't Vliegend Blaadje. KLEINE COURANT VOOR HELDER NIEUWEDIEP EN TEXEL. No. 1562. Zaterdag 4 Februari 1888. Zestiende Jaargang. Advertentlën KALENDER DER WEEK. NIEUWSTIJDINGEN. Abonnement per 3 maanden binnen de gemeente50 Cent. 3 franco per post75 Afzonderlijke nummers2 VERSCHIJNT DINSDAG- EN VRIJDAGMIDDAG. Uitgevers: BERKHOUT Co., te Helder. Bureaux: SPOORSTRAAT en ZUIDSTRAAT. van 1 tot 5 regels25 Cent Elke regel meer5 Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn. FEBRUARI, Sprokkelmaand, 29 dagen. Opkomst der Zon 7 u. 38 m. Onderg. 4 u. 52 m. Zondag 5 Septuagesima. Maandag 6 Dinsdag 7 "Woensdag 8 Donderdag 9 Yrydag 10 Zaterdag 11 HELDER, 3 Februari 1888. De oudste kiezer in deze gemeente, de heer H. Grijm, is van het jaar 1798; daarna volgt de heer J. S. Janzeu. Het korps telt 3 veteranen van 't jaar 1802; het zijn de heeren D. de Lange, T. Groen en L. Wiering. Van 1803 doet de heer Arie Peterse mede en de heer A. Rijkers van 1804. Mogen die ouden nog lust ge noeg hebben den a s. atrjjd mede te helpen beslechtendit wenschen voorzeker alle kiezers. Wanneer er sprake is van kiezers in deze of geene gemeente, wordt er geregeld bij gedachtdie lui zijn daar meest allen geboren". Wat onze gemeente betreft, is dat gansch andersom; van dat groot aan tal kiezers, 1621, zijn er slechts 529 in deze gemeente geboren. Op Texel, met 630 kiezers, is de ver houding geheel andersvan dat getal zijn slechts 56 buiten dat eiland geboren. Wegens den zeer onvoldoenden hooioogst van het vorige jaar hebben de veehouders op Texel veevoeder, voorna melijk bestaande uit pulpe, ljjn- en z. g. aardkoeken, van den vasten wal aange voerd. Aan de talrijke kudden schapen, die er het geheele jaar, nacht en dag, in de weide loopen, moet in den winter, vooral als er sneeuw ligt, veel voeder gebracht worden. Bij de meeste boeren begint de opgedane voorraad dan ook zóó te ver minderen dat, vóór de lente in het land is, door hen nog duizenden guldens aan veevoeder zullen moeten worden uitge geven. Ds. P. S. Bakels, predikant bij de Doopsgez. Gem. te Texel, komt o.a. voor op het drietal te Almeloo. Twee uur benoorden Noordwijk is in vergevorderden staat van ontbinding aangespoeld het lijk van een man, gekleed in jas, vest en broek van zwart wollen stof met bruine streepen, bottineswit tricot onderbroek, wit flanellen hemd en blanw wollen sokken, gemerkt H. Op het lijk zjjn bevonden twee mark stukken en twee pfennige. Verdeeldheid genoeg! Amsterdam zal bij de a.s. verkiezingen waarschijnlijk door niet minder dan 10 kiesvereenigingen worden voorgelicht. Hieronder zijn: 3 liberale, 1 radicale, 1 ultra-radicale, 1 Roomsch-Katholieke, 1 antirevolutionaire, 1 protectionistische, 1 socialistische, en eindelijk een waarvan de kleur nog niet te bepalen is, (tappers enz.) Te Leeuwarden zjjn in ondertrouw opgenomen een weduwnaar van 74 en een weduwe van 80 jaar. Dat had de drank hem gedaan Zekere Zanoni, een stoelen matter in de Zorgvlietstraat te s'Gravenhage, is Maan dagavond, beschonken thnis komende, twee malen kort na elkander van de trap zij ner woning gevallen. Bij den tweeden val brak hij den nek. Men vond hem Dinsdagmorgen, badende in zjjn bloed, dood in het voorportaal van zijn huisje. Zaterdagavond was zekere Gerrit Spjjkerman, landbouwer te Staphorst, bij zijn meisje ten huize van haar vader al daar. De familie zat rustig aan den haard te praten, toen Willen Kruithof, ook een boer te Staphorst, binnenkwam, onmiddelljjk op Spijkerman toeliep en hem met een scherp mes een ernstige snede in het aangezicht toebracht. De wond loopt van het voorhoofd langs het oor over de benedenkaak met kleine verwon ding aan den hals. De verwonde viel in onmacht en werd naar Dr. v. Raa ver voerd, die de eerste geneeskundige hulp verleende. Bjj de justitie is aangifte gedaan. Een te vroeg bestelde