Y 't Vliegend Blaadje. KLEINE COURANT VOOR HELDER, NIEUWEDIEP EN TEXEL. No. 1777. Woensdag 26 Februari 1890. Achttiende Jaargang. NIEUWSTIJDINGEN. ütoonnement per 8 maanden binnen de gemeente50 Cent. >3 franco per post75 Afzonderlijke nummers2 VERSCHIJNT DINSDAG- EN VRIJDAGMIDDAG. Uitgevers: BERKHOUT Co., te Helder. Bureaux: SPOORSTRAAT en ZUIDSTRAAT. AUvertentlën van 1 tot 5 regels25 Cent Elke regel meer5 Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaus bezorgd zijn. HELDER, 25 Febr. 1890. Vrijdagavond is door het kiescollege van de Herv. Gemeente alhier, het volgend drietal van predikanten opgemaaktTh. Granpré Molière, O.-I. predikant met verlof hier te lande, J. H. Muhring, te St. Maarten en Valkoog A. F. Eilerts de Haan, te Ben nebroek. Blijkens een bij het departement van marine ontvangen telegram, is Zr. Ms. kruiser Tromp" op 17 Febr. te Su riname aangekomen en was de gezond heidstoestand uitmuntend. Het bericht, door de Heldersche en Nieuwedieper Courant medegedeeld, dat Zr. Ms. fregat le kl. s>De Rujjter", den 15 Februari van Batavia naar Nederland is vertrokken, blijkt onjuist te zijn, daar het vertrek van dien bodem voorloopig is uitgesteld. De zeetraktementen van hoofd- en verdere officieren der marine, aan wie bij tijdelijk emplooi aan den wal een vrjje woning wordt verstrekt, zijn bij kon. be sluit gewijzigd, en wel in dien zin, dat hun voortaan voor het genot dier woning van rijkswege een kleiner bedrag dan tot nu toe in rekening zal worden gebracht. Altijd is voor de Rijkspostspaarbank de eerste maand des jaars buitengewoon gunstig geweest. De maand Januari 1890 maakt geene uitzondering op dien regel. Naar alle waarschijnlijkheid reeds vroeger werd het opgemerkt is bedoeld verschijnsel het gevolg vau de omstan digheid, dat gedurende Januari aan een deel der burgerij (en juist aan dat deel, ten behoeve waarvan de Rijkspostspaar bank hoofdzakelijk in het leven werd ge roepen) buitengewone voordeelen toevloei en. De som, die in Januari 1890 werd in gelegd, bedraagt f 1,210,998.9072, zegge: bijna 174 millioen. Uit Alkmaar wordt aangaande den brand in het Stadhuis i. d. 20 dezer gemeld De Commissaris des Konings dezer pro vincie is hedenmorgen alhier aangekomen om de ramp, welke de arrond.-rechtbank door den brand heeft getroffen, in oogen- schouw te nemen. Den geheelen nacht is er bij gewaakt en nog een paar maal moest water worden gegeven. Het museum is er best afgekomen; slechts een paar voorwerpen zijn beschadigd door het uit en indragendit bewijst wel dat het met zorg geschiedde. Wanneer men de Lan- gestraat doorgaat en het Stadhuis voorbij wandelt, zou niemand zeggen dat er brand is geweest; de voorzijde is geheel onbe schadigd gebleven, maar komt men op de binnenplaats, dan ziet men de ruïne in haar geheelen omvang. De stevige muren hebben zich goed gehouden, geen enkele bezweek. Maar de ramen en het binnenwerk, voor zooveel de bovenverdieping betreft, zijn vernield. De strenge koude en vorst maakte het blusschingswerk hoogst moeilijk, daar alles ijs en dus glad werd. De hoogte van het gebouw maakte daardoor het werk der pijpleiders, die in de goten en op de daken moesten post vatten, gevaarlijk; toch ge beurde er geen enkel ongeluk. Ook vanwege het departement van justitie zjjn ambtenaren aangekomen. Men schrijft uit Amsterdam aan de N. R. Ct. Ik ben in den Stadsschouwburg geweest, om het tooneel der verwoesting op te nemen. De indruk dien men ontvangt, zoodra men zich binnen de muren bevindt, is tamelijk treu rig. Van het