't Vliegend Blaadje.
KLEINE COURANT
VOOR HELDER NIEUWEDIEP EN TEXEL.
Tweede Blad.
No. 1709.
Woensdag 3 Juli 1889.
Zeventiende Jaargang.
Bericht.
„tor honderd jamt,"
NIEUWSTIJDINGEN.
FEUILLETON.
SALVATOEB
Wij maken onze lezers
opmerkzaam op de in dit
Blad voorkomende I3on,
voor liet prachtige Premie-
werk:
waarvan de inlevering moet
geschieden vóór 15 Juli a.s.
DE UITGEVERS.
HELDER, 2 Juli 1889.
Op 28 dezer is in de Prins Hen
drikstichting" te Egmond aan Zee, in
den ouderdom van bgna 85 jaren, over
leden Frans de Jong, gerechtigd tot het
dragen van het Metalen Kruis. Hg was
bovendien gerechtigd tot het dragen van
de Achtkante Medaille. Bijna 50 jaren
diende hg eervol bjj de Kon. Nederl. ma
rine, doch kon wegens bestaande wetten
ri aanspraak op pensioen doen gelden.
Prins Hendrikstichting" was zijn toe
vluchtsoord, alwaar hg zgn laatste jaren
gelukkig en hoogst tevreden mocht slgten.
Op Maandag 17 Juni jl. zgn door
den scheepsaannemer Willem Baak, wo
nende Prins Hendrikkade no. 102 te Am
sterdam, in zijne woning vermist1 paar
kegelvormige juweelen oorbellen1 ju-
juweelen slot met gouden ketting, bestaan
de uit vijf dunne snoeren3 gouden rin
gen, op een waarvan gegraveerd zgn de
letters W. B.benevens 1 gouden broche
met camee, waarin gesneden een wagen
tje met twee kinderen.
Uitspraak doende in de zaak van
Agatha Eeckhof, het meisje, dat te Haar
lemmermeer een kind heeft in brand ge
stoken, veroordeelde de Haarlemsche
Rechtbank haar overeenkomstig den eisch
van den officier van justitie tot opzending
naar een krankzinnigengesticht voor den
tgd van één jaar.
Door de verificateurs te Amsterdam
(Binnen-Amstel) zgn zes vaten aangehaald
en voor het rijk in beslag genomen. Die
vaten waren aangebracht van België en
aangegeven in te houden soda, doch bg
de visitatie werd ontdekt, dat slechts een
laag soda de bodems bedekte, terwgl ver
der in de vaten ruim 700 kilogram ge
raffineerd zout was, hetwelk men alzoo
zonder betaling van accijns f 9 de 100
KG.) had gepoogd binnen te smokkelen.
Tegen de invoerders werd proces-verbaal
opgemaakt. De boete is door de wet
bepaald op tienmaal het bedrag van den
accgns, met verbeurte van de aangehaalde
goederen.
Aan dè N. Rotterd. Ct. ontleenen we
de volgende particuliere Correspondentie uit
Curaijao.
Het ziet er hier tegenwoordig treurig uit.
Treuriger dan men zich herinnert, dat hierin
jaren en jaren geweest is. Vijftien maanden
lang wordt dit eiland nu reeds door aanhoudende
droogte geteisterd. In al dien tijd heeft het
nagenoeg niet geregend. Hoe dor de velden
en bergen er uitzien, daarvan kan men zich
in het waterrijke Nederland moeielijk een
voorstelling maken. Wanneer midden in den
zomer de regen in het vaderland slechts en
kele weken op zich laat wachten, dan wordt
er geducht door de landbouwers geklaagd.
Verbeeld u dus nu, in welken toestand zich
alles hier bevindt, waar wij reeds meer dan vijf
tien maanden te vergeefs op verfrisschende regen
buien wachten. Alles is met een laag grauw
stof overdekt. Het weinige groen, dat er nog
te zien is, wordt door een heeten wind, die
als een soort van Sirocco over boomen en
struiken heen blaast, verzengd. In de distric
ten buiten de stad is gebrek aan alles. Geen
leven in de natuur! Een kaal wintergezicht
bij een warmte van ruim 90 graden F.!
