Werving voor Oost-lndle.
EEN GROOTS TJALK,
WINTERAARDAPPELEN
Hij lost m zuil Lacii!
W. THIE FV
P kwaliteit Honingzoet
Filllt Mi
GEVRAAGD
NOORDZEE-OESTERS,
KRUKELS, KOKKELS,
ULKEN, KRABBEN,
KREEFTEN, enz.,
Levering van Levens
middelen en Brandstoffen.
Vleescli ei Vet, gerookt Spel en Zont.
Brandstoffen, Maaide nitLange Wen
Cokes, Soep- ei Midflag-&roeitei.
Kole, Melk, Azijn, Peper, Mostaard,
MEUBEL-MAGAZIJN,
A. BARNEVELD.
Dagelijks:
F. L. K. NEIJTS,
heeft ontvangen een fraaie collectie Wollen JACHT-
VESTEN van af f 3 tot f 10.—Benevens eene ruime
sorteering BONTMUTSEN, KROLLEN&CACHENEZ-PETTEN
Jb. BAKKER, Molengracht.
KACÏÏELS^HAARDEN,
FORNUIZEN,
tot de laagste prijzen.
Hl
j Handgeld bij zes-jarige verbintenis f300
(Aanbrengpremie- 10
alle soorten van
ScheepsSLOOPHOUT,
Sprot! Sprot! Sprot!
i. REIS, Oesterput.
POLDER-AARDAPPELEN
APROPOS-SPEL,
tfillM
Het bekende Tooverboek,
-T7NYELOPPEN
W. J. BLITZ, Tandarts,
Jacob van Campenstraat 142, Amsterdam.
BERKHOUT Co., Mraetaë.
tot uiterlijk 10 Nov.,
tegen spotprijzen a contant.
een partijtje HANDWERKEN,
P. H. PRINS.
K. GOUWENBERG, Voermal.
Di Mtowti TnnifMsl
M. BIERENBROODSPOT, Spoorstraat.
FEUILLETON.
KEIZER EN BOER.
voor afbraak.
Uitvoerige inlichtingen bij J. POT, Alkmaar.
worden ingekocht aan de Oesterput
„Amsteldiep," bij fort Oostoever.
Betaling tegen ontvangbewijs. Voor
contracten en reclames adres: J.
POT, Alkmaar.
De Garnizoens Voedings-Commissie zal
op Staands? den leu November 1886, des
mindags ten 12 ure, ten bureele van den
Garnizoens-Commandant, in bet openbaar
aanbesteden de levering van
Yerder kan op ongezegelde biljetten
worden ingeschreven voor de levering van:
1.
De voorwaarden van aanbesteding en
van levering liggen ter lezing ten bureele
voornoemd, van af den 23n October tot
op bet uur der aanbesteding, van des
morgens 10 tot des middags ten 2 ure.
Helder, den 15 October 1886.
De Garnizoens Voedings-Commissie,
De Majoor, Voorzitter,
REDEMAGNIE.
De le Luit.-Kwartierm., Secretaris,
J. M. VAN BAAK.
Spoorstraat.
De ondergeteekeude levert een MEU-
BLEMENT voor den spotprijs van
f 122,80zijnde
1 LINNENKAST,
1 PENANTKAST, Jiahonv.
1 RONDE TAFEL,
12 MOOIE STOELEN.
1 SCHUIFTAFEL.
1 SPIEGEL.
2 PRACHTIGE SCHILDERIJEN.
SCHROEFSTOOMBOOTDIENST
langs Formerend en Alkmaar.
Dienstregeling 1 Novemtoor 1386.
van Amsterdam 's morgens 10 uur.
Nieuwediep 8®/.
Zie verder alom verspreide Dienstblljetten.
Hoofdgracüt 83,
•%U9£) 5/Tg fo UDCl 'SAfddvi/OSUdJOJf
'uaofOOff lud6iwL]r l»pjvvpuo)spj,vvjj U9jdyiidvpj,z>vjj
2'^ 3
O -i
M 53
o 5» §S.
s a,s?
ft- 2
ft-
o s
S-'S
CÖ!
s
B g
e
if s
S
K g S
b
I
CM
Huishoudelijke Artikelen.
Kachelpijpen en reparatiën worden spoedig uitgevoerd.
Voor
NEDER
LANDERS
Zij, die zich willen verbinden, moeten zich aanmelden bij een der
of Garnizoens-Commandanten of bij den Commandant van bet werfdepot.
