't Vliegend Blaadje.
KLEINE COURANT
VOOR HELDER. NIEUWEDIEP EN TEXEL.
No. 1763.
Woensdag 8 Januari 1890.
Achttiende^ Jaar gang.
NIEUWSTIJDINGEN.
.a."bonn©m©nt
per 3 maanden binnen de gemeente50 Cent.
>3 franco per post75
Afzonderlgke nummers2
VERSCHIJNT DINSDAG- EN VRIJDAGMIDDAG.
Uitgevers: BERKHOUT Co., te Helder.
Buruux: SPOORSTRAAT «n ZUIDSTRAAT.
AdLvertentiën
van 1 tot 5 regels25 Cent
Elke regel meer5
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn
Verketerlnr mn bet Redttiapawezen.
In de zitting van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal, gehouden den 21 December
11., is bij de beraadslaging over het IXde
Hoofdstuk der StaatsbegrootiDg voor 1810
(Waterstaat, Handel en Ny verheid) door den
heer Veegens het woord gevoerd over het
reddingswezen hier te lande. Naar aanleiding
van 't vergaan van de »Ango" voor Scheve-
ningen, was, zoo merkte spreker op, de alge-
meene aandacht op 't reddingswezen gevestigd.
Aanvankelijk verkeerde spreker reeds in °de
meening, dat de redding van schipbreukelingen
door particuliere Maatschappijen op zeer ver
dienstelijke wijze wordt behartigd dat er hier
en daar nog wel wat aan te verbeteren valt,
niet zoo zeer- ten opzichte van het materiëel
als van 't personeel, met de bediening er van
belast. Sedert heeft een overleg plaats gehad
tusschen de Minister van Waterstaat, Handel
en Ny verheid en dien van Marine, en dat
overleg had tengevolge de benoeming eener
Commissie van onderzoek, bestaande uit twee
officieren der Marine en een hoofdambtenaar
bij het departement van Waterstaat. Die Com
missie heeft onlangs een rapport uitgebracht,
dat nog bij de Regeering in overweging is en
ter kennisneming voor de leden der Kamer
ter griffie is nedergelegd.
Tot vervulling harer taak heeft de Com
missie zich in betrekking gesteld met de be
staande Maatschappijen tot redding van schip
breukelingen de Noord- en Zuidhollandiche
Reddings-Ma&tschappy te Amsterdam, wier
werkkring zich uitstrekt tot de Noordzeekust
benoorden Loosduinen, met inbegrip der eilan
den van de Noordde Zuidhollandsehe Maat
schappij tot redding van schipbreukelingen te
Rotterdam, die de kust bezuiden Loosduinen
voor hare rekening heeft genomenen de
Harlinger Reddingsmaatschappij die haar werk
kring uitsluitend tot Harlingen bepaalt. De
Commissie is tot de conclusie gekomen, dat
de toestand van 't reddingswezen hier te lande
in het algemeen aan billijke eischen voldoet
en volstrekt niet achterstaat bij dien in andere
landen, terwijl de vóór eenige jaren tot stand
gebrachte organisatie der kustwacht goed werkt,
ofschoon de ^uitgeloofde belooningen voor het
aanbrengen van berichten omtrent scheeps
rampen bij de kustbewoners nog niet voldoende
bekend zijn. Dit gunstig oordeel sluit echter
niet uit, dat door de Commissie enkele leem
ten zijn opgemerkt.
De heer Veegens ging na dit overzicht van
het verslag der Commissie verder, besprak de
wenschelijkheid van de openbaarmaking van
dat verslag en sloot dit deel zijner rede met
de verzekering, dat over het geheel het mate
riëel, benoodigd voor de redding van schip
breukelingen, blijkbaar in goeden staat ver
keert. Hij merkte voorts op, dat de Com
missie ook haar aandaeht had gewijd aan het
personeel, dat met de bediening der reddings
middelen belast is. Zij stelde zich de vraag,
wat ten behoeve van de redders of van hnnne
gezinnen geschiedt, indien hun bij pogingen
tot redding van schipbreukelingen ongelukken
overkomen. De Maatschappijen doen het hare
tot uitkeering van gratificatiën aan oude of in
den reddingsdienst verminkte redders of aan
de nabestaanden van hen, die in haren dienst
omkomen, doch zijn, blijkens de mededeelingen
der Commissie, niet by machte, jaarlijksche
uitkeeringen te waarborgen. Er bestaan tot
dusver geen instellingen met het doel, zich
het lot der bedoelde personen aan te trekken,
behalve eene Vereeniging, die in 1887, naar
aanleiding vau een toen voorgevallen scheeps
ramp, te Helder is opgericht, doch voor
alsnog niet over eigen fondsen beschikt.
