Bijvoegsel van 't Vliegend Blaadje. - 14 Januari 1890. Discours tusschen Jan en Kees te Wieringen. Ingezonden. Jan. Goeden morgen, Kees, hoe gaat 't ouwe, ben je wat tevreden met de beslom meringen, die het leven U alzoo aanbieden Kees. Och ja! wat zal ik je zeggen, Jan, dat is een onschuldige vraag, maar die toch iets te beteekenen heeft. Hij, die de kunst machtig is om tevreden te zijn, heeft vrijwel het hoogste genot bereikt. Jan. Ja, dat geloof ik ook, Kees, mijn Grootmoeder zei dit vroeger ook al, dat te vredenheid heel wat waard was. Ik voor mij wil dan toch zeggen, dat dit altijd niet zoo gemakkelijk gaat, Kees, tenminste als je ge zicht vau dien aard i3 dat het sterk genoeg is, om door dat scherm te kijken, wat men ons stelselmatig voor de oogen tracht te houden om, ja wat zal ik je zeggen, Kees, om zoowat ziende-blind te blijven, begryp je! en als je daarbij dan eenig begrip hebt vau 't comediestuk wat achter dat scherm in een bedrijf wordt afgespeeld, dan verzeker ik jou Kees dat, om tevreden te zijn, puur zoo'n molt'entoer is. Kees. Dat neem ik wel aan, maar ik wou nu liever een anderen weg op, Jan, ik wou nu zoo eenvoudigjes weg redeneeren, zoo heel op ons gemak. Jan. Heel goed, Kees, heb je 14 Decem ber jl. ook naar de vergadering van Schut- tevaer geweest Kees. Ja, Jan, ik ben daar geweest, het had niet veel op 't lijf hè? een voorstel om al of niet een paar lui af te vaardigen om naar de hoofdvergadering te Rotterdam te sturen met een briefje ora, voor de zooveelste maal, aan den voorzitter van die hoofdvergadering te vragen, of die nog eens aan den een of anderen Minister vragen wil, of hij wel om de haven van Wieringen denkt, want dat het ons erg begint te verdrieten, enz. enz. Jan. NouNoudat is puur, Kees, als dat het werk is wat Schuttevaer van 't jaar voor Wieringen ten uitvoer zal brengen, dan geloof ik niet, Kees, dat Schuttevaer, daar erg van zweeten zal. Weet je wat ik denk, Kees, dat het verzoek op rijm gaat, b.v. De Wieringers komen nog eens vragen, Of den Minister wel denkt aan de haven, 't Verzoek kost zoo wat honderd pop! Wij willen hopenhophop hop Kees. Maar Jan vertel mij eens wat of nu eigenlijk die verecniging Schuttevaer is, ik hoor wel eens van die Schuttevaer maar ik zie er niets van. Jan. Och, Kees, wat zal ik je zeggen. Schuttevaer is de naam van een man, die vroeger een vereeniging oprichtte, begrijp je! Die man stelde in hoofdzaak met die ver eeniging ten doel ora de belangen van de schipperij in 't algemeen te bevorderen. Van daar de nog bestaande vereeniging van Schut tevaer, die nog steeds voortgaat met gezegde belangen te behartigen. Kees. Zoo dank je! dus als wij het nu heel erg zad zijn, en wij zeggen dat dan aan Schuttevaer, dan maken zij voor onsdereeds- besproken Haven. Zoo, zoo wat is het dan zeker. Jan. Wel neen kerel, je begrijpt het niet! als je b. v. iets hebben wil, dan vragen zij dat voor u aan iemand die dat te geven heeft, zoo gaat het Kees. Kees. Zoo, dankje, als het dan zoo gaat dan zie ik voor ons de behoeften aan Schut tevaer niet in, dat meen ik bepaald Jan, want als 't enkel is ora iets te vragen, dat kunnen wij zelf wel doen, het is net of je zelf niet voor den dag komen durft, als je dat zoo door een ander doen laat, neen gerust Jan daar zie ik niets in. Ik stel voor om Schutte vaer onder dankbetuiging voor al het genotene, eervol ontslag te geven. Jan. Dat