't Vliegend Blaadje. KLEINE COURANT VOOR HELDER. NIEUWEDIEP EN TEXEL. No. 1763. Woensdag 8 Januari 1890. Achttiende^ Jaar gang. NIEUWSTIJDINGEN. .a."bonn©m©nt per 3 maanden binnen de gemeente50 Cent. >3 franco per post75 Afzonderlgke nummers2 VERSCHIJNT DINSDAG- EN VRIJDAGMIDDAG. Uitgevers: BERKHOUT Co., te Helder. Buruux: SPOORSTRAAT «n ZUIDSTRAAT. AdLvertentiën van 1 tot 5 regels25 Cent Elke regel meer5 Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn Verketerlnr mn bet Redttiapawezen. In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, gehouden den 21 December 11., is bij de beraadslaging over het IXde Hoofdstuk der StaatsbegrootiDg voor 1810 (Waterstaat, Handel en Ny verheid) door den heer Veegens het woord gevoerd over het reddingswezen hier te lande. Naar aanleiding van 't vergaan van de »Ango" voor Scheve- ningen, was, zoo merkte spreker op, de alge- meene aandacht op 't reddingswezen gevestigd. Aanvankelijk verkeerde spreker reeds in °de meening, dat de redding van schipbreukelingen door particuliere Maatschappijen op zeer ver dienstelijke wijze wordt behartigd dat er hier en daar nog wel wat aan te verbeteren valt, niet zoo zeer- ten opzichte van het materiëel als van 't personeel, met de bediening er van belast. Sedert heeft een overleg plaats gehad tusschen de Minister van Waterstaat, Handel en Ny verheid en dien van Marine, en dat overleg had tengevolge de benoeming eener Commissie van onderzoek, bestaande uit twee officieren der Marine en een hoofdambtenaar bij het departement van Waterstaat. Die Com missie heeft onlangs een rapport uitgebracht, dat nog bij de Regeering in overweging is en ter kennisneming voor de leden der Kamer ter griffie is nedergelegd. Tot vervulling harer taak heeft de Com missie zich in betrekking gesteld met de be staande Maatschappijen tot redding van schip breukelingen de Noord- en Zuidhollandiche Reddings-Ma&tschappy te Amsterdam, wier werkkring zich uitstrekt tot de Noordzeekust benoorden Loosduinen, met inbegrip der eilan den van de Noordde Zuidhollandsehe Maat schappij tot redding van schipbreukelingen te Rotterdam, die de kust bezuiden Loosduinen voor hare rekening heeft genomenen de Harlinger Reddingsmaatschappij die haar werk kring uitsluitend tot Harlingen bepaalt. De Commissie is tot de conclusie gekomen, dat de toestand van 't reddingswezen hier te lande in het algemeen aan billijke eischen voldoet en volstrekt niet achterstaat bij dien in andere landen, terwijl de vóór eenige jaren tot stand gebrachte organisatie der kustwacht goed werkt, ofschoon de ^uitgeloofde belooningen voor het aanbrengen van berichten omtrent scheeps rampen bij de kustbewoners nog niet voldoende bekend zijn. Dit gunstig oordeel sluit echter niet uit, dat door de Commissie enkele leem ten zijn opgemerkt. De heer Veegens ging na dit overzicht van het verslag der Commissie verder, besprak de wenschelijkheid van de openbaarmaking van dat verslag en sloot dit deel zijner rede met de verzekering, dat over het geheel het mate riëel, benoodigd voor de redding van schip breukelingen, blijkbaar in goeden staat ver keert. Hij merkte voorts op, dat de Com missie ook haar aandaeht had gewijd aan het personeel, dat met de bediening der reddings middelen belast is. Zij stelde zich de vraag, wat ten behoeve van de redders of van hnnne gezinnen geschiedt, indien hun bij pogingen tot redding van schipbreukelingen ongelukken overkomen. De Maatschappijen doen het hare tot uitkeering van gratificatiën aan oude of in den reddingsdienst verminkte redders of aan de nabestaanden van hen, die in haren dienst omkomen, doch zijn, blijkens de mededeelingen der Commissie, niet by machte, jaarlijksche uitkeeringen te waarborgen. Er bestaan