Inlichtingen kunnen gevraagd worden aan alle Burgemeesters en, ongefrankeerd,
aan het Departement van Koloniën. Zij worden kosteloos gegeven
T© Koop
bij H. KLEIJN, Binnenhaven 75.
GerooKte
bericht, dat bij hem
gedurende de wintermaanden puik beste
verkrijgbaar zijn, a contant van af f3,25
tot f 3,60 per Hectoliter. Monsters zijn
te bekomen, a 18 Cent per 5 kop.
Onder aanbeveling,
UEd. Dw. Dienaar,
Burg op Texel. p, KIND.
Wie de lange Winteravonden met een
geheel gezelschap in genoegen wil door
brengen, koope bet geheel nieuw
bestaande uit 100 Vragen en 100 Antwoor
den, voor 4:0 Oen t.
Voor Kinderen van 50 Vragen en 50
Antwoorden, 25 C©Ht.
waaruit een ieder zeggen kan boe oud
iemand is en hoeveel geld bij in zijn zak
beeft, voor IS Cent.
vroeger 60 Cent, thans -£l=0 C^tiS.
Wederverkoopers een goed rabat.
Voor buiten Rotterdam kan men post
wissel oi postzegels zenden, met 5 Cents
verbooging, dan ontvangt met 't franco.
B. M. SPANJERSBERG,
Boerevischmarkt No. 17, Rotterdam
Boek- en Handelsdrukkerij
van C. DE BOER Jr., Helder.
zeer goede kwaliteit, bedrukt met naam en adres,
van af f 1.60 per 1000.
Tandheelkundige operatiën en bet plaatsen van Kunsttanden wordt verricht in
't Hotel »DE TOELAST," Binnenhaven, iederen Donderdag van 1 tot 3 ure namiddags.
Te Scbagen Hotel »Vredelust" by den Heer BROERSMA, Donderdags-
voormiddags. Te Alkmaar Maandags bij den Heer van der WAL, Kaasmarkt, en
Zaterdags bij den Heer J. SPIJKMAN, Hotel »den Burg."
Tailleur,
bericht de ontvangst eener groote
collectie der NIEUWSTE STOFFEN
voor het Najaar- en Winterseizoen.
Zuidstraat M 14.
30 Ct. per 7s kilo, franco aan hals.
VERKRIJGBAAR BIJ:
B. J. BAKKER, Kanaalweg I 83.
In TABAK en SIGAREN.
O! SUSANNA
Volkslied met Piano-begeleiding.
30 Cents.
»Het liedje, dat ik zingen wil,
>In alle eer en deugd,
>01 Snsannal"
Verkrijgbaar bij
NOG VOORHANDEN
geschikt voor St. Nicolaas-Cadeaui.
De ondergeteekende bericht, dat hij
weder ruim voorzien is, even als het
vorige jaar, van onderscheidene
soorten GONJE-ZAKKEN, tegen
zeer lage prijzen.
Slijters raDat
A. VAN BENDEGOM.
levert net en solied werk, tegen 10
beneden iedere concurrentie. Spoorstraat,
tegenover bet bureau Vliegend Blaadje.
Aanbevelend,
C. J. KROON,
Mr. Timmerman.
Vraagstalen
van de nieuwste Stoffen
voor bet a.s. seizoen, als:
Ratine', Flockonée,
Ondulée, enz.
vertaling van
13. G E R R I T J.
De burgemeester achtte 't raadzaam den
man, (lie zulke wartaal sprak, vooreerst van
't kerkhof te verwijderen, daar die plek minder
geschikt was voor spectakel. Hij wenkte den
bouthakker vooruit te gaan. Deze stapte ook
weldra, met Lotty aan den arm, 't hoofd om
hoog en een vroolijk gezicht door de menigte heen
den straatweg op naar de pastorie, die op
korten afstand boven de boomen uitstak.
Lotty wilde met den ouden man snel een
zijpad inslaan, om hem aan 't oog der men-
sclien te onttrekken; maar hij verzette zich
daar zoo sterk tegen, dat ze haar voornemen
moest opgeven en gedoogen, dat hij midden
op de straat bleef staan en ook den burge
meester noopte stand te houden.
„Ha," riep hij, deze plek is juist geschikt,
want een ieder kan hier alles zien en hooren,
wat er voorvalt en nu heb ik eerst een woordje
met jou, burgemeester!
Jij bent de hoofdpersoon geweest, toen zij
daar met hun allen samenspanden om dat
arme meisje neer te drukken. Jij hebt gezegd,
,'t was een schande voor den Oberholf, als
zij den keizer een ruiker aanbood, omdat ze
•en vondeling is maak nu je fout weer
goed en vraag haar vergiffenis."