inwendige staat, zoo te zeggen geen steen meer op den ander. Alleen herinneren nog enkele opstaande balken en brokstukken van muren aan de constructie van den uitbouw aan die zijdeterwijl de fondamenten, voor zoover zy in den chaos van houtskool en kalk nog zichtbaar zijn, de dis tributie van zaal, tooneel en aanliggende com partimenten, „in Grossen und Ganzen", aan wijzen. De ruimte van het tooneel is in een meer herschapen, waar van allerlei in dryft hier komt men het allermeest tot het inzicht wel een gevaarlijken hoek in een schouw burg het tooneel met toebehooren vormt. De bak, dien de muren vormen waarop eenmaal de „planken" lagen, is letterlijk schoon leeg gebrand en bevat nieta meer dan het inge deukte warnet van gaspijpen. Waar deze ha ren oorsprong nemen in den rechter voor hoek onder het tooneel, was van morgen de gasfitter met behulp van een brandwacht be zig, te zoeken naar het geld en de geldswaar dige papieren, die hij in een kastje op die plek bewaarde. Hij was al zoo fortuinlijk geweest van zeven gouden tientjes en brok stukken van effecten te hebben weergevonden. Het goudgeld was natuurlijk geblakerd en en kele stukken waren kromgetrokkeneenige weergevonden fragmenten van effecten vertoon den nummers, die de man hoop gaven van andere stukken daarvoor te ontvangen. Vol gens zijne opgaaf waren in het kasje aanwezig 100 gouden tientjes, een spaarbankboekje, 3 obligatiën Zweedsch Noorweegsche Spoorweg maatschappij, die, zeide hij met meewarigen blik, den laatsten tijd juist zoo naar de laag te waren gegaandrie Amsterdamsche pre- mielolen, een aandeel Amsterdamsche omnibus maatschappij en een doosje met zilvergeld. In den rechter achterhoek van den schouw burg bevond zich een brandvrije noodtrap, uitsluitend van steen en ijzer gebouwd. De daar omheen loopende koker is gebleken wer kelijk tegen het vuur bestand te zijn geweest tot aan den nok van het gebouw was er geen andere beschadiging te bespeuren dau op een punt, waar een zinken waterbuis in den ko ker was ingelaten geworden. Die buis was weggesmolten en had alzoo een opening ge vormd. De ijzeren branddeuren waren, wat in den regel wel gebeurt, krom noch uit de scharnieren getrokken, niettegenstaande daar ter plaatse, waar alles in de naaste omgeving in gloed stond, een ontzettende hitte moet ge- heerscht hebben. Boven aan de trap lag eene doode kat, ge lukkig het eenige slachtoffer. Van het fraaie foyer en de daaronder gelegen hebbende kof fiekamer is niets meer te bespeuren. Bij mijn rondgang langs de puinhoopen ont dekte ik, och armde buste van mevrouw Kleine, die my eergisteren avond in het fo yer nog aan de groote tooneelspeelster her innerd had, nu bedolven onder brokstuk ken van kolommen en kapiteelen en dermate verminkt, dat de buste alle waarde heeft ver loren. Nog schrijft men uit Amsterdam Bij den brand in den schouwburg zijn o. a. ook nog verbrandeen ameublement van de firma Pander uit de Kalverstraat, en eenige Atjhe- sche wapenen, uit het museum voor land - en volkenkunde van Artis, alsmede vele onder- scheidingsteekens van ridderorden van de fir ma van Maarsseveen, al welke zaken op ver zoek ter leen waren afgestaan voor de laatste en voorlaatste opvoeringen. Door de politie te Amsterdam is een dienstbode, die bekend heeft haar kind eenige weken geleden te vondeling te heb ben gelegd, op een stoep op de Prins- Hendrikkade aldaar, in hechtenis genomen. Voor eenige dagen hebben wij de noodlottige wijze vermeld, waarop, twee kinderen door het instorten van den vloer