,r 't Vliegend Blaadje. KLEINE COURANT VOOR HELDER, NIEUWEDIEP EN TEXEL. Be. 8001. Woensdag 1 Haart 1803. 21ste|Jaargang. Bureau: Spoorstraat. Telefoonn0. 36; NIEUWSTIJDINGEN. „DE ERFGENAME VAN WINDECK." pt Bureau: Zuidstraat. Telefoonn0.42. HELDER, 28 Febr. 1893. We maken onze lezers attent op de tooneelvoorstelling, morgenavond door 't Hollandsch Tooneelgezelschap, dir. A. van Lier, in den Stadsschouwburg alhier te geven. Opgevoerd zal worden 't bljjspel „Vriend Fritz", dat steeds goed succes had en waarin de rol van David Sechei, door den heer Veltman, die zijn 75-jarig jubelé viert, zal worden vervuld. Vooraf zal gegeven worden 't Tooneel- spel „Moed adelt". Op de feestelijke vergadering van de Onderofficiers-vereeniging O. V. voerde men Zaterdagavond ten tooneele 't blijspel »De Somnambule." De spelers hadden succes van hun werk en in 't bijzonder waren de hoofdrollen in goede handen. Er werd veel gelachen en nu en dan weerklonk een goedgemeend applaus. Tegen een ontslagen officier van ad ministratie bjj de Nederlandsche Marine, laatstwonende te Amsterdam, thans ver moedelijk in het buitenland verblijvende, is bjj beschikking van de arrond.-rechtbank te 's Gravenhage, terzake van diefstal van geldswaardig papier, verleend rechtsingang met last tot instructie en bevel tot gevan genneming. De officier van justitie te 'b Gravenhage verzoekt aanhouding en be richt. De minister van Oorlog brengt ter kennis van belanghebbenden, dat tegen 4 April een twintigtal zonen van militairen op de Pupillenschool te Nieuwerslais kun nen worden geplaatst. Branden te Amsterdam. Vrijdagavond te ruim elf uur brak een ont zettende brand uit in de broodfabriek ..De Haan" aan de Valkenburgeratraat te Amsterdam. Door de geheele stad kon men den hellen gloed sien, en ieder, die op straat was, atormde in de riohting, waar het vuur zoo despotisch heerschte. Tusschen de Valkenburgerstraat en de vaart ia het groote terrein gelegen, waarop verschillende bakkerijen, een viertal pakhuizen, de molen, het kantoor en enkele loodsen zich bevinden. De brand ontstond op een pakzolder boven een der bakkerijen er zijn beschuit-, brood-, pain- de-luxe-, en waterenmelk bakkerijen in het middelstee gebouw. Op dat oogenblik was de nachtploeg, een veertigtal personen, reeds eenigen tijd aan het werk. Onmiddellijk werd de brandweer gealarmeerd, welke spoedig met groot blusachingsmateriëel op het terrein verscheen. Dewjjl de vlammen, den omtrek hel verlichtend en op grooten afstand aiehtbaar, een steeds meer dreigend aanzien kre gen, waren in korten tijd van de meeste kazernes de stoomspuiten aangerukt. Spuitgasten klommen op het dak, waaronder met groote kranht het vuur woedde, dat intus- schen reeds balken en stutten en den geheelen inhoud had vernield. Plotseling zakte de muur weg en de spuitgast Frits, die moedig op het dak het gevaar had getrotseerd, werd meegesleurd naar beneden, waar hij ernstig verwond werd opgenomen en naar het gasthuiS vervoerd. Hem volgde kort daarop de portier der fabriek Wiering, die onder het vallende puin was ge raakt en lichte kwetsuren en brandwonden had bekomen. Intusschen waren de beide bruggen, de verbin ding der magazijnen met den molen, waarin zeer kostbare machinerieën, buil- en maalmachines, pletwalsen en vier stel steenen, een groote waarde vertegenwoordigende, door het vuur aangetast. Geen wonder dus, dat in een oogwenk de molen, bestaande uit vier verdiepingen, in liohtelaaie stond. Eerst groote rookwolken en hier en daar kleine uitslaande vlammen. Toen