't Vliegend Blaadje. KLEINE COURANT VOOR HELDER, NIEUWEDIEP EN TEXEL. 1 Januari. No. 2073. Woensdag 28 December 1892. Twintigste Jaargang. NIEUW 8 T IJ DIN G EN. BLANCA's GEHEIM. - f Bureau: Zuidstraat. Telefoonn". 42. Bureau: Spoorstraat. Telefoonn0. 36; We verzoeken onzen lezers, die, volgens gewoonte, een welkomst groet aan Familie, Vrienden of Be gunstigers in ons blad willen plaat sen, beleefdelijk daarvan tijdige opgave te doen. DE UITGEVERS. Aan onze abonjé's buiten de gemeente wordt beleefd ver zocht 't verschuldigde abonne mentsgeld Vliegend Blaadje en Zondags blad, 4e kwartaal 1892 te willen over maken per Postwissel of in postzegels, VÓÓP 5 Januari 1893, zullende an ders daarover met 5 Cts. verhooging per post worden beschikt. Postwissels voor dat doel behoeven slechts met een zegel van 21/, Ct. beplakt te worden. Aan onze geabonneerden in Amerika toordt beleefd verzocht 'f verschuldigde te willen overmaken DE UITGEVERS. Een praatje over den winter. Wij vinden den winter een prettigen tijd, wel te verstaan, als de Ginter zijn naam met eere draagt en aanspraak mag maken op den titel van //ouderwetschen winter." Als 'tdag aan dag regent en waait, als de dikke winteijas ons bij zuidelijken wind te warm zit en de kachel somtijds niet wil trek ken. dan is de winter vervelend en saaien toch hoeveel winters moeten we niet onder die omstandigheden doorbrengen. Dat zijn winter dagen, die verslappend op 't gemoed werken, die saaiheid aan kweeken en de liefdadigheid op sloften doen gaan. Neen, als 't een echte winter is moet de Noordooster frisch opblazen en 't luchtgewelf schoon vegen, zoodat de azuurblauwe hemel ons tegenblinkt-en wij genoodzaakt zijn onze schreden te versnellen om de warmte er in te houden. Dan moeten de wateren met een flinke ijs korst overdekt zijn en de jongens weten te ver tellen hoeveel duim ijs 't 's nachts wel gevroren heeft. De dikke jas moet als een kostelijk klscdingstuk worden beschouwd en de bonten muts voor den dag gehaald. Wanneer men 's morgens opstaat, moet het oog wordeu verrukt door een dikke sneeuw laag, die des nachts straten en wegen, huis daken, kerken en torens heeft overdekt en de bloemen moeten zich op de glazen vertoonen; bloemen, die ons doen verlangen naar een snorrende kachel met roode wangen. Een echte winter brengt leven en drukte overal. De jeugd haalt ijssleden voor den dag en weldra slieren ze hier en ginds en overal over 't besneeuwde pad, onder gejuich en vroo- lijke kreten. Iets verder ziet men de knapen elkander met sneeuwballen werpen, en als de winter zon de weggeworpen projectielen beschijnt, ontstaat er een tooneel van leven en opge wektheid. Heeft de ijsvloer genoegzame draag kracht, dan worden de schaatsen voor den dag gehaald en weldra ziet men een bont gewoel en gekrioel op vaarten en stroomen. Stoere ryders en brekebeenen zwieren onder elkan der over de b.an, en valt er hier of daar een, dan schijnt dat de pret nog te verhoogen. Als zoo de winter zich vertoont, is er van landerigheid geen sprake meer, integendeel de wangen zijn door de koude lucht gekleurd en de oogen tintelen van levenslust. Bij zulk een winter wordt 't 's avonds, na volbrachten arbeid eerst recht gezellig in de huiskamers, en wanneer men bij feestelijke gelegenheden warm en wel met elkander binnen de muren zit, wordt 't genot nog verhoogd door de felle koude of de sneeuwbuien daar buiten. Van feestelijkheden gesproken, die brengt de winter ook mede. Pas is Sinterklaas ach terden rug, of men denkt al aan 't kerstfeest, dat voor velen uitmuntende gelegenheid aanbiedt tot huiselijk genoegen. De Oudejaarsavond en Nieuwjaarsdag, ze beloven al vast wat in 't vooruitzicht, want men herinnert zich bij die woorden de genoegelijke uren, bij vorige der gelijke gelegenheden doorgebracht