van een timmerloods, boven het water van den O. Z. Voorburgwal te Amster dam, verdronken. Begaan met het lot van den tot wanhoop gebrachten vader, schipper Keiler, van Aalsmeer, hielden twee bewoners van die gracht, nl. Alex. B. Baren ds en ïsaak de Hoogt, bij hunne buren een collectie om de begrafenis der arme kleinen te bekostigen. Daarvoor kwamen verschillende giften in, ten be drage van pl. m. f 350, waaronder van den burgemeester, die spoedig bij het on gelukkig voorval tegenwoordig was. De onkosten bedroegen even f 85, zoodat aan den bedroefden vader nog f 260 kon worden ter hand gesteld. Eere den mannen voor dit initiatief. In den Schouwburg te Amsterdam bevond zich de kamer van de gasfitter bij de kleine deor, die van de benedenloge toegang gaf tot het tooneel. Ongeveer op deze plek heeft de man nog heel wat goud en zilver gevonden. Het zilver half gesmolten, het goud vry gaaf. Ook vond hij een blikken trommeltje, bevattende geldswaardige papieren, grootendeels ver- Het plan bestaat om het te Vlis- singen bestaande droogdok, toebehoorende aan de Maatschappij »de Schelde," 1 iangrijk te vergrooten. Hierdoor wordt in een bestaande behoefte voorzien; een havenstad als Vlissingen kan een dok niet missen het zal evenwel schade ople veren voor de eigenaren van het droogdok Prins Hendrik" te Middelburg, aangezien in het dok te Vlissingen geen driemast schepen kunnen dokken, die tot dat doel tot heden naar Middelburg kwamen. In de stad Utrecht bevindt zich een huisgezin, waarvoor viermaal per jaar gevlagd wordt. De man is namelijk gelijk tijdig jarig met Z. M. den Koning, de vrouw op Koninginnedag, de dochter op Prinsessedag, terwijl de grootmoeder in hetzelfde gezin, indertijd tegelijk verjaarde met Prins Hendrik. Voor eenige dagen werd aan de politie te Amerongen medegedeeld, dat er een man op den Achterweg liep, bebloed en met een revolver in de hand. Terstond spoedde de politiebeambte Struyck zich derwaarts en vond den man aan den weg zittende, erg bloedende uit neus en mond, bet geheele gelaat met bloed bevlekt en in zeer opgewonden toestandde revolver met nog drie schoten er op, lag naast hem. De man, Otto Koch genaamd, een Duitscher, afkomstig uit Bremen, had zich, om welke reden is nog niet juist bekend, op den hollen weg" een kogel door het hoofd geschoten het schot was aan de rechterzijde ingegaan en de kogel was in de linkerkaak blijven zitten. De burge meester en de geneesheer waren spoedig op de plaats tegenwoordig en de gewonde werd op last van den burgemeester ter verpleging in een logement opgenomen. Op het oogenblik bevindt hij zich rede lijk wel. Van het Ransdorper visschersvaar tuig R. D. 19 is de kneeht, een jongeling van omstreeks 18 jaar, in vol zee over boord gevallen, en niettegenstaande de pogingen, tot zijn redding aangewend, verdronken. Na afloop van de militaire begrafe nis te Haarlem, Maandag jl.heeft de wachtmeester der huzaren H. het ongeluk gehad, van zjjn paard te storten, met het noodlottig gevolg, dat hij zwaar lichame lijk letsel bekwam. De laatste berichten omtrent zijn toestand luiden zeer ongun stig. Hij is nog voortdurend buiten ken nis, en men vreest voor zijn leven. D.) In de gemeente West-Stellingwerf (Fr.), waar het aantal dievarjjen in den laatsten tijd zeer groot is, werd dezer dagen een ongekend brutale diefstal ge pleegd. De heer S. had bij zijne huizinge een party mest liggen, welke op een mor gen plotseling verdwenen was. De eige naar volgde het spoor van een kruiwa gen en vond de mest op het land van