„Maak, datje naar huis komt, ouwe praatjes
maker!" stoof de burgemeester op, terwijl hij
zijn best deed door de menigte heen te dringen,
die zich rondom hem had verzameld en met
ieder oogenblik aangroeide.
„Vraag haar vergiffenis!" herhaalde de oude
man, want... ze is geen vondeling!!"
Die woorden brachten algemeen verbazing
te weeg.
Uitroepen van verwondering, van twijfel of
spot klonken van alle kanten. De burgemeester
bleef staan en zeide:
„Ze is dus geen onecht kind?" Mij goed.
Toen ze ter wereld kwam was ik onder dienst
en wat ik van de zaak weet, heeft mijn vader
me verteld.
Jij hebt haar destijds aangenomen, welnu,
als je bewijzen kunt, dat ze een verloren ge
raakte prinses is, ik gun je de pret."
„Lach maar! Je bent niet zoover van de
waarheid," zeide de houthakker, terwijl hij een
donkeren, wollen omslagdoek, zooals in vele
streken door de vrouwen over borst en schouders
gedragen en op den rug wordt vastgeknoopt,
van onder zijn wambuis te voerschijn haalde.
Tegelijk hield hy een gouden ring tusschen
duim en vinger omhoog en liet hem in 't zon
nelicht fonkelen.
„Kijkt eens hier!" riep hij, „dat is een
trouwring en die heeft aan de moeder van
Lotty behoord. Ze was dus een getrouwde
vrouw en Lotty is geen onecht kind!"
Snel had de burgemeester den ring gegrepen
en begon hem nauwkeurig te bekijken, terwijl
Lotty in de grootste ontroering er eveneens de
hand naar uitstrekte, om 't eenige aandenken
van hare moeder te zien en te kussen.
„Dat is werkelijk een trouwring," sprak de
burgemeester nadenkend. Van binnen staat er
een jaartal en vier naamcijfers. Maar dat be
wijst nog niets. Die vreemde vrouw kan den
ring wel bij zich gehad hebben, maar wie zal
zeggen, dat hij haar ia eigendom behoorde en
hoe ze er aan gekomen is. Ze droeg hem niet
aan den vinger, dat weet ik zekermijn vader
heeft me verteld, dat ze geen enkel herken-
ningsteeken bij zich had."
„En toch bewijst die ring alles!" riep de
houthakker, terwijl Lotty zich van den ring
meester maakte en dien, terwijl ze heete tranen
stortte, aan hare lippen drukte.
Een inwendige stem zeide haar, dat hier
geen vergissing in 't spel was, maar dat 't
kleinood werkelijk eenmaal de hand van hare
moeder, nu lang tot stof vergaan, had gesierd.
Denkende aan lang vervlogen tijden, hoorde
ze nauwelijks, wat de oude Hans verder ver
haalde. „Dien doek," vertelde hij, had de
vrouw omgehad eu was 't eenige kleedingstuk,
dat van haar was bewaard; zijn zalige oude
had 't zorgvuldig weggeborgen, niet om 't zelf
te gebruiken, maar om 't later aan Lotty te
geven, opdat deze toch iets mocht hebben, dat
haar aan hare moeder herinnerde. Na verloop
van jaren en omdat men 't meisje steeds als
een eigen kind had behandeld, omdat men
hare afkomst voor haar verzwegen had, was
die doek in 't vergeetboek geraakt en had, na
den dood van des houthakkers vrouw, steeds
op den bodem van de kist gelegen, die de
beste kleederen van 't gezin tot bergplaats
strekte. Eerst na de vlucht van Lotty en
nadat 't meisje hem gevraagd had, wie hare
ouders waren, had Hans weer aan 't bestaan
van dien doek gedacht. Dien morgen had hij
den doek opgezocht, om hem aan Lotty te
geven, wanneer ze terugkwam van de begra
fenis. Hij had 't oude kleedingstuk, dat vrij
goed gebleven was, eens nauwkeurig op zijn
gemak bekeken en bij 't heen en weer draaien
een ritselend geluid gehoord. Spoedig had hij
bemerkt, dat dit geruisch ontstond aan 't ge
deelte van den doek, dat gewoonlijk den hals
bedekt. Daar was ook een dikte te voelen en
een gedeelte dubbel geslagen en vastgenaaid.
Hij tornde den naad los en vond een pakje,
dat een brief «n een ring bevatte.
„Burgemeester!" riep hij, „nu zal 't blijken,
dat Lotty geen onecht kind is, en wat daar
op dat papier geschreven staat, geeft zeker
naricht omtrent hare ouders."