en koestert de stille hoop, dat 't nu niet minder zal zyn. //Maar, hooren we iemand hoofdschuddend opmerken," dat is goed en wel voor menschen, dio van 't noodige voorzien zyn, die zich goed kunnen kleeden, die 's middags wat degelijks op tafel krijgen en geld hebben om feest te vieren. De armen zyn er echter bij zoo'n ou derwetschen winter naar aan toe." Zulk een opmerking pleit voor 't goede hart van hem of haar, die ze laat hooren, maar 't zal ons niet moeielyk vallen 't onjuiste daar van aan te toonen. In onze jeugd hoorden we 't verhaal van een dame, die, verkleumd uit de kerk komende, met 't lot der armen zoo was begaan, datze hare dienstbode den last gaf aan deze of gene spoe dig wat te brengen. Ze kende toch ook armen in don omtrek. Toen mevrouw echter bij de kachel meer en meer onder den invloed der verkwikkende warmte kwam en ze een paar kop koffie had gebruikt, gaf ze bevel met de uitdeeling nog maar geen haast te maken, daar 't toch niet zoo erg was, als ze eerst had gedacht. Wat zegt ge ervan lezers, wordt in deze korte woorden de toestand niet juist geschetst Men moet zelf gevoelen dat 'tkoud is, dat men behoefte heeft aan warme kleeding, aan degelijk voedsel en brandstof, om met ernst te denken aan 'tlot van hem, die dat alles moet missen. En dat de menschen in zulke gevallen niet onbarmhartig zijn. leerde ons de ondervinding meermalen. Denken we slechts aan den winter van 90 91. Toen was 'tkoud, gnieperig koud, zoo koud als men 'tin jaren niet had beleefd. En wat was 't gevolg. Zoodra enkelen zich aanmeldden om 't lot der armen te ver zachten, werd er gegeven, met volle handen gegeven, zoo rijkelyk gegeven, dat men er zelf verbaasd over stond. We durven dus met volle recht beweren, dat een degelijke, koude winter tot medelyden opwekt en de goedgeefschheid hoogerstygt, naar mate de thermometer daalt. Een ouderwetsche winter staalt de spieren, daar de koude vlugheid en kracht geeft en stelt ons in de gelegenheid zuivere, versterkende levenslucht in te ademeneen koude winter geeft menigeen, die niets te werken heeft, ge legenheid om wat te verdienen. Hij brengt geld onder de menschen en daarvan ook een goed deel aan hen, die er behoefte aan hebben, hetzy de winter zacht of streng is. Daarom, leve een ouderwetsche winter, zoowel tot nut voor de menschheid, als voor 't overige deel der natuur. HELDER, 27 Dec. 1892. Met een groot deel onzer visschers- bevolking, vooral met de Zuiderzee-vis- schers, aldus schrijft men uit Enkhuizen, ziet het er tegenwoordig verre van roos kleurig uit. Het geheele jaar werd er niet meer dan een sober stuk brood verdiend. De ansjovis visscherij, de hoofdbron van be staan, stelde dezen zomer veler verwach tingen teleur er werd weinig ansjovis ge vangen. Sommige zouterijen bleven zelfs gesloten. Met de botvisscherij in den herfst werd door enkelen flink gevangenmaar deze visscherij eischt belangrijke uitgaven van haar geldt, wat op het pakhuis der voormalige O. I. Compagnie te lezen staat De kost gaat voor de baat uit," en bij de meesten konden de baten de kosten niet goedmaken. Deharingvisscherij, waarop aller hoop gevestigd was, levert bijna niets op, en gebrek is veler woning binnenge slopen. De eigenlijke Enkhuizer vloot vischt op de Noordzee, en hoewel voor de Noord- zeevisschers de verdiensten over het alge meen beter waren, is 1892 ook voor hen een ongunstig jaar geweest. Te IJmuiden is Vrijdag brand uit gebroken in de machineloods bij de Nieuwe Sluis, waar de centrifugaal-pompen staan. De loods is afgebrand en de pompen wer den zoodanig beschadigd, dat zij onbruik baar zijn. De schade wordt geschat op f 17,000. Te Zandvoort is een 67jarig man G. M. genaamd in hechtenis genomen, we gens onzedelijke handelingen met zeer jonge meisjes. Hij heeft reeds bekentenis