't Vliegend Blaadje.
KLEINE COURANT
VOOR HELDER, NIEUWEDIEP EN TEXEL.
1 Januari.
No. 2073.
Woensdag 28 December 1892.
Twintigste Jaargang.
NIEUW 8 T IJ DIN G EN.
BLANCA's GEHEIM.
- f
Bureau: Zuidstraat.
Telefoonn". 42.
Bureau: Spoorstraat.
Telefoonn0. 36;
We verzoeken onzen lezers, die,
volgens gewoonte, een welkomst
groet aan Familie, Vrienden of Be
gunstigers in ons blad willen plaat
sen, beleefdelijk daarvan tijdige
opgave te doen.
DE UITGEVERS.
Aan onze abonjé's buiten de
gemeente wordt beleefd ver
zocht 't verschuldigde abonne
mentsgeld Vliegend Blaadje en Zondags
blad, 4e kwartaal 1892 te willen over
maken per Postwissel of in postzegels,
VÓÓP 5 Januari 1893, zullende an
ders daarover met 5 Cts. verhooging per
post worden beschikt.
Postwissels voor dat doel behoeven
slechts met een zegel van 21/, Ct. beplakt
te worden.
Aan onze geabonneerden in Amerika
toordt beleefd verzocht 'f verschuldigde te
willen overmaken
DE UITGEVERS.
Een praatje over den winter.
Wij vinden den winter een prettigen tijd,
wel te verstaan, als de Ginter zijn naam met
eere draagt en aanspraak mag maken op den
titel van //ouderwetschen winter."
Als 'tdag aan dag regent en waait, als de
dikke winteijas ons bij zuidelijken wind te
warm zit en de kachel somtijds niet wil trek
ken. dan is de winter vervelend en saaien
toch hoeveel winters moeten we niet onder die
omstandigheden doorbrengen. Dat zijn winter
dagen, die verslappend op 't gemoed werken,
die saaiheid aan kweeken en de liefdadigheid
op sloften doen gaan.
Neen, als 't een echte winter is moet de
Noordooster frisch opblazen en 't luchtgewelf
schoon vegen, zoodat de azuurblauwe hemel
ons tegenblinkt-en wij genoodzaakt zijn onze
schreden te versnellen om de warmte er in
te houden.
Dan moeten de wateren met een flinke ijs
korst overdekt zijn en de jongens weten te ver
tellen hoeveel duim ijs 't 's nachts wel gevroren
heeft. De dikke jas moet als een kostelijk
klscdingstuk worden beschouwd en de bonten
muts voor den dag gehaald.
Wanneer men 's morgens opstaat, moet het
oog wordeu verrukt door een dikke sneeuw
laag, die des nachts straten en wegen, huis
daken, kerken en torens heeft overdekt en de
bloemen moeten zich op de glazen vertoonen;
bloemen, die ons doen verlangen naar een
snorrende kachel met roode wangen.
Een echte winter brengt leven en drukte
overal. De jeugd haalt ijssleden voor den dag
en weldra slieren ze hier en ginds en overal
over 't besneeuwde pad, onder gejuich en vroo-
lijke kreten.
Iets verder ziet men de knapen elkander
met sneeuwballen werpen, en als de winter
zon de weggeworpen projectielen beschijnt,
ontstaat er een tooneel van leven en opge
wektheid. Heeft de ijsvloer genoegzame draag
kracht, dan worden de schaatsen voor den dag
gehaald en weldra ziet men een bont gewoel
en gekrioel op vaarten en stroomen. Stoere
ryders en brekebeenen zwieren onder elkan
der over de b.an, en valt er hier of daar een,
dan schijnt dat de pret nog te verhoogen.
Als zoo de winter zich vertoont, is er van
landerigheid geen sprake meer, integendeel
de wangen zijn door de koude lucht gekleurd
en de oogen tintelen van levenslust. Bij zulk
een winter wordt 't 's avonds, na volbrachten
arbeid eerst recht gezellig in de huiskamers,
en wanneer men bij feestelijke gelegenheden
warm en wel met elkander binnen de muren
zit, wordt 't genot nog verhoogd door de felle
koude of de sneeuwbuien daar buiten.
