't Vliegend Blaadje. KLEINE COURANT VOOR HELDER, NIEUWEDIEP EN TEXEL. No. 1582. Zaterdag 14 April 1888. Zestiende Jaargang. KALENDEB DEE WEEK. NIEUWSTIJDINGEN. FEUILLETON. De Dochter van den Handelsraai. iVtoonnement per 3 maanden binnen de gemeente50 Cent. >3 franco per post75 Afzonderlijke nummers2 VERSCHIJNT DINSDAG- EN VRIJDAGMIDDAG. Uitgevers: BEEKHOUT Co., te Helder. Bureaux: SPOORSTRAAT en ZUIDSTRAAT. AdverterLtlön van 1 tot 5 regels25 Cent Elke regel meer5 Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn. APRIL, Grasmaand, 30 dagen. Opkomst der Zon 5 u. 3 m. Onderg. 6 u. 58 m. Zondag 15 Maandag 16 Dinsdag 17 Woensdag 18 Donderdag 19 Eerste Kwartier. Vrijdag 20 Zaterdag 21 HELDER, IS April 1888. Woensdagavond gaf Helders Man nenkoor" een concert in Tivoli, onder directie van den heer H. A. Egbers. Een zevental zangnummers werd ten gehoore gebracht, die uitmuntend volde den. Tot afwisseling gaf men de ouver ture »Zampa," van Herold, 4 maius, die zeer verdienstelijk werd voorgedragen, beuevens yNocturne du songe d'une nuit d'été" en de bekende »Marche Funèbre" van Gounod, voor piano, viool en vio loncel dit laatste nummer werd op alge meen verlangen herhaald. Een der zangnummers, »Een bloemken," door den heer Reijers op muziek gezet, klonk zeer goed. De opkomst der leden was niet groot, dat waarschijnlijk aan 't min gunstige weer was toe te schrijven. De heer A. Heeroma, van hier, heeft met gunstig gevolg examen afgelegd voor de acte van onderwijzer. Z. M. heeft, als blijk van goed keuring en tevredenheid, de zilveren me daille en een loffelijk getuigschrift toege kend aan C. Boon Mzn., schipper, wonende te de Coksdorp (Texel), wegens moed, beleid en zelfopoffering, betoond bij de redding van den schipper en den knecht van een in de nabijheid van dat eiland op 11 Oct. 1887 gezonken tjalkschip. Mede is als blijk van Zr. Ms. goedkeu ring en tevredenheid, de bronz. med. en een loffel. getoigs. toegekend: aan A. Boon Czn., A. Boon Mzn., A. Bakker, P. Bakker Jzn., en W. Stark, behoorende tot de bemanning van de bla zerschuit van C. Boon Mzn., wegens moed en zelfopoffering, in gemelde redding bewezen. Na-Verkiezingen. Breda. Aantal geldige stemmen 2741. Gekozen L. baron Michiels van Verduy- nen (Kath.) met 1945 stemmen. De heer mr. J. F. van Cooth, oud griffier der provinciale staten van Noord- Brabant (lib.), had 596 st., de heer F. Kikkers (Kath.) 142, J. F. de Boog 53. Steen wijk. Aantal kiezers 2901. Uit gebracht 2598 stemmen. Gekozen mr. G. T. J. Beelaerts van Blokland (A -R.) met 1400 stemmen. Mr. W. H. de Beaufort (lib.) had 1184 stemmen. Druten. Aantal kiezers 2942. Geldige stemmen 1863. Gekozen mr. J. A. N. Travaglino (Kath.) met 1501 stemmen. Mr. M. Tydeman (lib.) had 216 stemmen, mr. G. A. Beelaerts van Blokland (A.-R.) 45 stemmen. Jacob Hobein. Dinsdagnacht is te Ylissingen, na een smarte lijk lijden, overleden de populaire held uit den tijd van den Belgischen opstand, wiens naam, naast dien van Yan Speijk, een historische be- teekenis heeft gekregen Jacob Hobein, gepensi oneerd opperstuurman bij de Nederlandsche marine. Hij was te 's Hage den 8en Januari 1810 ge boren en trad op 13 jarigen leeftijd als scheeps jongen in 's lands zeedienst. Na eenige reizen kwam hij in 1830 in het vaderland terng en werd bevorderd tot matroos 2de klasse. In dezen rang diende hij in het jaar 1831 aan boord van Zr. Ms. kanonneerboot No. 33, onder bevel van den luitenant ter zee le klasse