Men is intusschen bedacht op het stichten
van een Nederlandsch fonds tot dat doel, het
welk zeker ook naar de meening van den
Minister den steun der regeering zon ver
dienen.
De spreker wees verder op de wenschelijk
heid, dat, daar op onderscheidene stations
het personeel van don loodsdienst vaak be
hulpzaam is in de bediening der reddings
middelen, voor hen, die op die wijze omkomen
of verminkt worden, even goed het recht op
pensioen zou bestaan, als wanneer zij in 's Rijks
dienst waren werkzaam geweest. Een wijzi
ging der wet van 20 Augustus 1859 (Staats
blad No. 94, zou daartoe wellicht noodig zijn.
Vervolgens besprak de heer Veegens de
bekwaamheid van 't personeel en beval hij
oefeningen met de reddingsmiddelen en dus de
aanstelling van een raste bemanning aan.
Thans zyn, onder de plaats, commissie, op
elk station der Noord- en Znidh.-Maatschappij,
slechts aangesteldeen bootsman, met een
jaarwedde van f 60, en een vuurpijl-richter
met f»15.
Aan het slot van zijn redo wees de heer
Veegens op een leemte in 't rapport der
commissie. Zij verzuimde z. i. aan te wijzen,
welke middelen zouden kunnen aangewend
worden om te komen tot een geoefende, vaste
bemanning der reddingsbooten. Hij spoorde
daarom den Minister aan, 't zij door tusschen-
komst der commissie of op eene andere wyze,
dit gedeelte van het rapport uit te breiden
en aan te vullen, Er zou, zoo eindigde
spreker, hier te lande weinig aan het
reddirigswezen ontbreken, indien overal, waar
reddingsmiddelen aanwezig zijn, een bekwaam
personeel ter bediening daarvan, werd aam
getroffen.
De Minister van Waterstaat, Handel en
Nijverheid beantwoordde den heer Veegens
op de verschillende punten en zeide, voor
waardelijk, de openbaarmaking van 't rapport
toe. Omtrent het pensioneeren van hen, die
aan het redden van schipbreukelingen hebben
deelgenomen, ea daardoor buiten staat zijn
geraakt hun dagelijkich brood te verdienen
en aan de nagelaten betrekkingen van hen,
die daarbij den dood gevonden hebben ver
zekerde de Minister, dat voor dat denkbeeld
bij hem veel sympathie bestaat. Ten aanzien
van deze nogal ingewikkelde zaak is hij ech
ter nog in overleg met zijn ambtgenoot van
Marine.
Wij maken van het bovenstaande melding,
omdat deze gemeente aan de geschiedenis van
het Nederlandsche reddingswezen een niet on
belangrijke bladzijde heeft geleverd, alsmede
omdat het Bestuur van het hier bestaande
Reddingsfonds in de besproken aangelegenheid
zich niet op den achtergrond heeft geplaatst.
Pensioenen
van de mindere geëmployeerden bij de inrich
tingen van 's Rijks zee- en landmacht.
Bij het onderzoek, in de afdeelingen der
Tweede Kamer, van het wetsontwerp tot re
geling der pensioenen van de mindere geëm
ployeerden enz op daggeld werkzaam bij de
inrichtingen van 'sRyks zee- en landmacht,
betwijfelde men of de financiöele toestand des
Rijks wel toeliet eene zoo groote verhooging van
uitgaven voor dat doel f 110,000 'sjaars
toe te staan. Nadere inlichting en meerdere
gegevens tot beoordeeling der zaak werden
noodig geacht. Men zou van de belangheb
benden wellicht eene bijdrage kunnen vergen
voor liet verkrijgen van pensioen. De daar
tegen in de mem. v. toel. aangevoerde bezwa
ren van administratieven en anderen aard,
werden niet afdoende geacht. De hier bedoelde
werklieden kunnen zich best eenige financieel#
opoffering voor hun pensioenen getroosten.
En van onbillijkheid kan, vooral wanneer de
heffing zich bepaalde tot die personen, die na
de vaststelling van de voorgestelde bepalingen
in dienst worden gesteld, geen sprake zijn.