Van feestelijkheden gesproken, die brengt
de winter ook mede. Pas is Sinterklaas ach
terden rug, of men denkt al aan 't kerstfeest, dat
voor velen uitmuntende gelegenheid aanbiedt tot
huiselijk genoegen. De Oudejaarsavond en
Nieuwjaarsdag, ze beloven al vast wat in 't
vooruitzicht, want men herinnert zich bij die
woorden de genoegelijke uren, bij vorige der
gelijke gelegenheden doorgebracht en koestert
de stille hoop, dat 't nu niet minder zal zyn.
//Maar, hooren we iemand hoofdschuddend
opmerken," dat is goed en wel voor menschen,
dio van 't noodige voorzien zyn, die zich goed
kunnen kleeden, die 's middags wat degelijks
op tafel krijgen en geld hebben om feest te
vieren. De armen zyn er echter bij zoo'n ou
derwetschen winter naar aan toe."
Zulk een opmerking pleit voor 't goede hart
van hem of haar, die ze laat hooren, maar 't
zal ons niet moeielyk vallen 't onjuiste daar
van aan te toonen.
In onze jeugd hoorden we 't verhaal van
een dame, die, verkleumd uit de kerk komende,
met 't lot der armen zoo was begaan, datze hare
dienstbode den last gaf aan deze of gene spoe
dig wat te brengen. Ze kende toch ook armen
in don omtrek. Toen mevrouw echter bij de
kachel meer en meer onder den invloed der
verkwikkende warmte kwam en ze een paar
kop koffie had gebruikt, gaf ze bevel met de
uitdeeling nog maar geen haast te maken,
daar 't toch niet zoo erg was, als ze eerst had
gedacht.
Wat zegt ge ervan lezers, wordt in deze korte
woorden de toestand niet juist geschetst
Men moet zelf gevoelen dat 'tkoud is, dat
men behoefte heeft aan warme kleeding, aan
degelijk voedsel en brandstof, om met ernst
te denken aan 'tlot van hem, die dat alles
moet missen.
En dat de menschen in zulke gevallen niet
onbarmhartig zijn. leerde ons de ondervinding
meermalen. Denken we slechts aan den winter
van 90 91. Toen was 'tkoud, gnieperig
koud, zoo koud als men 'tin jaren niet had
beleefd. En wat was 't gevolg. Zoodra enkelen
zich aanmeldden om 't lot der armen te ver
zachten, werd er gegeven, met volle handen
gegeven, zoo rijkelyk gegeven, dat men er
zelf verbaasd over stond.
We durven dus met volle recht beweren,
dat een degelijke, koude winter tot medelyden
opwekt en de goedgeefschheid hoogerstygt, naar
mate de thermometer daalt.
Een ouderwetsche winter staalt de spieren,
daar de koude vlugheid en kracht geeft en stelt
ons in de gelegenheid zuivere, versterkende
levenslucht in te ademeneen koude winter
geeft menigeen, die niets te werken heeft, ge
legenheid om wat te verdienen. Hij brengt
geld onder de menschen en daarvan ook een
goed deel aan hen, die er behoefte aan hebben,
hetzy de winter zacht of streng is. Daarom,
leve een ouderwetsche winter, zoowel tot nut
voor de menschheid, als voor 't overige deel der
natuur.
HELDER, 27 Dec. 1892.
Met een groot deel onzer visschers-
bevolking, vooral met de Zuiderzee-vis-
schers, aldus schrijft men uit Enkhuizen,
ziet het er tegenwoordig verre van roos
kleurig uit. Het geheele jaar werd er niet
meer dan een sober stuk brood verdiend.