De Haan, welk oorlogsvaartuig op de Wester-Schelde bij Philippine lag gestationeerd. In den vroegen morgen van 19 Maart had de commandant bevel gegeven, met een gewapende sloep de visscherlieden, welke zich onder den wal bevonden, van daar te verjagen. Met groo ten ijver werd deze lastgeving uitgevoerd, doch vaa lieverlede was de sloep in de nabijheid van het Belgische fort Elisabeth, ia den Braakman gekomen, toen een hevig vuur uit bet fort op de sloep werd geopend, waardoor eenige man schappen gewond geraakten, zoodat het hoog tijd werd, voor het vijandelijk vuur de wijk te nemen. Daar intusschen de eb was ingetreden, geraakte de sloep bij het schapenschor aan den grond en was de bemanning door het aanhoudend schieten verplicht op het schor de wijk te nemen, waar zij tot des namiddags 4 uur verbleef onder het trotseeren der grootste gevaren. Toen de vloed gekeerd was en het water begon te wassen, kwam de sloep vlot en dreef weg in de richting der Belgische kusten. Aan boord der kanonneerboot was dit alles op gemerkt, en op voorstel van den commandant boden zich een paar vrijwilligers aan, om te trachten de sloep te bereiken, wat echter door het vuren van den vijand niet mogelijk bleek, zoodat men onverrichterzake moest terngkeeren. Jacob Hobein, ondanks deze mislukte poging nog willende beproeven wat hij doen kon, sprong te water, doch moest, nagenoeg verstijfd, onder een aanhoudenden kogelregen terngkeeren, zonder zijn doel te hebben bereikt. Het kon niet lang meer uitblijven, of de sloep moest met de wapperende Nederlandsche drieklenr in de handen der Bel gen vallen. Ten tweeden male begaf zich nu Hobein vrij willig te water en bereikte thans zwemmende, onder het voortdurend vuren van den vijand, de sloep, klampte er zich aan vast, beklom haar, ontdeed de vlag van den stok en wikkelde die om het natte lichaam. Daarop trachtte hij we der eenig stuur in de sloep te brengendit ge lukte, en het vaartuig kwam weder aan het Schapenschor, zoodat de zich aldaar bevindende bemanning gelegenheid kreeg zich in te schepen, om duarna in gezelschap van den redder der Nederlandsche vlag naar de kanonneerboot terug te keeren. Koning Willem I benoemde Hobein wegens dit heldenfeit tot ridder der Militaire Willems orde, waarna in latere jaren de benoeming tot Broeder der orde van den Nederlandschen Leeuw volgde. De heldendaad van den eenvoudigen matroos wekte bij de vijanden, die er getuigen van wa ren geweest, de diepste bewondering, terwijl het geheele vaderland opgetogen was en van alle zijden aan Hobein daarvan de blijken toestroomden. Van het bestuur van het genootschap „Doc- trina et Amieitia" te Amsterdam ontving Hobein een zilveren tabaksdoos, waarin de volgende dichtregelen gegraveerd waren Hobein, gij hebt deu vloed en 's muiters lood getart, Gij hebt 's lands heil'ge vlag bewaard voor 't gruw'lijk (scheuren. Dit rein metaal melde n, hoe wij uw trouw erkennen, En hoe zij is gegrift in 't dvukbaar Hollandsch hart. Het Genootschap „Doctrina et Amieitia", te Amsterdam. De geboorteplaats van den jeugdigen held, de stad 's-Gravenhage, bleef niet achter om hare hulde aan den onverschrokken held te bewijzen, door het schenken eener zilveren Medaills, waar op aan de eene zijde stond gegraveerd „De stad 's Gravenhage aan haren medeburger, „den ridder Jacob Hobein, voor den trouw, kloek- „moedigheid en zelfopoffering, waarmede hij op „den 19 Maart 1831 voor het fort Philippine in „het midden der