afge- legd. Nog een protestmeeting tegen het Leger des Heils I Ook te Amsterdam hebben eenige ex-offi cieren van het Leger des Heils thans een protestmeeting gehouden tegen de werkzaam heid van het Leger. Verschillende heeren spaken, eerst over het geestelijk, toen over het maatschappelijk werk en vrijwel word hetzelfde gezegd als te Rot terdam. De beschuldigingen van heorschzucht van onwaarheid en uitzuiging werden wederom gehoord, niet zonder protest echter van som mige aanwezigen, die dan tot zwijgen werden gebracht door de mededdeling dat er geen debat zou zijn. De tweede woordvoerder sprak over een plan ter oprichting eener kerkelijke organisa tie, ter behartiging van de geestelijke en maatschappelijke belangon des volks. Aan alle predikanten in Nederland was daaromtrent een «Open Brief gezonden. Vóór de derde spreker, de heer Van Veen, het woord verkreeg, werd er gezongen en gecollecteerd. Een deel der aanwezigen ver liet daarop de zaal. Maar pas was de heer Van Veen begonnen te spreken, of een uit het gehoor wierp hem voor de voeten, terwijl hij bezig was over het maatschappelijk werk inlichtingen te geven«je hebt er toch maar van gegeten." En toen liep 'tmis. Wat volgde was gren- zelooze verwarring, geroep, gefluit, gesis en geschreeuw er hielp niets meer aan Tot bedaren te brengen deze opgewonden schare, bleek volkomen onmogelyk. Elke poging was als olie in 't vuur en zoo besloot dan eindelyk de heer Van Veen ter elfder ure de vergade ring te sluiten, 't geen echter niemand hoorde. Eerst toen de meeting-beleggers zelf de zaal begonnen te verlaten kwam er een uittrek kende beweging, ofschoon hot nog lang duurde eer de kalmte was teruggekeerd. Liefdelooze moeder Te Bedum is in den vroegen oelitend in een asehbak gevonden een nog levend pas geboren kind. De moeder is den zelfden morgen, toen zij per spoor naar Groningen wilde ver trekken, door de politie gearresteerd, Zij heeft reeds hare misdaad bekend. Het kind leeft en wordt te Bedum verzorgd. Drie boosdoeners, die misbruik maak ten van de ramp, die Hamburg trof, en gedurende dén cholera-epidemie van de heerschende paniek gebruik maakten om een groot aantal magazijnen te plunderen, zijn thans eindelijk gevangen genomen. Men vond bij hen voor een waarde van f 15,000 aan geroofde voorwerpen, Vergiftiging door in blikken geconser veerd vleesch. In verschillende steden van Engeland zijn een aantal ziektegevallen, een zelfs met doodelijken afloop, voorgekomen, ten gevolge van het gebruik van sardines en zoo genaamde «blikken vleesch." Volgens een kort geleden door den regeerings-scheikundige, dr. Ballard ingediond rapport, over het gevaar van bedorvén blikkonservon, zijn in den laatsten tijd in Engeland 14 verschillende dergelijke vergiftigingsgevallen voorgekomen. Meestal wa ren het geheele gezinnen, die onder cholera- achtige verschijnselen ziek wérden. Vooral treurig is een in 1886 in Carlisle voorgeko men vergiftiging van een bruiloftsgezelschap van 20 personen, waarbij de bruid op den avond van haar huwelijksdag onder vreeselijke pijnen bezweek. Dr. Ballard geeft middelen aan, om de bedorven konserven van de on schadelijke te onderscheiden. Ten gevolge der kondensatie van de waterdamp na het dicht- soldeeren der blikken wordt het deksel eenigs- zins naar binnen gedrukt. Het vleesoh kan in het blik slechts bederven, wanneer het niet lang genoeg gekookt is geworden. In dit ge val lost het op, en er ontstaan daardoor ver giftige stoffen. Tegelijk met deze oplossing ontstaan echter een menigte gassen, waardoor het deksel van het blik eenigszins naar buiten gedreven wordt. De fabrikanten, die hieraan zien, dat het vleesch niet lang genoeg gekookt heeft, zyn gewoon den inhoud van zulke //Op geblazen" blikken nogmaals te koken. Hier toe moet het blik natuurlijk