rr^
KLEINE COURANT voor WHelder, Niewediep en Texel
'T VLIEGEND BLAADJE.
Gemeenteraad van Helder.
Dit Bijvoegsel behoort bij het nommer van Zaterdag 5 April 1890.
.V#.
Uitgevers: BERKHOUT Co.
Zitting van Dinsdag I April 1890.
Voorzitter de heer C. A. Beukenkamp.
Tegenwoordig alle leden, behalve den heer Bak
ker, die met kennisgeving van verhindering afwe
zig is.
De tribune is talrijk bezet.
Na de opening der zitting worden de notulen
der vorige vergadering voorgelezen en goedgekeurd.
Achtereenvolgens worden vastgesteld het eerste
gedeelte van het voljaarskohier van den hoofdelij-
ken omslag en het primitief kohier van de belas
ting op de honden, beide voor den dienst van
1890, respectievelijk ten bedrage van f28,482,81
en f 1452,50.
Tengevolge van de vermeerdering van het per
soneel aan de gemeente-school no. 4 (aan de Hoofd
gracht), waartoe in eene vorige zitting is besloten,
wordt overgegaan tot de benoeming van een on
derwijzer, uit het navolgende drietal:
1. W. Krijnen.
2. P. W. Akkerman.
3. J. J. Janssen.
Benoemd wordt de heer Akkerman met 13 stem
men. Op den heer Janssen werden 2 stemmen en
op den heer Krijnen werd 1 stem uitgebracht.
Op haar daartoe gedaan verzoek, wordt, met in
gang van 1 Mei a. s. aan mej. A. H. M. Brakke
een eervol ontslag verleend uit hare betrekking
van onderwijzeres aan de gemeente-school no. 3,
(in de Schoolstraat).
De mededeeling des Voorzitters, dat het Hoofd
der laatstgenoemde school bij de vervulling der
vacature bij voorkeur de benoeming van een on
derwijzer verlangt, wordt voor kennisgeving aan- j
genomen.
Er geschiedt voorlezing eener missieve van den
heer D. A. G. Vastenou, directeur der gesubsidi
eerde school voor Uitgebreid Lager Onderwijs voor
jongens, houdende verzoek tot wijziging zijner in
structie zoodanig, dat de Kerst-vacantie met 4 dagen
verlengd, en de vacantie met Paschen tot een
enkelen dag ingekrompen worde. De heer Vaste
nou deelt in die missive mede, dat de Paasch-
vacantie voor onderscheidene leerlingen, die kort
daarna examen moeten afleggen, niet wenschelijk
is, terwijl voor de leerlingen, wier familie-betrek
kingen elders wonen, het zeer gewenscht is, dat zij
met de Kerst-vacantie over langer tijd mogen be
schikken. Verder wordt voorgelezen het advies
der Commissie van Toezicht op het Lager Onder
wijs in deze gemeente. In hoofdzaak wordt het
verzoek, door den heer Vastenou gedaan, door deze
Commissie gesteund, doch de tijd tusschen Nieuw
jaar én de Zomer-vacantie acht zij te lang, om die
zonder eenigen vrijen tijd te laten. De Commissie
wil daarom de Paasch-vacantie behouden voor de
leerlingen, die geen examen behoeven af te leggen.
Eindelijk wordt nog voorgelezen het prae-advies
van B. en W. te dezer zake, 't welk strekt om
het verzoek, door den heer Vastenou ingediend,
onveranderd toe te staan. Na eene opmerking
van den heer Oudenhoven, bepleit de heer Vos de
wenschelijkheid, dat met Paschen ten minste eenige
dagen vacantie worde gegeven. De Voorzitter
verklaart zich gezind vóór het verzoek van den
heer Vastenou. Hij acht den bloei der school eene
voor de gemeente zeer wenschelijke zaak. Het
voorstel van het Dag. Bestuur wordt daarop met
13 tegen 3 stemmen aangenomen. Tegen stemden
de heeren Vos, Van Twisk en Korver.
Vervolgens geschiedt voorlezing van het concept
besluit tot het aangaan eener geldleening van
f100,000, in aandeelen van f500 en tegen een
rente van 3^- ten honderd. Uit de verschillende
bepalingen van dit besluit stippen wij aan, dat de
inschrijvers van de .bestaande 4 pCt's leening bij
de te houden inschrijving de voorkeur zullen heb
ben dat de toewijzing, indien het bedrag der in
schrijving overschreden wordt, ponds-ponds-gewijze
zal geschieden en dat de aflossing, beginnende met
1 Juli 1892, 's jaarlijks minstens f2000 zal bedra
gen. De discussie over dit concept-besluit duurt
slechts kort. De heer Hordijk oppert het denk
beeld, dat de leening wellicht tegen eene rente
van 3 ten honderd kon geschieden, waarop de
Voorzitter antwoordt, dat dit dan wellicht tenge
volge heeft, dat de leening boven pari gesloten
wordt. Met 14 tegen 2 stemmen wordt het besluit
goedgekeurd en vastgesteld.