golven zijne boot redde, en „haar vlag behield"; terwijl de keerzijde, waarop een voorstelling van het feit was gegraveerd, door het volgende randschrift was omgeven „Zijne trouw wijkt voor water nog vuur." Hobein bleef in 's lands zeedienst, en maakte, steeds in rang opklimmende tot den hoogsten, beneden dien van officier, (opperstuurman), ver schillende expeditiën mede, o. a. ook die naar Bali, waarvoor hij in 1849 de gouden Gesp ont ving. Na 50 jaren dienst werd Hobein in 1875 ge pensioneerd en vestigde hij zich metterwoon te Vlissingen. Op 19 Maart 1881 werd, onder groote deelneming van vorst en vaderland, het 50-jarig jubilé van Hobein's heldendaad gevierd en werd hem de zilveren medaille der Orde van de Eikenkroon uitgereikt aan boord van Zr. Ms. kanonneerboot „Hydra," door den commandant van dien bodem. Algemeen werd hem op dien dag hulde ge bracht. Bij het standbeeld van den grootsten onzer zeehelden, M. A. de Ruijter, werd bij door den heer J. Spanjaard, inyecteur van het loods wezen, op kernachtige wiyii ioegespiokeu, en na in triomf door de stad gevoerd te zijn, was hem een plechtige ontvangst in het raadhuis bereid. Op dien dag ontving Hobein ook een vleiend schrijven van Z. M. den Konnig, alsmede van prins Frederik, die daarbij een aanzienlijk ge schenk in geld had gevoegd. Bij elke feestelijke gelegenheid kon men steeds de kranige figuur van den held vinden, in zijne nette uniform, de borst met eereteekenen versierd. In hooge mate genoot hij tot zijn laatsten dag de algemeene achting. Men schrijft: 1865. V oorjaar. Den 31 sten Maart was het water nog met ijs bedekt, sneeuw en hagel wissel den elkander af. De 1ste April bracht verandering; allengs werd het weder war mer, zoodanig dat men den 17den April in de Maas zwom. Met Paschen, den 16n April, was alles groen. De graan-velden stonden weelderig en forsch gestruikt, de vroege fruitboomen in bloei. De trekvo gels waren reeds aangekomen, en sedert den 12den April hoorde men den nach tegaal. Een kerseboom, welke op den 14n April nog dor was, stond op den 19 den April in vollen bloei. Bovenstaand bericht is te vinden in een ouden van Zwaamen's en Thompson's al manak. Wat zijn we in 1888 nog verre van zoo'n verkwikkenden toestand!! Hoe grillig de natuur ook moge zijn, boe sterk ook de wisselingen van temperatuur in ons land, een wonder zou moeten gebeu ren om op den 12n April a. s. de nach tegaalslag in bet stille bosch te kunnen booren en het oog te verlustigen aan fijn jong groen en vruebtboomen in bloei. Alles om ons been is wanhopig dor, naar, kil en koudde rivieren gezwollenin stede van een doorschijnend nat, een dikke gele brij, afval van djjken enz. naar zee voerendete land niets dan sneeuw of modder, waar bet oog zich wendt. Re gen en nog eens regen, hagel en sneeuw van medio Augustus j.1. af, daartusscben zes korte doch hevige winters, tempera tuursverschillen van 40° en 45° F., ten slotte in de laatste weken een wedstrijd van oosten-, noord-oosten- en noorden winden. Wat een heerlijk klimaat toch is het onze, wat een waardige pendant van Engadiu, waarvan Baedeker zegt: „9 maanden winter en 3 maanden kond". Ach, mochten we toch snel, binnen en kele dagen, kunnen uitroepen: „Der Frühling ist gekommen, Der liebe Lenz ist da Het open bad in de Maas zouden wjj dan op den Wen April desnoods er nog aan geven. Men schrijft uit Almeloo (van Dius- dag) Toen gisteren een deputatie uit de werk stakers zieh bij de beeren H. en