weer geopend wor den. Daar door het herhaalde koken de een maal aanwezige gif-bestanddeelen niet ver dwijnen, doet de kooper verstandig, ten eerste nooit «opgeblazen" en ten tweede nooit op twee plaatsen gesoldeerde blikken te koopen. In de Ver. Staten treedt het immi granten-vraagstuk steeds meer en meer op den voorgrond. Tegel ijk met de her ziening van het tarief verlangt een groot gedeelte van het Amerikaansche volk, dat paal en perk worde gesteld aan den voort- durenden toevloed van vreemdelingen. Men begroet de landverhuizers uit Europa niet meer als versterking der onvoldoende ar beidskrachten, maar ducht van hen een overlading van de arbeidsmarkt, waarvan verlaging van loon en een vermeerdering van het pauperisme de gevolgen moeten zijn, waardoor vooral aan de steden groote uitgaven worden opgelegd. Inderdaad zijn in de laatste jaren uit Europa velen in Amerika gekomen, die weinig bijdragen tot den bloei der republiek. Czechen, Slo- waken, Poolsche en Russische Joden enz., zijn meest arm en te weinig ontwikkeld, om zich een bestaan te verwerven. Sommigen willen nu, dat de landverhui zers zullen bewijzen, dat zij eenig vermo gen bezitten en kunnen lezen en schrijven. Inmiddels heeft de regeering van de Vereenigde Staten partij getrokken van de cholera, die in Europa heeft geheerscht om onder voorwendsel van gezondheids maatregelen de ongewenschte vreemdelingen te weren. Het gaat daarby vaak barbaarsch toe. Eeü dierentemmer van een bijzondere soort was onlangs in het circus van Bar- num en Bailey, te Bridgeport (Ver. St.}, aan het werk. Daar werd een stevige Duitscher Hans gönaasid, als knecht in dienst genomen en terstond aan het werk gezet, om de hokken der wilde dieren goed schoon te maken, van binnen en van bui ten. Een poos later vond men hem bezig met vegen in het hok van vijf gevaarlijke leeuwen. Hij ging bedaard en flink zijn gang, en als een der leeuwen hem te na kwam, duwde hij hem zijn bezem in den snoet. Zoo hield hij de wilde dieren op een eerbiedigen afstand. Zij scholen in een hoek, en toen Hans ook daar moest gaan vegen, joeg hij hen zonder compli menten met zjjn bezem daar vandaan. Niemand had zich ooit in het hok gewaagd bij deze leeuwen, die als bijzonder kwaadaar dig bekend waren. Iedereen dacht, dat de man er niet levend [zou uitkomen, en eenige mannen stonden al gereed hem hulp te verleenen. Maar Hans kwam volkomen ongedeerd uit het hok. De leeuwen bleven geïnspireerd door het in hun oog vreemd soortige wezen en durfden hem niet aan. De held van den bezem zal echter in het vervolg het langstellige gereedschap ge bruiken, waarmee het schoonmaken gewoon lijk geschiedt. De Senaat van Hamburg is tegen woordig met allen ijvè* bezig de stad van goed drinkwater te voorzien. Er werden niet minder dan 141 Abes- synische bronnen geboord, waarvan onge veer 100 reeds goed water geven. In gedeelten der stad waar de Abessy- nische bronnen niet gebruikt konden wor den, werden van stadswege locomobilen opgesteld, tot het koken van groote hoe veelheden water. Er wordt ook nog ge werkt aan het maken van artesische put ten. Het water uit de waterleiding is nog evenmin te vertrouwen als in den vorigen zomer. Het groote bekken, aangelegd tot zuivering van het Elbewater, zal October 1893 gereed komen. Het is evenwel noodig, dat vele buizen, welke tot geleiding dienen en die sedert 1842 in gebruik zyn, opgegraven en aan een flinken schoonmaak onderworpen wor den. Een groot gedeelte zal hoogstwaar schijnlijk wel afgekeurd worden. Een vreeselijke moord heeft te Weenen plaats gehad in een der smerigste achterbuur ten op een vrouw van 38 jaren, die vroeger dienstbode was, doch welker handel en wandel thans zeer veel te wenschen overlieten. Zij was zóó leelijk, dat men haar den bynaam had gegeven van //doodskop.Meestal hield zy zich op in herbergen, die door menschen uit de heffe des volks bezocht werden of, zwierf zij rond op straat om het den voorbijgangers lastig te maken. Trots hare afschuwelijke eigenschappen bezat zij een minnaar, een bootsman. Vrouw Struckl woonde reeds byna 2 jaar in een huisje in do Odeongasse op de 2de ver dieping. Donderdag in den vroegen morgen had men haar mot een man huiswaarts zien komen. Wat er in de kamer voorviel, is niet bekend, de in de aangrenzende kamer slapende echtelieden Freimann hadden niets gehoord, geen schreeuw, zelfs niet eens het openen of sluiten van deuren. Toen Freimann's 's mor gens om 7 uur in de kamer van zyn buurvrouw keek, zag hij tot zyn groote ontsteltenis niets dan een arm op den grond liggen. Hij opende de deur. Badende in een grootcn bloedplas lag het lyk der ongelnkkige onder het bed. Om den hals bevond zich een bruine smalle BEWERKT DOOR AM O. 48.) Ja," antwoordde de lady, die alle beraden heid verloor. //Ach, mijn arm kind, mijn hart breekt, als ik bodenk, dat ik je niets dan treurigs kan mededeelen, zonder een troostend woord voor je te vinden.» //U is goed, tante, maar ik weet veel te goed, dat niets do lage zelfzucht van mijn handelingen kan verontsehuldigen. Allerminst ben ik de persoon, die van anderen mag eischen, dat ze zich rechtvaardigen. Daarom leg ik de wapenen neder in een stryd, dien ik niet gerechtigd ben te voeren. Zwijgend neem ik het lot aan, dat mij ten deel gevallen is. Eén ding slechts moet ik weteD. Hoe ge ring ik ook ben, ik geloof toch, dat graaf Victor me oprecht heeft bemind, en dat hij me verlaten heeft, dat kan ik alleen daaruit verklaren, dat hy niet goed bij zijn verstand was. Antwoord my daarom naar waarheid Is graaf Norton krankzinnig of is hij dat niet Er verliep een geruime poo3 van stilte, Blechts onderbroken door het kletteron van den regen tegen de ruiten en het fluiten van den wind. Eindelijk antwooidde de lady: i/Neen, hij is het niet!« Weer volgde er stilte. Peinzend leunde Bertha tegen den schoorsteenmantel en staarde naar buiten. «Hij is het niet herhaalde zij. «Niet krank zinnig? Hebt ge u ook vergist, tante Elisa- beth Zou hij niet waanzinnig zijn en mij toch verlaten hebben z/Ach, Bertha, kon ik je toch alles zeggen en ophelderen, waarom hij je ik zijn groote liefde heeft kunnen verlaten 1 Het kost hem zyn hartebloedAls je hem gisteren gezien hadt, zou je meelijden met hem gehad hebben z/Het is mogelijk als ik dat niet verleerd heb, sprak Bertha. Het is natuurlijk, dat ik de woorden niet begreep, die hy als een laat sten groet voor mij achterliet, maar wie weet, of ik het geheim toch niet ontdek I" Verschrikt keek de lady haar aan. wWat zeg je daar, Bertha ?a stamelde zij. Zonder erbarmen zag deze de oude dame vorschend aan, terwyl zij antwoordde: »Ik zeg, dat het geheim, dat graaf Norton van mijn zijde kon losrukken, het geheim is, dat de stervende vader in zyn laatste ure aan zijn zoon openbaarde. Het is Moot ik u den moordenaar van gravin Margaretha noemen Lady Carley's borst zwoegde. Haar oogen schenen uit de kassen te tredennamelooze smart misvormde haar gelaat. Bertha zag dit, maar vervolgde toch met bijna onnatuurlijke kalmte «Dat was niet Blanca Norton, die er voor in de gevangenis kwam, dat was niet Juao, haar broeder, dien men verdacht. Ik, een Ame rikaansche, weet beter een raadsel op te lossen dan gy, Engelschen, en ik zeg Graaf Norton zelf was de moordenaar, die zijn vrouw in koelen bloede vermoordde 1" Een doffe kreet was het antwoord op deze aanklacht. «Ik ben overtuigd van, zijn voorafgaand overlegik bon overtuigd, dat de overleden graaf den moord pleegde en, de gevolgen voorziende, in lafhartigen angst tot waanzin kwam. Wat hem reden gaf tot de daad hetzij jaloezie, haat of liefde, dat