of onbekeudheid met het vaar
water is vastgeloopen. 8chromelijk zijn dan soms
de eischen die zij stellentien pond sterling j
wordt hun dikwijls voor het brengen van een "IJ
bericht naar land betaald. Maar daarvoor stellen
deze zwervers op zee dan ook dikwijls hun leven
aan groot gevaar bloot, wanneer zij zich bij zwaar
weer naar buiten wagen en het zoolang mogelijk
in zee trachten uit te houden. Zulke vletterlieden
vormen dikwijls de bemanningen der reddings
booten, en menig schipbreukeling heeft zijn leven
aan de doodsverachting dier eenvoudige men
schen te danken. Wie dat weet, vergeeft lichter
hunne inhaligheid en ongevoeligheid om hun
voordeel te doen met den angst en de benauwd-
hein van anderen.
Is er noch met de vissclxerij noch met andere
karreweitjes wat te verdienen, dan staan en han
gen die soort menschen langs de kade en op de
havenhoofden, en vertegenwoordigen de balie
kluivers, die noodzakelijke figuranten aan ieder
zeegat. Het is zoo onaardig niet hij zulk
groepje te gaan staan en naar de verhalen en
kwinkslagen te luisteren, waarmede daar de tijd
gedood wordt.
Uit den mond dier lieden hoort men menige boei
ende en verschrikkelijke beschrijving van strandin
gen en schipbreuken, en daarnevens dikwijls belang
rijke opmerkingen over de visscherij en over 't voor
komen en de levenswijze der visschen. Wie
erkelijk door wil dringen in die moeielijke
onderwerpen, zal 't geduld moeten hebben voort
durend met visschers en vletters daarover te
preken, en dan te trachten het kaf van 't koren
te scheiden en uit de onvolledige waarnemingen
en onjuiste meeningen de bruikbare gegevens te
ziften.
(Slot in 't volgend No.)
Amsterdam, Augustus, 1886.
Aan een vriend!
In Amsterdam, met zijn schoon en vermaken,
Heb ik vaak zeer veel genoegens gehad.
Een van de grootste, die 'k steeds daar
mag smaken;
Is bij het lezen van U Vliegend Blad!"
Blad van mijn stad, van mijn thuis, van
mijn vrinden,
'k Waardeer 't genoegen, dat gij mij
steeds biedt.
Nooit heb ik uw inhoud zoo schoon kunnen
vinden.
Dan sinds ik de stad mijner ouders verliet.
Ik bemin en ik eer, ik roep welkom u toe,
Ieder keer, dat de post mij u brengt.
Vliegend Bladik word uwe verschijning
nooit moe,
Uw bestaan zij nog jaren verlengd.
Uw dankbare lezer,
J. M. F.
Bovenstaande regelen van een onzer Am-
sterdamsche lezers, geven wij gaarne een i
plaatsjeniet ter bevestiging alsof wij er van
overtuigd waren die lof verdiend te hebben,
maar wel omdat het ons een genoegen is te
vernemen, dat er zijn die onze bedoelingeu
niet te gering schatten.
DE UITGEVERS. i