B. Scholten vervoegde, om bun patroons medetedeelen, dat al de werklieden thans bereid waren bet werk te hervatten op de voorwaar den van 16 Maart, en een bevestigend antwoord hadden ontvangen op de vraag of zij dan weder aan den slag konden komen, lieten de firmanten deze verkla ring der acht werklieden op een stuk pa pier teekenen. Nadat dit geschied was, verhoogden de beeren uit erkentelijkheid voor dezen stap van toenadering vrijwillig het tarief van 16 Maart, zoodat nu ge middeld per stuk 1/a ct. minder zal wor den betaald dan vroeger. De werkstakers stemden beden in een bijeenkomst in bet »Leeshuis" allen toe, doch stelden nog de voorwaarde, dat ook der commissie in de fabriek toegang moest worden verleend, wat de fabrikanten wel zullen toestaan. Het vernuft der oplichters. Bij een sigarenhandelaar in den Haag kwam dezer dagen iemand in den winkel en vroeg sigaren van 5 cent te zien. Met een kennersblik monsterde hij alle soorten, bekeek en berook ze, en stak eindelijk een der grootsten aan een paar trekjes, ze beviel hem wel, of de handelaar er hem daarvan 50 kon thuis bezorgen Met genoegen. Of hij er dan de quitantie bij wilde doen, Juffrouw-Idastraat 137. Eerst toen de fijnproever buiten de deur was, ging de bandelaar eens nazien of er wel een no. 137 wasMaar de y klant" bad zijn lekkere sigaar beet en vertoonde zich niet meer. Andere sigarenverkoopers mogen op bun hoede zijn. Het tjalkschip Vrouw Grietje, schip per J, Doeksen, van Terschelling, geladen met Friesche aardappelen en op reis naar Amsterdam, werd even voorbij Enkhuizen eensklaps lek, begon te zinken en geraakte aan den grond. Na aftakeling en over lading, mocht bet gelukken bet vaartuig zoover te lichten, dat bet lek kon worden gestopt, en bet schip naar de scheeps timmerwerf te Enkbuizen gesleept. Is er in het noorden van ons land een sterke beweging voor emigratie naar Amerika gaande, ook uit de zuideljjke provincies is de stroom van landverhui zers belangrijk. Door de meerdere ver bindingen met Rotterdam zoowel per boot als per spoor, behoeven hiervoor echter geene speciale treinen te loopen. Bijna iederen Vrijdag worden er groepen land verhuizers ten getale van 100 a 150 on der leiding van den den districts-inspec- teur der Ned. Am. Stoomvaart-Mij., den beer E. Bolsius, naar Rotterdam vervoerd. Verleden Vrijdag, vertrokken op die wjjze weder minstens 150 personen. In zake de onregelmatigheden in bet beheer van den gemeente-ontvanger van Weststellingwerf, te Wolvega, is thans gebleken, dat er een te kort bestaat van ongeveer f 6000. Wanneer men weet dat het jonge menscb slechts l1/2 jaar werk zaam is geweest en in dien tijd ook on geveer f 2000 salaris heeft genoten, dan zal menigeen zich verbazen over zulk een groot te kort. Als vermoedelijke daders van den te Enschedé op F. Venerius gepleegden moord zijn Zondagochtend H. S. Siem- mink en R. De Boer naar het huis van arrest te Almeloo overgebracht. Te Soesterberg is een hoogbejaarde alleen wonende vrouw, de weduwe J., dood in baar buis aangetroffen. Ver moedelijk is zij overleden aan de gevol gen van brandwonden, bekomen door het vlamvatten barer kleederen. Marine en Leger. De onlangs bij het Leger ingevoerde veldver- bandpakjes, welke bestemd zijn om bij mobilisatie aan officieren, onderofficieren en minderen te wor den uitgereikt, zijn opgelegd in de militaire hos pitalen en ziekeninrichtingen van de garnizoenen, waar zich troepen van het veldleger bevinden. Te