doodkist! Dezer dagen deelden de dagbladen het overigden mede van den heer J. A. De Bergh, den bekenden schrijver o.a. van de »Haagsche Penkrassen". Sedert vele jaren bezat de hr. De Bergh zijne doodkist. Deze doodkist was indertijd voor hem besteld, toen men hem dood waande. Hij bleek toen echter schijndood te wezen de kist evenwel was besteld en de her leefde schgndoode behield haar als her innering en gebruikte haar als bergplaats. Thans maakt die inhoud voor het stof felijk overschot van den heer De Bergh plaats. Zekere G. Tersteegen, uit Ruhrort, heeft te Nijmegen een aantal arbeiders onder allerleisehoone beloften naar Duitsch- land gelokt, om te Fahrenholz bij Winsen aan de Luhe aan een afwateringskanaal te werken. Eenmaal ter plaatse aange komen, zijn deze arbeiders door Tersteegen zeer slecht behandeld en is hun het be dongen loon onthouden, terwijl later, toen zij* ernstig op betalen aandrongen, be doelde Tersteegen verdwenen is, allen in de grootste ellende achterlatende. De meeste arbeiders hadden het werk reeds vroeger gestaakt en getracht met het wei nige, dat zij nog bezaten, naar Nederland terug te keeren. Tersteegen heeft zijn voornemen te kennen gegeven om binnen kort weer naar Nederland te gaan, ten einde opnieuw werkvolk aan te werven. Uit Dordrecht wordt gemeld Betreffende den diefstal van effecten en gelden, ter waarde van 9000 k 10,000 gulden, ten nadeele van den heer A. Groothoff, wo nende aan den Dubbeldamschen weg te Dord recht, kan men het volgende nader mededeelen In den avond van 12 November 1887 werd in de woning van genoemden heer een pak ket neergelegd, inhoudende diens effecten tot een bedrag van 18 a 9000, benevens zijn testament en eenige andere papieren, en bij onderzoek bleek den eigenaar toen, dat uit zijn buis verdwenen was een blikken doos of trommel, welke, behalve deze papieren, nog een bedrag van ruim f 1000 aan munt en bankpapier, eenig zilvergeld en enkele vreemde (Engelsche, Duitsche en Franscbe) muntstuk jes bevatte. Op 19 Novembei daaraanvolgende werd in den namiddag door eenige knapen, die op de balken in bet Maartensgat speelden, de be wuste trommel uit bet water opgevischt, waarin toen nog alleen de vreemde munten aanwezig waren. Het papieren en zilveren geld was echter spoorloos verdwenen, en al de naspo ringen der politie bleven vruchteloos. Intusschen bleef zij het onderzoek voort zetten. Zware verdenking rustte van den aanvang af op zekere H. S., huisvrouw van F. L., een vrouw van weinig gunstige reputatie, die bij de familie Groothoff als werkster in dienst was, maar er bestonden geen voldoende termen om handelend tegen baar op te treden. In den laatsten tijd trok het echter de aan dacht, dat die vrouw nog al dikwijls op reis ging, allerlei voorwerpen voor huishoudelijk gebruik, beddegoed, manufacturen, ook weel deartikelen, als pendule, gouden en zilveren sieraden, enz. kocht, welke zjj contant be taalde, haren man in de kleeren stak, te fraai, zou men haast zeggen, voor zijn beroep van los sjouwerman, terwijl die man zich in her bergen vertoonde, en zij niet meer ter markt kwam in de pandjeshuizen, waar zij vroeger geen vreemdeling was. Het gevolg is geweest, dat de rechter-com- missaris, de officier van justitie, de griffier bij de arrondissements-rechtbank alhier, be nevens de commissaris van politie met eenige inspecteurs en andere politiebeambten een bezoek hebben gebracht aan de woning van vrouw L., aan den Bleijenhoek alhier, en te vens aan haar beneden-buurvrouw G. v. d. D., echtgenoot van F. M. v. E. De huiszoeking werd met succes bekroond, want al zeer spoe dig werd een wagen volgeladen met allerhande nieuwe artikelen, uit de beide woningen ge haald, en overgebracht naar de griffie der rechtbankaan contanten werd nog een be drag van plm. 400 galden gevonden en mee genomen. Vrouw