„Dat kon wel zijn," zeide de burgemeester,
terwijl hij 't papier aan alle kanten bekeek.
„Ik kan 't niet lezen, omdat 't geen Duitsch
is; maar er staat een zegel op en 't zal dus
wel een autentiek stuk zijn. Daar komt mijn
heer de pastoor uit de kerk, die zal 't ons
wel vertalen kunnen."
De geestelijke, die in de sacristy zijn ambts
gewaad had afgelegd, trad naderbij en hoorde
met groote verwondering wat er gaande was,
en welk een verandering er kon plaats hebben
met een meisje, dat totnutoe onbekend en in
vergetelheid had voortgeleefd.
Dat is Fransch, „begon de pastoor, na 't
papier aandachtig bekeken te hebben," en
inderdaad een in allen vorm gestelde trouw
akte uit de parochie Saint-Sulpice, in Algiers,
waar in staat, dat mejuffrouw Rosa Blanchard
gehuwd is met Louis, baron van Ilochfeldt,
luitenant bij 't derde regiment Afrikaansche
„Een zeldzaam geval," zeide de waardige
man. Ik herinner me nu, dat mijn voorganger
in 't doopboek iets heeft opgeteekend van een
stervende vrouw, wier kind hij had gedoopt.
Maar zie, onder aan die trouwakte staat de
naam van den regimentscommandant, als ge
tuige, en ook, dat de baron Louis van Hochfeldt
in een gevecht met de Arabieren gesneuveld
is en diens weduwe zich naar Duitschland zou
begeven, om de familie van haar overleden
man op te zoeken."
De menigte liet geen enkel geluid hooren.
In die licht bewegelijke gemoederen had de
spotternij plaatsgemaakt voor aandoening't
scheelde niet veel, of bij sommigen kwamen
de tranen voor den dag. De burgemeester had
onder 't spreken van den pastoor, langzaam
den hoed afgenomen.
De houthakker kon 't minst van allen zijne
opgewondenheid inhouden; hij lachte en schreide
tegelijk. Hij en zijne goede oude toch waren
't geweest, die 't meisje aangenomen en groot
gebracht hadden - - hunne liefde voor 't weesje
werd glansrijk beloond en ook aan zijne be
geerte om zich op hen te wreken, die zijne
lieveling zoo ruw op 't hart getrapt hadden,
was voldaan, in hooger mate, dan hij 't ooit
had kunnen droomen.
Ieder was thans zoozeer met zich zelf bezig,
dat opde hoofdpersoon dezer gebeurtenis eenigen
tijd volstrekt niet werd gelet. De pastoor was
de eerste, die haar miste, de houthakker daar
entegen de eerste, die raadde waarheen ze
zich begeven had. Zonder een woord te spreken
betrad hy, de tranen van zijn gezicht afwis-
schende, 't kerkhof.
Ja, daar lag Lotty geknield voor de struik
met witte rozen, 't Hart had haar gedwongen,
't eerst aan hare ongelukkige moeder te gaan
vertellen, dat haar nagedachtenis nu van allen
smaad was gezuiverd en ze voortaan rustig
kon voortsluimeren in den akker des doods.
Hans de houthakker was aan den ingang
van 't kerkhof blijven staan en ook de menigte
waagde het niet een stap verder te gaan, om
de biddende niet in hare aandacht te storen.
Men had ook wel wat gewiehtigers te doen,
want ieder brandde van verlangen om aan
zijne kennissen te vertellen, dat Lotty van den
Oberhoff, de pleegdochter van den houthakker,
hare ouders ontdekt had, ofschoon die beiden
reeds lang dood waren; dat ze werkelijk een
barones en de oude heer von Hochfeldt, dien
ieder kende, haar grootvader was. Nu raad
pleegde ieder zijne herinnering, om na te gaan,
hoe dat alles in zijn verband zat, en ver
wonderde zich, dat die geschiedenis zoolang
in 't duister gebleven was. Vooral de vrouwen
konden niet zwijgen, dat ze altijd in Lotty
wat bijzonders gezien hadden en 't meisje in
vele dingen zoo vreemd geweest was. Ze wisten
zeer goed, dat Lotty altijd iets voornaams
over zich had gehad, als ware ze een betoo-
verde prinses, die in de gedaante van een
boeremeisje onder hen verkeerde. Ieder had
haar gahrne mogen lijden, niemand had haar
wat in den weg gelegd, behalve de burge
meester, die haar in zijn overdreven dienst
ijver beleedigd had.