tot dusver geen instellingen met het doel, zich het lot der bedoelde personen aan te trekken, behalve eene Vereeniging, die in 1887, naar aanleiding vau een toen voorgevallen scheeps ramp, te Helder is opgericht, doch voor alsnog niet over eigen fondsen beschikt. Men is intusschen bedacht op het stichten van een Nederlandsch fonds tot dat doel, het welk zeker ook naar de meening van den Minister den steun der regeering zon ver dienen. De spreker wees verder op de wenschelijk heid, dat, daar op onderscheidene stations het personeel van don loodsdienst vaak be hulpzaam is in de bediening der reddings middelen, voor hen, die op die wijze omkomen of verminkt worden, even goed het recht op pensioen zou bestaan, als wanneer zij in 's Rijks dienst waren werkzaam geweest. Een wijzi ging der wet van 20 Augustus 1859 (Staats blad No. 94, zou daartoe wellicht noodig zijn. Vervolgens besprak de heer Veegens de bekwaamheid van 't personeel en beval hij oefeningen met de reddingsmiddelen en dus de aanstelling van een raste bemanning aan. Thans zyn, onder de plaats, commissie, op elk station der Noord- en Znidh.-Maatschappij, slechts aangesteldeen bootsman, met een jaarwedde van f 60, en een vuurpijl-richter met f»15. Aan het slot van zijn redo wees de heer Veegens op een leemte in 't rapport der commissie. Zij verzuimde z. i. aan te wijzen, welke middelen zouden kunnen aangewend worden om te komen tot een geoefende, vaste bemanning der reddingsbooten. Hij spoorde daarom den Minister aan, 't zij door tusschen- komst der commissie of op eene andere wyze, dit gedeelte van het rapport uit te breiden en aan te vullen, Er zou, zoo eindigde spreker, hier te lande weinig aan het reddirigswezen ontbreken, indien overal, waar reddingsmiddelen aanwezig zijn, een bekwaam personeel ter bediening daarvan, werd aam getroffen. De Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid beantwoordde den heer Veegens op de verschillende punten en zeide, voor waardelijk, de openbaarmaking van 't rapport toe. Omtrent het pensioneeren van hen, die aan het redden van schipbreukelingen hebben deelgenomen, ea daardoor buiten staat zijn geraakt hun dagelijkich brood te verdienen en aan de nagelaten betrekkingen van hen, die daarbij den dood gevonden hebben ver zekerde de Minister, dat voor dat denkbeeld bij hem veel sympathie bestaat. Ten aanzien van deze nogal ingewikkelde zaak is hij ech ter nog in overleg met zijn ambtgenoot van Marine. Wij maken van het bovenstaande melding, omdat deze gemeente aan de geschiedenis van het Nederlandsche reddingswezen een niet on belangrijke bladzijde heeft geleverd, alsmede omdat het Bestuur van het hier bestaande Reddingsfonds in de besproken aangelegenheid zich niet op den achtergrond heeft geplaatst. Pensioenen van de mindere geëmployeerden bij de inrich tingen van 's Rijks zee- en landmacht. Bij het onderzoek, in de afdeelingen der Tweede Kamer, van het wetsontwerp tot re geling der pensioenen van de mindere geëm ployeerden enz op daggeld werkzaam bij de inrichtingen van 'sRyks zee- en landmacht, betwijfelde men of de financiöele toestand des Rijks wel toeliet eene zoo groote verhooging van uitgaven voor dat doel f 110,000 'sjaars toe te staan. Nadere inlichting en meerdere gegevens tot beoordeeling der zaak werden noodig geacht. Men zou van de belangheb benden wellicht eene bijdrage kunnen vergen voor liet verkrijgen van pensioen. De daar tegen in de mem. v. toel. aangevoerde bezwa ren van administratieven en anderen aard, werden niet afdoende geacht. De hier bedoelde werklieden kunnen zich best eenige financieel# opoffering voor hun pensioenen getroosten. En van onbillijkheid kan, vooral wanneer de heffing zich bepaalde tot die personen, die na