KLEINE COURANT voor Helder, Nieuwediep en Texel.
'T VLIECEND BLAADJE.
Gemeenteraad van Helder.
Dit Bijvoegsel behoort bij het nommer van Zaterdag 24 Mei 1890.
UitgeversBERKHOUT Co.
Zitting van Dinsdag 20 Mei 1890.
Tegenwoordig 15 leden. Afwezig de heeren Hor
dijk en Hoogenboscli.
De tribune is matig bezet.
Na de opening der zitting worden de notulen
der vorige vergadering voorgelezen en, behoudens
eene aanmerking van den heer Yerfaille, goedge
keurd. Genoemde heer beweert, dat het door hem
in de vorige zitting medegedeelde omtrent de quaes-
tie van den weg naar de algetneene begraafplaats
en den particulieren, door hem aangelegden weg,
niet juist is weêrgegeven. Spreker herhaalt thans
het toen door hem gesprokene en antwoordt daarna
toestemmend op het verzoek van den "Voorzitter,
om dit zijn beweren schriftelijk aan den Secretaris
mede te deelen, ter opneming in de notulen van
deze vergadering.
Goedgekeurd en vastgesteld wordt daarop het
door B. en W. aangeboden 2de gedeelte van het
voljaarskohier van den hoofdelijken omslag, dienst
1890, tot een bedrag van f3233.235.
Mede hecht de vergadering hare goedkeuring
aan 't voorstel van B. en W., om van het Rijk
aan te koopen een stukje grond, gelegen aan den
ingang der Palmstraat, een deel van 't perceel
sectie A, No. 6307, tegen den prijs van f 6.De
heer Korver, die tegen dit voorstel eenige beden
kingen ontwikkelde en herhaaldelijk door den Voor
zitter beantwoord werd, hield zich buiten stemming.
De overige leden stemden eenparig vóór het voor
stel van het Dag. Best.
Voorlezing geschiedt van een brief van HH. Ge-
dep. Staten, inhoudende een paar bemerkingen,
door dit College gemaakt op liet plan der gemeen
telijke geldleening ad f 100.000, tegen eene rente
van 31/2 pCt. Gedep. Staten wenschen, dat de
jaarlijksche aflossing, niet zooals de Raad heeft
bepaald f2000, maar f2500 zal bedragen en dat
met de aflossing niet op 1 Juli 1892, doch op 1
Juli 1891 zal worden aangevangen. De Voorzitter
stelt, namens het Dag. Bestuur, voor om aan de
eerste bedenking toe te geven en 't bedrag der
jaarlijksche aflossing op f2500 te bepalen, doch
omtrent het tweede punt Gedep. Staten te ant
woorden, dat de Raad daarin niet kan treden, om
dat, werd de eerste termijn van aflossing op 1 Juli
3891 bepaald, de aflossing reeds zou moeten begin
nen als het volle bedrag der leening nog nauwe
lijks was in ontvangst genomen. Door de
heeren v. Neck, Klik en over de Linden wordt
achtereenvolgens er op gewezen, dat, werd de be
staande schuld niet geconverteerd, er toch een
jaarlijksche aflossing zou moeten geschieden en dat
dus feitelijk een hooger bedrag dan het in het
plan genoemde wordt geleend. Dit bezwaar weegt
echter niet zóó zwaar, dat het voorstel van B. en
"W. eenig gevaar loopt, 't Wordt aangenomen met
13 tegen 2 stemmen. Tegen steraden de heeren
Verfaille en over de Linden.
Aan de orde wordt gesteld de benoeming van
een lid der Commissie van Toezicht op het Lager
Onderwijs, ter vervanging van den heer H. J.
Janzen Sz., die wegens vertrek naar elders voor
't lidmaatschap van dat College heeft bedankt. De
aanbevelingslijst, door de Commissie ingezonden,
bevat de namen van de heeren F. S. C. M. Wijs
en B. E. C. Seignette. De heer Wijs wordt gekozen
met 12 stemmen. De heeren Seignette en Ouden
hoven verkregen ieder 1 stem en 1 briefje was in
blanco.
Er wordt overgegaan tot de aanvulling eener
vacante betrekking van onderwijzer aan de gemeente
school no. 3. Door B. en W. wordt, in overleg met
den Arrond. Schoolopziener en het Hoofd der school,
ter tafel gebracht de navolgende nominatie: 1. de
heer W. Krijnen, 2. de heer J. J. Janzen, 3. de
heer B. H. Rudolphi, de beide eerstgenoeraden
alhier, laatstgenoemde te Lisserbroek. Gekozen
wordt de heer Krijnen met 10 stemmen. Op den
heer Janzen werden 5 stemmen uitgebracht.