Overal misère!
Zoowel menschen als dieren lijden verschrik
kelijk door die ontzettende droogte. Honderden
en nogmaals honderden koeien, schapen en
geiten zijn reeds den hongerdood gestorven
en het vee, dat nog in leven, is loopt op som
mige plantages als geraamten rond. Ik heb
gezien, dat ezels bezig waren, stroodaken van
negerhutten op te eten, zulk een honger
hebben die dieren. Wil men dus niet van
zijn dak beroofd worden, dan moet men het
met doornen takken bedekkendoch ook daar
door laat zich het uitgehongerde vee soms niet
weerhouden om een aanval op het verweerde
dakstroo te doen.
De oogst is dit jaar geheel mislukt. In
Maart 1888 heeft men de laatste maïs binnen
gehaald; maar wat er toen is geoogst, heeft
men natuurlijk reeds vele maanden geleden
verbruikt. Nu is er dus niets, niets. Op
welke wyze velen aan den kost komen, is een
raadsel. En al mocht dit jaar de regentijd
in October (dat is deofficieele regenmaand)
aanvangen en zich verder alles onder gunstige
omstandigheden voordoen, dan kan men toch
eerst in Maart of April van het volgende jaar
eenigen oogst krijgen. Tien of elf maanden
lang zal dus een groot gedeelte der inboor
lingen, die thans reeds in nijpende armoede
verkeeren, nog het leven moeten rekken op
wie weet welke wijze.
Het werk op de plantages staat reeds langen
tijd stil, daar er wegens de hardnekkige droogte
niets geplant kan worden. De arbeiders, die
in andere jaren genoeg verdienden om hun
gezin te onderhouden, zijn nu gedwongen leeg
te loopen en met de hunnen armoede te lijden,
of dit eiland te verlaten, om elders werk te
gaan zoeken. Yelen zijn naar Venuzuëla ver
trokken en hebben vrouw en kinderen hier
in den erbarmelijksten toestand achtergelaten.
De honger grijnst zoo talrijke gezinnen aan.
Is kersen-eten gezond Een vast me
dewerker van 't Haagsche Dbl. schrijft o.a.
Reeds meermalen heb ik in dit blad
gewezen op de voortreffelijkheid der mei
kersen. Zjj zgn dit jaar, evenals het
voedsel op de kostschool waar ik een
paar jaren gedrild werd, volgens het pro
gram »sain et abondant"; trouwens ge
zond zgn zg al tgd in alle opzichten, ik
heb ze bg ondervinding als zoodanig lee-
ren kennen. Op geen aangenamer wjjze
kan men hardlijvigheid en kwade humeuren
verdrijven dan door het eten van kersen,
en men kan die ongestraft eten zooveel
men verkiest. Als ik ooit gewenscht heb
rijk te zgn, dan is dat in de eerste plaats
wel, omdat ik dan in staat zoa zgn groote
kerseboomgaarden te hebben, en allen die
behoefte gevoelen aan purgatie van lichaam
of geest, mandjes kersen franco thuis te
zenden, overtuigd als ik ben, dat zg er
van eten zouden, en zg zouden eten zonder
overtreding van eenig gebod en 't zon
hun goed doen. 't Is wel mogelijk dat zij,
die thans klagen over de booze en slechte
wereld, ten minste eenige oogenblikken
een gevoel zouden waarnemen, alsof zg
zelf zich in het aardsch paradijs bevon
den. Maar, helaas, ik ben niet rgk, ik
kan geen mandje met kersen aan hen
zenden, die ik ze zoo gaarne zou gunnen.
Zelf moet ik mij en de ragnen beperken
in het genot van die vrucht ,van die her
innering aan den boom des levens; dit
kun ik slechts allen toeroepeneet kersen,
nu het nog de tgd is, voordat zij ver
vangen worden door de andere soorten
van kersen, die, hoe voortreffelijk, toch
niet de ware kersen zgn, niet de heil
aanbrengende, buik-verzachtende, kersen
verkwikkende meikersen.