zijn buurman netjes uitgestrooid, zooals de beste boer dat doen zou. Ondanks het onderzoek van politie en maréchaussee is de dader nog niet gevonden. Z. D. H. de Bisschop van Haarlem heeft tot deken en pastoor te Zoeterwou- de benoemd den Zeer Eerw. Heer F. C. X Mosmans, pastoor te den Burg. Tot pastoor te den Burg de Eerw. Heer C. Maat, kapelaan te Amsterdam. Over de inneming zonder slag of stoot van drie bentings, die aan onze troepen te Atjeh den 26sten Juli van het vorige jaar zooveel slachtoffers hebben gekost, zijn sedert 6 Jan., den dag van dit wapeofeit uitvoerige berichten ont vangen. Uit alles is opnieuw gebleken zegt de „Javabode" dat het vroeger bij Kota Pohama gebeurde onze positie volstrekt niet zoo had verergerd als ve len wel meenden, dat er van een gere geld beleg van onze stellingen door den vyand geen sprake was, dat men dus zeer verstandig heeft gehandeld door toen niet dadelijk van systeem te veranderen, en dat wij geen goed georganiseerde strijd kracht tegenover ons hebben, maar slechts losse benden, die, wanneer zij daartoe kans zien, in vereeniging met onze vij anden binnen en buiten de linie hun slag trachten te slaan. Het nemen van de positie Kota Toenakoe zal zeker ons pres tige bij de oorlogsparty wel wat hebben verhoogd, maar het is toch de vraag of niet nog steeds zooveel mogelyk geduld moet worden geoefend en men niet den pretendent-sultan zoo min mogelyk moet doen bemerken, dat naar zijne onderwer ping reikhalzend wordt uitgezien. Een bejaard vrouwtje kwam in de vorige week bij lieden, wier zoontje te Eist moest loten. De ouders zagen dien dag met bange verwachting te geinoet, te meer omdat het zoontje er erg tegen opzag. Het vrouwtje wist echter raad, zy kende een middel hetwelk onfeilbaar zou helpen met dit middeltje gewapend moest een hoog nommer uit de bus ver schijnen. Wat moest er nu gedaan wor den Een naald, waarmede een doods hemd gemaakt was, en één der azen uit het kaartspel (wij meenen klaveren-aas) moesten, zonder dat de loteliug het wist, gestoken worden tusschen de mouwvoe ring van den arm, waarmede het kerel tje 't nummer zou trekken. De lang gevreesde dag breekt aan het zoontje begeeft zich op weg, zonder te bevroeden welk een kostbaren schat hy medevoerthij nadert de bus, trekt en een laag nummer vertoont zich aan zij ne blikken. Men weet waarlijk niet of men medelijden met zulke stumpers ge voelen moet of zich boos maken over zoo verregaande lichtgeloovigheid. Wonderkuil. Naar aanleiding van het verzoek van het College voor de Zeevissclierijen, om met de behandeling van het wets-voorstel van den heer Reekers te wachten, totdat het rapport van dr. Hoek en de daarbij behoorende mis sive van dat College aan de leden der Kamer zullen zijn medegedeeld, is thans aan de Twee de Kamer overgelegd het verslag van dr. P. P. C. Hoek, wetenschappelijk adviseur in vis- scherijzaken, uitgebracht aan het College voor Zeevisscherijen. De heer Hoek beschouwt een doelmatige wettelyke regeling voor de visscherij verkie selijk boven algeheele vrijheid, bij welke al te dikwijls het oogenblikkelijk voordeel van het Individu en niet het algemeen belang der vis scherij het richtsnoer is, waarnaar gehandeld wordt. Hij acht een dergelijke wettelijke re geling zonder een goed georganiseerd politie toezicht nagenoeg doelloos. Uitbreiding onzer kennis van de levenshis torie der dieren, wier vangst het doel is der visscherij, en vergelijking van betrouwbare statistieken zullen op den duur ongetwijfeld lei den tot rationeeler