velde zullen deze verbandzakjes worden mee ge voerd in een binnenzak van de kapotjas. Aan de bij de korpsen ingedeelde officieren van gezondheid is opgedragen om onderricht te geven aan de officieren en onderofficieren, alsmede aan de voor ziekendragers bestemde minderen in hei gebruik van het verbandpakje. Aan het bij de Mij. „De Maas" te Rotterdam in aanbonw zijnde schroefstoomschip tot bescher ming der visscherij, is den naam gegeven van „Dolfijn". De versterking van het fort te IJmuiden ondergaat nog eenige uitbreiding. Er wordt nl. een geweerbatterij opgericht. De benoodigde stukken zijn reeds te bestemder plaatse. Naar het Duitsch 7) door AMQ. «Moord, een moord", sprak de Amerikaan en daarbij fronste hij het voorhoofd. «Maar misschien is hij niet vermoord? Misschien viel hij in het water, omdat hy geen verstand had van roeien?" Hierop schudde de hótelhouder het hoofd". «Ik zei het immers reeds, mijnheer die verschrikkelijke wond in de borst die man, welke zoo haastig ontvluchtte, o, dat men hem had herkend en de beschrijving past jnist op den anderen heer, die met u hier gekomen is. O, mijnheel, het doet mij veel leed, dat zulk een misdaad gebeurd is, en de persoon, die u vergezelde, daarvan bet slachtoffer is geworden". »En gelooft u niet, dat er een vergissing mogelyk is?" vroeg Arthur White, met bevende stem. «Zou niet een ander het slachtoffer zijn van dezen lafhartigen moord en mijn vriend gezond en wel hier terug- keeren Droevig schudde de hótelhouder het hoofd. «Dat zou meer dan een wonder zijn, mijn heer", fluisterde hij meewarig. «Volgens de beschrijving, moet hij het zijn en niemand anders". Men moest bepaald medelyken hebben met den heer White. Strak en stijf zag hij den spreker aan, terwijl zyn gelaat zoo bleek was als van een doode. Alsof hij uit een droom ontwaakte, sprak hij«Doodgestoken en het lichaam in het water geworpen! Wie wie zou dat gedaan hebben?" «Ja, mijnheer, dat is de vraag. Het is klaarblijkelijk gebeurd, om het geld meester te worden, dat de heer bij zich droeg, want men heeft een leege brieventasch nabij de haven gevonden". «Rood marokijn, met verguld op snee vroeg mijnheer White onwillekeurig. «Juist zoo, mijnheer, ik heb de brieventasch zelf gezienbevestigde de hótelhouder op treurigen toon. «Maar wie kan de misdaad gepleegd heb ben?" «Dat is een raadsel, mijnheer", antwoordde de gevraagde. Wat zal ik zeggen Waar is de heer misschien verzeild geraakt? Er zijn hier veel schurken, die niet bang zijn om een moord te plegen". Mijnheer White ging zitten en zuchtte luid. «Waar is het lijk nu?" vroeg hij. Vermoedelijk in het lijkenhuisIk weet het niet precies, maar zal het laten onder zoeken". De Amerikaan hield de handen voor zijn oogen. «Het moet een vergissing zijn", zuchtte hij geroerd. «Mijn jonge vriend nog zoo levenslustig! En zulk een moord. Neen, ik moet hem zien, voor ik het afschuwelijke feit kan gelooven. Zou ik iets voor hem kunnen doen? Wat zal ik doen?" vroeg hij opge wonden. «Ge zult moeten beginnen met bij de politie aan te kloppen. Dat is noodig voor de her kenning van het lijk. U kuot zelf geen in lichtingen geven, want u hebt zelf hier den nacht in de grootste onrust doorgebracht". «Zou er een onderzoek worden ingesteld Ja toch, niet waar?" vroeg White als in een droom. «Een onderzoek zeker mijnheer!" De Amerikaan zag den ander aan als een hulpeloos kind, dat raad noodig heeft. «Ge moet bedenken, dat ik hier vreemd in het land ben ik