De dader van den afschuwelijken
broedermoord te Blesse, de één-en-twin-
tig-jarige W. Yan der Wal, betoont
voortdurend eeue inderdaad ijzing
wekkende kalmte. Toen men hem kwam
arresteeren, stond hij bedaard een sigaar
te rookenbij het lgk van den verslage-
ne gebracht, gaf hg niet het geringste
blijk van ontroeringtoen hg naar de
gevangenis te Heerenveen werd getrrans-
porteerd keek hg met een onverschillig
gezicht om zich henen. Ook in de gevan
genis blijft hij dezelfde houding van on-
verschillighetd bewaren. Intusschen is de
rechterlijke instructie nagenoeg geëindigd
en zal dus de zaak spoedig naar de open
bare terechtzitting worden verwezen.
De moordenaar stond in de plaats zij-
ner inwoning hoogst ongunstig bekend
en was de schrik zijner medeburgers.
Ingezonden.
Mijnheer de Redacteur
Ik verzoek U beleefd, onderstaande regelen in
uw veelgelezen blad te willen opnemen.
In uw nnmmer van Woensdag 28 Juni wordt
een tamelijk lang verslag gegeven van de quaestie
tusscheu eenige wiermaaiers en het bestuur van
den polder Waard-Nieuwland, voor eenige dagen
hier aan de orde, aan U „van betrouwbare zijde"
medegedeeld. Dit verslag geeft zulk een onjuiste
voorstelling van de zaak en bevat zooveel on
nauwkeurigheden, dat ik mij gedrongen gevoel,
er tegen te schrijven.
Wat is de zaak De steiger aan den dijk van
den polder Waard-Nieuwland werd door meerdere
wiermaaiers gebruikt als losplaats voor wier, dat
langs den polderweg verder naar het oude land
van Wieringen werd vervoerd. Yroeger deden
slechts een gering aantal wiermaaiers dithet
hinderde weinig. Doch sedert de laatste twee
jaren nam dit aantal sterk toede losplaats, ge
maakt voor het lossen van mest en het laden
van granen, lag voortdurend vol wier; de weg
werd door wagens, met het zware, natte wier be
laden, zeer beschadigd en kostte het bestuur aan
merkelijk meer aan onderhoud, reden waarom het
polderbestuur hierop zijne aandacht begon te ves
tigen. Er werd besloten dit te verbieden, aan
het aanwezige publiek bij de openbare verpach
ting der poldereigendommen op den 16en April
1889 gehouden in het logement van den heer
C. Koorn te Wieringen, werd dit bekend ge
maakt en door den dijkgraaf uitdrukkelijk gezegd,
dat voortaan alleen de pachter van den voor
grond des polders het recht zon hebben tot het
lossen van wier aan den steiger. Overigens werd
het verboden. De wiermaaiers begonnen evenwel
dit jaar weer te lossen en te rijden, als wisten
ze van niets. Het polderbestuur wilde dit toen
uit welwillendheid toestaan, onder voorwaarde,
dat de pachters een gedeelte van de toegebrachte
schade aan den weg, gesteld op f 100,zouden
bijdragen. Ook dit werd geweigerd en de wier
maaiers gingen door alsof dijk en weg van den
polder Waard-Nieuwland hun eigendom was. Nu
heeft de rechterlijke macht aan dezen onhoud-
baren toestand een einde gemaakt en de wier
maaiers betalen f100.
Als er iets valt te waardeeren in deze zaak,
is 't zeker wel het geduld en de inschikkelijk
heid van het polderbestuur, dat alle aanmatiging
en willekeur der wiermaaiers door de vingers
zag, en ten einde toe tot eene minnelijke schik
king bereid bleef, ofschoon het daarbij enkel na
deel had.
Thans eenige opmerkingen over de bespreking
dezer zaak in uw nummer van 26 Juni. Hierin
komt geen enkele bewering voor, die niet leugen
achtig is. De dijkgraaf is de heer J. Breebaart Kz.,
niet ik. De wiermaaiers hebben nooit vergunning
gekregen tot het lossen van wier aan den steiger.
