't Vliegend Blaadje. KLEINE COURANT VOOR HELDER, NIEUWEDIEP EN TEXEL. No. 1579. Woensdag 4. April 1888. Zestiende Jaargang. Bericht aan onze geachte Lezers! „OP GESCHEIDEN WEGEN". NIEUWSTIJDINGEN. Abonnement per 3 maanden binnen de gemeente50 Cent. >3 franco per post75 Afzonderlijke nummers2 VERSCHIJNT DINSDAG- EN VRIJDAGMIDDAG. Uitgevers: BERKHOUT Co., te Helder. Bureaux: SPOORSTRAAT en ZUIDSTRAAT. Ad.vertentiën van 1 tot 5 regels25 Cent Elke regel meer5 Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn. Bij den aanvang van het tweede kwartaal van 1888, zijn wij weder in de ge legenheid onze Lezers een premie te kunnen aanbieden, en wel ROMAN VAN MEVROUW ALMAR. Dit boek wordt, even als vorige premiewerken, uitsluitend voor Lezers op ons Blad gedrukt en verkrijgbaar gesteld voor den spotprijs van Vijf - en Dertig Centen! In dit nummer is een advertentie met Bon geplaatst. Elk onzer Lezers bin nen de gemeente heeft 't recht die te teekenen en aan onze Bureaux, met bjjvoeging van 35 centen, in te zenden. Naar buiten tegen inzending van een postwissel, groot 45 centen. Het Boek wordt einde April aan alle inteekenaren franco afgeleverd. Aan onze geabonneerden buiten de gemeente, wordt beleefd verzocht 't abonne mentsgeld Vliegend Blaadje, le kwartaal 1888, te willen overmaken in postzegels of per postwisselvoor 5 April e.k.zul lende anders daarover met 10 Cts. ver booging per post worden beschikt. DE UITGEVERS. HELDER, 3 April 1888. De tamboer H. Grob en de marinier J. Lorie zijn met een briefje van ont slag van bun korps te Willemsoord wegge zonden. Terschelling, 28 Maart. De drie hier aanwezige reddingsbooten zullen door een deskundige van toestel len worden voorzien voor bet storten van olie op zee bij strandingen. De „Staatscourant" bevat de volgende kon. besluiten, genomen op de gemeen schappelijke voordracht der Ministers van Oorlog, Marine en Binnenl. Zaken: lo. van 20 Maart 1888, no. 58, waarbij met bet oog op art. 1 der wet van 1 Mei 1887, wordt bepaald dat de dienst van de ingelijfden bij de militie te land der lichting van 1882 en van de ingelijfden bij de zeemilitie der lichting van 1883 eindigt op 30 April 1888, voor zoover op dien dag bun diensttijd reeds zou zijn ge ëindigd, ware deze niet verlengd bij de wet van 31 Mei 1887 2o. van 25 Maart 1888, No. 65, waarbij uit overweging der noodzakelijkheid om de ingelijfden bij de militie te land der lichting van 1883 en de ingelijfden bij de zeemilitie der lichting van 1884 na het verstrijken van hun gewonen dienst- tgd alsnog in dienst te houden, wordt bepaald dat de afgifte van bet bewijs van ontslag aan die ingelijfden wordt geschorst, totdat zal zijn beslist omtrent de bij de Staten-Generaal ingediende voordracht van wet, strekkende om ben tot langeren dienst te verplichten. Volgens opgave van Bureau Veritas zijn in de maand Februari 1888 veron gelukt 101 zeilschepen, als van Duitseh- land 13, Amerika 19, Engeland 35, Oos tenrijk 2, Denemarken 1, Spanje 1, Frankrijk 6, Griekenland 1, Nederland 3, Italië 4, Noorwegen 11, Rusland 1, Zweden 4. Men schrijft uit Amsterdam: De Directie van het Panopticum is op bet denkbeeld gekomen, het geliefkoosde volkslied Naar de Maliebaan te illustree- ren, door de stof, aan dat lied ontleend, in beeld te doen brengen. En dank zij de vaardigheid van den modelleur, den beer Kocb, beeft men een tafereel ver kregen, dat vrij wel aan den humor van bet lied beantwoordt. De groep geeft den algemeenen indruk van het lied weer. Uit een straat ziet men een troep infanterie deboucbeeren, den majoor te paard vóórop