't Vliegend Blaadje.
KLEINE COURANT
VOOR HELDER, NIEUWEDIEP EN TEXEL.
Tweede Blad.
No 1439.
Woensdag 1 December" 1886.
Veertiende Jaargang.
NIEUWSTIJDINGEN.
FEUILLETON.
Vertrekdagen der Mail naar Dost-lndië.
3 Decemb. (Holhindsche mail) uit Amsterdam.
4 Dec. Hollandsche mail (over Marseille).
4 Dec. Fransche mail (over Napels).
10 Dcc. Engelsche mail (over Brindisi).
Laatste lichting aan het Postkantoor alhier
7 uur 's avonds; alleen voor de Hollandsche
mail over Marseille 1 uur 's namiddags.
HELDER, 30 November 1886.
Ds. Bacli alhier, benoemd tot veld
prediker in Nederl.-Indië, zal 15 Januari
1887 per stoomschip Koningin Emma
der Nederlanden'' naar Oost-Indië ver
trekken.
Hier binnengekomen visschers mel
den op zee twee Engelsche visschersvaar-
tuigen te hebben geziendie zich bezig
hielden met een voorwerp dat veel over
eenkomst had met 't wrak van een klein
vaartuig. Dit rapport brengt men in
verband met de verdwijning van den
gestranden Engelschen kotter x>Herbert
and Polley," dien men aanvankelijk ge
zonken waande. Vermoedelijk is 't vaar
tuig echter vlot gekomen en naar zee
gedreven, zonder dat dit is opgemerkt.
Door den blazerschipper Van der
Sterr zijn Vrijdag te Texel dreg en kabel
aangebracht van de schuit van schipper
Eelman, in Sept. 11. nabij de Haaks ver
ongelukt. Bij het visschen was de schuit
er met het net in vastgeraakt in de
Noordzee.
Naar wij vernemen, zijn bij de
Tweede Kamer ingekomen een gewijzigd
voorstel betreffende de veranderingen in
art. 7G der Grondwet (regeling van het
kiesrecht), benevens een voorloopig kies
reglement. (Hbld
In een gemeente in Noord-Holland
werd dezer dagen een landlooper voor
den burgemeester gebracht, die niets bezat
dan een testament, bepalende dat hij
in de Nederlandsche vlag moest worden
Vrijdagmorgen, even voor twaalven,
had op den Korten Nieuwendijk te Am
sterdam een ongeval plaats, dat bij het
drukke verkeer, hier vooral tegen 't midden
van den dag waar te nemen, de ernstigste
gevolgen had kunnen hebben.
In het huis No. 22, bewoond door den
winkelier in boter en kaas Helfferich,
waren werklieden bezig het dak op te
vijzelen, toen dit, waarschijnlijk door het
niet juist stellen van een der vijzels,
inviel. Met zijn geheele zwaarte neer
komende op den zoldervloer, die met een
aantal planken enz. belast was, werd
nu ook hetgeen zeker niet voor de
hechtheid van het perceel pleit de
daaronder gelegen verdiepingineengedrukt
en het gevolg van een en ander was, dat
het geheele huis instortte. Alleen de
winkelverdieping bleef staan.
De straat was in een oogenblik met
balken en steenblokken bedekt, terwijl de
steiger, die voor het gebouw gestaan had,
in de winkelruiten van den heer De Bry,
aan den overkant gevallen wasde brand
weer was weldra aangeruktdadelijk begon
deze met het opruimen van het puin, en
reeds te twee uren kon het verkeer over den
Korten Nieuwendijk weder als gewoonlijk
plaats hebben.
Gelukkig werd niemand gekwetst. Een
timmermansgezel, die in het huis was,
werd naar men mededeelde, beschermd
door een balk, die in schuine richting
boven hem tegen den zijmuur kwam te
vallen, en bleef' ongedeerd. Een voorbij
ganger moet door een neervallenden steen
slechts licht gekwetst zijn. De burgemees
ter en de wethouder van publieke werken
kwamen zich persoonlijk van de gevolgen
van het ongeval overtuigen.
