verloop te verlengen, de verspilling van gezond heid en levenskracht bij de marine is een gruwel. Op de kleine schepen der Indische Militaire marine wordt alle comfort gemist, geen plekje kan de matroos het zijne noemen, nacht en dag wordt over hem beschikt. Met zijne rechten op de be paalde tijden van rust, van wasschen en herstel zijner plunjes, wordt het niet zoo nauw genomen. Al de kwellingen van het tropisch klimaat wor den in volle mate en nooit getemperd ondervon den. De voeding, al kost zij veel geld, is eentonig. De verslapte spijsverteringsorganen worden ge kweld met winterkostjes als bruine boonen en groene erwten, verbasterde nakomelingen van de Hollandsche voorvaderen, eerst aan de Kaap, daar na in Indië overgeplant. Verblijf in een koel kli maat of bergstreek komt natuurlijk niet voor. De geneeskundigen zijn het er over eens, dat wennen, acclimateeren ten opzichte der pathologische in vloeden aan boord onmogelijk is. Vervelende, déprimeerende en tevens vermoeiende blokkade diensten op Atjeh worden gevergd. En toch wordt steeds dat maximum van drie jaren willekeurig overschreden. Het is waar, het geeft eenige be zuiniging op de passagekosten, en art. 12 der marine-begrooting is een Danaïden-vat, waarin alle restantjes kunnen worden verbruikt, maar al was er bezuiniging, de rekening komt toch eenige ma len vergroot weder binnen. Het personeel is ver zwakt en lusteloos, is vroegtijdig versleten, wordt gepensionneerd of verlaat den dienst. Hoeveel van de mannen van de i>De Ruijter", hoeveel van de honderd in reserve gehoudenen, zullen niet, zoodra zij er kans toe zien, den dienst verlaten? En ver meerderde opleiding moet dan in het verlies voorzien. In de Koloniën zijn ongeveer evenwel matrozen noodig als daarbuiten. Aan den eisch 3 jaar in de tropen, 3 jaren in de gematigde luchtstreek, zoude du8 bij voltalligheid van het corps worden voldaan. Nu zijn er evenwel 600 mannen te weinig en 600 jongens te veel. Deze jongens der opleiding, kna pen van 14 tot 17 jaar, zijn quantités négligeables. Het gebrek aan 600 man komt ten nadeele van NederlandIndië heeft zijne mannen noodig. Dat daar ook vele jongens toch worden gebruikt, ver ergert den toestand der schepelingen, die nu in hun ontwikkeling achter blyven. Aanvulling van het tekort aan mannen moest dus eene hoofdzaak zijn. Maar op dit punt heerscht de grofste dwa ling. Gemiddeld verlaten 388 man den dienst en worden door reëngagement 147 verkregenblijft, zoo zegt de chef van het personeel, het verschik dus 241 aan te vullen. Maar daarbij wordt de groote dwaling begaan, dat op die wijze het tekort niet wordt aangevuld en in elk geval de samenstelling van het personeel, 600 man te weinig, 600 jongens te veel, niet ver betert. Daarbij wordt uit het oog verloren dat het verloop zal toenemen, zoodra in plaats van jongens, mannen in de plaats treden, dichter bij pensioen en het einde van het dienstverband, van hoogeren leeftijd. In 1888 was reeds het verloop geklom men tot 427, de reëngagementen gedaald tot 127, dus de noodige aanvullig 300. Voortloopende op het getal 240 is de jaarlijksehe werving van 410 tot dat getal teruggebracht. Eer stens door geen jongens beneden de 14 jaar aan te nemen, waardoor blijkens de ondervinding de toeloop met 30 pCt. verminderde. Bovendien door de invoering van zóó scherpe keuring dat van de 4 zich aanbiedende jongens slechts eón wordt goed gekeurd. Blijkbaar zocht men de schrikbarende slijting van het personeel door de keuze van krach tige personen te verbeteren. Verklaarde toch de Minister van Marine in Dec. jl. »van de matrozen van 40 jaar zijn inderdaad slechts weinig valide Maar het is een maatregel, die niet zal baten, evenmin alsof men krachtige individuen uitkoos, om ze bloot te stellen aan loodwitvergiftiging. Het