een zee van vuur, hoog zioh verheffende boven het aangetaste perceel. Een vonkenregen, gouden sterren, een grootsch vunrwerk. Op aan zienlijken afstand doet de hitte zich gevoelen. Tegen kwart voer één deet een ontzettend geraas zich hooren. De elevator aan de aohter- zijde van den molen stort brandend in het water, waar de stukken sissend ondergaan. Hoog in de lucht, fel beschenen door den rossen gloed, ziet men de telefoondraden, geblakerd door de groote hitte, welke de omstanders uit de nabijheid ver drijft. Het gebouw brandt steeds voort. Alles zakt en krimpt. Plotseling verdwijnen de telefoondraden met géraas en gerommel, dreunend en kermend valt het telsfoonrek boven van den molen, een helsch leven makend, als een donderslag vlak boven de stad. Knetterend en sissend klotst het zware ge raamte in het water. De geheele molen brandt langzamerhand weg. Aan redding valt niet te denken. Tengevolge van den brand zijn ongeveer 200 man, werkzaam aan de fabriek, tijdelijk buiten werk. In den nacht van Donderdag op Vrijdag te 4 uur 40 min. barstte een hevige brand uit in de meubelmagazijnen van gebrs. van Houtum op de Reguliersbreestraat te Amsterdam. Om half negen was de brandweer het vuur meestervan de fraaie magazijnen was toen niets dan een ver koolde massa over. De geheele inhond, alle praoh- tige meubelen, zijn verbrand de brandkast alleen is er goed afgekomen en de boeken zijn dus be houden. De bewoners van het gebouw verkeerden aan vankelijk in zeer groot gevaar. Toen zij, te bed liggende, zich plotseling door vlammen omringd sagen, vluchtten mevrouw en de heer Van Hou tum met hun twaalfjarig dochtertje en de meid naar den zolder, vanwaar zij door een brandraam kwamen op een uitspringend dakje van het aan grenzende huis. Hierlangs klommen de vluch telingen en verder langs een plat, tot zij kwamen aan den linkerkant van het dak boven het in aanbouw zijnde perceel. Hier rustten zij eea oogenblik uit, doch toen de groote hitte en de verstikkende rook hen verjoegen, kropen zij langs de pannen op den nok vau het dak om zich aan den anderen kant te laten gljjden- Maar, o wee nauwelijks hingen zij aan den nok of onder zich zagen zij een goot, slechts een hand breed, en dadelijk daarnaast een breede gang. De schrik was ontzettend. In de goot kon geen mensch staan, terugkeeren was onmogelijk een kleine bewe ging en zij vielen naast de goot in de diepte Eenigen tijd hadden de drie vrouwen en de heer des huizes in dezen ontzettenden toestand verkeerdhunne krachten verminderden sterk, toen de kranige oommandant van de post O. Z. Achterburgwal, Van Raam, die zich aU gewoon lijk het eerst in het vuur had begeven, te hulp kwam. Hij had de schutting van het gebouw weggebroken, was naar boven gesneld, en daar hij de vier menBchen had zien hangen aan het dak, was hij terstond naar hen toegeklauterd. „Blijf maar zitten, ze komen je dadelijk helpen riepen de wachtB van de straat het viertal toe, dat bijna den moed reeds had opgegeven. Van Raam sloeg een spant door, waardoor een aantal dakpannen vielen en een nauwe spleet ontstond. Zorgvuldig greep hij toen eerst het meisje, al deed zijn arm, die pas bij den val van den broodwagen was ontwricht, hem ook herige pijn. Hij drukte het kind door de opening op den zolder, de drie anderen volgden, en allen waren in veiligheid. Bijnn het geheele ruime peroeel, dat zich naar achteren uitstrekt tot een gang, die van den Bin- nen-Amstel toegang geeft tot een smederij, is binnen vier uur tijds een prooi der vlammen ge worden