De ansjovis visscherij, de hoofdbron van be
staan, stelde dezen zomer veler verwach
tingen teleur er werd weinig ansjovis ge
vangen. Sommige zouterijen bleven zelfs
gesloten. Met de botvisscherij in den herfst
werd door enkelen flink gevangenmaar
deze visscherij eischt belangrijke uitgaven
van haar geldt, wat op het pakhuis der
voormalige O. I. Compagnie te lezen staat
De kost gaat voor de baat uit," en bij
de meesten konden de baten de kosten
niet goedmaken. Deharingvisscherij, waarop
aller hoop gevestigd was, levert bijna niets
op, en gebrek is veler woning binnenge
slopen.
De eigenlijke Enkhuizer vloot vischt op
de Noordzee, en hoewel voor de Noord-
zeevisschers de verdiensten over het alge
meen beter waren, is 1892 ook voor hen
een ongunstig jaar geweest.
Te IJmuiden is Vrijdag brand uit
gebroken in de machineloods bij de Nieuwe
Sluis, waar de centrifugaal-pompen staan.
De loods is afgebrand en de pompen wer
den zoodanig beschadigd, dat zij onbruik
baar zijn. De schade wordt geschat op
f 17,000.
Te Zandvoort is een 67jarig man
G. M. genaamd in hechtenis genomen, we
gens onzedelijke handelingen met zeer jonge
meisjes. Hij heeft reeds bekentenis afge-
legd.
Nog een protestmeeting tegen het Leger
des Heils I
Ook te Amsterdam hebben eenige ex-offi
cieren van het Leger des Heils thans een
protestmeeting gehouden tegen de werkzaam
heid van het Leger.
Verschillende heeren spaken, eerst over het
geestelijk, toen over het maatschappelijk werk
en vrijwel word hetzelfde gezegd als te Rot
terdam. De beschuldigingen van heorschzucht
van onwaarheid en uitzuiging werden wederom
gehoord, niet zonder protest echter van som
mige aanwezigen, die dan tot zwijgen werden
gebracht door de mededdeling dat er geen
debat zou zijn.
De tweede woordvoerder sprak over een
plan ter oprichting eener kerkelijke organisa
tie, ter behartiging van de geestelijke en
maatschappelijke belangon des volks. Aan alle
predikanten in Nederland was daaromtrent
een «Open Brief gezonden.
Vóór de derde spreker, de heer Van Veen,
het woord verkreeg, werd er gezongen en
gecollecteerd. Een deel der aanwezigen ver
liet daarop de zaal. Maar pas was de heer
Van Veen begonnen te spreken, of een uit
het gehoor wierp hem voor de voeten, terwijl
hij bezig was over het maatschappelijk werk
inlichtingen te geven«je hebt er toch maar
van gegeten."
En toen liep 'tmis. Wat volgde was gren-
zelooze verwarring, geroep, gefluit, gesis en
geschreeuw er hielp niets meer aan Tot
bedaren te brengen deze opgewonden schare,
bleek volkomen onmogelyk. Elke poging was
als olie in 't vuur en zoo besloot dan eindelyk
de heer Van Veen ter elfder ure de vergade
ring te sluiten, 't geen echter niemand hoorde.
Eerst toen de meeting-beleggers zelf de zaal
begonnen te verlaten kwam er een uittrek
kende beweging, ofschoon hot nog lang duurde
eer de kalmte was teruggekeerd.
Liefdelooze moeder
Te Bedum is in den vroegen oelitend in
een asehbak gevonden een nog levend pas
geboren kind.
De moeder is den zelfden morgen, toen
zij per spoor naar Groningen wilde ver
trekken, door de politie gearresteerd, Zij
heeft reeds hare misdaad bekend.
Het kind leeft en wordt te Bedum
verzorgd.
Drie boosdoeners, die misbruik maak
ten van de ramp, die Hamburg trof, en
gedurende dén cholera-epidemie van de
heerschende paniek gebruik maakten om
een groot aantal magazijnen te plunderen,
zijn thans eindelijk gevangen genomen.