Nu volgt de beslissing, over de werken, die
voor het bedrag dezer leening zullen worden uit
gevoerd, nadat de bestaande geldleening zal zijn
gedelgd. Door B. en W. wordt de navolgende
lijst der werken ter tafel gebracht
1. een lokaal voor den afslag van zeevisch.
2. een brug over het Heldersche kanaal bij de
Windsteeg.
3. een politie-bureau op het Molenplein.
4. bestrating van de Gravenstraat.
Bij de discussie over deze verlanglijst uit de heer
over de Linden den wensch, dat het werk, genoemd
onder No. 4, gebracht worde op No. 2. De heer
Oudenhoven deelt niet in dien wensch, omdat de
Gravenstraat een doorloopende straat en slechts
als een achterstraatje van de Keizerstraat te be
schouwen is. De heer Franken acht het tamelijk
onverschillig hoe de volgorde in de verlanglijst is
en de heer Korver verlangt inlichting omtrent de
mogelijkheid, dat alle vier de werken uit het be
drag der leening kunnen gevonden worden. De
heeren over de Linden en Oudenhoven wisselen
nog van gedachten, waarna de lieer van Twisk
zich tegen den bouw der brug verklaart. Volgens
spreker is de brug niet noodig en voor de scheep
vaart op het kanaal zeer schadelijk. Niet minder
dan 800 vaartuigen, wier schippers voor de betaling
van havengelden geabonneerd zijn, bevaren 's jaar
lijks het kanaal en het aantal niet geabonneer-
den bedraagt meer dan 1000. De opbrengst
der havengelden noemt spreker zeer belangrijk,
't geen door den Voorzitter wordt ontkend. De
heer Oudenhoven bestrijdt het aangevoerde door
den heer van Twisk, 't geen hem des te gemakke
lijker valt, omdat die spreker in zijne mededeeling
gewaagde van den schipper van het jaagschuitje,
dat dagelijks, dus 365 maal per jaar, het kanaal
bevaart, als behoorende tot de geabonneerden ten
getale van 800. Door den Voorzitter wordt
opgemerkt, dat juist heden 't bewijs is geleverd,
dat de vaart op het Heldersche kanaal door het
bouwen der brug niet zal worden belemmerd.
Immers, nu hedenmiddag de stoomboot «Anna
Cornelia" en de veerschuit van den heer Jonker
aldaar gelijktijdig konden passeeren, bleek het dat
hoegenaamd geen bezwaar bestaat tegen den bouw
der brug, uit het oogpunt van te wachten scheeps
rampen. De stemming over de uitvoering der
voorgedragen werken, door 't publiek op de tri
bune blijkbaar met belangstelling verbeidt, volgt
nu. Met algemeene stemmen wordt besloten tot de
stichting van een afslaglokaal van zeevisch aan de
Buitenhaven, tot het bouwen van een politiebureau
op het Molenplein en tot het bestraten van de Gra
venstraat. Met 10 tegen 6 stemmen wordt aan
genomen het voorstel van B. en W. om een
brug te bouwen over het Heldersche Kanaal bij de
Windsteeg. Tegen stemden de heeren Hordijk,
Van Twisk, Van Neck, Verfaille, Klik en over de
Linden.
Vóór de stemming over het bouwen van een po
litiebureau op het Molenplein verklaarde de heer
over de Linden, dit werk niet bepaald noodzake
lijk te achten. De Voorzitter en de heer Ouden
hoven verzekerden echter, dat de vervanging van
't bestaande bouwvallige bureau zeer noodzakelijk
is, vooral door den slechten toestand der arrestan
ten-kamer.