want toen om halfnegen ongeveer de brandweer met haar groot materieel inrukte, was er van de fraaie magazijnen niets over dan een verkoolde massa. Wanneer men langs de half verkoolde trappen het verwoest perceel betreedt, en van boven af een blik op de puinhoopen werpt, dan staat men verbaasd boe in zoo korten tijd een zoo groote ruimte de prooi kan worden van het vernielend element. Overal ziet men groote rollen verkoolde of van water doorweekte tapijten de prachtigste sofa's, kasten, étagères, bureaux voor heeren en dames, kortom zooveel meubelen, die nog Don derdag het fraaiste heerenhuis zouden hebben ge sierd, zijn thans óf verbrand, éf verkoold, óf door het water bedorven. Brand in de Kleine Wittenburgerstraat. Nog was de brandweer met volle krocht bezig haar hulp te verleenen bij den brand der brood fabriek „de Haan" toen van haar een nieuwe taak werd geëischt en wel in pereeel 82 der Kleine Wittenburgerstraat, waar een ernstige binnenbrand was uitgebarsten. Dit perceel, door een viertal gezinnen bewoond, is ook geheel uitgebrand. De brand ontstond ook hier door het vallen van de petroleumlamp ea dadelijk stond alles in vlam. Met moeite heeft men de personen, waaronder ook een 4tal kinde ren en een 70jarige vrouw, weten te redden. Be- Beden woonde de 75jarige weduwe Duinker, die het huis moest uitgedragen wordon. Zaterdagmorgen zijn de lijkjes van de bij de ramp op de Gelderschokade zoo noodlottig omgekomen kinderen ter aarde besteld. Van uit het huis van de grootouders in de Oude Nieuwstraat 18 werden de drie kistjes in even ■ooveel lijkwagens gedragen. Het was een diep schokkend oogenblik, dat niet naliet op de o ver- talrijke menigte, welke zich in de nabijheid verdrong, indruk te maken. Mannen ontbloot ten het hoofd en menige vrouw brak in snik ken uit. Op de kistjes lagen kransen van de buren, van den eigenaar van het verbrande perceel en van de grootouders. Arme grootvader, die nu met den zoo zwaar beproefden zoon de doode kindertjes volgde. Juist op den dag van den brand was groot vader jarig geweest en toen waren zijn lieve lingen nog versjes bij hem komen opzeggen. Hartverscheurend was 't de innige droefheid van de familie aan te zien. De arme vader moest bjj het heengaan ondersteund worden en de grootvader jammerde om zijn lieve kinderen. Ordelik als zy gedurende de plechtigheid voor de hekken van het kerkhof gewacht had, ging de menigte belangstellenden niteen. De socialist Poutsma is door de Leeu warder rechtbank veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf wegens opruiing. De rechtbank te Heerenveen veroor deelde T. de Jong te Langerzwaag, die op Nieuwjaarsdag bij ongeluk zijn vriend dood schoot, tot 2 maanden hechtenis. De eisch was 6 maanden gevangenisstraf. Een drama op zee. In de gevangenis te Ritzebiittel, een plaatsje in de nabyheid van Hamburg, bevinden zich op 't oogenblik in verzekerde bewaring de drie matrozen, waarvan wy vroeger reeds mel ding maakten. Zij behooren tot de bemanning van het op zee wrak geworden vaartuig „Thekla*, op welk wrak zy dertien dagen lang hadden rondgedobberd, toen zy. door een ra- zenden honger gedreven, een kameraad dood den, met het oogmerk diens lichaam op te eten. Alle drie zyn in de volle kracht huns levens. Olaf Andersen, van Tönsberg in Noor wegen, is 22 jaarChristian Hjalmar J&kob- sen, van Cbristiansund is even oud, en Alex- ander Johannsen van Fiskerbebaskilde in Zwe den, telt 25 jaar. De door hen tot slachtoffer gemaakte schepeling, dien allen «de Hollander* noemen, was