weet niet welke maatregelen genomen moeten worden in zulk een geval. Zal men dan niet trachten den moordenaar te ontdekken?" «Wel zeker, mijnheer! Wij hebben hier een goede politie, men ï-al geen moeite sparen, daar kunt u op rekenen, maar ik vrees toch, dat de moordenaar in dit geval aan den arm der gerechtigheid zal ontkomen". Ontsteld zag mijnheer White hem aan en vroeg «Zou dat mogelijk zijn Gelooft u dat"? De hótelhouder schudde nadenkend het hoofd. «Ik ben geen rechtsgeleerde, mijnheer, maar ik weet toch, dat bij het ontdekken van den moordenaar, in zulk een geval het toeval een groote rol moet 3pelcn. Het zal reeds moeielijk zijn, om vast te stellen, waar de jonge heer zich dezen nacht bevonden heeft. Er zyn hier vele koffiehuizen en kroegen, waar de kastelein met de misdadigers onder één hoedje speelt, en dan is alle moeite te vergeefs, mijnheer. Dat soort van lieden doet tien valsche eeden, als het noodig is, om vrij te komen". «Maar de moordenaar moet ontdekt worden, hij moet ontdekt worden", zei mijnheer White tamelijk luid in zichzelven, terwijl hij stamp voette. Daarop keerde hij zich tot den hótel houder. «Ik ben hier vreemd in de stad, zou u zoo goed willen zyn mij naar bet bedoelde politiebureau te brengeu? Ik zou u daarvoor zeer dankbaar zijn". «Het zal mij een eer zijn", antwoordde de hótelhouder met een diepe buiging. «Goed, dan zal ik met spoed mijn kleeding in orde brengen, ik ben zoo dadelijk tot uw dienst". De hótelhouder boog en ging heen, terwijl mynheer White met spoed voortmaakte, om zich gereed te maken om uit te gaan. Op het politiebureau vernamen zij intusschen weinig nieuws. Reeds bij den eersten aanblik herkende de heer White do marokijn-lederen brieventasch, die geheel ledig was en op een der hoeken den naam John Muddie toonde. De beambte nam hem in verhoor en liet zich uitleggen, in welke betrekking hij tot den on gelukkige stond. «Hij is een verre bloedverwant van mij", verhaalde mijnheer White. Ondanks zijn jeug digen leeftijd heeft hij reeds menige domme streek gedaan en het erfgoed zijner ouders in korten tyd opgemaakt". Om hem niet geheel in zijn ondergang te laten loopen, had mijnheer White den jonk man wegens zijn goeden inborst in dienst ge nomen als bediende, secretaris en vriend. Zij hadden altijd hartelijk met elkaar omgegaan en zijn hart bloedde bij de gedachte, dat de vermoorde man werkelijk John Muddie zou kunnen zijn. «Ik kan het nog altyd niet gelooven", sprak hy droevig, «zou ik hem kunnen zien, om mij met mijn eigen oogen te overtuigen?" De beambte beloofde dadelijk met hem naar bet ziekenhuis te rijden. Vooraf echter ver zocht hij den heer White zijn juisten naam en verdere inlichtingen omtrent zijn eigen per soon te willen opgeven. Toen deze formaliteit naar beider genoegen was afgeloopen, keek de beambte den vreem deling onderzoekend aan. «Wel, mijnheeris er iets niet in orde vroeg mijnheer White glimlachend, doch zyn stem klonk daarbij toch eenigszins heescii. »0, jawel, alles is in orde, mijnheer! Mijne gedachten waren echter bij iets anders. U is Arthur White, maar heet eigenlijk ookWald- mann, ni^t waar?" De gevraagde knikte hoogmoedig. «Uit Chicago", voegde hy er bij. «Ik ben de half broeder van den hier gevestigden groothande laar Ludwig Waldmann, die u niet onbekend zal zijn". Verrast en eerbiedig zagen nu de beambte en de hótelhouder den vreemdeling aan. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1888 | | pagina 1