bevissching, dus tot bevor dering van de welvaart, die het doel is der visscherij. Waren er, blijkens het afdeelingsverslag der Tweede Kamer (Eindverslag) over het wets voorstel van den heer Reekers onderscheidene leden, die zich vooralsnog en onder voorbehoud van kennisneming van het inmiddels ver- schen rapport van dr. Hoek, niet ongeneigd verklaarden aan den maatregel tot vrijlating van het visschen met den wondsrkuil hun stem te verleenen, zij legden hierby de verklaring af, dat zij de aanneming van het ingediende voorstel uitsluitend wilden beschouwen als ver lenging van een bestaanden proeftijd, in af wachting van het oogenblik waarop de Re geering over voldoende gegevens zal kunnen beschikken om tot eene afdoende wettelijke regeling van de visscherij op de Zuiderzee te geraken. Door vóór dit voorstel te stemmen wilden velen hunner allerminst geacht wor den tot de voorstanders van den wonderkuil te behooren, en de opmerking werd gemaakt dat het tegenover de algemeene klacht over geringe visehvangst op de Zuiderzee niet aan gaat, die vangst geheel vrij te laten, op grond dat er toch niet meer te bederven valt. Hoogst wenschelijk zouden zy het dan ook achten, wanneer eene algemeene wettelyke regeling voor bovenbedoelde visscherij door de Regee ring zoo mogelijk binnen niet al te lang tijds verloop aan het oordeel der Kamer kon wor den onderworpen. Mocht hierop geen uitzicht bestaan, dan zouden enkelen hunner zich te gen het voorstel van den heer Reekers ver klaren. Toen een troep Italiaansche aard- werkers, die aan een Duitschen spoorweg arbeidden, een loons-verlaging werd aan gekondigd, berustten de mannen zwijgen- de. Des nachts evenwel werden ze er op betrapt, dat ze bezig waren een duim of wat van hunne spaden af te vijlen. Toen men bun vroeg waarom ze dat de den, antwoordde een hunner ingebroken Duitsch „Niet zooveel loon, niet zooveel aard wegnemenDat werk duurt dan zoo veel te langer. Italiaan is geen gek als Duitscher, houdt niet van werkstakin gen, helpt zichzelf, is slim." Een van de-groote Amerikaansche millionairs, de heer Andrew Carnegte, heeft in het Juli-nommer van de North- American Review een opstel geplaatst over de plichten van rijke lieden, dat byzonder de aandacht getrokken heeft, o.a. in Engeland door den heer Gladstone ter sprake gebracht en ten onzent in de Wetenschappelijke Bladen overgenomen is. Carnegie's betoog kwam hierop neer, dat het verwerven van zulke monster achtig groote vermogens, als tegenwoor dig het meest in Amerika voorkomen, op zichzelf volstrekt niet ongeoorloofd of verkeerd is, maar tot bevordering van het algemeen belang kan strekken, indien de bezitters er van zich hunne verplich tingen bewust zijn. Zij moeten zich be schouwen niet als eigenaars hunner schat ten, maar als beheerders er van ten al- gemeenen nutte. Aan hunne wettige erfgenamen moeten zij niet meer dan matige middelen van bestaan nalaten. Het overige behooren zy te besteden tot het stichten van inrichtingen van open baar nut of van barmhartigheid, en dat wel bij hun leven, niet bij testamentaire beschikking na hun overlyden, in welk geval zegt Carnegie de persoonlyke verdienste grootendeels verloren gaat. De daad bij het woord voegende, heeft de heer Carnegie aan de steden Alle- ghany-City en Pittsburg eene kostbare openbare boekerij ten geschenke gegeven Die in de eerstgenoemde stad is Vry dag, in tegenwoordigheid van den president der republiek feestelijk geopend. Ingezonden. Mijnheer de Redacteur! Laat mij door middel van uw veelgelezen