de oudste, hy was 27 jaar. Aan een Dagbladreporter, die de gevange nen intervieuwde, deed Olaf Andersen het volgend verhaal Wy verlieten Philadelphia den 1 Decem ber. Tot den 20en ging de reis voorspoedig. Toen kregen wy in de Noordzee slecht weer. Hooge zeeën sloegen over het dek en het schip verkeerde weldra in reddeloozen staat, toen twee masten van het vaartuig waren weggeslagen. Wy zetten toen de booten uit, doch er was geeu doen aan. Zij sloegen om, alleen een boot, de kleinste, hield zich goed en acht man, waaronder de kapitein, sprongen er in, terwyl wy in het takelwerk moesten klimmen. We zagen niet veel van elkander en in 'teerst wisten wy zelfs niet eens, wie er op het wrak waren achtergebleven. Wy hadden de handen vol om te voorkomen dat wy niet werden weggeslagen, daar het wrak altyd maar door heen en weer werd geslin gerd en huizenhooge golven nog altyd over het dek heensloegen. Toen wij eindelyk in staat waren eens rondom ons te zien, zagen we dat wy met z'n vieren waren. Jakobsen, Johannsen, de Hollander en ik. Dat was op den 22en December. We hadden geen van vieren iets te eten zelfs geen blaadje tabak en geen kruimeltje brood. Het was alles zoo plotseling in zyn werk gegaan. Behalve dat wij uitgehongerd waren, konden wy ook niet slapen, want wy zaten in het tralieluik en het was nogal klein. Wanneer de slaap ons over mande, dau kwam er een golf en die sloeg ons op het hoofd en in het gelaat, zoo hard, dat het ons pyn deed en wij geen van allen aan slapen denken konden. Wy gevoelden ons onwel en hadden veel te lijden. We zagen wel schepen in de verte, maar men zag ons niet. Op den dertienden dag het was een Vrijdag was de zee kalm geworden en het weder opgeklaard. In den morgen had het gedauwd en wy likten den dauw gretig op van de masten en de touwen, voor zoover wij er by konden. Daardoor werden wy weer wat opgewekter. Maar niet allen. De Hollan der by voorbeeld was wanhopig. Met het doel ons voor dood vriezen te bewa ren, klommen wy van het tralieluik naar den voorsteven, die toen boven water stond en van den voorstoven weder terug naar het tralielnik. Terwyl wij daar zoo stonden, sprak een onzer het eerst er overWie het deed weet ik niet. Genoeg er werd over gesproken. Een onzer moest sterven, om de anderen te redden. De Hollander zeide dat hij niets meer aan zyn leven hechtte. Hy wilde sterven. Maar wij zeiden, dat indien het zoo moest zijn, men eerlyk te werk moest gaan, zooals de gewoonte is in zulke omstandigheden. De gewoonteWaar hebt ge ooit van zulk een vreeselyke, zulk een afschuwelyke gewoonte gehoord P Ja zeker, en wy besloten ze te volgen. Eerst wachtten wy nog van 's morgens tot 's middags. Misschien kon in dien tusschen- tyd nog redding komen opdagen.. Maar er kwam niets. Toen begon de Hollander er weder over. Hy zcide, dat wy er nu een eind aan moesten maken, het een of het anderehij kon het niet langer uithouden. Toen gingen wy naar den voorsteven, de een na den ander En toen we daar waren sneed een onzer een lap zeildoek af, dat hy in vier deelen sneed, waarvan het vierde iets kleiner was dan de drie andere. Wie dit trok, dien had het lot aangewezen om te sterven. Hy, die het trok. was de Hol lander. Olaf Andersen streek met den rug van zijn hand over zyn voorhoofd, wat inderdaad het eenige bewijs was, dat hij was aangedaan, door de herinnering aan die vreeselyke ge beurtenis. Op denzelfden hollen toon ging hy aldus voort De Hollander werd zeer stil en ook wy ge voelden ons ouder den indruk. Plotseling keerde hy