De overbekende Maria Christin:
De Leeuw, de Haagsche hondenscheerster,
heeft in zes maanden geen sterken drank
gezien, geroken of gedronken. Al dien
tijd heeft zij, op advies van haar genees
kundige, in casu de Haagsche rechtbank,
in het herstellingsoord Veenhuizen I door
gebracht. Toen zij ontslagen werd, was
het' eerste werk der 64jarige dronkelap
om haar grootste lieveling, waaraan zij
het allermeest gehecht was, de jenever-
flesch, aan te spreken. Het spreekt van
zelf dat het mensch, dat al ver over de
100 veroordeelingen wegens openbare
dronkenschap achter den rug heeft, niet
lang op vrije voeten zal gelaten worden.
Een winkelierster van de Prinsen
gracht te Amsterdam wierp een man, die
met lucifers ventte, een cent in zijn
mandje. Toen de koopman vertrokken
was, bemerkte zij tot haar schrik, dat
het een goudeu cent was geweest. Spoe
dig werd de man achterhaald, en ja wel,
het tientje lag nog in het mandje. De
vrouw gaf den koopman een 21/i cent
stuk voor zijn zorgvuldige bewaring.
Naar men verneemt, is thans bevel
tot gevangenhouding uitgevaardigd tegen
den bekenden M. Hakker in Den Haag,
verdacht van moord op zijne huisvrouw
(de »vuurduiv©lin").
In Londen dus schrijft men van
daar heeft drie dagen lang zulk een
hevige mist geheerscht als zelfs daar
en het kan daar in November misten!
in geruimen tijd niet was voorgekomen.
Het verkeer werd zeer belemmerdvoor
voetgangers was het zelfs zoo gevaarlijk,
dat menigeen zich Woensdagavond op 't
Strand en Trafalgar Square bediende van
de hulp van arme drommels, die met
brandende toortsen iemand voor een paar
pence naar de overzijde van de straat
brachten. Op het eerste Ballade-concert,
Woensdagavond, verscheen geen enkele
van de aangekondigde sterreu," en de
minister van oorlog, die in een verga
dering 't woord zou voeren, telegrafeerde
dat hij zijn stem had verloren. Donderdag
helderde het wat op, maar het is er toch
nog wat wij bij ons »dik" zouden noemen.
Er gebeurden verscheidene ongelukken.
Te Rome is het hoofd eener bende
misdadigers gevangen genomenwiens
levensloop aan de beruchte boeven der
Fransche romanschrijvers herinnert. Hij
begon in zijn geboortestad Parijs reeds
als knaap zijn misdrijven, en maakte zich
daar al spoedig aan een grooteu diefstal
schuldig. Na hiervoor zijn straf te heb
ben ondergaan, nam hij den graventitel
aan en begaf zich naar Corsica, waar hij
andermaal een grooten diefstal beging.
Hierop maakte hij zich achtereenvolgens
in Algerië en te Marseille aan een aantal
diefstallen schuldig, tot hij opnieuw ge
vangen werd genomen. In een donkeren
Februari-nacht wist hij echter zijn kerker
te ontvluchten, en na langen tijd te heb
ben rondgedoold, begaf hij zich over de
Alpen naar Italië, waar hij de vereeniging
van misdadigers organiseerde, die onlangs
te Rome werd ontdekt. Te Rome leefde
hij als een groot heer, hij ging er voor
een rijken Franschen koopman door. Zijn
aanstaande rechtsgeding, dat talrijke, te
Rome bedreven schelmstukken aan het
licht zal brengen, belooft een vermaard
proces te worden in de geschiedenis der
misdadigers.
Tijdens een sneeuwstorm is in de
nabijheid van Leadville, Colorado, een
postkoets met negen passagiers door een
sneeuwlawine bedolven en in een 20.0
voet diepen afgrond gestortlater werden
de ongelukkigen uit de sneeuw opgegra
ven; vijf er van waren gedood, terwijl
de overigen allen zwaar gewond waren.