voorstel bevalt mij Kees, ook ik ben van besliste meening nu wij eenmaal weten, dat dc Burgemeester en de Notaris beide voor die belangen met belangstelling op treden, de behoefte aan Schuttevaer voor ons tot het verledencn behoort. Ik ben er zeker van Kees, als er wat te verzoeken valt of zoo iets, die lui dat best kunnen redden. Kees. Mij dunkt er moest voor Schutte vaer maar wat anders gedacht worden, een mensch wil toch wat hebben, dat is maarzoo Jan. Jan. Heel goed Kees, dan stel ik voor dat alle honderd leden voor Schuttevaer bedanken, en dan maken wij heeleenvoudig een vereeni ging op Wieringen, welke ten doel stelt om in de onvermijdelijke behoeften op Wieringen, stuk voor stuk te voorzien. No. 1 zal zijn dat stoepje aan de Houkes, Kees, dat er net uit ziet of het tweehonderd jaar door rhumathiek in allerlei vormen getrokken is, en of het bij de geboorte vreeselijk mishandeld is, daarvoor maatregelen te nemen, dat al die uiterlijke teekens van dat vreeselijk lijden onzichtbaar gemaakt worden, en het op zijn minst dertig meter te verlengen, dat zal No. 1 van de nieuwe op te richten vereeniging zijn, Kees! staat je dat wat aan ouwe jongen? Kees. Ik weet niet of ik je begrijp Jan, maar je bedoeld toch zeker de zoogenaamde lange steiger, als dat zoo is, dan kan ik het niet uitschreeuwen en geen woorden genoeg vinden, om te zeggen hoe goed of mij dat aanstaat, want och ochals je dat toch zoo eris ziet hoe allernaarst of de menschen toch op en bij dat miserable beroerde ding mar telen, dan rijst je haar ten berge, ja 't iykort- om bepaald een schandaal. Jan. Ja Kees ik maak mij sterk dat No. 1 algemeene bijval vindt. Stel je eens voor hoe blijde of al die schippers zullen zijn, de vee handelaars, de boeren, de beurtlui, de post- schipper en al het reizend publiek, want ge loof me Kees, ze hebben die postschipper ook een mooi present gegeven, daarin dat drooge molmhoekje 1/lc gedeelte van een kameels rug op hooge stelten. Kees. Maar zeg eens goeie vrind, hoe wou je dat aanleggen om No. 1 ten uitvoer te brengen, vergeet niet dat het geld kost; het kan wel duizend gulden zijn. Jan. Dat heeft niets te beteekenen, er zijn nu 100 leden in Schuttevaer, deze nemen na tuurlijk allen deel in de vereeniging, die hier opgericht wordt; er komen nog gemakkelijk 100 leden bij, eenige notabele als eere-lèden, die natuurlijk iets extra doen, ieder lid be taalt een gulden per jaar, de deelneming ge schiedt voor minstens drie jaar, dan kom je zoo p. m. ad f 750.de Gemeente geeft een fooi, en klaar is de zaak Kees. Kees. Ik moet zeggen Jan, het voorstel is mooi en tevens gemakkelijk, maar! het zou dan toch in elk geval nog drie jaar duren eer het geld compleet was, en daarop moet toch ge wacht worden. Jan. Allemaal larie Kees, dat zijn van die oudbakken dorpsideeën van jon de Direc tie zal dadelijk duizend gulden leenen, ver sta je dat! om in drie jaar met ons twee honderd en vijftigen weer terug te betalen, en aanstaande voorjaar in Maart wordt het werk gemaakt. Ik houd van opschieten Kees, wij zullen daar geen vijftig jaar over kletsen zoo als over de Haven gedaan is, begrijp je nou eens goed Kees, dat het kan hé, je moet altijd zoo niet meenen, dat al heb je geen geld, dat je daarom niets doen kan, dat zou te gek wezen. Kees. Ik moet eerlijk zeggen Jan, dat wij ons op die manier heel gemakkelijk van dat mensclienbeul instrument kunnen