zyn gelaat naar de zee en zijn rug naar ons, en dat was het teekeu. Niemand onzer wilde hem dooden en zyn gelaat zien. Van achteren sloeg ik mijn armen om zyo borst. Jacobsen deed hetzelfde met zyn beeneu en Johannsen stak hem het mes in de keel. En at gy hem werkelyk op Ja, wy aten van hem, dien dag en de volgende dagen, totdat de Denen ons te hulp kwamen. En dacht gy dan nergens aan, terwyl gy zoo deedt niet aan God, niet aan de uwen thuis, niet dat gy nzelven het recht ontnaamt te blijven leven onder menschen, ja, zelfs dat ge u zeiven niet meer zoudt mogen rangschik ken onder de menschelyke wezens Neen, mynheer. We dachten aan niets. Ook niet daarover Dorst, honger en slapeloosheid maakten dat wy nergens aan denken konden. Hy drokte de beide handen tegen het hoofd, als wilde hy de demonen verbanneD, die de herinnering aan die verschrikkelijke dagen weder opriep. Christian Hjalma Jacobsen, de tweede ma troos, deed zyn woorden by het vertellen ver gezeld gaan van hevige gesticulaties, maar men kreeg nu juist niet den indruk, dat de herinnering aan de misdaad hem zoo aandeed, als het geval was met zyn makker Olaf. Over 't algemeen maakte hij een ongnnstigen indruk, vooral wanneer hij, terwijl hy sprak, zyn dikke lippen vooruitstak, en hy zyn groote witte tanden deed zien. Maar de derde dacht in 't geheel niet meer aan de misdaad, waar aan hy had medegedaan. By zyn landing was Alexander Johannsen naar het zeemans hospitaal gezonden, omdat zyn voet bevroren waz en thans had hy zich eerst kortelings weer by zyn kameraden gevoegd. Christian Jacobsen en Alexander Johannsen zyn beiden overtuigd, dat wat zy deden natuurlyk was eu verschoonbaar tevens, de omstandigheden, waaronder zy het deden, in aanmerking geno men. Een hunner moest immers sterven, om de anderen te doen leven. Tot zulk een prijs 1 Is nw leven zoo vroeg de reporter meer waard dan dat van den verslagene En wat zal uw lot in de toekomst zyn, wanneer gy denkt aan wat er gebeurd is Al maakt zelfs de herinnering daaraan geen indruk op u, denkt ge, dat ge ooit meer werk zult vinden, dat anderen met u en naast u zullen willen werken Zy scheuen een oogenblik verrast. Tot he den hadden zy er zóó niet over nagedacht. Maar spoedig antwoordden zy op denzelfden doffen, on veranderlijken toon »0, ja mynheer, wy znllen weer werk vinden, en kameraads ook, want ziet n, wy werden gedwongen door gevaren, honger, dorst en slapeloosheid. Als de >Danik« slechts drie dagen vroeger was gekomen, dan ware het niet gebeurd en wy hadden geen menschenleven ten offer gebracht. De Rotterdamsche rechtbank heeft de vrouw van G. B., te Overschie, wegens mishandeling van haar stiefdochtertje, ver oordeeld tot twee jaar gevangenisstraf. Gemeenteraad van Wieringen. Vergadering van 23 Februari 1898. Voorzitter de Burgemeester. De voorzitter opeut de vergadering. De no tulen worden na voorlezing vastgesteld. Ingekomen een verzoek van de weduwe van het onlangs overleden Hoofd der school op Westerland, om eervol ontslag als onderwy- zeres aan die school, in te gaan 1 Maart 1893, waartoe met algemeene stemmen wordt be sloten. Naar aanleiding van een schry ven van Hee ren Gedeputeerde Staten, wordt met algemeene stemmen besloten, om voor de jaarlyksche toe- laag van f50 aan den onderwyzer den heer F. Keulen, ieder jaar opnieuw de machtiging van Heeren Gedeputeerden te verzoeken. De Voorzitter doet mededeeling van een be sluit van )Heeren Gedeputeerde Staten tot goed keuring van het besluit van den Raad tot af koop van tiendrecht