Het eischen van bijdragen behoeft ook, even
min als dat het geval is voor de burgerlijke
penaioeaen, volstrekt niet te leiden lot het
vormen van een pensioenfonds; terwyl, blijkens
bet gewijzigd pensioen-ontwerp, ook de bur
gerlijke ambtenaren eene bijdrage zullen hebben
te betalen. Dit kan dus ook hier verordend
worden.
Andere leden waren echter van oordeel dat
de loonen aan de Rijksinrichtingen te gering
zyn om van de belanghebbenden een pensi
oensbijdrage te vorderen, terwijl over de vraag
of bij heffing van een bydrage voor pensioen
de waarde der gestorte premiën ingeval van
ontslag niet aan den werkman behoort te wor
den teruggeven, verschil van meening heerschte.
Eischte men echter eene pensioenbijdrage
van de werklieden, dan zou hun in elk geval
naar verhouding tot hetgeen zij zelf hebben
bijgedragen voor elk jaar dienst, onverschillig
wanneer en waarom de dienstbetrekking heeft
opgehouden, pensioen kunnen worden toege
kend, in te gaan op den leeftijd van 60 jaren
en tot een bedrag klimmende met het aantal
dienstjaren. Enkele leden wilden dit denkbeeld
zelfs toepassen op het geheele pensioen, ook
voor zooverre de belanghebbenden daartoe zelf
niet hebben bijgedragen. Immers dehier bedoelde
geëmployeerden en werklieden zijn niet met
ambtenaren gelijk te stellen, in zooverre zij
veel minder dan dezen tegen ontslag gewaar
borgd zyn.
Ook een groot maatschappelijk belang is
betrokken bij behoorlyke beveiliging der werk
lieden tegen broodsgebrek op den ouden dag
en dit kan alleen dan verzekerd worden, als
het pensioen onafhankelijk wordt gemaakt van
het voortduren van dezelfde dienstbetrekking.
De Staat is, waar hy niet als wetgever maar
als werkgever optreedt, geroepen ten deze aan
anderen een goed voorbeeld te geven.
In dezen gedachtengang verdient evenwel
het stelsel van verzekering de voorkeur boven
dat van pensionneering. Ter waarborging van
zekerheid daaromtrent zou men, op het voet
spoor van Engeland, België en Frankrijk, aan
de Rijkspostspaarbank eene afdeeling kunnen
verbinden van lijfrenten- ea levensverzekering,
geschoeid op de leest van eene gewone levens
verzekering-maatschappij, maar met aanspra
kelijkheid van den Staat. Dan zullen dc
rechthebbenden volledigen waarborg bezitten
en wordt de Staat als werkgever, de eerste
deelnemer in deze nieuwe inrichting. Zoodoende
zou men een gemengd stelsel verkrijgen: ver
zekering in de normale gevallen; pensionneering
ten laste der Staatsbegrooting in de overige
gevallen.
Verscheidene leden kwamen tegen deze
denkbeelden met nadruk op. Ging men de
werklieden ten deze anders behandelen dan
de ambtenaren, dan zal eene sociale ongelijk
heid in het leven geroepen worden, die alleen
gerechtvaardigd ware, wanneer de werklieden
op bijzondere voorrechten aanspraak hadden.
Daarenboven zon bij toepassing van het
doelde stelsel de bijdrage van den Staat eene
loonsverhooging zijn, terwyl aan den anderen
kant de verplichting der werklieden om voor
pensioensverzekering bij te dragen voor hen
met eene loonsvermindering gelijk zon staan.
De toekenning van pensioen aan de werklieden
moet een gunst blijven, met het vervullen van
zekeren dienstijd als voorwaarde. Dat is ook
wenschelijk om te voorkomen dat de werklieden
te lichtvaardig van werkgever veranderen en
om den band tusschen den werkgever en werk
man zedelyk te versterken, terwijl overigens
ook vele administratieve bezwaren uit het
bedoelde stelsel zouden ontstaan.