de vaststelling van de voorgestelde bepalingen in dienst worden gesteld, geen sprake zijn. Het eischen van bijdragen behoeft ook, even min als dat het geval is voor de burgerlijke penaioeaen, volstrekt niet te leiden lot het vormen van een pensioenfonds; terwyl, blijkens bet gewijzigd pensioen-ontwerp, ook de bur gerlijke ambtenaren eene bijdrage zullen hebben te betalen. Dit kan dus ook hier verordend worden. Andere leden waren echter van oordeel dat de loonen aan de Rijksinrichtingen te gering zyn om van de belanghebbenden een pensi oensbijdrage te vorderen, terwijl over de vraag of bij heffing van een bydrage voor pensioen de waarde der gestorte premiën ingeval van ontslag niet aan den werkman behoort te wor den teruggeven, verschil van meening heerschte. Eischte men echter eene pensioenbijdrage van de werklieden, dan zou hun in elk geval naar verhouding tot hetgeen zij zelf hebben bijgedragen voor elk jaar dienst, onverschillig wanneer en waarom de dienstbetrekking heeft opgehouden, pensioen kunnen worden toege kend, in te gaan op den leeftijd van 60 jaren en tot een bedrag klimmende met het aantal dienstjaren. Enkele leden wilden dit denkbeeld zelfs toepassen op het geheele pensioen, ook voor zooverre de belanghebbenden daartoe zelf niet hebben bijgedragen. Immers dehier bedoelde geëmployeerden en werklieden zijn niet met ambtenaren gelijk te stellen, in zooverre zij veel minder dan dezen tegen ontslag gewaar borgd zyn. Ook een groot maatschappelijk belang is betrokken bij behoorlyke beveiliging der werk lieden tegen broodsgebrek op den ouden dag en dit kan alleen dan verzekerd worden, als het pensioen onafhankelijk wordt gemaakt van het voortduren van dezelfde dienstbetrekking. De Staat is, waar hy niet als wetgever maar als werkgever optreedt, geroepen ten deze aan anderen een goed voorbeeld te geven. In dezen gedachtengang verdient evenwel het stelsel van verzekering de voorkeur boven dat van pensionneering. Ter waarborging van zekerheid daaromtrent zou men, op het voet spoor van Engeland, België en Frankrijk, aan de Rijkspostspaarbank eene afdeeling kunnen verbinden van lijfrenten- ea levensverzekering, geschoeid op de leest van eene gewone levens verzekering-maatschappij, maar met aanspra kelijkheid van den Staat. Dan zullen dc rechthebbenden volledigen waarborg bezitten en wordt de Staat als werkgever, de eerste deelnemer in deze nieuwe inrichting. Zoodoende zou men een gemengd stelsel verkrijgen: ver zekering in de normale gevallen; pensionneering ten laste der Staatsbegrooting in de overige gevallen. Verscheidene leden kwamen tegen deze denkbeelden met nadruk op. Ging men de werklieden ten deze anders behandelen dan de ambtenaren, dan zal eene sociale ongelijk heid in het leven geroepen worden, die alleen gerechtvaardigd ware, wanneer de werklieden op bijzondere voorrechten aanspraak hadden. Daarenboven zon bij toepassing van het doelde stelsel de bijdrage van den Staat eene loonsverhooging zijn, terwyl aan den anderen kant de verplichting der werklieden om voor pensioensverzekering bij te dragen voor hen met eene loonsvermindering gelijk zon staan. De toekenning van pensioen aan de werklieden moet een gunst blijven, met het vervullen van zekeren dienstijd als voorwaarde. Dat is ook wenschelijk om te voorkomen dat de werklieden te lichtvaardig van werkgever veranderen en om den band tusschen den werkgever en werk man zedelyk te versterken, terwijl overigens ook vele administratieve bezwaren uit het bedoelde stelsel zouden ontstaan. Hierop werd geantwoord, dat versterking van den band tusschen werkgever en werkman op andere en betere wijzen kan verkregen worden dan door eene regeling van pensioenen, welke den werkman nog afhankelijker