op Wieringen. Tot uit voering hiervan wordt met 5 tegen 2 stemmen besloten tot het aaugaan eener geldleening van hoogstens f20000, a 4 pCt. rente 'sjaars, met aflossing van minstens f250 per jaar. Na de gewone rondvraag wordt de vergade ring door den voorzitter gesloten. BEWERKT DOOK AM O. 1) EERSTE HOOFDSTUK. In de oude keizersstad aan den Donan is de Heerenstraat een der ondste straten, en daarin iz het paleis van graaf Leo von Thurnfels zeker een der ondste en tevens een der aanzienlijkste gebouwen. Het is van steen gebouwd, heeft twee verdiepingen en wordt aan den ingang bewaakt door een ouden portier. De bovenverdieping wordt bewoond door een ouden eenzaam levenden man. Alles doet hier aan het verleden denkendie breede trap met zware plompe leuning en uitgesleten treden, die verschoten looper op de trap, die twee verweerde standbeelden, welke verroeste kroon luchters in de opgeheven handen vasthouden; die groote schilderij in olieverf, eenmaal een sieraad toen de kleuren nog frisch waren en het doek nog niet gescheurd was en eindelyk die oude familieportretten aan de muren in de K*ng en in de voorkamer van de bovenverdie- - oude eenzame man, die dit onde huis bewoont, graaf Leo von Thurnfels, zit by den haard. Op den marmeren schoorsteenmantel staat een onde pendule style Louis XVI en by tusschenpooxen richt de grijsaard den blik op de wijzerplaat om dan weer terug te keeren naar de courant die op zyn knie ligt, of zich te verliezen in den gloed van het haardvuur. Op eens richt de graaf het hoofd op, als luistert hy naar iets. In de verte hoort men het geratel van een rytuig. Neen, hy heeft zich niet vergist, het rijtuig komt al dichter en dichter by. „Dat zal hy zyn 1" roept hy uit en ijlt naar het venster. Hy schuift de zware damasten gordijnen ter zyde en ziet naar buiten. Door de sneeuw, die in dichte vlokken neer valt, ziet hy bet rytuig al nader komen, maar hij ziet het ook snel voorbyryden. Dat iz vreemd! De trein is toch zeker al lang aangekomen,* mompelde hy, „maar van het station naar hier De oude neemt weer plaats in zyn leunstoel en weder zwerven zyn blikken van de courant naar het haardvuur en vandaar naar de wy zerplaat der pendule. De lamp, die naast den leunstoel op een tafeltje staat, werpt haar mat licht op de ge laatstrekken van den grijsaard, die een onmis kenbare uitdrukking van goedaardigheid aan- toonen. De blik van zijn helderblauwe oogen verraadt de rustige bezadigde stemming, die de beste aanwinst voor den ouderdom is, de lichte rimpels in zyn voorhoofd zyn misschien alleen toe te schry ven aan de kleine bezorgd heid, die op het oogenblik zyn geest bezig houdt. Slechts weinige dunne lokken wit haar komen te voorschijn van onder het fluweelen kapje met gouden kwast, dat zyn schedel dekt, maar zyn ferm voorkomen verraadt nog niets van de gebreken des ouderdomz. Er ligt nog ^enigheid in de vlugge beweging, waarmee hy nu weer van zijn leunstoel opstaat, in den vasten tred, waarmee hy in de kamer heen en weer loopt. „Wat zou er met hem gebeurd zyn mom pelde hij voor zich heen. „De trein zal ver traging gekregen hebbendat is alles.' Toch luistert hy opnieuw, het geratel van een rytnig lokt hem nogmaals aan het venster. Het komt al nader en nader. By het onzekere schynsel van de gaslantaarn meent hy tus schen de dwarrelende sneeuw door zyn equipage te herkennen, die den verwachten man van het station heeft afgehaald. Ja, het rytuig houdt stil voor het paleis. De portier komt toesnellen en opent het por tier van het rytuig. „Hy is het,* roept de graaf uit. „Eindelyk, eindelijk Hy schelteen bediende treedt binnen. „Gauw naar beneden, Jean,« zegt hy. „Mijn heer de graaf is gekomen.