L. werd onmiddellijk in hech tenis gesteld en naar het huis van arrest over gebracht. De beide vrouwen hebben reeds volledig hare schuld beleden: vrouw L. dat zij den diefstal heeft gepleegd, vrouw v. d. D., dat zjj daarbij behulpzaam is geweest; vrouw L. moet zelf de effecten, het testament en de andere pa pieren hebben terugbezorgd, terwijl de beide vriendinnen gezamenlijk den blikken trommel onder de balken in het Maartensgat hebben geworpen. Poging tot moord. De zitting van de 4e Kamer der arrondisse ments-rechtbank te Amsterdam trok Woensdag een buitengewone belangstelling. Een talrijk publiek vulde de tribune, een breede getuigen- schaar nam de zitplaatsen in blijkbaar zou een belangrijke zaak behandeld worden. Dit was dan ook het geval. Henricus Bemardes van der Sanden, diamantslijper, wonende te Amsterdam, stond nl. tereoht onder de beschuldiging van po ging tot moord op Albertje Mulder. De bekl. had gedurende twee jaren met deze vrouw op de Geldersche kade samengewoond. Een twist maakte aan dezen toestand een einde. Hij ging apart wonen in de Nes, en zij nam haar intrek op het Oudekerksplein no. 34, alwaar zij de di rectie van een verdacht etablissement aanvaardde. Maar ook daar zag bij haar. Des avonds kwam hij haar opzoeken, gewoonlijk bleef hij er slapen, en 's morgens vroeg ging bij weg. Maar ook die verhouding was met een twist geëindigdhij sche*n nl. wat lastig te zijn en werd op een goeden dag het etablissement uitgejaagd. In den nacht van 2 op 3 Dec. bad eindelijk de beslis sende scène plaats. Hij viel baar in hare woning op het Oudekerksplein met een mes aan en bracht haar verschillende wonden toe o.a. aan den linkerkant van den bals en vlak voor het oorook aan de vingers werden won den waargenomen. Een hevige bloeding volgde, politie en belangstellenden schoten toe, het slacht offer werd naar het gasthuis gebracht eu de min naar naar de gevangenis. De vrouw herstelde en verscheen Woensdag als getuige op de terecht zitting. Wat nu de naaste aanleiding tot de daad betreft, daaromtrent verhaalt de man het volgende. In den bewusten nacht was hij om over half twee naar het Oudekerksplein gegaan. In de achterkamer zette hij zich neder. De di rectrice van het huis, zijne beminde, gaf hem te kennen dat hij te vroeg kwam. Er was, zeide ze, volk boven en daar moest zij mede drinken. Een manspersoon, zeide bekl., ging naar boven en daar zij dezen volgen wilde, pakte hij haar beet en smakte hij haar op een stoel. Zij van baar kant sloeg hem met een bierglas op het hoofd. In drift ontstoken, nam bij een op tafel liggend mes en in een ommezien was de daad ge pleegd, waarvan hij thans rekenschap moest af- Als deskundigen werden door de rechtbank gehoord professor C. Wurfbain en de heeren fidauw en Noyon, artsen en assistenten van den genoemden hoogleeraar in het binnen-gasthuis. De heeren waren in hunne antwoorden nog al wei felend. Uit hunne antwoorden kon men gemid* deld en bij benadering opmaken, dat de wonden gebleken zijn niet levensgevaarlijk te zijn ge weest. Maar wel was er stoornis van funotiën bij de patiënte geweest, nl. hindernis in het slikken. Daarna kwam als getuige het slachtoffer, Albertje Mulder, oud 28 jaren. Blond, fatsoen lijk in de kleêren, niet opzichtig, geen ongunstig uiterlijk. Zij verhaalt het navolgende: Een jaar of vijf geleden had zij met den bekl. kennis gemaaktzij was nl. toen pupil in een huis dat door zijn broer bestuurd werd. Uit dat huis ging zij weg, en wel naar een etablisse ment in Utrecht, waar zij bevorderd werd tot gouvernante. Na een poosje kwam zij te Am sterdam terug en ging zij met den bekl. op de Oostenburgergracht aamenwonen. Er ontstond echter al spoedig weer twist tusschen henen zij ging weder naar Utrecht in hare vorige betrek king. Intusschen was tusschen den bekl. en zijne huisvrouw echtscheiding