ontlasten, maar wat ik zeggen wou Jan, je sprak straks over de Haven. Wat denk je, zouze er komen of zou zij niet komen? Wat zou daar toch eigenlijk tusschen zitten, ze hebben overal ha vens en wij juist niet, dat snap ik niet; de lui zullen toch wel weten, dat hij hier hoognoo- dig is. Jan. Of ze het weten Kees, nou haast je maar niet! Ze weten wel dat de scheepvaart hier puur zoo'n puur is, ze weten wel dat de scheepvaart hier het grootste middel van be staan is, ze weten wel Kee9, dat die groote massa schepen hier geen enkele minuut veilig zijn, ze weten ook wel dat de menschen hier soms zoo maar verzuipen moeten, geloof me Kees ze weten er alles van. Kees. Als ze er dan alles van weten dan vind ik, dat men ons toch op een allerake ligste manier behandeld, want je moet niet vergeten dat Wieringen zoo wat al zijn leven een aardige melkkoe is geweest, voor de schatkist eenig in haar soort, als je al die honderdduizenden guldens eens bij mekaar zag, nou! nou! ik zou denken dat het groote station daarin Amsterdam begrijp je Kees, er wel van zakken zou, daarom zou je zeggen als ze ons nu eens een haventje gaven, zoo uit erken telijkheid, maar als waarde in rekening, mij dunkt het was niet meer als billijk. Jan. Ja dat is volkomen waar Kees, maar er zit wat tusschen, en wat? dat mag joost weten, maar ik denk van dit, mijn Grootmoe der heeft mij eens verteld dat Wieringen vroeger aangenoteerd is voor de echte zuivere millioenen julFrouw, geen Jannetje Struik, en dat er toen eenmaal besloten is daar zooveel mogelijk van te profiteeren zóólang als de voorraad strekte; het is zelfs zoo geweest Kees dat ze meenden, dat Wieringen in het volle bezit was van de wonder beurs van fortunatus, daarom zei ze, werd er alles op berekend om er zooveel mogelijk van te trekken, en natuurlijk niets te geven de vrijheid van die beurs is ons geen eens gelaten, deze is streng beperkt door een troep politie, die enkel heeft uit te kijken of er ook iemand met die beurs naar een andere wereld vlucht. Dat kost anders de lui nog een massa duizende guldens, mij dunkt ze kunnen dat uitkijken wel staken, de men schen zijn hier niet zoo vluchtig van aard, vooral niet met beursen, dan moet je in Rot terdam wezen hè! Kees. Dus je wilt zeggen, dat omdat ze meenen dat Wieringen zoo rijk is, ze zelf wel zoo'n haven kunnen maken, welnu Jan dan moet die zaak eens flink opgehelderd worden, dan moeten ze weten dat wij de beurs en alles kwijt zijn. Jan. Ik heb laatst hooren zeggen, dat de voorzitter van den Raad der Gemeente heeft voorgesteld om een beetje geld te leenen, om de noodzakelijkste nesten wat op te knappen, hadden ze het maar begrepen! dat had eene echte reclame geweest om aan te toonen, dat wij op 't eind van den akker zijn, en als de lui dat eerst maar goed weten, dan zijn ze nog zoo kwalijk niet Kees, de Schoolwet is er ook maar weer door hè! nu Kees, neem 't me niet kwalijk, ik stel voor dat wij ons gesprek zullen beëindigen, en als je later weer eens plezier hebt om te komen, doe je het maar gerust hoor, nu bonjour Kees! Bonjour Jan! dankje. Jan. Hei! hei! Kees wat ga je doen, wandelen? dat gaat niet, onmogelijk, laat je heel bedaard deze buurt uitrijden, het is hier modder met modder doortrokken, voor zichtig maar Kees, bonjour! Handelsdrukkerij van C. de Boer Jr. te Helder.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1890 | | pagina 5