De Voorzitter stelt aan de orde de samenstelling
eener voordracht voor de benoeming van een zetter
van 's Rijks belastingen, ter vervanging van wijlen
den heer L. Jelgersma. De heeren A. Klik en P.
van Twisk, die respectivelijk 11 en 5 stemmen
bekwamen, werden op de voordracht geplaatst. De
heer Korver bekwam 4 stemmen, de heer G. J.
van HoolwerfF en W. Bakker Hz. verkregen ieder
2 stemmen en op de hli. J. Bethlehem, E. Franken,
T. Mooy, J. Hoogenbosch, W. J. van Neck en L.
W. F. van Oudenhoven werd 1 stem uitgebracht.
Voor kennisgeving worden aangenomen de na
volgende mededeelingen
1. dat HH. Gedep. Staten, behoudens eene be
merking van niet overwegend belang, hunne goed
keuring hebben gehecht aan het door den Raad in
zijne vorige zitting goedgekeurde 1ste gedeelte van
het voljaarskohier van den hoofdelijken omslag,
voor den dienst van 1890;
2. dat Z. M. de Koning geen bezwaar heeft ge
maakt om het Raadsbesluit tot nadere vaststelling
van het eindcijfer van den hoofdelijken omslag met
HD. goedkeuring te bekrachtigen;
3. dat Z.Exc. de Minister van Financiën den
ontvanger van Registratie en Domeinen alhier heeft
gemachtigd mede te deelen, de dat de grond
nabij de Buitenhaven, benoodigd voor den bouw
van een afslaglokaal voor den verkoop van zeevisch,
ter grootte van 8.25 A., tegen een huur van f 17
'sjaax-s, aan de gemeente ten gebruike wordt afge
staan, en
4. dat het bedrag, hetwelk den Ontvanger van
Rijks-belastingen toekomt voor de inning der ge
meentelijke opcenten op.de grond- en personeele-
belasting in deze gemeente is bepaald op f858.
Thans komt in behandeling het rechtskundig
advies, hetwelk, volgens besluit in de vorige zitting
genomen, is ingewonnen, naar aanleiding van de
quaestie over de aansluiting van den particulieren
straatweg van den heer Verfaille met den weg, in
eigendom bij de gemeente, leidende naar de alge-
meene begraafplaats.
De heer Verfaille verlaat de vergaderzaal.
Er geschiedt voorlezing van het advies, gegeven
door den hr rar. A. P. De Lange, advokaat-procureur
te Alkmaar. Deze rechtsgeleerde vangt in zijn
betoog aan met de herinnering aan den aanleg van
den weg naar de begraafplaats in 1860, en wijst
er daarna op, dat de gemeente Helder, de eigena
res, nog nimmer heeft bepaald, dat dit een weg is,
die door particulieren in ieder geval mag worden
gebruikt. De weg komt niet voor op den staat
der openbare wegen in deze gemeente, en zy is dus
geen openbare weg, in den gewonen zin van het
woord. Zoolang de Raad niet besluit om den weg
tot publiek gebruik open te stellen, heeft hij het
volle recht om de aansluiting van een anderen weg
te verbieden. Naar het gevoelen van den adviseur
staan de eigenaars van landerijen, die hun toegang
op den weg naar de algemeene begraafplaats heb
ben, niet op óene lijn met den heer Verfaille, die
er een particulieren weg op wil doen uitkomen.
Wordt door den heer V. de vraag gedaan aan den
Raad om hem tot die aausluiting vergunning te ver-
leenen, dan kan de Raad daartoe besluiten. De
adviseur meent, dat er bij sommige leden van den
Raad een verkeerd begrip bestaat omtrent de toe
passing van art. 230 der gemeentewet, wat betreft
de beteekenis van het woord openbaar. Naar aan
leiding van dit advies ontspint zich eene discussie,
waaraan onderscheidene leden deelnemen. Op eene
vraag van den heer over de Linden omtrent het
niet voorkomen op de kaart der gemeente van
den bedoelde weg, antwoordt de Voorzitter, dat de
kaart, door den heer over de Linden bedoeld, waarop
die weg wèl voorkwam was de kadastrale kaart. De
heer Oudenhoven merkt op, dat, daar ieder er naar
verkiezing van gebruik kan maken, de weg naar
het kerkhof kennelijk een openbare weg is. Na
dat de heer over de Linden heeft beweerd, dat,
wordt de heer Verfaille gedwongen vergunning tot
het gebruik maken van den weg te vragen, dergelijk
verzoek ook door de overige eigenaars vau landerijen
aldaar moet worden gevraagd, wordt door den hr. van
Neck de opmerking gemaakt, dat, nu het rechts
kundig advies is uitgebracht, de zaak in den Raad
nu niet verder behoeft behandeld te worden. Deze
opmerking wordt door den Voorzitter bestreden.
Hij toont aan, dat de Raad te beslissen heeft, hoe
nu verder moet worden gehandeld en of in deze de
beslissing van den rechter moet worden ingeroepen.