en voorafge gaan door de trom. De tamboer-maitre heeft alle werk om zijn stok vrij te kun nen laten ronddraaien, en moet bij bet zwenken heel wat moeite doen om den pas in te houden en de bezoekers van de Maliebaan niet op de hielen te trappen. Dezen vormen inderdaad een hoogst lachwekkende rij. De man, die in bet lied zijn lotgevallen verhaalt, aan den arm van de marketentster, die hij te pakken kreegdan de gepoetste grenadierook een mariniernog een militair en daar- tusscben de vrouwen, die met de genoem den zulk een potsierlijk allegaartje van individuën uitmaken, maar tevens een groep uit het volksleven, zóó juist en zóó actueel, dat men den overzetter van bet oorspronkelijke En revenant de la revue baast dankbaar zou worden voor zijn lit- terariscben arbeid. Een andere groep ook echte straat figuren laat het regiment voorbijtrek ken. Juist op dit oogenblik is de huzaar op zijn paard in hunne nabijheid en ver wekt het die zenuwachtige opschudding, welke in den regel, en zoo ook hier, nog verergerd wordt door bet acbteruitduwen door een politieagent. Het meer ernstige optreden van de mi litairen vormt een sprekend contrast met de lustige vroolijkheid, die den toeschou wer uit de Maliebaangangers als bet ware tegemoet komt. De houding van alle figuren daar zijn er ongeveer 60 is voortreffelijk. In bet marcheerende gedeelte zit gang, wat meestal bij wassenbeelden niet bijster bet geval is. De majoor die de soldaten commandeert, vertoont het welgelijkend conterfeitsel van den maker van bet ta fereel. Aan het decoratief is zorg besteed ook aan de bijfiguren, waaronder ook Meijer, de liedjeszanger, wordt opgemerkt. Omtrent de overstrooming te Marienburg (Pruisen) worden de volgende bijzonderheden bericht. Zaterdagavond 11. begon de met angst ver wachtte ijsgang op de Nogat. De rivier, die eerst langzaam wies, was overdekt met groote ijsblokken, welke dikwijls met geraas tegen elkander stieten of met groot geweld tegen pilaren en muren verbrijzeld werden. Zon dagmorgen begon de ramp. De lage gedeelten der stad stonden spoedig onder water, en met groote snelheid steeg het ontboeide element ook naar de hooger gelegen straten. Er heerscbte een onbeschrijfelijke verwar ring en ontsteltenis. Hier droeg, tot aan de borst door het water wadend, een man zijn ouden vader op den rug. Daar redde een an der een kleinen jongen en droeg hem naar een huis, waar korten tijd daarna ook het water binnendrong. Vele menschen moesten uit de bovenverdiepingen der huizen langs touwen en beddelakens neergelaten worden in de booten. Uit vele huizen zag men doeken waaien, als teeken dat men daar in grooten nood ver keerde aan alle kanten klonk hulpgeroep van weenende vrouwen en kinderenmaar men kon niet dadelijk helpen want er waren geen booten bij de hand. Eindelijk kwam er een, en mannen van de brandweer redden daarmee de bewoners van de overstroomde straten. Intusschen hadden andere brandweermannen een vlot gemaakt, waarmee zij de in noodver- keerenden te hulp kwamen. In het Niederschloss zijn 20 huizen ingestort. Men ziet gebroken meubelen, balken enz. ronddrijven en te midden van de verwoesting zitten de arme hulpelooze menschen te weenen en te klagen. Vele vluchtelingen uit dorpen in den omtrek vermeerderen de ellende in de stad. In het Raadhuis zijn vele registers door water en slijk onherstelbaar bedorven. Te Heidhof, bij Döraitz, hadden de pioniers veel moeite bij het redden van 32 menschen, wier angstgeschrei men tot op 4 kilometer afstands kon hooren. Hun boot stuitte op een muurzij moesten, om de ongelukkigen te be