Men vond bij hen voor een waarde van
f 15,000 aan geroofde voorwerpen,
Vergiftiging door in blikken geconser
veerd vleesch. In verschillende steden van
Engeland zijn een aantal ziektegevallen, een
zelfs met doodelijken afloop, voorgekomen, ten
gevolge van het gebruik van sardines en zoo
genaamde «blikken vleesch." Volgens een kort
geleden door den regeerings-scheikundige, dr.
Ballard ingediond rapport, over het gevaar van
bedorvén blikkonservon, zijn in den laatsten
tijd in Engeland 14 verschillende dergelijke
vergiftigingsgevallen voorgekomen. Meestal wa
ren het geheele gezinnen, die onder cholera-
achtige verschijnselen ziek wérden. Vooral
treurig is een in 1886 in Carlisle voorgeko
men vergiftiging van een bruiloftsgezelschap
van 20 personen, waarbij de bruid op den
avond van haar huwelijksdag onder vreeselijke
pijnen bezweek. Dr. Ballard geeft middelen
aan, om de bedorven konserven van de on
schadelijke te onderscheiden. Ten gevolge der
kondensatie van de waterdamp na het dicht-
soldeeren der blikken wordt het deksel eenigs-
zins naar binnen gedrukt. Het vleesoh kan in
het blik slechts bederven, wanneer het niet
lang genoeg gekookt is geworden. In dit ge
val lost het op, en er ontstaan daardoor ver
giftige stoffen. Tegelijk met deze oplossing
ontstaan echter een menigte gassen, waardoor
het deksel van het blik eenigszins naar buiten
gedreven wordt. De fabrikanten, die hieraan
zien, dat het vleesch niet lang genoeg gekookt
heeft, zyn gewoon den inhoud van zulke //Op
geblazen" blikken nogmaals te koken. Hier
toe moet het blik natuurlijk weer geopend wor
den. Daar door het herhaalde koken de een
maal aanwezige gif-bestanddeelen niet ver
dwijnen, doet de kooper verstandig, ten eerste
nooit «opgeblazen" en ten tweede nooit op
twee plaatsen gesoldeerde blikken te koopen.
In de Ver. Staten treedt het immi
granten-vraagstuk steeds meer en meer
op den voorgrond. Tegel ijk met de her
ziening van het tarief verlangt een groot
gedeelte van het Amerikaansche volk, dat
paal en perk worde gesteld aan den voort-
durenden toevloed van vreemdelingen. Men
begroet de landverhuizers uit Europa niet
meer als versterking der onvoldoende ar
beidskrachten, maar ducht van hen een
overlading van de arbeidsmarkt, waarvan
verlaging van loon en een vermeerdering
van het pauperisme de gevolgen moeten
zijn, waardoor vooral aan de steden groote
uitgaven worden opgelegd. Inderdaad zijn
in de laatste jaren uit Europa velen in
Amerika gekomen, die weinig bijdragen
tot den bloei der republiek. Czechen, Slo-
waken, Poolsche en Russische Joden enz.,
zijn meest arm en te weinig ontwikkeld,
om zich een bestaan te verwerven.
Sommigen willen nu, dat de landverhui
zers zullen bewijzen, dat zij eenig vermo
gen bezitten en kunnen lezen en schrijven.
Inmiddels heeft de regeering van de
Vereenigde Staten partij getrokken van
de cholera, die in Europa heeft geheerscht
om onder voorwendsel van gezondheids
maatregelen de ongewenschte vreemdelingen
te weren. Het gaat daarby vaak barbaarsch
toe.