uitgesproken. Hij was nu vrij, eu in Mei 1886 ging hij weder met Albertje samenwonen op de Geldersche kade. Het geluk was natoarlijk weder van korten dnur hij was dikwijls dronken, maakte rnzie en ver langde geld van haar. Van tijd tot tijd liep hij dan eens een paar dagen weg naarzijne gewezen huisvrouw! En altijd was het eind van het lied, dat hij weder bij Albertje terugkwam. Eindelijk kwam zij te staan aan het hoofd van het huis op het Oudekerksplein, welke affaire zij op voordeelige condities had overgenomen. Hij ging mede. Maar het leven was haar daar een hel. Twist was aan de orde van den dag. Een week of drie voor den aanslag had hij haar erg mishandeld, zoo zelfs, dat zij genoopt was, hem door de politie de deur te doen uitzetten. Hij ging toen weer een poosje naar zijne vroegere huisvrouw, van wie hij, gelijk wij reeds zeiden, gerechtelijk gescheiden was. Maar daarna wer den de bekl. en Albertina weder goede vrienden, maar op een afstand, zeide zijd. w. z. zij wou niet meer geheel met hem samenwonen en ook niet met hem trouwen, zooals eerst het plan was. Alleen mocht hij alle nachten bij haar komen, zoodra de menschen weg waren, 's Mor gens vroeg vertrok hij dan weder. In den nacht van 2 op 3 Dec. jl. kwam hij te vroeg. Alle bezoekers waren nog niet weg. Zaj zeide hem dit onmiddellijk. Al pratende gingen zij samen naar de keuken. Zij was erg bevreesd. Zijne oogen keken zoo grimmig en woest, zijn uiterlijk was zoo vreemd, dat zij een ongeluk vreesde zij had een besef dat er iets kwaads gebeuren zou. Zij wilde dus onder een voorwendsel de keuken uitkomen. Zij zeide daarom, dat zij een karaf met water naar boven moest brengen. Hij liet haar echter niet gaan, maar plaatste zich voor haar en vroeg haar, of zij weder geheel met hem leven [of met hem brouwen wüdeNeen, was het antwoord. Hij haalde daarop een mes uit zijn mouw te voor schijn en wierp dit op het bed, onder den uit roep Vervloekt is het mes, dat je broer mij geschonken heeft, want ik moet er je leven meê benemen. Nogmaals vroeg bij haar, of ze niet liever trouwen wilde, en toen zij daarop weer weigerde, nam hij het mes en bracht hij haar eenige steken toe. Zij kreeg een hevige bloe ding en viel op den grond neder. Hij vloog naar de deur en riep luidkeels uit„Menschen helpt, ik heb een vrouw vermoordIntusschen had de verwonde nog de noodige kracht om op te staan en zich op een stoel te zetten. De bekl. hield zijne banden tegen de wonden, waaruit het bloed overvloedig stroomde. Daarop werd hij door ds inmiddels aangerukte politie in hechtenis genomen. Op te merken valt, dat de bekl. toen hij drie weken te voren de deur werd uitgezet, gezegd had„Wat je me van avond doet, zal je bezuren. Je leven zal niet lang meer duren." Wat nu het mes betreft, waar mede de daad gepleegd is, wel is waar was Albertje in onmin met haar broer, maar toch was het mes niet van dezen afkomstig; het mes behoorde aan Albertje het was een groot, hot vleeschraes, dat zij reeds drie weken kwijt was. De bekl. zeide, dat hij het dien avond van de tafel had genomen, maar Albertina en hare huisgenooten verklaarden, dat er geen mes op tafel gelegen had's avonds gebruikte men nooit vleesch en het mes was dus geheel nutte loos. De bekl. heeft vroeger, ter gelegenheid van een twist, zich zelf eens een wond toege bracht. Maar heel erg scheen dat toch niet ge weest te zijn, want de wond genas van zelf. Het was dan ook meer vertooning geweest. Wel is waar zeide de bekl. dat hij te oud was voor gekheid, maar de voorzitter bracht hem ter snede aan het verstand, dat er ook oude gekken waren. Onder de getuigen was ook iemand, wiens rech terarm verbonden was en die dus den eed niet kan afleggen door het opsteken van de twee voorste vingers van de rechterhand. De recht bank besliste dus dat hij de overeenkomstige vin gers van de