randen werkgever maakt dan hij nu reeds is. Bij zoodanige regeling zal de werkman, die zijn werkgever verlaat op een leeftijd, waarop de te betalen premieverzekering voor eigen re kening schier onmogelijk wordt, rechtmatigen grond tot klagen hebben, en het aan die rege ling kunnen wijten, dat hij vroeger, op jeug diger leeftijd en tegen lager premie niet zelf voor zyne toekomst heeft gezorgd. Ten slotte herhaalden deze ledeu, dat het hier geen theoretische nieuwigheid gold, daar verschei dene werkgevers reeds op de door hen aan bevolen wijze handelen en dat de Staat dus slechts zou treden in hunne voetstappen. (Handelsbl.) HELDER, 7 Jan. 1890. Onlangs werd het gerucht gemeld, dat de minister van marine voornemens zou zjjn aan Z. M. den Koning zijn ont slag te verzoeken, Thans bericht men uit 's Gravenhage, dat van verschillende zij- den dat gerucht wordt tegengesproken.' Bg" Kon. besl. is M. Hillenius, thans te Amsterdam, met 6 Jan. benoemd tot schoolopziener in het arrondissement Texel. Uit tal van plaatsen in ons land wordt bericht, dat er in meerdere of min dere mate de ongesteldheid heerscht, die door den een griep, door den ander in fluenza, door een derde zware verkoudheid wordt genoemd. In verschillende garni zoensplaatsen zgn buitengewoon veel zieken onder de militairen. Aan het Handelsblad" wordt mede gedeeld, dat te Amsterdam een veertigtal telegraafbeambten en ongeveer twintig telegrambestellers door de griep zgn aan getast. DeHoll. IJz. Spoorw. maatschappij heeft per annonce bekend gemaakt, dat zij, >ten gevolge van het groot aantal zieken onder het spoorwegpersoneel te beginnen Maandag a. s. den dienst voor het aannemen van goederen enz. moet beper ken uitsluitend tot de bestelkantoren. Aan het centraal-station worden voorloopig geen bestelgoederen aangenomen." Op de scholen te Amsterdam is na de Kerstvacantie het getal aanwezige leer lingen door de heerschende ziekte aan merkelijk afgenomen. Op de Frederiksschool o. a. ontbraken heden 66 van de 185 kinderen. Aan een der bankinstellingen aldaar zgn van de 50 bedienden 17 ongesteld, in een zetterij moesten 22 werklieden wegblijven, in een groot manufacturenmagazijn zgn 12 van da 23 bedienden bedlegerig. Zaterdag vermaakte zich te Twij- zel twee kinderen van den arbeider J. S. K. op 't gs van een uitgeveenden plas en zakten er door. De vader verneemt 't onheil, schiet ijlings toe, springt om zijne kinderen te redden in den plas en verdwgnt met den oudsten zgner lieve lingen, een knaap van omstreeks 12 ja ren, in de diepte. Een buurman redt nog het andere kind, doch om den vader en 't oudste kind te reddenj blijven zgne pogingen vruchteloos. Een moeder is weduwe, eenige kinderen zgn vaderloos. Eerst Zondagmorgen bracht men de lij- keü op 't droge. De dwaze onkunde om geen drenkelingen uit 't waler te redden, vóór men aan de politie heeft kennis ge geven, is ook hier weder in 't spel ge weest. De politie te Leeuwarden heeft ont dekt, dat een korporaal der infanterie, die met St. Nicolaas tot hulp was toege voegd aan het postkantoor, zich heeft meester gemaakt van een postpakket, dat onderscheidene voorwerpen van waarde bevatte. Bij het te gelde maken van zil veren horlogekettingen werd de dader ont dekt, die nu deswege voor een krijgsraad zal terecht staan. Een behoeftig kleermaker te Maas sluis, is plotseling overleden, nadat hij den vorigen dag een erfenisje van f 800 in ontvangst had genomen. Met intrede van 1890 trad de wed. Dijkstra, te Gorredijk, haar honderdste levensjaar in. Het oudje is nog tamelgk kras. De inzameling voor Kindervoeding, op de beide Kerstdagen te Amsterdam gehouden, heeft bruto f1700 opgebracht. Terwijl op den Nieuwjaarsavond in gezetenen van Hoornsterzwaag en