Eeü dierentemmer van een bijzondere
soort was onlangs in het circus van Bar-
num en Bailey, te Bridgeport (Ver. St.},
aan het werk. Daar werd een stevige
Duitscher Hans gönaasid, als knecht in
dienst genomen en terstond aan het werk
gezet, om de hokken der wilde dieren goed
schoon te maken, van binnen en van bui
ten. Een poos later vond men hem bezig
met vegen in het hok van vijf gevaarlijke
leeuwen. Hij ging bedaard en flink zijn
gang, en als een der leeuwen hem te na
kwam, duwde hij hem zijn bezem in den
snoet. Zoo hield hij de wilde dieren op
een eerbiedigen afstand. Zij scholen in
een hoek, en toen Hans ook daar moest
gaan vegen, joeg hij hen zonder compli
menten met zjjn bezem daar vandaan.
Niemand had zich ooit in het hok gewaagd
bij deze leeuwen, die als bijzonder kwaadaar
dig bekend waren. Iedereen dacht, dat
de man er niet levend [zou uitkomen, en
eenige mannen stonden al gereed hem hulp
te verleenen. Maar Hans kwam volkomen
ongedeerd uit het hok. De leeuwen bleven
geïnspireerd door het in hun oog vreemd
soortige wezen en durfden hem niet aan.
De held van den bezem zal echter in het
vervolg het langstellige gereedschap ge
bruiken, waarmee het schoonmaken gewoon
lijk geschiedt.
De Senaat van Hamburg is tegen
woordig met allen ijvè* bezig de stad van
goed drinkwater te voorzien.
Er werden niet minder dan 141 Abes-
synische bronnen geboord, waarvan onge
veer 100 reeds goed water geven.
In gedeelten der stad waar de Abessy-
nische bronnen niet gebruikt konden wor
den, werden van stadswege locomobilen
opgesteld, tot het koken van groote hoe
veelheden water. Er wordt ook nog ge
werkt aan het maken van artesische put
ten. Het water uit de waterleiding is nog
evenmin te vertrouwen als in den vorigen
zomer. Het groote bekken, aangelegd tot
zuivering van het Elbewater, zal October
1893 gereed komen.
Het is evenwel noodig, dat vele buizen,
welke tot geleiding dienen en die sedert
1842 in gebruik zyn, opgegraven en aan
een flinken schoonmaak onderworpen wor
den. Een groot gedeelte zal hoogstwaar
schijnlijk wel afgekeurd worden.
Een vreeselijke moord heeft te Weenen
plaats gehad in een der smerigste achterbuur
ten op een vrouw van 38 jaren, die vroeger
dienstbode was, doch welker handel en wandel
thans zeer veel te wenschen overlieten. Zij
was zóó leelijk, dat men haar den bynaam
had gegeven van //doodskop.Meestal hield
zy zich op in herbergen, die door menschen
uit de heffe des volks bezocht werden of, zwierf
zij rond op straat om het den voorbijgangers
lastig te maken. Trots hare afschuwelijke
eigenschappen bezat zij een minnaar, een
bootsman.
Vrouw Struckl woonde reeds byna 2 jaar
in een huisje in do Odeongasse op de 2de ver
dieping. Donderdag in den vroegen morgen
had men haar mot een man huiswaarts zien
komen. Wat er in de kamer voorviel, is niet
bekend, de in de aangrenzende kamer slapende
echtelieden Freimann hadden niets gehoord,
geen schreeuw, zelfs niet eens het openen of
sluiten van deuren. Toen Freimann's 's mor
gens om 7 uur in de kamer van zyn buurvrouw
keek, zag hij tot zyn groote ontsteltenis niets
dan een arm op den grond liggen. Hij opende
de deur. Badende in een grootcn bloedplas
lag het lyk der ongelnkkige onder het bed.
Om den hals bevond zich een bruine smalle
BEWERKT DOOR
AM O.
48.)
Ja," antwoordde de lady, die alle beraden
heid verloor. //Ach, mijn arm kind, mijn
hart breekt, als ik bodenk, dat ik je niets dan
treurigs kan mededeelen, zonder een troostend
woord voor je te vinden.»