blaadje eens den overtocht bespreken van Wieringen naar de kust en omgekeerd, die allerellendigst en onverantwoordelijk is. Mis schien dat daardoor zij, wien 't aangaat, eens worden wakker geschud en een toestand trachten te veranderen, die misschien geheel eenig is in Nederland en meer thuis behoort in de middeleeuwen dan in onzen tegenwoor- digen tijd. Komt men op den Wierdijk aan den kant van het eiland, om per postschuit te worden overgezet, dan gaat de schipper vooruit op een sterk hellend plankier, dat dienst doet als steiger. Ter weerszijde liggen drie k vier visschersvaartuigen, waarover men de post schuit moet bereiken. De schipper is alvast op de eerste gesprongen en legt, om u het opstappen eenigszins gemakkelijker te maken, een plank, die zich wel op dat vaartuig bevindt, met het eene einde op de sterk afhellende zijde van den steiger en met het andere op het gangspil van de schuit. Dat de helling nogal aanmerkelijk is van die plank, kan men nagaan, als ik zeg dat op een afstand van anderhalve meter het verschil van hoogte wel een meter bedraagt, en omdat de plank schuin ligt door de helling van den steiger, en doordien hij aan de schuit rust op ketting- en touwwerk, is de stabiliteit niet groot. Ver trouw daarom niet alleen op uwe voeten, maar vooral ook op uwe handen om, als de plank wabbert of dreigt te kantelen, u maar voorover te laten vallen en het fokkestag te grijpen, en zoo op het gangspil te springen. Daarop vervolgt ge den weg over de visschers- schuiten naar het postschip. Vooruit maar, over kettingen, touwen, planken, vaarboomen, stokken, en wat al niet meer zich alzoo op een visschersvaartuig bevindt. Is 't nu licht, en droog en zijt ge goed ter been, dan lukt dit wel; maar als 't donker is, met nat weêr en ge hebt nieuwe schoenen aan die op het natte houtwerk glitsen danZijt ge in de postschuit, dan zyt gij met J. Bais voorloopig goed bezorgd. Doch slechts voor kort, want aanstonds begint weer iets nieuws. Ge moet dan de schnit verlaten en overstappen in een vletje, omdat de schuit wegens het ondiepe vaarwater niet aan de sluis kan komen en aan den grond is geraakt. Dat vletje brengt u tot op een halven meter van de steenglooi ing, waar ge tegen op moet. Het bootje wordt zooveel mogelyk stil gehouden, en ge zet den voet in een gleuf tusschen de glibbe rige steenen. 't Best is, zich dan maar voor over le laten vallen en met de handen te be reiken een gleuf, die weer vrat hooger ligt. Zoo op handen en voeten klauterende komt men dan toch naar boven. Wel is daar aan dien steenen dijk een soort van trap, een de- cimeter-breede kolder met klampen en een spar als leuning, maar die kolder met de klampen is bij nat weder zoo glad, en de leuning is zoo hoog, dat het veel veiliger is om maar op handen en voeten tegen de stee nen op te kruipen. Zoo staat ge dan met vasten grond onder de voeten op den hoogen kleidijk, nog een kwartier ver van de herberg. Wilt ge liever naar beneden op den grindweg, dan maar weer bij het naar beneden gaan de handen klaar gehouden. Yan het medene- men van bagage is natuurlijk onder zulke om standigheden geen sprake. De terugtocht naar het eiland is nog bezwaarlijker omdat men dan bij het nederdalen langs den dijk niet met zekerheid kan bepalen waar men zijn voeten zet en de sprong van uit het visschersvaar tuig aan het plankier te Wieringen dan naar omhoog gaat. Meestal wordt men daar wel door eenige vriendelijke handen, die u tot

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1890 | | pagina 1