In een Duitsch blad (de Köln. Zeit.)'
komt een schrjjven voor uit Singapore,
waarin van onzen toestand op Atjeh en
het woeden der berri-berri een treurig
beeld wordt geschetst. In het schrijven
wordt gewezen op de moeieljjkheden, die
onze Regeering in den laatsten tijd on
dervond in Indië en op de vernederingen,
die ze zich na de plundering der Hok
Canton moest getroosten. De Engelschen
te Singapore en vooral te Penang, dus
merkt de schrijver van het stuk op, zien
met heimelijke vreugde, hoe Sumatra
zich meer en meer aan den invloed der
tegenwoordige bezitters onttrekt, en reke
nen er op, dat de rijpe vrucht hun bin
nen korteren of langeren tijd wel van
zelf in den schoot zal vallen.
Vertrekdagen van de Stoomschepen der
Stoomvaart-Maatschappij „Nederland.'
v. Amsterdam. v. Marseille.
,Priascs Marie"
Sumatra"
Voorwaarts"
Prins Frederik"
KoninginEmma'
Pr. Willielmina"
5 Febr. „Pr. van Oranje"
„Madura"
„Pr. Alexander"
9 Mrt. „Soenda"
19 „Prinses Amalia"
30 „Burgr. don Tex"
9 April „Conrad"
Vertrek van Amsterdam
16 Dec.
27 viaPadang
6 Jan.
17 viaPadang
27
7 Feb. via Padang
17
28 via Padang
10 Mrt.
21 viaPadang
31
11 April via Padang
21
's morgens 10 uur.
HERFSTTONEN.
't Bosch is schier geheel ontblaard,
Bloemloos is reeds lang de gaard.
Door de naakte twijgen
Klaagt de herfstwind luid en bang.
Scheiden, scheiden, klinkt zijn zang,
En de voog'len zwygen.
Nog een wijle toeven zij
And'ren gingen lang voorbij
Naar veel schooner dreven.
Doch zij kwamen mat en moe
Herwaarts, naar deze oorden toe,
En zij rusten even.
Zoo ook zong in 't hooge Noord
Reeds de wind, en 't barre oord
Zijn zij fluks ontweken.
Scheiden, scheidenklinkt het luid,
En hun korte rust is uit;
Voort, naar verre streken
Scheiden, scheidenhuilt het voort
Luider, droever trilt het woord
Op den aam der winden
Maar de vogel roept bij 't gaan
Eens breekt weer de lente aan
'k Ga, tot weerziens, vrinden
Heldersche Moppen.
Twee zusters zijn op een bal en de oudste
acht zich verplicht een waakzaam oog te hou
den op de jongste //Foei, Lise," klonk het
plotseling verwijtend, dat had ik niet van je
gedacht. Ik heb het duidelijk gehoord, dat
jij je in de zijkamer hebt laten kussen."
Lise//Och kom, houd je mond maar, jij
laat je ook eiken dag kussen I"
Olga//Hoe durf je het zeggen Mij heeft
nog nooit iemand anders gekust dan mijn
verloofde."
Lise//En die was het juist, die mij ook
kuste
o
DE VERKEERDE DOKTER.
Een reiziger werd in zijn logement onge
steld en zond om een geneesheer. De patiënt
lag alleen in zijn kamer, toen iemand binnen
trad. wZijt ge de dokter?" vroeg de reiziger.
wJa, wat deert u
wik ben zeer ziek."
/,Kunt ge loopen
z/Neen
;/Wat, zelfs op uw kamer niet?"
«Ik kan niet staan."
wDit komt me bijzonder goed te pas," zeide
de vreemdeling, nam hot horloge en de beurs
van den reiziger en vertrok daarmede.
RECHT EN LIEFDE.
6. Novelle door Levin Schücbting.
wDan moet het u des te gemakkelijker vallen
om hen allen te zamen als ongewenschte
gasten weer naar huis te zenden.»'
wWat zegt ge daar? riep de Baron, ver
rast over zulk een rondborstige verklaring.
Gij zult mij wellicht aanmatigend noemen,
en toch blijf ik slechts als dokter tot u
spreken.