linkerhand zou opsteken. Dié getuige heeft op den bewusten avond met beklaagde in een herberg gezeten. De laatste vertelde hem toen, dat hij zijn meisje, Albertje, van ontrouw verdacht. De politie-dienaren, die den beklaagde aangehouden hebben, verklaarden niets nieuws. Aan een brigadier zeide hij, de daad niet uit wraak maar uit liefde gepleegd te hebben. In de keuken, waar alles gebeurd was, lag de boel door elkaar een tafel en een stoel waren gebroken, de vloer was bevlekt met bloed en het mes lag achter een ijzeren schoorsteen- plaat. Onder de getuigen verscheen ook Anne Mul der, de broeder van Albertje. Hij verklaarde wel in onmin te zijn geweest met zijne zuster, maar het mes, waarmede de daad is volbracht, was niet van hem. Hij heeft den beklaagde wel over zijne zuster gesproken en gezegd dat zij een schandvlek was voor de heele familie. Maar hij heeft den beklaagde nooit opgedragen of aange raden haar kwaad te doen. Dat is laster en lo gen. Maar de beklaagde heeft herhaaldelijk en wat sterker ia, op den avond van het voorval, nog aan getuige gezegd: „Er zal spoedig een ongeluk gebeuren," 't bloed kookt me't kan zoo niet langer duren. Getuige heeft hem toen nog trachten te kalmee- ren, maar verzaimde zijne zuster te waarschuwen en te helpen, ofschoon bij wist dat haar een on geluk boven het hoofd hing. Toch had hij zich niet over die zuster te beklagen, want weken lang heeft hij bij haar ingewoond en op hare kosten geleefd. Daar verscheen ook een ex pensionaire van Albertje, welke verklaarde dat de laatste niet alleen liefdesbetrekkingen onderhield met den be klaagde, maar ook met „een Israëlitisch heer". Albertje, de directrice, ontkent het. De ex- pensionaire heeft nu en dan 's avonds erotisoke relaties met dien Israëlitischen heer gehad, maar toen die heer haar (Albertje) vroeg, of hij kennis met haar mocht hebben, had zij geweigerd. Uit de verklaringen der laatste getuigen blijkt ook dat de bekl. het mes, waarmede hij stak, niet in zijne mouwen kan verborgen heb ben gehad zij zouden dit hebben moeten zien. De proef die men ter terechtzitting nam, bewees dithet mes stak altijd boven zijne zakken uit en was langer dan de voorarm. Hiermede waren de getuigen a charge ge hoord. Door de verdediging waren negen get. a dé charge gedagvaard. Daaronderdes bekl. huis baas, die verklaarde dat hij (bekl.) op den avond van 2 Dec. goed gehumeurd was en eerst gezegd had dat hij geen plan had uit te gaan. Daarop was Anne Mulder (broeder van het slachtoffer) gekomen, en eerst daarna was bekl. uitgegaan zeggende dat hij vroeg zou thuis komen; verder, een diamantslijper die met bekl. had gewerkt en onder opmerking dat bekl. zeer driftig van aard was, overigens gunstig omtrent hem verklaarde een gewezen patroon van bekl., die verklaarde dat Albertje Mulder al haar best gedaan had om bekl. van zijne wettige huisvrouw af te halen. Gelijk men weet, gelukte dat. Nog een patroon, die insgelijks zeer gunstig verklaarde en wist dat Albertje ook gecorrespondeerd had met an dere lieden dan bekl. Verder ook de broeder van bekl., een zeer fatsoenlijk burgerman, die niet kon gelooven dat bekl. het plan zou beraamd hebben iemand te vermoorden deze deelde ver der mede dat het huwelijk des bekl. op vor- 1 dering van diens huisvrouw op grond van overspel met Albertje Mulder, door echtschei ding is ontbonden. De laatste getuigen a décharge is de vroegere echtgenoote van den bekl. Zij verklaart dat haar vroegere man een goed, zacht karakter heeft, maar zeer driftig is. In den beginne was hun huwelijksleven aangenaam, maar sedert Albertje Mulder hem verleidde en van zijne plichten af trok, werd het leven hun tot een hel en vor derde zij eindelijk echtscheiding. Uit hun huwe lijk waren drie kinderen. De arme vrouw verklaarde verder, dat zij wel eeDS door Albertje Mnlder mishandeld