moet hy verantwoorden aan God, voor wiens rechter stoel hij staat daar kan ik niet over oor- deelen la Lady Carley was aschgrauw geworden. «Als je verklaring op waarheid berustte, vergeet niet, dat ik nog niet zeg, dat dit zoo is, zou dit een verontschuldiging byjezyn voor Victor's handelingen tegenover je z/Neen," antwoordde Bertha, met moeite haar toorn onderdrukkende. Sedert het oogen- blik, dat hy met mij trouwde, mocht hy geen geheim voor mij hebben, dat zooveel invloed op hem uitoefende, dat hy mij moest verlaten. Als hy den avond voor ons huwelijk geko men was en mij alles gezegd had dat was zijn plicht dan had ik oprecht medelijden met hem'gehad. Wanneer iets in stant was om my nader tot hom te brengen, dan zou dit medelyden mau en vrouw in liefde tot elkaar gebracht hebben. Maar als hij nu kwam en handenwringend voor mij knielde om er barming af te smeeken, ik zou liever ster ven dan tot hem terugkeeren 1" Met haastige schreden stapte zij in het ver trek heen en weer. z/Hij zou my uit overgroote liefde hebben verlaten Daar mag ik niet van hooren! Welke man beminde zyn vrouw en verliet haar weinige uren, nadat het huwelijk gesloten was?' »En toch is het zoo, antwoordde de lady. Bertha bleef stilstaan en keek de oude dame ongeloovig aan. wTante Elisabeth,« sprak zij, »u is mij toe gedaan, u kent de wereld, u is een verstan dige vrouw. Zeg mij eens oprechtMeent u, dat graaf Victor goed gehandeld heeft?" Lady Cariey keek haar openhartig aan en antwoordde plechtig nJa, Bertha! Victor kon niet anders handelen «Dan is alles mij een raadsel, dat ik niet begrijp," antwoordde Bertha. «Ik geloofde, dat hij zijn verstand verloren had, u zegt het tegendeel. Ik geloofde, dat hij my de grootste vernedering ha^ aangedaan, u beweert, dat hij goed gehandeld heeft. Dit is zoo met elkaar in tegenspraak, dat ik er niet uit wijs kan worden. Het geheim blijft voor my hetgeen het was: een onopgelost raadsel tJe zult dat eenmaal ook opgelost zien," zeide de lady, «namelijk in zyn stervensuur Hoe eerder dat slaat, hoe beter voor mijn arm kind Bertha maakte een gebaar van ongeduld. «Laten wij dit gesprek afbreken 1 Als u het goedvindt, keer ik naar mijn kamer terug.» ■Wacht nog een oogenblik, BerthaTer wille van u is Victor gisteren hier geweest. Hy wilde de noodige maatregelen nemen om voor je toekomst te zergen.» z/Voor mijn toekomstvroeg Bertha. «In hoeverre kan graaf Norton nog iets met mijn toekomst hebben uit te staan z/Lief kind, hoe dwaas, datje dat nog vraagt Je bekent zelf, dat je myn neef alleen om zyn rijkdom hebt genomen. Je zult je althans in dit opzicht niet teleurgesteld zienWat hy je in het huwelijkscontract heeft toegewezen en alles, waarover hy nog vrij te beschikken heeft, zal je by gerechtelijke akte worden toe gekend. Het vermogen van zijn grootmama, dat zijn privaat eigendom is, gaat geheel aan je over. Evenzoo behoudt je zyn naam en zyn rang. Hij is van plan een groote reis te onder nemen, misschien naar het Oosten. Hy mist de kracht om je nog eenmaal te zien, hy zou niet van je kunnen scheiden. Bertha, ach Bertha, als je wist, hoe onvermijdelijk dit alles is hoeveel hij lijdt, terwyl hij wijkt voor de dringendste noodzakelijkheid o, dan moest je hem vergiffenis schenken I" wDenkt u dat vroeg Bertha met een zucht. «Misschien misschien ook nietOp dit oogenblik begrijp ik alleen, dat ik een ellendig, verlaten schepsel ben ik kan hem nimmer ver giffenis schenken, maar wel haten, al stond ik aan zyn sterfbed. Aan zijn edelmoedigheid heb ik nooit getwyfeld. Al was ik eerlyk ge noeg om te bekennen, dat ik hem alleen trouwde om zijn rykdom, aan den anderen kant zijn er toch dingen, die men niet ver goeden kan met een koninkrijk. En onder die

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1892 | | pagina 1