Hierop werd geantwoord, dat versterking
van den band tusschen werkgever en werkman
op andere en betere wijzen kan verkregen
worden dan door eene regeling van pensioenen,
welke den werkman nog afhankelijker randen
werkgever maakt dan hij nu reeds is. Bij
zoodanige regeling zal de werkman, die zijn
werkgever verlaat op een leeftijd, waarop de
te betalen premieverzekering voor eigen re
kening schier onmogelijk wordt, rechtmatigen
grond tot klagen hebben, en het aan die rege
ling kunnen wijten, dat hij vroeger, op jeug
diger leeftijd en tegen lager premie niet zelf
voor zyne toekomst heeft gezorgd. Ten slotte
herhaalden deze ledeu, dat het hier geen
theoretische nieuwigheid gold, daar verschei
dene werkgevers reeds op de door hen aan
bevolen wijze handelen en dat de Staat dus
slechts zou treden in hunne voetstappen.
(Handelsbl.)
HELDER, 7 Jan. 1890.
Onlangs werd het gerucht gemeld,
dat de minister van marine voornemens
zou zjjn aan Z. M. den Koning zijn ont
slag te verzoeken, Thans bericht men uit
's Gravenhage, dat van verschillende zij-
den dat gerucht wordt tegengesproken.'
Bg" Kon. besl. is M. Hillenius, thans
te Amsterdam, met 6 Jan. benoemd tot
schoolopziener in het arrondissement Texel.
Uit tal van plaatsen in ons land
wordt bericht, dat er in meerdere of min
dere mate de ongesteldheid heerscht, die
door den een griep, door den ander in
fluenza, door een derde zware verkoudheid
wordt genoemd. In verschillende garni
zoensplaatsen zgn buitengewoon veel zieken
onder de militairen.
Aan het Handelsblad" wordt mede
gedeeld, dat te Amsterdam een veertigtal
telegraafbeambten en ongeveer twintig
telegrambestellers door de griep zgn aan
getast.
DeHoll. IJz. Spoorw. maatschappij heeft
per annonce bekend gemaakt, dat zij, >ten
gevolge van het groot aantal zieken onder
het spoorwegpersoneel te beginnen
Maandag a. s. den dienst voor het
aannemen van goederen enz. moet beper
ken uitsluitend tot de bestelkantoren. Aan
het centraal-station worden voorloopig
geen bestelgoederen aangenomen."
Op de scholen te Amsterdam is na de
Kerstvacantie het getal aanwezige leer
lingen door de heerschende ziekte aan
merkelijk afgenomen. Op de Frederiksschool
o. a. ontbraken heden 66 van de 185
kinderen.
Aan een der bankinstellingen aldaar zgn
van de 50 bedienden 17 ongesteld, in een
zetterij moesten 22 werklieden wegblijven,
in een groot manufacturenmagazijn zgn
12 van da 23 bedienden bedlegerig.
Zaterdag vermaakte zich te Twij-
zel twee kinderen van den arbeider J.
S. K. op 't gs van een uitgeveenden plas
en zakten er door. De vader verneemt
't onheil, schiet ijlings toe, springt om
zijne kinderen te redden in den plas en
verdwgnt met den oudsten zgner lieve
lingen, een knaap van omstreeks 12 ja
ren, in de diepte. Een buurman redt nog
het andere kind, doch om den vader
en 't oudste kind te reddenj blijven zgne
pogingen vruchteloos. Een moeder is
weduwe, eenige kinderen zgn vaderloos.
Eerst Zondagmorgen bracht men de lij-
keü op 't droge. De dwaze onkunde om
geen drenkelingen uit 't waler te redden,
vóór men aan de politie heeft kennis ge
geven, is ook hier weder in 't spel ge
weest.
De politie te Leeuwarden heeft ont
dekt, dat een korporaal der infanterie,
die met St. Nicolaas tot hulp was toege
voegd aan het postkantoor, zich heeft
meester gemaakt van een postpakket, dat
onderscheidene voorwerpen van waarde
bevatte. Bij het te gelde maken van zil
veren horlogekettingen werd de dader ont
dekt, die nu deswege voor een krijgsraad
zal terecht staan.
Een behoeftig kleermaker te Maas
sluis, is plotseling overleden, nadat hij
den vorigen dag een erfenisje van f 800
in ontvangst had genomen.
Met intrede van 1890 trad de wed.
Dijkstra, te Gorredijk, haar honderdste
levensjaar in. Het oudje is nog tamelgk
kras.
De inzameling voor Kindervoeding,
op de beide Kerstdagen te Amsterdam
gehouden, heeft bruto f1700 opgebracht.