reiken, zich tot aan de schouders in het water begeven en waren verplicht, den moeilijken tocht driemaal te doen, omdat zij in hun boot niet meer dan 11 menschen konden opnemen. In het dorp Blücher kantelde 's nachts een boot met 15 vluchtelingen om. Negen men schen en kinderen verdronken. Vijf mannen redden zich op een boomstam en een kind hiel1' zich aan een struik geklemd, boven wa ter. Zij werden den volgenden morgen gered. De ijBsehotsen, welke te Grundenz voorbij dreven op de Weichsel, voerden een aantal ontwortelde boonien, stukken van stroodaken, balken en planken mede, als teekenen van de groote verwoesting, welke ook in Pruisisch Polen isaangericht. De Duitsche bladen bevatten algemeen op roepingen tot het verleenen van ondersteuning aan de noodlijdenden door de ramp. New-York, 30 Maart. Te Richhill, in Mis.souri, heeft een ont ploffing plaats gehad in een kolenmijn. Honderd mijnwerkers zijn bedolven. Reeds veertig lijken zijn gevonden. Een der beroemdste bierhuizen te München was dezer dagen het tooneel eener vechtpartij, die langzamerhand zoo hevig werd, dat niet alleen de politie en de wacht der gevangenis, maar zelfs de zware ruiterij ter hulp moest komen. Een aantal der stamgasten stond sinds eenigen tijd op zeer gespannen voet. Er was slechts één vonkje noodig om van woorden tot daden te komen. Dit vonkje viel toen aan een der stamgasten bij het binnentreden der noogen cylinderhoed, dien hij met opzet had opgezet, werd af geslagen. Hij draaide zich toen plotseling om en gaf de eersten den beste, en niet den dader, met een bierglas zulk een harden slag op het hoofd, dat de getrof fene bloedend neerstortte. Dit was het sein voor den algemeenen strijd. Met bierkroiken en stoelen werd op elkaar in geranseld, en de verbittering was zoo groot, dat de politie er niets tegen ver mocht. Zelfs aan de zware ruiterij kostte het moeite de orde te herstellen, daar de strijdlustigen, door nieuwsgierigen en on ruststokers van beroep gesteund, zich ten slotte zelfs tegen de handhavers van het gezag gingen verzetten. Een aantal personen werd in hech tenis genomen, een nog grooter aantal gewonden naar ziekenhuis of eigen wo ning gebracht, en de bierkelder door de politie gesloten. Ziedaar het gevolg van den hoogen hoed in den bierkelder. Een rijke vondst van klompen ge degen zilver wordt vermeld uit den Staat Micheacan in Mexico. Betrekkelijk nabij elkaar vond men nl. 60 stukken zilver van Yjj tot 18 kilogram zwaar, allen in een kalksteenformatie besloten. Bij het herstellen van de dijken en oevers der gele rivier, in China, heeft de stroom nog nieuwe offers gevraagd. Dui zend bamboe-vlotten met ongeveer vier duizend koelies zijn door de golven mee gesleept en verzwolgen. Eenigen tijd geleden zou te Cum- berland, des morgeus iu de vroegte, de terechtstelling plaats hebben van een jonk man, die wegens moord ter dood veroor deeld was. Toen om vijf uur de gevangenbewaar der in de cel van den veroordeelde kwam om hem te wekken, was de ongelukkige reeds dood. Yolgens de verklaring van den dokter is de man uit vrees voor de terechtstelling gestorven. Een muziekonderwijzer, Louis Heil- frule genaamd, staat te Londen terecht wegens het ontvoeren en tegen haar wil bij zich houden eeDer 26-jarige vrouw, Dorothea Carolina Sedberge genaamd, die hij den 14den Maart j.1. uit Rotterdam naar Londen medebracht, onder voorwend sel haar te zullen trouwen, doch na aan komst te Londen dwong een onzedelijk leven te leiden, waarvan hij de inkomsten wegnam, en die hij bovendien herhaal delijk trapte en sloeg, als zij niet