duurt iets langer, bezwijken doen zij tochEn ook de krachtige jonge knapen der marine zullen bezwijken of op veertigjarigen ouderdom versleten zijn, als zij niet onder beter hygiënische voorwaar den komen, tijdig uit de Koloniën worden afgelost en lang genoeg in de gematigde luchtstreek blijven wanneer hun daarmede eenvoudig recht wordt gedaan. De verminderde werving van jongens, in 1886 begonnen, deed zich eerst twee jaar later gevoelen (zoolang duurt de opleiding) in het aantal afgele verde lichtmatrozen dat van 334 tot 256 daalde. De invloed op de bevordering van matrozen komt natuurlyk weer eenige jaren later. Met de beide toegestane schepen, nog niet begonnen en reeds in de klem, met eene onmogelijke uitbreiding van het aantal ingenieurs, met verwaarloozing der regeling van 's Rijkswerf en haar hopeloozen achteruitgang, .zal 's Ministers eventueele opvolger ook ten opzichte van het personeel de wrange vruchten plukken van het tegenwoordige wanbeleid. Het leven van den matroos aan wal is dat van een vod. Kringen en gezelschappen voor zijne ouders, broêrs en betrekking toegankelijk, zijn voor hem gesloten. Behoudens de militaire tehuizen voor hem de kroeg en het bordeel. De matroos moet de 'gelegenheid, het vooruitzicht hebben vooruit te komenMaar wat doet men Reeds op de oplei ding, dus als knaap van 16 jaar, wordt beslist of de een matroos zal blijven, de ander als bootsmans leerling zal worden opgeleid tot onderofficier. Die keuze is voorbarig. Zie, eerst allen bevorderd tot matroos 1ste klassezie dan wat er in zit en wie onderofficier zal worden. Nu worden misschien zich later flink ontwikkelende mannen gedoemd matroos te blijven en verlaten den dienst; ander deels worden jongens op hun slofjes onderofficier, maar onderofficier zonder prestige. Is de gevolgde handelwijze verkeerd, de tegen woordige minister heeft die tot in het dwaze door gezet. Er bestond nog kans voor den matroos om onderofficier-baantjesgast te worden, nl. ziekenvader, kok, schoenmaker enz. Maar een der eerste maat regelen van dit hoofd van het Departement was, de matrozen le en 2e klasse daarvan uit te sluiten. Hij hoopte daardoor meer matrozen te behouden. Maar nu laten de matrozen 3e klasse zich niet meer bevorderen, of de matrozen le en 2e klasse laten zich degradeeren, dan wel verlaten, zich alle toekomst ziende afgesneden, den dienst! Resuraeerende. De matrozen worden verkregen door werving van jongens te Leiden, het aantal moet weder op 400 worden gebracht. Allen moe ten om bevorderd te worden, gediend hebben als matroos le klasse. Zij moeten op tijd worden af gelost uit de koloniën en niet te vlug worden te- ruggezonden. Met opoffering desnoods van het uiter lijk aanzien der oorlogsschepen, moet voor een goed logies worden gezorgd. Hunne rechten volgens de bepalingen moeten strenger worden geëerbiedigd. Alleen op die wijze zal het mogelijk zijn de ma trozen aan den dienst te binden, het incompleet aan te vullen, krachtige individuen te herkrijgen en per saldo met geringere werving kunnen wor-, den volstaan, het verloop gestuit, de slijting en pen- sionneering verminderd. De mariniers hebben hun eigen chef^ die voor hen zorgt, ook ten opzichte der tijdige aflossing; voor de belangen der torpedisten is door de opvol gende chefs in ruime mate zorg gedragen, de ma chinisten zorgen voor zich zeivenvoor den marine-officier, onderofficier of schepeling zorgt nie mand. Daarom ook nu weder een beroep op de pers, op hen, die belangstellen in het lot van den matrocs, op die heeren vooral, die zich voor de Kweekschool te Leiden voor de werving van jongen voor 's lands -vloot zooveel moeite geven en ze daarbij overleveren aan het Departement van Ma rine Land.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1890 | | pagina 6