Terwijl op den Nieuwjaarsavond in
gezetenen van Hoornsterzwaag en omstre
ken een christelijke samenkomst hielden
in »het Gebouw" aldaar, kwamen er vijf
jongelingen opdagen, die de denr open-
smeten en twee pistoolschoten in 't Ge
bouw" losten. De menigte werd hierdoor
zoo verschrikt, dat vijf dames bewusteloos
neervielen. Yier daarvan heeft men in
»het Gebouw" weer tot bewustzijn ge
bracht, maar de vijfde is in geheel be-
wusteloozen toestand naar huis vervoerd
en moet niet zonder gevaar zijn. De ju
stitie heeft zich reeds de zaak aangetrok
ken.
Te Helenaveen is aan den weg het
lijk van een man gevonden, Men kon
zien, dat hij met het hoofd in het water
moet gehouden zgn, zoodat er vermoeden
bestaat van een moord. De dader is tot
nog toe onbekend.
Te Maastricht is op vermoeden van
verduistering in hechtenis genomen Jhr.
J. G., geldwisselaar. Zijne faillietverkla
ring werd tevens uitgesproken.
Yoor de Rechtbank te Zwolle heeft
terecht gestaan de verpleegde in het
gesticht Ommerschans v. E., beschuldigd
den 15 Oct. jl. het 13-jarig dochtertje
van den landbouwer Hogenberk, bij wien
hg werkzaam was, te hebben doodgesto
ken. Het O. M. heefC 20 jaren gevan
genisstraf tegen beklaagde gevorderd.
Uitspraak 9 Jan. a. s.
Aan de ontwerpen tot organisatie
van levende strijdkrachten wordt druk
gearbeid, om ze deze maand de Depar
tementen te doen verlaten en naar den
Raad van State te verzenden.
Omtrent een poging tot moord, te
's-Heer Arendskerke gepleegd, deelt de
N. R. C. het volgende mede
De boerenarbeider Cornelis Schipper
wachtte in den avond, omstreeks half
zes, zgn vroeger meisje Machelina van
Schaick op, terwijl zij uit hare woning
kwam om boodschappen te Goes te doen.
Toen zij weigerde in zgn gezelschap
naar Goes te wandelen en zij daarom
naar haar huis wilde terugkeereu, viel
hij haar aan, wierp haar op den grond
en bracht haar met een mes verscheidene
wonden toe aan de handen en vooral aan
het hoofdterwijl hare kleeren overal de
sporen droegen van de worsteling, die er
had plaats gegrepen. Een paar voorbij
gangers, die voorbg geloopen waren en
op dat oogenblik, naar het schijnt, niets
bespeurd hadden, keerden kort daarop
terug, toen zij een zwak hulpgeroep hoor
den, en trachtten den woesteling het mes
te ontrukken, waarmee hij nog steeds po
gingen aanwendde zijn slachtoffer te tref
fen bij die worsteling brak het mes in
tweeën. Het meisje werd daarop naar
het huis van hare meesteres gebracht en
later door dr. Yan Vloten, uit Goes, on
der behandeling genomen. De wonden
schijnen niet levensgevaarlijk te zgn. Toen
zg later tot bewustzijn kwam, heeft zij
zelve de toedracht der zaak meegedeeld.
De moordenaar nam de vlucht naar zijn
huis, waar hg al spoedig gevangen ge
nomen werd.
Betreffende de vernieling van het lust
slot van koning Leopold van België te Laeken,
deelt het „Handelsblad van Antwerpen" nog
d e volgende bijzonderheden mede
In Brussel ging de tyding der ramp bliksemsnel
rond„Het paleis van Laeken staat in brand!"
Het schyntdat twee bewoners van Laeken,
Speciael, koopman in bier, en van Gaver, na
bij het gedenkteeken in het park voorbij gin
gen, toen zij de vlammen boven bet kasteel
zagen uitslaan. Zij liepen tot bij de eerste
huizen en riepenbrand in het kasteel"; doch
toen reeds waren de troepen, die de wacht
hadden, toegesneld.
't Was toen D/4 uur.
Do brand is ontstaan in den rechtervleugel
van het paleis, in eene receptiezaal, gelegen
nabij de kamers van prinses Clementine. De
ze had juist ontbeten en zat aan de piano.
Hare Hoogheid riep hare gouvernante om
hare hulp in te roepen. Mej. Drancourt snel
de van de tweede verdieping naar beneden,
en hoorde toen rechts en links het gerccx-.vn.n._
„brand, brand!"