genoeg medebracht. De zaak is voorloopig verdaagd. Ingezonden. Overgenomen nit het „Batsvia's Nieuwsblad." Een ondersteuningsfonds voor de Marine. Mijnheer de Redacteur In het „Vliegend Blaadje" (Courant van Hel der, Nieuwediep en Omstreken), komt een arti kel voor omtrent de stichting van een ondersteu ningsfonds voor de Marine, en aangezien daar naar mijn bescheiden meening wel wat op valt af te dingen, verzoek ik u beleefd onderstaande regelen in uw veel gelezen blad te willen opnemen, Tot bovengemeld doel hield men in de Marine Cantine te Willemsoord den lOen December 1887 een vergadering en werden de volgende punten behandeld lo. „Dat het rijk geen pensioen verleent aan de weduwen en weezen van onderofficieren en minderen, tenzij het overlijden een gevolg is van bevolen diensten of van in don strijd bekomen wonden." Dit is een zuivere waarheid, want men heeft slechts het le deel der verordeningen voor de Koninklijke Nederlandsche Zeemacht op te slaan om tot die overtuiging to geraken. Naar mijn bescheiden meening is het rijk dit ook niet verplicht en om in die leemte te voor zien, werden in 1879 circulaires aan Zr. Ms. schepen gezonden, inhoudende verzoek om inlich tingen te verstrekken omtrent het aantal liefheb bers, dat aan een eventueel te stichten weduwen- en weezenfonds deel zou willen nemen. Van een reglement was nog geen sprake, zelfs bestond daar nog geen uitzicht op, ergo kon niemand gedecideerd zeggen, wat het reglement zou bevatten, hoe groot de storting ofuitkeering zou worden enz doch dat nam toch niet weg, dat de circulaires op de meeste schepen schip breuk leden ende stichting van het fonds viel wegens gebrek aan deelname in duigen. Hsdde men toen eenparig toegebeten, het fonds bestond ongetwijfeld nu reeds eenige jaren, menige weduwe en wees bad er reeds lang van genoten en men had de zekerheid, dat de zwarigheden in eens zouden zijn opgeheven, omdat het uitging van het rijk en op degelijke leest was ge schoeid. Nu komt men weder in eens uit de lucht val len met een dergelijk voorstel, omdat men ver moedelijk het nuttige er van begint in te zien, doch helaas knoopt men daar nog een paar punten aan vast, die de kans tot slagen bitter gering maken, zoo niet geheel vernietigen. Ware men bij dat eene punt gebleven, mis schien hadde men het er thans doorgekregen. Misschien zei ik, wantwil men geen verschil van gevoelen, of liever, wil men iets degelijks tot stand zien brengen, kom dan nooit bij de onderofficieren aan boord van Zr. Ms. schepen. Lag het in mijn plan alleen dit punt te be werken, dan zou nw blad heel wat in het ver schiet hebben, doch ik moet mij houden aan de drie punten en kan dus volstaan met de verklaring, dat de onderofficieren van Zr. Ms. zeemacht voor een groot deel zich niet in staat gevoelen iets nuttigs van blijvenden aard tot stand te brengen, om de eenvoudige reden zij nooit zullen leeren elkander te begrijpen, te verdragen en te steunen en de spreuk„Eendracht maakt macht," „Tweedracht breekt kracht" wel bij hen bekend, maar niet door hen begrepen wordt. Een enkel voorbeeld In het Nieuwediep bevindt zich een onderoffi ciers vereeniging der zeemacht, genaamd Admi raal de Ruijter," later werd er een te Hellevoet- sluis onder den naam van „Eendracht" opgericht; na de ramp met de „Adder" verscheen te Am sterdam de vereeniging Van Speijk"bij de re- orgunisatie van h t korps torpedisten zag er nog een vereeniging te Helle voetsluis het licht onder den naam Vooruitgang zij ons strevenDe ver eeniging Admiraal Tromp", van het Nieuwediep, zij slechts terloops genoemd, daar