Ik kan u niet beter maken als gij in het
rustig gebruik van uw maaltijd telkens ver
bitterd wordt, door kibbelarij en haarkloverij
en als men u overstelpt met eene manier
van hulpbetoon en verpleging, die bij alle
mogelijke goede bedoelingen veel ongeschikter
is, dan de blinde en onvoorwaardelijke op
volging van de voorschriften van den dokter
«Ge hebt wellicht gelyk", zuchtte de oude
heer. //Maar gij eischt van mij om iets te
doen, waartoe meer veerkracht behoort, dan
ik bezit. Gij moet mij daarom niet minach
ten ik voel mij ziek ik bezit geen kloek en
vastberaden karakter en in mijn leven is er
ook nimmer aanleiding geweest tot flinke en
krasse handelingen."
Dat is zoo, uw leven is kalm en bedaard
voorbij gegaan, zonder moeite of strijd, zonder
dat het ooit van u gevorderd is om voor het
een of ander al uwe kracht in te spannen."
«Ja, dat is wel waar," zei de baron op
treurigen toon//het is mij misschien wel te
goed gegaan in het leven, schoon ook ik
schoon er ook voor mij oogenblikken geweest
zijn maar laat ons daar op die bank gaan
zitten, om wat te rusten."
Het loopen was den baron gemakkelijker
gevallen dan hij had gedacht, en zij waren
nu aan een rustplaatsje gekomen, dat vrien
delijk overschaduwd werd door een oude, hooge.
zwarte berk.
De baron nam hier plaats, maar dadelijk
bemerkten beiden dat mevrouw von Rams-
feldt hen was nageloopen en reeds vlak achter
hen was.
z/Ge zijt zeker heel warm van de wandeling,
lieve neef," zeide zij op bezorgden toon, ter
wijl zy een donkeren omslagdoek van de
schoudors haalde, //hoe gelukkig, dat ik juist
een doek bij mij heb! Laat ik u dien mogen
omknoopen
Zij ging achter hem om en wierp dien over
de schouders, doch hij weerde haar haastig en
verdrietig af.
z/Laat dit maar, laat dit maarDenkt ge,
dat ik een dame van haar doek zou willen
berooven? ik heb het ook niets te warm!"
«Maar, dokter, zegt u dan toch een...."
De baron was al weder opgestaan. „Kom,
dokter, laten wij nog een eindje opwandelen.
Onder het loopen vlot het praten beter. Ge
zult het ons wel niet kwalijk nemen, lieve
nicht."
Leonliard bood hem den arm en mevrouw
von Ransfeldt zag beiden met een vrij erg ge
fronst gezicht na, niet weinig uit haar humeur
over de onwellevendheid, waarmee men haar
daar liet staan. „Ik vrees," bromde zij bij
zichzelve, „dat die dokter een vrij gevaarlijk
persoon is, die hier niets goeds komt uitvoeren.
Ik moet het eens aan Sergius vragen, welken
indruk hij wel op hem gemaakt heeft."
„Hoe zij mij overal nagaanHoe zij mij
altijd in het oog houdenmompelde de oude
heer verdrietigtoen op 't afgebroken onder
houd terugkomende, vervolgde hij „Ziet ge,
Klingholt, gij weet niet, gij zoudt er u eigen
lijk geen denkbeeld van kunnen maken, hoe
wij, oude lui, in onze jeugd zijn opgevoed.
Kent ge Rousseau Dat ongelukzalige mensch
met zijne opleiding tot alle deugden. Deugd!
Wie spreekt daar nu nog van Het woord is
zelf3 geheel uit de mode geraaktDoch wij
werden tot deugdzaamheid aangespoord. Dat
wil zeggen tot bescheidenheid, vredelievend
heid, bereidvaardigheid en beleefdheid jegens
een ieder, en tot het koesteren van zachte en
meer meegaande gevoelens, als geduldig verdra
gen en zich zeiven iets ontzeggen. Hoe is dit nu
gansch anders geworden. Welke geheel ver
schillende grondstellingen heeft men thans
aangenomen. Uit uw beginsel, de strijd om
't bestaan, komt een moraal voort, die geheel
het tegengestelde is van die, waarin wij zijn
opgevoed. Bescheidenheid? Wat zou er daar
mee wel van ons worden in deze strijdlustige
wereld Baan u een weg door de menigte,
verdring anderen, stoot hen achteruit, stel u
zeiven op den voorgrond, spreek hard en luid.