Vddr 29 jaar bestond de steiger nog niet. De
wiermaaiers hebben zich ook niet op zoodanige
vergunning beroepen. Van V. Heijblok, een par
ticulier persoon, is het recht tot het aanleggen
der waterleiding verkregen, in ruil voor gratis
watergebruik uit de hoofdlijn. Overigens heeft
het dijksbestuur niets met de wiermaaiers tema
ken en kunnen de diensten en wederdiensten,
die dit lichaam en het bestuur van den polder
Waard-Nieuwland elkaar bewijzen, hier gevoege
lijk achterwege blijven. Maatregelen van weer
wraak zijn en niet toegepast; wel schijnt er ge
dreigd met watervergiftiging.
Is de schrijver een socialistische parodie om
het zoo maar eens uit te drukken die overal
ten allen tijde verongelijking en bekneveling der
arbeidende bevolking meent waar te nemen, ook
al is er in werkelijkheid volstrekt geen sprake
van, zoo hij het wel meent met de wiermaaiers,
make hij zich dan niet bespottelijk en verachte
lijk door zulk onzinnig en valsch geschrijf, maar
neme hij hen in bescherming tegen werkelijk be
staande knevelarijen. Gisteren kwam er een
wiermaaier bij mijde zaak in quaestie kwam te
berde. De man vond de vordering van het be
stuur van Waard Nieuwland zeer billijk en
zeide mij, hoe ze van pachters geheel andere
dingen hadden te verdragen. Voor een paar jaren
nog hadden ze hem op een partijtje wier f70,
gekort, zonder eenige reden, en met de woorden:
„Zooveel kun je krijgen, en anders laat je ze
maar liggen." De man had zijn geld noodig en
moest met deze willekeurige verbreking der over
eenkomst genoegen nemen. Behalve dit geval
hebben dergelijke gevallen bij herhaling plaats
gevonden in de laatste jaren. Zoo iets tegen te
gaan was voor iemand, die zich geroepen ge
voelt, voor deze lieden in de bres te springen,
een menschwaardiger taak, dan zulk onzedelijk
gelieg de wereld in te sturen. Want het is niet
mogelijk aan te nemen, dat iemand, in staat in
een blad een stukje in te zenden, in een kleine
plaats als dit eiland, zoo absoluut onkundig zou
zijn aan de werkelijke toedracht der zaak, dat
hij te goeder trouw al die onwaarheid aan den
man trachtte te brengen. Dat is zoo goed als
onmogelijk. Ik heb altijd, toen 'k nog burge
meester was, den wiermaaiers en visschers, voor
zoover dit met de publieke belangen vereenig-
baar was, de hand boven 't hoofd gehouden en
zooveel mogelijk beschermd tegen al wat pachter,
zoowel als tegen al wat dief heet. Daarom zal
'k niet dulden, dat men mij nu in een publiek
blad belastert, als zou 'k thans rechtmatige of
onrechtmatige knevelarij dezen lieden drijven.
Als de „vertrouwbare zijde" lust mocht gevoe
len, verder met mij over deze zaak in gedach-
tenwisseling te treden, ben 'k volkomen bereid.
Maar dan den naam er onder.
P. MAATS.
Wieringen, 27 Juni 1889.
PosterlJ ©n.
LLJST van brieven, enz., geadresseerd aan
onbekenden, gedurende de 2e helft der maand
Mei 1889:
D. Stellens, AmsterdamK. Klinkenberg,
id.P. Bootjes, 's-GravenhageMevr. A.
Nieveld, id.E. Bakker, id.G. Meurs,
SehagenK. Veenstra, TietjerkIleinten,
UtrechtMej. M. Groot, Mevr. M. de
Ridder, H. Nijholt, J. Bakker, Mej.
J. Vinkestein,
(Briefkaarten).
Mej. A. de Roever, Amsterdam.
De Directeur van het Postkantoor,
POLVLIET.