die spoedig ter ziele ging en uitging als een nachtkaars. Ik vermeen dat de namen van de tweede en vierde genoegzaam aanduiden wat hun werkelijk doel is en kan u de verzekering geven, dat het reglement van de le, 2e en 3e genoemde ver eeniging genoeg artikeltjes behelst, die voor schrijven onze belangen te behartigen en geza- mentlijk te werken voor één doel. Wat ik u echter ook kan verzekeren, dat is, dat men geen kans ziet die drie lichamen tot één te maken, hoewel in hoofdzaak het reglement daar toch op wijst. Tot één doel komt men dus nooit, en zullen we wellicht nimmer een vereeniging krijgen zooals de Werklieden-Vereeniging en Ontwaakt bij Tijds," te Nieuwediep, en dat alles door gebrek aan on derlinge hechtheid om reden een ieder de wijs heid iu pacht meent te hebben. Leverden de be staande vereenigiugen dit bewijs reeds lang, ook de vereeniging Vooruitgang zij ons streven" komt daar nog even te Helle voetsluis de kroon op zetten twee vereeuigiDgen in één notendop, want het is een nietig plaatsje, twee lichamen die beide vooruit willen, doch in stede van zich onder één vlag te scharen, elkander zooveel mo gelijk afbreuk trachten te doen. De laatstge noemde vereeniging heeft dun ook hoegenaamd geen gemeenschap met de voorgaande en staat alleen, als een van een kudde verdwaald schaap. En vooral ten opzichte van het weder tp- gerakelde plan met de oprichting van een weezenfonds, is de eenheid zoo hoog noodig. Beoogden ook de /Verschillende verzoekschriften, die wel eens ingediend worden tot verbetering van sommige toestanden in zake marine maar één doel, dan bestond er kans, dat die verbete ring tot stand kwam, thans stuiten ze af als een kogel op een wolzak. Het tweede artikel zegt„dat velen wegens lichaamsgebreken worden ontslagen, die wegens het missen van den benoodigden diensttijd, of uit den aard der gebreken geen of slechts een ge ring pensioen wordt toegekend." MisseD van den benoodigden diensttijd bij pen sioneering kan alleen plaats hebben als men afgekeurd wordt, en zij die dat ongeluk treffen zijn wel eens te beklagen, doch toch voor gebrek gevrijwaard, daar men gepensioneerd wordt naar den aard der gebreken en den vervulden dienst tijd. Krijgt men in het geheel geen pensioen, dan zon het raadzaam zijn, indien men er althans aanspraak op heeft, zich tot den Koning te wen den, doch aanspraak bezitten en geen pensioen krijgen, klinkt mij wel wat vreemd in de ooren, en anders houd ik het met de spreuk „men noemt geen koe bont of er is een vlekje aan." Ik geloof echter dat niemand onzer zoo dwaas zal zijn een fonds te stichten voor niet- of onvol doende gepensioneerden, omdat het rijk hier geen termen kon vinden dit zelf te doen, temeer om dat punt één al zorg genoeg verwekken zal. Artikel 3 zegt het volgende: Dat er bovendien nog velen zijn, die gepensi- onneerd volgens de bepalingen van de Oude Wet en door ouderdom of andere oorzaken geen kans zien hun inkomsten te vermeerderen, met hun karig pensioen gebrek lijden. Natuurlijk zijn er velen, die onder die minder gunstige oude pensioenwet leven, doch dat kun nen toch zij, die genieten van de nieuwe pensi oenwet, niet helpen. Mij dunkt, dat er wel an dere bronnen zijn, waaruit die kelk kan worden aangevuld dan juist onze beurs. Nogmaals vraag ik, waarom vroeger jaren niet Teeds de handen ineengeslagen tot leniging van den geldnood op den ouden dag, die toch door een ieder verwacht wordt, of ten minste dient verwacht te worden. Waarom toen niet gezaaid, om thans te kun nen maaien, en gedacht dat na de zeven vrucht bare jaren zeven