Mej. Drancourt was ongeveer 50 jaren oud
zij was dezer dagen op pensioen gesteld. Toen
zij op de eerste verdieping gekomen was en
het geroep hoorde, had zy de ongelukkige ge
dachte naar hare vertrekken terug te keeren,
om te redden wat zij redden kon.
Van dat oogenblik af was zij verloren.
Prinsés Clementine was radeloos; zij riep
tot de toesnellenden: „Redt mijne gouvernan
te!" en luitenant Lecat snelde kloekmoedig
naar boven. Reeds waren de trappen vol rook,
die don officier schier verstikte. Op de gan
gen, waar de kamers van de gouvernante uit
komen, was de rook zoo verstikkend, dat Le
cat niet meer vooruit kon. Hij moest terug,
willens of niet, en toen kwam viel hij schier
in onmacht.
Beneden, rechts, vindt men eenige prach
tige zalen; eene eetzaal, eene ontvangstzaal,
,De Gobelins" geheetenverder de zaal der
maarschalk en", zoo genoemd door keizer Na
poleon, omdat de maarschalken er byeen kwa
men eindelijk een kabinet, vroeger voor de
bezoeken van aartshertog Rudolf bestemd.
Dit kabinet was 'versierd met het portret
van den keizer van Oostenrijk, met dat van
den kroonprius Rudolf en van Frederik IH,
toen hij nog kroonprins was.
Op de eerste verdieping van den rechter
vleugel waren de vertrekken van prinses Cle
mentine en van hare gouvernante mej. Dran
court. Onder het kabinet van wijlen prins
Rudolf lag eene kelderkeuken, met ketels,
waarvan elk ten minste 200 liters bevatte.
Als men de dienstboden moet gelooven, zou
er een smetziekte heerschen in de stallen,
zoodat men dagelijks veel warm water noo
dig had, en dit water werd in die kelderkeu
ken gekookt. Het zou in het kabinet zijn,
dat de brand begon. Deze moet daar lang
gebroeid hebben en heeft een der houten bal-
kenaangestoken. Het gebouw is opzijn ouds
;ebouwd;en daaraan werd veel hout gebruikt.
Het paleis van Laeken is, zooals wy hoo-
ger zegden, het eigendom van den Staat en
is dus niet verzekerd. De meubels waren het
eigendom van den Koning, behalve vele, die
als eeuwiglijk nagelvast werden aangezien.
Een Rubens werd vernield, welks waarde
op 500,000 fr. geschat werd. De vernielde
kunstwerken zijn meestal van oude meesters.
De moderne schilderijen zijn grootendeels in
het paleis van Brussel.
Het zilver is gered, zoo als wy reeds hoo-
ger meldden.
In de maarschalkenzaal stond een meubel,
waarvan de koning veel hield. Het was een
geschiedkundig aandenken, namelijk de tafel,
waarop Napoleon I de oorlogsverklaring aau
Rusland teekende.
De Fransche keizer schonk het meubel aan
Leopold I bij zijn terugkomst van het eiland
Elba.
Dit meubel is gered maar zwaar beschadigd.
Een groote schildery van Leys werd gered,
maar is insgelijks sterk door het vuur be
schadigd.
De levensgroote portretten van den koning
en de koningin, door Gaillait, de schetsen der
schilderijen .van den Senaat, familieportretten
van Wintesthal, enz., zijn vernield.
De koningin was sterk ontroerd toen zy
vernam dat het portret van haren overleden
zoon, den graaf van Henegouw, verbrand was.
Den 298ten October jl. zijn de ge
zagvoerder en drie opvarenden van het
Britsche schip „Enterprise" door de in
boorlingen van Hammond-eiland (een der
Salomonseilanden) gedood en opgegeten.
Londen, 3 Jan. De influenza breidt
zich hier snel uit, vooral in de oostelijke
wijken van Londen, onder de postbeamb
ten, de politiedienaren, alsook onder de
bemanningen der schepen in de dokken.
Wat deze laatsten betreft, sebgneu vooral
Oosterlingen vatbaar te zgn voor de ziekte.
De directie der Peninsular Oriental Stoom
vaar t-Maatscbappg richtte een geheele
stoomboot als hospitaal in.
Brieven, die wat de bestelling aan
gaat, eenigszins over bun tijd zullen ko
men, zgn dezer dagen in een kelder te
Frankfort aan den Main terug gevonden,
't Was een pak van 175 brieven uit Italië