//U is goed, tante, maar ik weet veel te
goed, dat niets do lage zelfzucht van mijn
handelingen kan verontsehuldigen. Allerminst
ben ik de persoon, die van anderen mag
eischen, dat ze zich rechtvaardigen. Daarom
leg ik de wapenen neder in een stryd, dien
ik niet gerechtigd ben te voeren. Zwijgend
neem ik het lot aan, dat mij ten deel gevallen
is. Eén ding slechts moet ik weteD. Hoe ge
ring ik ook ben, ik geloof toch, dat graaf
Victor me oprecht heeft bemind, en dat hij
me verlaten heeft, dat kan ik alleen daaruit
verklaren, dat hy niet goed bij zijn verstand
was. Antwoord my daarom naar waarheid
Is graaf Norton krankzinnig of is hij dat niet
Er verliep een geruime poo3 van stilte,
Blechts onderbroken door het kletteron van
den regen tegen de ruiten en het fluiten van
den wind.
Eindelijk antwooidde de lady:
i/Neen, hij is het niet!«
Weer volgde er stilte. Peinzend leunde
Bertha tegen den schoorsteenmantel en staarde
naar buiten.
«Hij is het niet herhaalde zij. «Niet krank
zinnig? Hebt ge u ook vergist, tante Elisa-
beth Zou hij niet waanzinnig zijn en mij
toch verlaten hebben
z/Ach, Bertha, kon ik je toch alles zeggen
en ophelderen, waarom hij je ik zijn groote
liefde heeft kunnen verlaten 1 Het kost hem
zyn hartebloedAls je hem gisteren gezien
hadt, zou je meelijden met hem gehad hebben
z/Het is mogelijk als ik dat niet verleerd
heb, sprak Bertha. Het is natuurlijk, dat ik
de woorden niet begreep, die hy als een laat
sten groet voor mij achterliet, maar wie
weet, of ik het geheim toch niet ontdek I"
Verschrikt keek de lady haar aan.
wWat zeg je daar, Bertha ?a stamelde zij.
Zonder erbarmen zag deze de oude dame
vorschend aan, terwyl zij antwoordde:
»Ik zeg, dat het geheim, dat graaf Norton
van mijn zijde kon losrukken, het geheim is,
dat de stervende vader in zyn laatste ure aan
zijn zoon openbaarde. Het is Moot ik
u den moordenaar van gravin Margaretha
noemen
Lady Carley's borst zwoegde. Haar oogen
schenen uit de kassen te tredennamelooze
smart misvormde haar gelaat. Bertha zag dit,
maar vervolgde toch met bijna onnatuurlijke
kalmte
«Dat was niet Blanca Norton, die er voor
in de gevangenis kwam, dat was niet Juao,
haar broeder, dien men verdacht. Ik, een Ame
rikaansche, weet beter een raadsel op te lossen
dan gy, Engelschen, en ik zeg Graaf Norton
zelf was de moordenaar, die zijn vrouw in
koelen bloede vermoordde 1"
Een doffe kreet was het antwoord op deze
aanklacht.
«Ik ben overtuigd van, zijn voorafgaand
overlegik bon overtuigd, dat de overleden
graaf den moord pleegde en, de gevolgen
voorziende, in lafhartigen angst tot waanzin
kwam. Wat hem reden gaf tot de daad
hetzij jaloezie, haat of liefde, dat moet hy
verantwoorden aan God, voor wiens rechter
stoel hij staat daar kan ik niet over oor-
deelen la
Lady Carley was aschgrauw geworden.
«Als je verklaring op waarheid berustte,
vergeet niet, dat ik nog niet zeg, dat dit zoo
is, zou dit een verontschuldiging byjezyn
voor Victor's handelingen tegenover je
z/Neen," antwoordde Bertha, met moeite
haar toorn onderdrukkende. Sedert het oogen-
blik, dat hy met mij trouwde, mocht hy geen
geheim voor mij hebben, dat zooveel invloed
op hem uitoefende, dat hy mij moest verlaten.