onvruchtbare jaren konden komen. En nu mijn gevoelen over het geheel: Punt één juich ik met al de kracht, die in mij is, toe, en stel ik zelfs daarvoor een hooge con tributie disponibeldoor die bepaling toch zou een massa ellende voorkomen worden, en de zee man kon vrij en kalm zijn hoofd ter ruste leg gen, want zijn kroost was bezorgd. De twee laatste artikelen maken bij mij den indruk, als dacht men daar in Holland, dat wij .et blindheid waren geslagen. Het is immers te gek om van te praten, dat zij, die jaar in, jaar nit in Nederland blijven hangen, en soms alles aanwenden om er te blij ven, ons willen doen storten aan een fonds, tot ondersteuning van hen, als een blijk onzer erken telijkheid, dat wij onze soms zelfs hun bestem ming trouw opvolgen, wij steeds alles achter moeten laten om hen te doen genieten van het Goddelijke huiselijk gelnk, en zij dus gedeeltelijk van de verhooging, die het verblijf in de keer kringen ons oplevert, profiteeren. Het is eigenaardig, dat juist de lieeren onder officieren, die in het Vliegend bladgenoemd werden, weinig of niet gevaren hebben, ergo geen voldoend aantal buitenlandsche jaren bezitten en dus ook geen verhooging te wachten hebben, en het zal mij niet verwonderen, of het groote aan tal leden zou dan bestaan juist uit hendie de Oost nimmer zagen of er reeds sedert lang niet geweest zijn, die eer overlatende aan hun colle ga's, steeds aTgomenten hebbende, om thnis te kunnen blijven. En nogmaalsware het speciaal voor de we duwen en weezen, ik zou met dubbele kracht werken om te steunen en wellicht zouden hon derden met mij roepen hoe eer boe lieveren een flinke contributie storten om zoo noodig direct te kunnen steunen, doch thans vrees ik, dat er nog minder kans bestaat tot slagen dan in 1879. Misschien heb ik mijn oordeel wat al te heftig te kesihen gegeven, men duide het mij niet ten kwade. Contribueeren toch aan het doel, zooals in het 3e artikel is aangegeven, noem ik diefstal plegen aan hen, die ons 't naast aan 't hart liggen, aan vrouw en kinderen, voor wie wij in de koloniën het brood moeten verdienen. U mijn dank betuigende voor de verleende plaatsruimte, noem ik mij met hoogachting, een Onderofficier bij de Marine. Zaterdagavond waren de leerlingen der Industrieschool in ,/Tivoli" voor 't laatst, in dit seizoen, bijeen. Langs de wanden der zaal toonden proeven in lijn- en handteekenen, dat ze onder leiding hunner onderwijzers, hun tyd met vrucht hadden besteed. Bij afwezigheid van den voorzitter der com missie van toezicht, den heer A. v. Voornveld, nam de heer B. L. Yries het woord. Met nadruk wees spreker op de moeielijkheid, die de strijd des levens tegenwoordig aanbiedt, en dat, bij de vooruitgang op elk gebied, nuttige kennis voor den werkman onontbeerlijk is. De toestand van het onderwijs der school werd geroemd en een woord van dank gebracht aan de re spectieve onderwijzers, die met zooveel ijver en toewijding hunne taak vervullen. Inzonder heid werd hulde gebracht aan den heer A. Vermeulen, die reeds 25 jaar als assistent bij het lijnteekenen werkzaam is. Aan een 9-tal jongelieden werden prijzen en getuigschriften toegekend en een aantal ijverige leerlingen loffelgk vermeld. Hunne namen laten we hier volgen: 4de Jaar. Prijzen en Getuigsciiiften. W. Brizee, le prijs met getuigschrift. C. do Jong, 2e u J. de Kok, 3e n n n J. J. Julianus, 4e u u u J. H. Barends, 5e u N. C. Stikkel, 6e u u n J. C. Coilet, 7e u n T. Proost, 8e n n C. Rab, getuigschrift en loffelijke vermelding. 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1888 | | pagina 1