DOOR
35.) E. ECKSTEIN.
Eene donderende stem riep; »HaltWij
brengen de genade des KoningsLuide klon
ken die woorden over het met menschen ge
vulde plein. Twee officieren van de konink-
lijke lijfwacht waren door de opening in de
barrière gesprongen en hadden den ambtenaar
van het openbaar ministerie bijna onder den
voet gereden.
Marsucci was gedurende een oogenblik als
verstijfd van schrik. Dat moest het werk zijn
van dien vervloekten ad vovaat, Antonio Cesari,
die van den aanvang af hemel en aarde be
wogen had, om den man, die onder zijne
bescherming was gesteld, te redden.
Bleek en staroogend tastte hij naar de haak,
waaraan het noodlottige touw was bevestigd.
Als nu de bgl nog viel, kon hij een vergis
sing voorwenden, en den gevreesden aanklager,
die met Salvatore Padovanino zou opstaan,
ware voor eeuwig het zwijgen opgelegd. Op
hetzelfde oogenblik echter deinsde hij met een
gil van pijn achteruit. Zijn meester, voor
het eerst sedert vele jaren gebruik makende
van het aloude recht van den sigaore di Na-
poli, had den vermetele, die op het punt was
hem zijn ambt en zgn brood te doen verliezen
een slag op het voorhoofd toegebracht, zoodat
het bloed hem over oogen en neus gudste.
Terwijl Marsucci, hidf verblind, het gelaat
in beide handen verborg, hielp de scherprech
ter zelf mede, om den Apuliër uit zijn vree-
selijken toestand te bevrijden.
De officieren van de lijfwacht hadden in
tusschen den ambtenaar van het openbaar
ministerie medegedeeld, dat zijne Majesteit, de
Koning, bevolen had den veroordeelde naar
de stedelgke gevangenis over te brengen, want
al was aan Salvatore Padovanino de doodstraf
kwijtgescholden, hij zou toch voor zijne mis
daad boeten in de gevangenis. Zijne Majes
teit had bevolen de behandeling der zaak
onmiddellijk te hervatten. Zoo werd Salvatore,
die als een krankzinnige om zich heenkeek,
jyeder van hot schavot afgevoerdterwgl Mar
succi, op aanwijzing van zijn meester, door een
der politie-dienaren gevangen genomen werd.
De signore di Napoli verlangde een nauw
keurig onderzoek naar de oorzaak van het
vreemde gedrag van zgn helper bg de ver
schijning van de beide officieren.
HOOFDSTUK XI.
Doodelijk uitgeput door alles wat hg had uit
gestaan, bereikte Salvatore de stadsgevangenis.
Hij beefde over al zijne leden, en bezat geen
kracht genoeg meer om zich staande te houden.
Toen hij zijne legerstede had opgezocht, viel
hij in een loodzwaren slaap. Tegen den mid
dag werd hg door het rammelen van de sleu
tels gewekt.
Hij keek op. Zijn verdediger, Antonio,
Cesari, en Maria stonden zwijgend voor hem.
»Gij hier, Zingarellariep hg uit, ten
hoogste verbaasd. Hij was geheel in de war
hij wist niet hoe hij de tegenwoordigheid van
Maria verklaren moest. Gedurende den rit
naar de gevangenis was hij meermalen geneigd
geweest in het plotseling optreden van de
gardeofficieren toch nog de verwezenlijking te
zien van het plan, dat hij met Emmanuele
had op touw gezet. In het volgende oogen
blik trad hem echter Marsucci's gestalte voor
den geest en met deze de ontwijfelbare zeker
heid, dat alles leugen en bedrog was geweest.
Hoe moest hg dan die onverwachte redding
verklaren? Een angstige, uitvorschende blik
op Zingarella's bleek gelaat verried hem ech
ter al zeer spoedig, waar hij de oorzaak van
deze redding zoeken moest.
«Dus is alles verraden," sprak hij in zich
zeiven.