omstre ken een christelijke samenkomst hielden in »het Gebouw" aldaar, kwamen er vijf jongelingen opdagen, die de denr open- smeten en twee pistoolschoten in 't Ge bouw" losten. De menigte werd hierdoor zoo verschrikt, dat vijf dames bewusteloos neervielen. Yier daarvan heeft men in »het Gebouw" weer tot bewustzijn ge bracht, maar de vijfde is in geheel be- wusteloozen toestand naar huis vervoerd en moet niet zonder gevaar zijn. De ju stitie heeft zich reeds de zaak aangetrok ken. Te Helenaveen is aan den weg het lijk van een man gevonden, Men kon zien, dat hij met het hoofd in het water moet gehouden zgn, zoodat er vermoeden bestaat van een moord. De dader is tot nog toe onbekend. Te Maastricht is op vermoeden van verduistering in hechtenis genomen Jhr. J. G., geldwisselaar. Zijne faillietverkla ring werd tevens uitgesproken. Yoor de Rechtbank te Zwolle heeft terecht gestaan de verpleegde in het gesticht Ommerschans v. E., beschuldigd den 15 Oct. jl. het 13-jarig dochtertje van den landbouwer Hogenberk, bij wien hg werkzaam was, te hebben doodgesto ken. Het O. M. heefC 20 jaren gevan genisstraf tegen beklaagde gevorderd. Uitspraak 9 Jan. a. s. Aan de ontwerpen tot organisatie van levende strijdkrachten wordt druk gearbeid, om ze deze maand de Depar tementen te doen verlaten en naar den Raad van State te verzenden. Omtrent een poging tot moord, te 's-Heer Arendskerke gepleegd, deelt de N. R. C. het volgende mede De boerenarbeider Cornelis Schipper wachtte in den avond, omstreeks half zes, zgn vroeger meisje Machelina van Schaick op, terwijl zij uit hare woning kwam om boodschappen te Goes te doen. Toen zij weigerde in zgn gezelschap naar Goes te wandelen en zij daarom naar haar huis wilde terugkeereu, viel hij haar aan, wierp haar op den grond en bracht haar met een mes verscheidene wonden toe aan de handen en vooral aan het hoofdterwijl hare kleeren overal de sporen droegen van de worsteling, die er had plaats gegrepen. Een paar voorbij gangers, die voorbg geloopen waren en op dat oogenblik, naar het schijnt, niets bespeurd hadden, keerden kort daarop terug, toen zij een zwak hulpgeroep hoor den, en trachtten den woesteling het mes te ontrukken, waarmee hij nog steeds po gingen aanwendde zijn slachtoffer te tref fen bij die worsteling brak het mes in tweeën. Het meisje werd daarop naar het huis van hare meesteres gebracht en later door dr. Yan Vloten, uit Goes, on der behandeling genomen. De wonden schijnen niet levensgevaarlijk te zgn. Toen zg later tot bewustzijn kwam, heeft zij zelve de toedracht der zaak meegedeeld. De moordenaar nam de vlucht naar zijn huis, waar hg al spoedig gevangen ge nomen werd. Betreffende de vernieling van het lust slot van koning Leopold van België te Laeken, deelt het „Handelsblad van Antwerpen" nog d e volgende bijzonderheden mede In Brussel ging de tyding der ramp bliksemsnel rond„Het paleis van Laeken staat in brand!" Het schyntdat twee bewoners van Laeken, Speciael, koopman in bier, en van Gaver, na bij het gedenkteeken in het park voorbij gin gen, toen zij de vlammen boven bet kasteel zagen uitslaan. Zij liepen tot bij de eerste huizen en riepenbrand in het kasteel"; doch toen reeds waren de troepen, die de wacht hadden, toegesneld. 