Er geschiedt voorlezing van eene missive van
B. en W., houdende mededeeling, dat de heer J.
Verfaille kennis heeft gegeven van zijn voornemen
om een straatweg aan te leggen over zijn land
naar zijne bezittingen aan den Strooweg nabij de
algemeene begraafplaats, dat de heer V. dien weg
wenscht aan te sluiten aan den straatweg, door de
gemeente aangelegd naar 't kerkhof, dat B. en W.
van oordeel zijn, dat de heer V. zich met een ver
zoek om toestemming tot den Raad heeft te wenden,
dat zoodanig verzoek alsnog niet is ingekomen en
dat het Dag. Best. alsnu tot den Raad komt met
de vraag, of de bedoelde aansluiting mag worden
toegelaten. Na de voorlezing van dit stuk
bekomt de heer Verfaille het woord. Spreker ver
klaart, dat hij reden meent te hebben, zich niet
tot den Raad te behoeven te wenden, want dat
de artikelen der wet, waarop de Voorzitter zich
beroept, volstrekt niet insluit zijn verplichting om
het verzoek te doen. Na deze mededeeling verlaat
de heer Verfaille de vergadering. Een zeer
langdurige, ja langwijlige discussie volgt. De Voor
zitter geeft een historisch overzicht der geschie
denis van het ontstaan van den weg naar de al
gemeene begraafplaats, van den aankoop door de
gemeente van de landerijen daar ter plaatse nu
30 jaren geleden voor de som van f 3562, en houdt
vol, dat de gemeente is eigenares van den weg.
Stonden nu B. en W. toe, dat de heer Verfaille een
rijweg daarop liet uitkomen, dan zou de Raad la
ter het verwijt kunnen uitspreken, dat in deze zaak
's Raads beslissing had moeten ingeroepen worden.
De heer Klik merkt op, dat de heer V. gedaan
heeft, wat anderen ook hebben gedaan, die lande
rijen bezitten, welke toegang hebben aan den
kerkhof-weg. Indien er overtreding bestond, had
den B. en W. eene vervolging moeten instellen.
De heer over de Linden meent, dat de heerV.
zijn gang kan gaan met den aanleg van den straat
weg, omdat de weg naar 't kerkhof een openbare
weg is. De Voorzitter wil de beslissing, of be
doelde weg een openbare weg is, aan den Raad
overlaten. - De heer Hordijk merkt op, dat die
beslissing niet behoeft genomen te worden, omdat
de weg voorkomt op den legger van de openbare
wegen in deze gemeente. Spreker en de heer Klik
geven in overweging, dit punt van de agenda
voor deze zitting te verwijderen. De heer over
de Linden herinnert aan de sinds lang bestaande
hekken, die toegang geven naar aldaar aanwezige
landerijen. De Voorzitter houdt vol, dat er geen
overgangsweg mag worden toegelaten. De heer
Van Neck meent, dat deze zaak ten onrechte aan
't oordeel van den Raad wordt onderworpen. Hij
zou het noodig achten dat, ingeval B. en W. over
tuigd zijn, dat de weg is uitsluitend eigendom der
gemeente, zij vervolging instelden tegen allen,
die wederrechtelijk van dien weg gebruik maken.
De heer over de Linden verzekert, dat ook bij
het Departement van Ooi-log de overtuiging bestaat,
dat de weg is een openbare weg. Bij dat Depar
tement is het niet onbekeud, dat de straatweg door
den heer Verfaille wordt aangelegd. Volgens de
wet, zegt de Voorzitter, mag niets aan gebouwen
en wegen in de gemeente veranderd worden zonder
toestemming van het Dag. Best. en daarom stelt
hij, namens B. en W., de vraag of dat College of
de Raad vergunning moet verleenen tot aanleg van
bedoelden straatweg.
Na nog eenige opmerkingen van de heeren Fran
ken, Korver en over de Linden, stelt de heer Van
Neck de vraag, of het niet best zou zijn, dat B.
en W. den weg naar de begraafplaats afsloten, om
dat de heer Verfaille dan bij den Raad kon komen
om zich daarover te beklagen. Een discussie volgt
tusschen de heeren Vos en over de Linden, waarby
laatstgenoemde aantoont, dat do slooten langs den
weg, die oorspronkelijk bestonden, thans na
genoeg niet meer te vinden zijn. De Voorzitter
geeft daarna in overweging om een rechtskundig
advies in deze te verkrijgen, en de heer Franken
wil, ter verkrijging van meer licht in deze zaak,
de behandeling tot eene volgende zitting uitstellen.
De heer over de Linden herhaalt, dat de weg
sinds 1860 steeds is beschouwd als een openbare
weg, waarna de Voorzitter nog eenmaal doet uitko
men, dat het Dag. Best. zich wil hoeden voor de te
wachten beschuldiging, een vrij gebruik van
een - eigendom der gemeente te hebben toegelaten.
Tegen de opmerking van den heer Hordijk, dat
de geheele zaak niets is dan een uitvloeisel van