»Al werd mij het ergste bespaard, in plaats
van een belooning, wacht mg toch nieuwe
gevangenschapwant het is zoo helder als de
dag, dat de zaak niet maar eenvoudig in den
doofpot zal worden gestopt/'
Zuchtend keek hij nu eens Maria, dan we
der Cesari aan. Zingarella was bleek, hare
oogen lagen diep in de kassenin het gelaat
van den rechtsgeleerde las de Apuliër een ge
voel van triomf en toch lag daarop een so
bere, ontevredene, verwgtende uitdrukking.
//Ongelukkigste aller menschen!" begon Ce-
ri, //door welke
sari,
welken vloek wordt gg vervolgd,
dat gij zoo blindelings in uw verderf .loopt?
Wie weet of het niet beter geweest ware, dat
de afschuwelijke comedie maar geheel afge
speeld en de genade des Konings te laat ge
komen was."
//O, Signore Cesari!" stamelde Salvatore.
Gij weet dus
»Ik weet alles alles behalve den naam
van den aterling, die in het logement «Het
Gouden Kruis" de rol van monsignore de Fa-
bris voor u speelde. Maar ook die naam zal
niet onbekend blijven, want de dienaren van
het gerecht zijn reeds op weg naar de woning
van uw vriend Racosta.
«Maar zeg mij nu toch eens gij onge-
loovige dwaas hoe was het mogelijk, dat
gij dit weefsel van list en bedrog niet terstond
hebt doorzien? Dat gij gelooven kondt.... //Bij
San Gennaro, ik twijfel of gij niet werkelijk
rijp zijt voor het gekkenhuis te Capua!"
z/Ja, hebt gelijk!" steunde Salvatore. «Ik
heb gehandeld als een krankzinnige. Ik be
grijp mij zeiven niet. O, Signore Cesari, ik
zie thans de waarheid in van hetgeen gij mij
tgds in den kerker van Pizzo Falcone toe-
riept: het is een waan, indien iemand zich
voorstelt met slechte middelen een goed doel
te bereiken! Dwaasheid, ongelooflijke dwaas
heid."
Hij ondersteunde het hoofd met de hand.
//Wees echter overtuigd," ging hij voort,
z/dat het nooit zoo ver met rag gekomen zou
zijn, indien ik een betrekking had gehad,
waarin ik naar mgne krachten had kunnen
werkzaam wezen. Mijn geest verlangde naar
werkzaamheid en toen hieraan op geener
lei wijze kon worden voldaan, zocht ik vol
doening in het avontuurlijke. Ach, Signore, ik
kan u niet zeggen hoe diep ellendig ik mij
gevoel! Wat echter den schurk betreft, die
met Emmanuele Racosta tot mijn ondergang
had besloten, zoo luister wat ik u zeg: «Hij
is een van de helpers van den beul."
«Ontzettend!" riep de advocaat uit. //Men
zou meenen, dat die ellendige Racosta bg zijne
misdaad nog bespotting heeft willen voegen,
wijl hij dien man tot zijn medeplichtige uit
koos. Nu, ook zonder uwe verrassende mede-
deeling zou hij niet onbekend zijn gebleven,
want Racosta is in onze handen. Vertel mij
nu echter kalm en volkomen naar waar
heid hoe alles in zijn werk is gegaan.
Van het begin af verstaat gij? Doe geene
moeite om ons te bedriegen. Ik raad u dat
in uw eigen belang. Ik zweer u, dat het geen
haar gescheeld had, of ik had niets voor u
kunnen doen, want het was voor mg, als lid
van de partij der oppositie, hoogst moeilijk de
verlangde audiëntie bij den Koning te ver
krijgen. Ook thans zijt gij nog niet alle be
zwaren te boven. De ambtenaar van het open
baar minister beschikt over genoeg punten
van aanklacht, om u voor goed ten gronde te
richten. Er moet krachtig gestreden worden,
of het spel is verloren. Geeft gij mij ech
ter een helder inzicht in alle bijzonderheden,
dan is het mogelijk, dat ik nog iets gedaan
krijg. Dus alles eerlgk opgebiecht, Salvatore
Padovanino!"