De vraag van den heer Oudenhoven, öf er bij
het toestaan der aansluiting iemand zou worden
geschaad, wordt door den Voorzitter bevestigend
beantwoord met de verzekering, !dat de straatweg,
wordt die meer bereden, ook meer aan onderhoud
zal kosten. Na nog eenige wisseling van gedach
ten, wordt de Secretaris door den Voorzitter uitge-
noodigd tot voorlezing van den brief, door B. en "W.
ter dezer zake gericht aan HH. Gedep. Staten, van
het antwoord hierop en van een missive, 't ver
zoek inhoudende tot afgifte eener beschikking
op een adres van den heer J. Verfaille. In hun
schrijven aan het College van Gedep. Staten deelen
B. en W. heel juist den stand der zaak mede en
Gedep. Staten antwoorden daarop, dat zij, ofschoon
zich onbevoegd houdende tot het nemen eener be
slissing, het er voor houden, dat de weg, ofschoon
voor den openbaren dienst bestemd, niet is een
openbare weg. Zij voegen in hun geleidebrief er
nog bij, dat zij van meening zijn, dat de heer Ver
faille zich tot het Gemeentebestuur heeft te wen
den, ter bekoming van de noodige vergunnning.
De heeren Vos en ;Bakker opperen achtereenvol
gens de vraag of het niet mogelijk zou zijn den
kerk hof-weg af te sluiten, hetgeen door den Voor
zitter, met liet oog op de eigenaars van landerijen,
wordt onmogelijk geacht. De Voorzitter doet
verder uitkomen, dat B. en W. de beslissing van
den Raad hebben noodig geacht, omdat zij het ver
wijt wilden voorkomen, dat later zou worden ge
maakt, dat het Dag. Best. oogluikend het verbin
den van een nieuwen particulieren weg met een weg
der gemeente toebehoorende, had toegelaten. De
heer Franken stelt voor, het door B. en W. mede
gedeelde voor kennisgeving aan te nemen, met uit
zicht om in de volgende zitting een voorstel van
het Dag. Best. te ontvangen, om in deze zaak
al of niet over te gaan tot eene procedure. Na nog ee
nige discussie wordt het voorstel van den heer Franken
ten slotte met algemeene stemmen aangenomen.
Bij de gewone rondvraag wordt de rij der spre
kers, die met vrome wenschen voor den dag ko
men, door den heer Van Twisk geopend. Spreker
wijst op den vuilen, onzindelijken, en voor den ge
zondheidstoestand der bevolking hoogst nadeeligen
toestand in of achter de Vischstraat en dringt op
verbetering aan. De Voorzitter antwoordt, wijst
er op, dat de wegen aldaar geen gemeente-eigen-
dom zijn, dat de bedoelde vuile plekken door de
wagens van den reinigingsdienst niet te bereiken
zijn en wat het ergste is dat door de be
woners aldaar al heel weinig wordt medegewerkt
om reinheid en netheid nabij den openbaren weg
te bevorderen.
De tweede spreker, die vrome wenschen uit, is
de heer over de Linden, klagende over den toe
stand van den modderpoel achter den tuin van
Tivoli, nabij de Hoogstraat. De Voorzitter ver
zekert, dat die sloot voor de helft aan de gemeente
behoort, en dat hij gaarne zou wenschen, even als
de heer over de Linden, dat de toestand afdoende
verbeterde. De heer Oudenhoven vermeerdert
het aantal der vrome wenschen door te herinneren
aan de weinig welriekende slooten, die aan de
Stations-weg en nabij de Plantsoenstraat zijn te
vinden. Ook hij acht verbetering zeer wenschelijk.
De heer Korver dringt aan op samenwerking tus-
schen het Gemeente-bestuur en belanghebbende par
ticulieren. Z. i. zou veel goeds gedaan worden
door den aanleg van een riool in de Verlengde 2de
Vrooiistraat.
De derde spreker, die vrome wenschen te berde
brengt, is de heer Klik, die de beplanting van den
Huisduiner-weg met boomen ten zeerste aanbeveelt.
De Voorzitter betwijfelt of de te planten boomen
daar zouden groeien en wijst er op, dat de toe
stemming om boomen te planten aan het Departement
van Oorlog zou moeten gevraagd worden.
De vrome wenschen vermeerderen, door het ver
langen, dat de heer Korver te kennen geeft naar
eene reorganisatie van de gemeentelijke brandweer.
De Voorzitter en de heer Oudenhoven verdedigen
echter dezen tak van dienst en bestrijden de mee
ning des heeren Korver omtrent het optreden van
de brandweer bij de blussching van den brand in
de fabriek van den heer Krijnen.
De reeks der vrome wenschen wordt besloten
door den heer Van Twisk met den wensch naar
demping van den vuilen greppel tusschen de Visch-
en Vijzelstraat.
Nadat de heer Maalsteed geantwoord heeft, dat
bij demping het vuil waarscijnlijk daarnaast zou wor
den nedergeworpen en dat de maatregel dus niets
zou baten, werd, met de reeks der vrome wenschen,
ook de Raadszitting gesloten.