om indruk te maken, grijp stevig vast wat ge
in handen krijgt en zorg meer voor de kracht
uwer armen, dan voor de kracht van uw
moed. Zóó is uwe moraalBij onze opleiding
hield men ons vooral het edele, reine, het ideale
voor oogen, men trachtte ons daarnaar te doen
streven en ons te verhelten boven het lage
aardsche, de alledaagsche werkelijkheid. Te
genwoordig gewent men de kinderen daaraan
en maakt er hen geheel mee vertrouwd.
Spreekt men nu nog over het ideale, dan
wordt men niet begrepen en zoo men al zich
daartoe nog mocht voelen aangetrokken, dan
zou men toch gauw genoeg met ruwe hand
teruggetrokken worden tot het dorre alle
daagsche Zeg nu eens of het wel te ver
wonderen is, dat ik de veerkracht mis, die gij
in mij zoudt verlangen Mij is voorgehouden,
dat het beter is in liefde te leven, dan te
strijden voor zijn recht en wat men tegen
woordig bij de jongens tracht te ontwikkelen,
als wilskracht en zelfstandig karakter, dat
werd in mijn jeugd ten sterkste tegengegaan,
als eigenzinnigheid en koppigheid. Maar
hier is een andere bank, waar wij, naar ik
hoop, niet meer gestoord zullen wordenO
wat doet de lucht mij goed
De baron stapte naar de bank heen, nam
daarop plaats en trok Leonhard naast zich
neder.
„Het doet mij genoegen, dat de lucht u
goed doet," zei de dokter, doch hij dacht bij
zichzelren, het is meer doordien gij u zeiven
lucht geeft, door uw hart eens uit te storten.
„Maar," vervolgde hij luid, „gij hebt toch zeker
in uw leven weieens in omstandigheden ver
keert, waarin gij tot handelingen geroepen
werddie een vast karakter vereischen het
bestaan van een vermogend man, een rijken
grond-eigenaar gaat niet zonder strijd of ver
schil voorbij qui terrea, gnerrea, daarbij
gij zijt gehuwd geweest en, naar ik meen,
niet gelukkig
„Niet gelukkig?" viel de oude heer hier
tusscheu in, met een bitteren glimlach. „O!
daarin dwaalt ge dwaalt ge geheel en al.
Ik was in mijn huwelijk zóó gelukkig, dat 't
mij vaak beangstigdeMijne vrouw was zóó
mooi, zóó geestig en had zoo'n schitterend
voorkomenZij was er aan gewoon van be
wonderd te worden, maar zij gaf aan mij de
voorkeur, zy beminde mij en als een zege
nende godin liet zij zich tot mij neder. Ja,
waarlijk als een godinwant haar hooghartig
gemoed was ook bezield door de onbedwing
bare neiging van een godinZij eischte een
onafgebroken geluk, door de voortdurende on
dervinding en vaste overtniging, dat zij mij
onuitsprekelijk gelukkig maakte. Ik moest mij
gelukkiger gevoelen dan ooit eenig sterveling
geweest was, ja, zooals de eeuwige goden het
waren op den Olymp. En daar ik nu een
maal geen god ben, en de natuur mij begiftigd
heeft met een borstte smal en te eng om
zoo'n goddelijk gevoel te bergen, begon zij
zich met mij te vervelen. Ik was niet poëtisch
genoegik had geen zin voor dat verhevene,
waarmee zij altijd omgeven wilde zijn
Het scheen haar toe, dat zij onder zulke omstan
digheden niets doelmatigers kon in het werk
stellen, om mij tot een dieper besef van al
mijn geluk te brengen, dan door mij te ver
nederen zij toonde mij mijn nietigheidover
tuigd van myn onbeduidendheid, moest ik van
mijn laag standpunt tot haar opzien en daar
door mij des te opgewondener gaan gevoelen,
door het denkbeeld, dat ik zoo bevoorrecht
was haar te bezitten. AVat mij zelve, mijn
denken en gevoelen, mijn geheele zijn en
wezen betrof, dat ging haar weinig aan. Zij