Als hy den avond voor ons huwelijk geko
men was en mij alles gezegd had dat was
zijn plicht dan had ik oprecht medelijden
met hem'gehad. Wanneer iets in stant was
om my nader tot hom te brengen, dan zou
dit medelyden mau en vrouw in liefde tot
elkaar gebracht hebben. Maar als hij nu kwam
en handenwringend voor mij knielde om er
barming af te smeeken, ik zou liever ster
ven dan tot hem terugkeeren 1"
Met haastige schreden stapte zij in het ver
trek heen en weer.
z/Hij zou my uit overgroote liefde hebben
verlaten Daar mag ik niet van hooren! Welke
man beminde zyn vrouw en verliet haar
weinige uren, nadat het huwelijk gesloten was?'
»En toch is het zoo, antwoordde de lady.
Bertha bleef stilstaan en keek de oude dame
ongeloovig aan.
wTante Elisabeth,« sprak zij, »u is mij toe
gedaan, u kent de wereld, u is een verstan
dige vrouw. Zeg mij eens oprechtMeent u,
dat graaf Victor goed gehandeld heeft?"
Lady Cariey keek haar openhartig aan en
antwoordde plechtig
nJa, Bertha! Victor kon niet anders
handelen
«Dan is alles mij een raadsel, dat ik niet
begrijp," antwoordde Bertha. «Ik geloofde, dat
hij zijn verstand verloren had, u zegt het
tegendeel. Ik geloofde, dat hij my de grootste
vernedering ha^ aangedaan, u beweert, dat
hij goed gehandeld heeft. Dit is zoo met elkaar
in tegenspraak, dat ik er niet uit wijs kan
worden. Het geheim blijft voor my hetgeen
het was: een onopgelost raadsel
tJe zult dat eenmaal ook opgelost zien,"
zeide de lady, «namelijk in zyn stervensuur
Hoe eerder dat slaat, hoe beter voor mijn arm
kind
Bertha maakte een gebaar van ongeduld.
«Laten wij dit gesprek afbreken 1 Als u het
goedvindt, keer ik naar mijn kamer terug.»
■Wacht nog een oogenblik, BerthaTer
wille van u is Victor gisteren hier geweest.
Hy wilde de noodige maatregelen nemen om
voor je toekomst te zergen.»
z/Voor mijn toekomstvroeg Bertha. «In
hoeverre kan graaf Norton nog iets met mijn
toekomst hebben uit te staan
z/Lief kind, hoe dwaas, datje dat nog vraagt
Je bekent zelf, dat je myn neef alleen om
zyn rijkdom hebt genomen. Je zult je althans
in dit opzicht niet teleurgesteld zienWat hy
je in het huwelijkscontract heeft toegewezen
en alles, waarover hy nog vrij te beschikken
heeft, zal je by gerechtelijke akte worden toe
gekend. Het vermogen van zijn grootmama,
dat zijn privaat eigendom is, gaat geheel aan
je over. Evenzoo behoudt je zyn naam en zyn
rang. Hij is van plan een groote reis te onder
nemen, misschien naar het Oosten. Hy mist
de kracht om je nog eenmaal te zien, hy zou
niet van je kunnen scheiden. Bertha, ach Bertha,
als je wist, hoe onvermijdelijk dit alles is
hoeveel hij lijdt, terwyl hij wijkt voor de
dringendste noodzakelijkheid o, dan moest
je hem vergiffenis schenken I"
wDenkt u dat vroeg Bertha met een zucht.
«Misschien misschien ook nietOp dit
oogenblik begrijp ik alleen, dat ik een ellendig,
verlaten schepsel ben ik kan hem nimmer ver
giffenis schenken, maar wel haten, al stond
ik aan zyn sterfbed. Aan zijn edelmoedigheid
heb ik nooit getwyfeld. Al was ik eerlyk ge
noeg om te bekennen, dat ik hem alleen
trouwde om zijn rykdom, aan den anderen
kant zijn er toch dingen, die men niet ver
goeden kan met een koninkrijk. En onder die