* Alle bezorgdheid is van het gelaat des ouden mans verdwenen. Zyn oog glinstert van vreugde, een gelukkig lachje speelt om zyn mond. De ongerustheid, die hem daareven nog kwelde, heeft plaats gemaakt voor zorgende werkzaam heid. Hy werpt een paar stukken hont op het vuur in den haard en mompelt„De jongen zal wel koud zyn. Die verre reis van Triëst naar hierDen geheelen dag in den trein 1 En dat by zoo'n koü Hy opent de deur van het aangrenzende vertrek en ziet of alles in orde is op een tafel, waar voor het avonddmaal van twee personen de noodige voorbereidselen zyn gemaakt. Ver volgens gaat hy naar de overzyde en treedt een kleinen salon binnen, die fraai ingericht en goed verwarmd is. Hy kykt of de thermo meter het voorgeschreven getal van vyftien graden aanwyst, werpt nog even een vluohti- gen blik door de portière in de aangrenzende slaapkamer en De deur gaat open en een slanke, in een reispels gehulde gestalte wordt zichtbaar. •Bruno, mijn jongenheb ik je eindelyk wederroept de oude uit en sluit den jonkman in zyn armen. •Ja, beste oom,' roept de binnentredende uit en beantwoordt de hartelyke omarming even hartelijk. „Hier ben ik weer, en nu raakt u me ook niet zoo spoedig weer kwjjt.' „Dat hoop ik, myn jongenJean, hier, neem den pels aan, breng hem in de voorkamer. En wat zie je er kostelijk uit, myn jongen, kostelijkJe bent wat bruin geworden van de zon. Hier Jean, de reistaschleg die maar ginds op de tafel. Zoo, breng je kleeding nu wat in orde, dan gaan we soupeeren. Je zal wel honger hebben, hè?' Jean, zet het souper op, gauw Maar jongen, wat zie je er kostelijk nit! De lucht van Italië schyntje goed gedaan te hebben. Of de wyn, hè? Nu, je moet me later alles vertellenHier is de waachtafel! Wel, wat zeg je ervan Heb ik alles niet goed voor je ingericht! Kyk eens, wat een mooi ledekant met roode zyden gor dijnen! En die blauwe fluweelen kussens op de stoelen! Eu die toilettafel! Alles nieuw myn jongenHet eenige nieuwe in het oude huisZiet het er hier niet uit als in de slaap kamer van een Parysche danseres?* •Maar, beste oom, ik zou gaarne weer die twee kamers beneden •Neen, myn jongen, die zyn te vochtig. Waar denk je aan Je komt pas uit het warme Italië. En hier heb ik je dichter by me. Hier is je slaapkamer, daarnaast je studeerkamer voor je boeken zal je wel een plaatsje vinden. Wy gebruiken samen den grooten salon en na tuurlyk ook de eetkamer. Dan volgen nog twee kamers voor my. Je ziet, dat er voor ons tweeën ruimte genoeg is. Hoe genoeglijk zullen we het hier hebben I Het beviel me niemendal in die ledige kamers. Maar nu hebben we een gemeenschappelijke huishouding. Natuurlyk be houd je je volledige vrijheid, maar voor je ouden oom zal je dagelijks wel een paar uur over hebben „Oom,* sprak de jonge graaf, die nu zyn kleediug weer in orde had gebracht, »God is myn getuige, dat ik me vau te voren al ver heugd heb over het vooruitzicht, dat ik bjj u zou zyn.' „Dat weet ik wel, mijn jongen, dat weetik. Dat behoef je me niet zoo plechtig te verxe- keren. Ik ben er nooit bedroefd om geweest, dat ik geen kindereu had, want ik had jou. Zou je dan ook niet van je ouden oom houden „En de vreugde van het wederzien is voor mjj dubbel zoo groot, oom, nu ik u even frisch en gezond aantrof als ik u verlaten heb.' (Wordt verrolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1893 | | pagina 1