meende goed te doen, door mij niet te toonen
dat ik iets voor haar beduidde of dat zij zwaar
op mij gesteld was. Hoe minder ik voor haar
scheen te wezen, des te inniger moest ik ge
voelen, hoeveel ik aan haar bezat. Nu was
ik, helaas evenals leder aader sterveling niet
geheel zonder zelfgevoel, of, misschien beter
gezegd, zonder ijdelheid. In plaats dus van
door dat drijven van mijne vrouw genoopt te
worden, tot eene dichterlijke ontboezeming
mijner gevoelens, verviel ik tot een veel be-
teekenende kalmte en een zekere verlooche
nende, ja, nog meer satirieke koelheid. Nadat
wij een paar jaar hoe langer hoe meer van
elkaar vervreemd waeen geraakt, ging zij er
toe over om alle pogingen op te geven zij
wanhoopte er aan dat zij ooit mijn hart toe
gankelijk zou kunnen maken voor hare ver
hevene gevoelens. Toen ontmoette zij een
man, die voor dat alles meer vatbaar was dan
ik hij was kunstenaar, schildor, idealist
van beroep zij bedrogen mij eenigen tijd,
maar toen zij gewaar werden dat ik mij kalm
liet bedriegen en heel blij was, dat ik niet
langer het lot van een beweldadigde behoefde
te verdragen, toen was voor hen de aardig
heid er af en vonden zij goed het een beetje
romaneskcr te maken. Zij vlogen de wijde
wereld inzy zijn met elkander wegge-
loopen en ik heb hen niet meer teruggezien.
Ge ziet dus, hoe ge mijn lot ook wilt op
nemen, uit een elegisch oogpunt, zooals ik ge
woon ben, of van een humoristischen kant,
zooals gij wel zult doen, van botsingen, strijd
of hevige rampen, ben ik bevrijd gebleven, en
de algemeene dienstplicht in het menschelijk
bestaan, heb ik ongestoord in het stillo garni
zoen van Dortenbacli kupnen volbrengen."
De oude heer zweeg, terwijl hij peinzend
in de verste staarde ook Leonhard die zeer
wel gevoelde hoe de gansche rede van den
ouden baron meer verbittering en diepe smart
verraadde, dan hij wel erkennen wilde bleef
eenige oogenblikken zwijgen, en zei toen, ter
wijl hij opstond„Het praten kon u wel wat
verhit hebben, het is daarom goed, dat wij
nu weder naar huis gaan wandelen."
De baron gaf gehoor aan die aanmaning
en ging met hem mede.
Daarop vervolgde hij, alsof hy er behoofte
aan gevoelde, om ook dat nog te zeggen,
„toch is het mij eens in mijn leven voorgeko
men, zoo schijnt het mij ten minste nu toe
alsof het lot van mij eischte, dat ik al mijne
geestkracht bijeen zou roepen. Het was of
een ijzeren hand mij aanpakte, om mij heen en
weêr te schudden en mij met een vertoornde
stem werd toegeroepen „toon u toch eens een
een enkele keer een flinke kerel en maak een
einde aan al die onverdragelyke tooncelen,
duld niet langer het schandelijke
„En gaaft gij gehoor aan die roepstem?"
„Neen, hoe kunt ge daaraan denkenant
woordde de oude man. Het gold wel is waar
mijne arme jongste zuster die goede Sabine
maar hoe zou ik het hebben kunnen uitvoe
ren, in strijd tegen mijne ouders, die mij steeds
tot bescheidenheid en onderworpenheid hadden
aangespoord Daartoe zou ik immers nooit
hebben kunnen besluiten Doch dit alles is
al lang geleden, daar is al zooveel gras over
gegroeid, gras over de graven, en thans" voegde
hij er met een diepen, smartelijken zucht by,
„thans is dit al even onverschillig geworden,
alsof het gras boven de graven door den wind
naar het oosten of naar het westen wordt
heen gezweept. Ik ben inmiddels een oud
verlaten man geworden, wien niemand meer
na aan het harte ligt, niemand
(Wordt vervolgd).