was en zelfs bij de haren gesleept. Hiermede waren de getuigenverhooren afge- loopen. Het woord was nu aan het O. M, waar genomen door den snbst. off. v justitie. Deze deed al dadelijk opmerken dat een tafereel van groote en droeve ellende zich op de zitting ge toond had, en dat men een diep medelijden mocht gevoelen voor hen, die in het ongeluk gestort waren maar een was er die op dat medelijden geen aanspraak kon maken, nl. de bekl. zelf; vrijwillig bracht hij het onheil over zich en over zijne vrouw en drie onschuldige kinderen, die hij opofferde aan een schuldigen en verboden om gang met Albertje Mulder. Hij kan dus aller minst op symphathie aanspraak maken. Daarop tot het misdrijf zelf overgaande, toonde spr. uit het verledene van bekl. aan, dat deze een j weldenaar is, die voor geen daad terug: als hij ducht zijne bijzit te moeten mis voor een ander plaats te moeten maken. Uit zijne uitlatingen en daden voor 2 Deo. (den noodlottigen avond) blijkt met welk doel de bekl. de steken toebrachtdie bedoeling was geen andere dan dezeom het meisje te dooden. En zijne woorden, evon voor de daad gesproken, be wijzen die bedoeling nog sterker. Ook het be staan van voorbedachten raad acht spreker niet twijfelachtig; reeds het feit dat hij het mes in zijne mouw had verborgen, toont aan dat bekl. het voorafberaamde plan bad om Albertje te dooden. Hier is dus poging tot moord, in allen gevalle poging tot doodslag. En buiten kijf meent pl., is hier mishandeling met zwaar licha melijk letsel. Het requisitoir luidde derhalve veroordeeling van bekl. tot 5 jaren gevangenis straf en ontzetting van de in art. 28 no. 1—5 Wetb. v. Strafrecht bedoelde rechten. Na re- en dupliek worden de debatten geslo ten en de uitspraak op Woensdag a. a. bepaald. "Verscheidene kostbare schildergen?w het eigendom van Lord Rothschild, ter gezamelijke waarde van f 350,000 zijn dezer dagen verbrand in een wagen, waar mee zij van een kasteel naar een ander werden vervoerd. Het ongeluk moet veroorzaakt zijn door een vonk uit de pgp van een der voer lieden, waardoor het stroo in den wagen in brand geraakte. Aan een beschrijving van de hevige sneeuwstormen of »blizzards", welke on langs in het noordwesten der Yereenigde Staten zoo groot verlies van menschen- levens veroorzaakten, ontleenen wij het volgende De sneeuwstorm kwam zeer onverwachts, na een helderen zonnigen wintermorgen. Tegen den middag kwamen er grauwe wolken op, die weldra den hemel geheel bedekten. Een dichte sneeuw begon te vallen, de thermometer daalde meer en meer, zelfs tot 25° C. onder 0; de wind stak op, werd een hevige storm en weldra woedde de noodlottige blizzard" in volle kracht. De sneeuw werd door den wind tot een fijn bevrozen stof, dat de adem haling belemmerde. Op veertig passen afstands had men geen olifant kunnen zien; een paar meter ver had men geen menschenstem kunnen hooren, zoo oor- verdoovend was het geweld van den »blizzard". Wee hun, die toen in het open veld waren! Geheele troepen menschen en schoolkinderen werden later dood in de sneeuw gevonden. Men vond twee jonge knaapjes, hand in hand; een onderwijzeres, die een kleine leerling naar huis had willen brengen, en het kind tot beschut ting tegen de koude, in haar kleed ge wikkeld had, enz. Al de spoorwegen van Dakota, Minne sota, Jowa, Nebraska en Wisconsin waren binnen een paar uren door de sneeuw versperd. De telegraafpalen waren om vergeworpen en van den 11 tot den 13 Jan. kon men niets weten van de ijseljjk heden van dien nacht van zestig uren"J\ waarin zoovelen om het leven kwamen, maar waarin ook menig treffend bljjk van heldenmoed en zelfopoffering werd gegeven. Marine en Leger. Naar wij vernemen zal de magazijnmeester der marine alhier, G. C. W. Yoorduijn, binnenkort

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1888 | | pagina 1