Ook de gestalte baars vaders, den jongen
baron von Hochfeldt, trad steeds duidelijker
uit den nevel van 't verleden te voorschijn.
Men wist te vertellen, hoe hij er had uitge
zien, dat zijn vader hem altijd streng had
behandeld en met hem op gespannen voet
geleefd, waarom hij de wijde wereld was in
gegaan. Allen, zijn vader wel in de eerste
plaats, hadden hem vergeten en hem reeds
lang dood en begraven geacht. Ook was men
't eens, dat de oude heer niet erg ingenomen
zou zijn met zijne weergevonden kleindochter
immers hadden zijne hardheid en gierigheid
zijn zoon uit 't huis verdreven, en hij was
sedert dien tijd nog gieriger geworden. Ook
stond hij onder de pantoffel van zijne vrouw,
de rijke brouwers weduwe, en dus zou de ont
vangst van 't boeremeisje, wanneer ze zich als
kleindochter presenteerde, wel niet erg harte
lijk zijn.
Hoe belangrijk nu ook deze geschiedenis was
voor de dorpskroniek, er was nog meer bui
tengewoons ophanden.
De kiem daartoe lag op Oberhoff. Dat 't
vraagstuk, wie of daar eigenlijk erfgenaam
zou zijn, niet dadelijk was op te lossen, be
greep ieder. Wanneer Max zyne opgewonden
heid bedwongen had en wat langer gebleven
was, had hij kunnen zien, hoe de voorzichtige
landrechter, om niemand te benadeelen, 't
noodig geoordeeld had, ondanks 't protesteeren
van Raaf en Gier, de bezitting voorloopig toe j
te vertrouwen aan de zorgen van den meester-
knecht, een bejaard en vertrouwd man, en
kisten en kasten, waarin zich dingen van
waarde of papieren bevonden, te verzegelen.
Ook achtte die beambte 't noodig nadere
inlichtingen te vragen omtrent den plotselingen
dood van den oudeuboer; 't was toch bewezen,
dat de kramer, die thans als naaste erfgenaam
optrad, hem kort voor zijn sterven, een be
dreiging in 't oor had gefluisterd, die zulk een
vreeselijke uitwerking had gehad.
De rechter had daarom een dag bepaald,
waarop de zaak nauwkeurig zou onderzocht
worden en allen, die er belang bij hadden of
inlichtingen konden geven, opgeroepen. In 't
bijzonder was aan Max bevolen te verschijnen,
of hij er zin in had of niet, omdat hij, als zoon, de
beste inlichtingen zoukunnen geven. Ook Lotty
had bevel gekregen om te verschijnen. Daardoor
was op zekeren dag een groote menigte men-
schen op Oberhoff bijeen, die elkander met
zeer verschillende gewaarwordingen beschouw
den. De kramer, van de firma Raaf en Gier,
was alles behalve op zijn gemak; hij had in
't begin gedacht, dat hij Oberhoff al tusschen
zijne klauwen had en 't uitstel van de er
kenning zijner rechten was hem onaangenaam,
ofschoon hij volstrekt geen gevaar vreesde,
dat de buit hem zou ontsnappen. Toch moest
hij zich goed houden en een opgeruimd ge
zicht zetten, alsof hij er mee ingenomen was,
dat alles ten strengste werd onderzocht; men
kon anders wel denken, dat hij reden had
een nader onderzoek te vreezen. Hij had nog
meer stof tot ergernis, want bij hem thuis
had hij een ontdekking gedaandie zijne
plannen, al ging alles anders goed, dreigden
deu bodem in te slaan. Op zekeren dag op
den drempel van zijn winkel staande, kwam
een buurman hem feliciteeren met de groote
erfenis, die hij zou verkrijgen. Onder 't praten
sprongen beide mannen eensklaps verschrikt
achteruit en snelden toen naar 't achterste
van den winkel, waar ze een vervaarlijk leven
gehoord hadden. In 't pakhuis, dat achter den
winkel was, bewaarde de kramer onderschei
dene specerijen en ook vloeistoffen, in groote
kisten en vaten. De bediende was daar bezig
met zijne dochter Brigitta om een trommel te
vullen uit 't stroopvat, en de jongelieden
hadden dit onbewaakte oogenblik benuttigd
om elkander te troosten over hunne hopeloos*
liefde. Hij stond met den trechter in de hand
op een bankje voorovergebogen en zag niet,
dat de stroop hem over de kleeren liep, omdat
de trechter uit de juiste richting geraakte.
(Wordt vervolgd).
mbbéih