De Marine-Matroos. BITVOBGSE3L, behoorende bij 'T VLIEGEND BLAADJE van Zaterdag 12 April 1890. In liet »H a n d e 1 s b 1 a d" van gisteren komt een belangrijk opstel voor van den beer S. T. Land, onze afgevaardigde ter Tweede Kamer. De beer Land maakt daarin een brief open baar, bem uit Indië geschreven over de grieven der marine-matrozen. Wij achten dit stuk belangrijk genoeg om het ook onder de aandacht onzer lezers te brengen. Zijn slotsom is»voor den marine-officier, onderofficier of schepeling zorgt niemand". Zoo wel zee-officieren als raatrozen hebben groote reden tot klagen over hun behandeling, hun gebrekkige aflossing na uitputtenden dienst in Indië. Indien in den Haag geen verbetering wordt aangebracht bij 't departement van marine, gelooft de heer Land, dat zoowel onze marine als de koloniën ernstig benadeeld zullen worden. Land, volksvertegenwoordiger. „Sedert Juni '89 was de thuisreis van Zr. Ms. „De Ruyter" uit Oost-Indië naar Nederland in de pen. Gedurende de maanden November, December en Januari was zij te Soerabaya in reparatie. Na die herstelling werd Batavia bereikt met zes lekke stoomketels, dat zijn alle, de deksel van het schaar- blok der hooge-drukbeweging gebroken en de kruk- penmetalen der hooge-drukmetalen geheel gescheurd en voor onbruikbaar, de reis duurde vier dagen. Op de reede vond men reeds de „Atjeh" en de „Van Galen", die beiden een zeer voorspoedige reis hadden gehad. Niets stond dus het vertrek van de „De Ruyter" in den weg dan de ellendige ketels, die een reparatie van acht dagen vereischten. „Eindelijk 16 Februari was alles klaar; salu- eerende en met daverend hoezee! werd de reede verlaten. Met gejuich, want verreweg het grootste gedeelte der equipage (onderofficieren en minderen) was van November en December 1885, dus meer dan 4 jaren in Indië. Er waren er zelfs, die met de „De Ruyter" den 2 September 1885 uit Holland waren vertrokken; allen te zamen dus, die ruim een jaar van dag tot dag met verlangen hadden uitgezien naar het willekeurig vertraagde besluit hunner terugzending, die de officieren steeds en zooveel mogelijk na de, ook voor hen, vastgestelde di*ie jaren zagen vertrekken, een vol jaar lang en langer. Maar ook de officieren waren op de „De Ruyter" 3 jaren in Indië, sommigen na hun tijd. Zoo stoomden zij dan eindelijk van Batavia naar het nabij gelegen eilandje Kuyper om kolen te laden en dan naar zee, naar Holland! Bijna was er nog een kink in de kabel gekomen: de victualie was uitgezonden, maar de patentolie ver geten, en die zou op Batavia f 10,000 kosten, nl. f'3 de liter, want ook de patentolie te Singapore besteld, kwam niet. Maar de „Van Galen" had olie, broederlijk gedeeld en beide schepen konden de Kaap de Goede Hoop halen en daar olie koopen öf uit Holland afwachten. Ook dij) was dus „ge regeld" en de „De Ruyter" vrij van Indië en aan het kolen halen, om dan naar zee te vertrekken. «Maar There is many a slip Between the cup and the lip. 's Middags arriveerde een officier van piket. Uit Holland was een telegram ontvangen, waarvan de zakelijke inhoud deze: «Atjeh" bestemd voor eene reis buiten de koloniën, «De Ruyter" aanhouden". En de kolonel-commandant, op het departement ontboden, kreeg de order om de gort af te geven aan de „Van Galen" voor wie ons vaderlijk, doch slecht zorgend gouvernement verzuimd had tijdig het benoodigde uit Holland uit te zenden. Hierna werd de „De Ruyter" naar Padang gezonden om den terugkeer van de „Atjeh" uit Perzië over 15 a 19 weken (voor zoo lang is zij gevictualiseerd) af te wachten. „De victualie gaat achteruit door broeiing en zal wel gedeeltelijk voor eene zeereis moeten worden afgekeurd. Te Padang, waar het dagelijks regent, vergaat het touwwerk, de schunnig zuinige inven taris zal moeten worden aangevuld. Er zal nader moeten worden gedokt en natuurlijk hoogstwaar schijnlijk ketelreparatie. Aan de Kaap zal natuurlijk olie, maar zeker ook touwwerk en verf moeten worden aangekocht (onderzeils-halzen en schooten kunnen o. a. niet vernieuwd worden wegens te geringen uitrustingsvoorraad). Alles en alles zal het opont houd wel een ton gouds aan den lande kosten. „De schade, die officieren en machinisten heb ben aan zeeprovisie, die nu ter reede gedeeltelijk moet worden verbruikt, komt voor eigen rekening. „Het ergerlijke is, dat eigenlijk slechts een schijn-, een stroo-schip in Indië wordt gehouden. Immers de „De Ruijter" mag zoo weinig mogelijk stoomen om niet in duigen te vallen. Onderwijl wordt met het personeel geen rekening gehouden. „Het dadelijk gevolg op de bemanning, weder rechtelijk reeds een jaar te lang in Indië gehou den, mannen waar geen fut meer inzat, die geen enkele ambitie meer hebben, dan eindelijk, einde lijk! weg te komen, en die zoo grievend werden teleurgesteld, was eene verbazende toename van het aantal zieken. Om daarin te voorzien werd een honderdtal schepelingen aangehouden, die nog langer in Indië waren en bestemd om per mail thuis te varen, om de leemten aan te vullen, die ongetwijfeld spoedig zouden ontstaan door de evacueering van die zieken." Aldus schrijft mij iemand, in mijne qualiteit als volksvertegenwoordiger, als „staaltje van de meer intieme en kleine handelingen van het marine departement, die ongemerkt voorbijgaan, omdat zij te weinig het algemeen belang raken." Hij schrijft: „in verontwaardiging over een feit waarvan geen tweede voorbeeld bestaat en waarmede de minister van maiine de kroon zet op de onhandigheden, waardoor zijn beheer zich tot nog toe heeft geken merkt." Inderdaad wordt aangetoond, dat voor dergelijke reizen buiten de koloniën steeds een schip van het auxiliair eskader werd gebruikt, zonder dat daarvoor een ander schip werd in de plaats ge steld. Erkend wordt, dat de „De Ruijter" niet over Perzië kon repatrieêren, hetgeen de meest voor de hand liggende oplossing zoude zijn ge weest. Men kon toch moeilijk voor eene politieke zending een schip gebruiken, dat van dag tot dag, van uur tot uur averij kon krijgen. Neen! de „De Ruijter" moet om de Kaap en zal voor onze kust komen in denzelfden toestand als indertijd de „Emma". Als dit evenwel vaststaat, moet ook opgemerkt worden, dat voor de aanhouding van de „DeRuij ter" wel eenige grond bestaat, met het oog op de blokkade van Atjeh's Noordkust. Wat evenwel blijkt, is dat de minister van ma rine zijne belofte, in 1888 gedaan, om zooveel mo gelijk voor tijdige aflossing der schepelingen uit Oost-Indië, niet geheel is nagekomen of kunnen nakomen. De marine-matroos is corvéable a merci. Drie ja ren is het maximum; reeds vóór dien tijd komt bij de meesten bloedarmoede met verlies van eetlust voor. Het is oninenschelijk, dat vastgestelde tijds-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1890 | | pagina 5