't Was toen D/4 uur. Do brand is ontstaan in den rechtervleugel van het paleis, in eene receptiezaal, gelegen nabij de kamers van prinses Clementine. De ze had juist ontbeten en zat aan de piano. Hare Hoogheid riep hare gouvernante om hare hulp in te roepen. Mej. Drancourt snel de van de tweede verdieping naar beneden, en hoorde toen rechts en links het gerccx-.vn.n._ „brand, brand!" Mej. Drancourt was ongeveer 50 jaren oud zij was dezer dagen op pensioen gesteld. Toen zij op de eerste verdieping gekomen was en het geroep hoorde, had zy de ongelukkige ge dachte naar hare vertrekken terug te keeren, om te redden wat zij redden kon. Van dat oogenblik af was zij verloren. Prinsés Clementine was radeloos; zij riep tot de toesnellenden: „Redt mijne gouvernan te!" en luitenant Lecat snelde kloekmoedig naar boven. Reeds waren de trappen vol rook, die don officier schier verstikte. Op de gan gen, waar de kamers van de gouvernante uit komen, was de rook zoo verstikkend, dat Le cat niet meer vooruit kon. Hij moest terug, willens of niet, en toen kwam viel hij schier in onmacht. Beneden, rechts, vindt men eenige prach tige zalen; eene eetzaal, eene ontvangstzaal, ,De Gobelins" geheetenverder de zaal der maarschalk en", zoo genoemd door keizer Na poleon, omdat de maarschalken er byeen kwa men eindelijk een kabinet, vroeger voor de bezoeken van aartshertog Rudolf bestemd. Dit kabinet was 'versierd met het portret van den keizer van Oostenrijk, met dat van den kroonprius Rudolf en van Frederik IH, toen hij nog kroonprins was. Op de eerste verdieping van den rechter vleugel waren de vertrekken van prinses Cle mentine en van hare gouvernante mej. Dran court. Onder het kabinet van wijlen prins Rudolf lag eene kelderkeuken, met ketels, waarvan elk ten minste 200 liters bevatte. Als men de dienstboden moet gelooven, zou er een smetziekte heerschen in de stallen, zoodat men dagelijks veel warm water noo dig had, en dit water werd in die kelderkeu ken gekookt. Het zou in het kabinet zijn, dat de brand begon. Deze moet daar lang gebroeid hebben en heeft een der houten bal- kenaangestoken. Het gebouw is opzijn ouds ;ebouwd;en daaraan werd veel hout gebruikt. Het paleis van Laeken is, zooals wy hoo- ger zegden, het eigendom van den Staat en is dus niet verzekerd. De meubels waren het eigendom van den Koning, behalve vele, die als eeuwiglijk nagelvast werden aangezien. Een Rubens werd vernield, welks waarde op 500,000 fr. geschat werd. De vernielde kunstwerken zijn meestal van oude meesters. De moderne schilderijen zijn grootendeels in het paleis van Brussel. Het zilver is gered, zoo als wy reeds hoo- ger meldden. In de maarschalkenzaal stond een meubel, waarvan de koning veel hield. Het was een geschiedkundig aandenken, namelijk de tafel, waarop Napoleon I de oorlogsverklaring aau Rusland teekende. De Fransche keizer schonk het meubel aan Leopold I bij zijn terugkomst van het eiland Elba. Dit meubel is gered maar zwaar beschadigd. Een groote schildery van Leys werd gered, maar is insgelijks sterk door het vuur be schadigd. De levensgroote portretten van den koning en de koningin, door Gaillait, de schetsen der schilderijen .van den Senaat, familieportretten van Wintesthal, enz., zijn vernield. De koningin was sterk ontroerd toen zy vernam dat het portret van haren overleden zoon, den graaf van Henegouw, verbrand was. Den 298ten October jl. zijn de ge zagvoerder en drie opvarenden van het Britsche schip „Enterprise" door de in boorlingen van Hammond-eiland (een der Salomonseilanden) gedood en opgegeten. Londen, 3 Jan. De influenza breidt zich hier snel uit, vooral in de oostelijke wijken van Londen, onder de postbeamb ten, de politiedienaren, alsook onder de bemanningen der schepen in de dokken. Wat deze laatsten betreft, sebgneu vooral Oosterlingen vatbaar te zgn voor de ziekte. De directie der Peninsular Oriental Stoom vaar t-Maatscbappg richtte een geheele stoomboot als hospitaal in. Brieven, die wat de bestelling aan gaat, eenigszins over bun tijd zullen ko men, zgn dezer dagen in een kelder te Frankfort aan den Main terug gevonden, 't Was een pak van 175 brieven uit Italië

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1890 | | pagina 1