«Ik zal u de geheele waarheid zeggen, al
les wat ik zelf weet," verzekerde Salvatore.
De Apuliër begon te vertellen. Met de
grootste verbazing luisterde Cesari naar deze
mengeling van onnoozel vertrouwen aan de
eene en van geslepenheid aan de andere
zijde. Inderdaad, hij stond tegenover eene on
gewone persoonlijkheid en mocht ook al het
vermoeden van den rechtsgeleerde dat de
houding van den Apuliër den indruk maakte
van een krenking van zijn verstand nu
niet meer zijn vol te houden, het buitenge
wone in zgn geheele wezen naderde toch de
grenslijn, waar het genie of de krankzinnig
heid begint.
Ongetwijfeld! Salvatore Padovanino had zijne
roeping gemist! In een betrekking geplaatst,
die voor hem geschikt was, zou hij uitste
kende diensten kunnen bewijzen; dat blinde,
onnadenkende streven, dat nu eens onder het
masker van ziekelijke eerzucht, dan weder
onder dat van zucht naar geld en genot was
te voorschijn getreden, moest slechts een waar
dig doel worden aangewezen, om vruchten te
dragen en tot zegen te strekken.
Antonio Cesari vatte dan ook het plan op,
voortaan in dien geest voor zijn cliënt werk
zaam te zijn.
Nadat Salvatore den geheelen loop der
dingen had medegedeeld, kon hij toch niet
rusten alvorens hij vernomen had, hoe Cesari
op het spoor was gekomen van de geheimen,
die toch zoo goed bewaard schenen. Hg was
thans meer onder den invloed van een bran
dende nieuwsgierigheid dan van bezorgdheid
over de toekomst, te meer wgl de beslistheid,
waarmede Antonio Cesari op zijn doel was
afgegaan, den misleiden dwaas de hoop deed
koesteren, dat hij onder de bescherming van
dezen verdediger voor het vervolg ook veilig
geborgen zou wezen.
Hij dankte daarom den advocaat in de
hartstochtelijkste bewoordingen, smeekte hem
om vergiffenis, dat hij, Salvatore, door de
afspraak met Racosta genoodzaakt was ge
weest, hem, den eenigen waren vriend in al
zijn ellende, te misleiden en te bedriegen en
verzocht toen hem op te helderen hoe het
mogelijk was geweest de waarheid te ontdek
ken, die zelfs Maria slechts ten halve gewe
ten had.
Cesari voldeed aan zgn verzoek. De zaak
was trouwens eenvoudig genoeg.
De onverklaarbare tegenspraak in de be
kentenissen en vooral in de houding van den
Apuliër had Antonio Cesari het plan doen
opvatten eenige dagen op Capri te gaan door
brengen. Hij wilde Maria opzoeken, haar
gadeslaan, haar eenige vragen voorleggen en
op deze wijze trachten het raadsel op te los
sen. Hij had zijn intrek genomen bg Guiliet-
ta's moeder en van deze veel vernomen wat
hem stof tot nadenken gaf.
Bepaalder en helderder nog drukte Gustaaf
Nijborg, de Noorsche schilder, zich over de
zaak uit.
Zooals wij weten, had Nijborg reeds van
het begin af levendig belang gesteld in Maria
en den Apuliër. Met het instinct van den
kunstenaar had hij al zeer spoedig het onge
wone, vreemdsoortige, buitensporige in het
karakter van den jongen man en het al te
volgzame, onzelfstandige in Zingarella's na
tuur ontdekt. Hg voelde, dat deze onzelf
standigheid niet oorspronkelijk in haar aard
had gelegen, dat de Apuliër eerst haar ge
heele wezen als door toovermacht aan zijn
wil had moeten onderwerpen. De psycholo
gische merkwaardigheid van deze totale on
derwerping in verband met de ongeëvenaarde
schoonheid van het jonge paar, was voor Nij
borg een onuitputtelijke bron van opmerkin
gen en beschouwingen.
Wordt vervolgd.