't Vliegend Blaadje. KLEINE COURANT fOOR HELDER. NIEUWEDIEP EN TEXEL. 'SLTr 11 Jlli 1863 - 11 Juli ffo. 2130. Woensdag 12 Juli 1898 21ste Jaargang. Bureau: Zuidstraat. Telefoonn0. 42. NIËU W SI IJ DINGEN. „DE ERFGENAME VAN WINDECK." De „Medusa" in de wateren van Japan. De datum hierboven is in do geschiedenis der Ned. Marine met gulden lettoren aange schreven, en in het Land met gejuich begroet, om het wapenfeit, hetwelk een onzer oorlogs bodems met roem volbracht. Bij de verwikkelingen met Japan, was het door verschillende mogendheden noodig ge oordeeld krachtig op te treden, zoo ook nam Nederland daaraan deel met een onzer Marine schepen, Zr. Ms. Medusa" onder commando van den kapt.-luit. ter zee Jhr. F. de Gasem- broot. In Mei van gemeld jaar vertrok deze bodem uit Vlissingon, mwt bestemming naar Japan, om daarna met room iu het Vaderland terug te keoren. Het état-major bestond uit de hoeren Jhr. F. do Casombroot, kapt.-luit. ter zee; J. J. de Hart, luit. t.z. lekl.; A. J. Thurkow, P. Wittop Koning, D. G. E. VVolterbeek Muller, luitenants ter zee 2u ki.J. T. F. Bruyn, J. van Herwaarden, E. J. Hoos, H. de Jongb, J. C. A. Wissel, W. C. A. Zie- genhirt von Rosenthal, adelborsten 1ste kl.; C. F. T. Hommel, offic. v. gez. 2e kl.; J. A. Waldeck, offic. v, adm. 2e kJ.; L. C. Duhné. scheepsklerk. Het getal der overige bemanning was 177 man. Wij geven hier het verhaal zelve van den commandant, welke gevolgen het doorstoomen van de Straat van Simonoseki had. 's Morgens ten 4 ure lichtten wy het anker, en stoomden benoorden het eiland Siro-sima naar den uoordhook van Moitsode, dezen gerond hebbende, stuurden wy evenwydig aan de kust van Himo-aima naar de straat. Ten 6 ure werden er twee schoten zonder scherp geloat van eene battery op Hime-sima, waar- Bchynlijk seinschoten otn de autoriteiten van Simono.suki het binnenkomen van ccnig oor logsschip te verkondigen, zoo als zulks in Nagasak i ook het gebruik is. Hoewel de Consul- Geueraal met my iu het stellige denkbeeld verkeerde, dat de rustige bewoners van Si monoseki, die ons een maand geleden onge moeid hadden laten voorbij stoomen, zulks nu ook wel doen zouden, liet ik niettemin alarm slaan, en dus alles in gereedheid brengen tot het gevecht, on de vlag hyschen. Alles gereed zynde, heerschte er eeno plech tige stilte binnen boord; het was hoogwater, evenwel de ebbe reeds aan het doorkomen, zoodat wy het in den stroom hadden; den zuidpunt van Hime-sima rondstoomende, kregen wy de stad Simonoseki in 't gezicht, cn zagen twee vaartuigen, eene brik en eene bark, voor de stad ten anker, welke de consul-generaal herkende als koopvaarders door Japan aan gekocht van Engelscho kooplieden en nader- haud met zwaar geschut gewapend; van de brik vielen zeven acht losse schoten, waarop ik onmiddellyk order gaf, om, in geval er met scherp gevuurd werd, zulks dadelijk met de volle laag van onze zyde te beantwoorden. Tut ons aller verwonderingd, wars voor de Btad zijnde, opende eene groote battery Van 8 stukken zwaar geschut, aan den westkant der stad gelegen, te gelijk met de twee sche pen, een vuur mot kogels en granaten op ons. Dat wij dit onmiddellyk en met succes be antwoordden, zoodat de schepen vreeselijk gehavend werden, behoeft geen twijfel, zynde de afstand tusschen ons cn de schepen nau welijks 2£ kabellengte of ruim 600 Ned. ellen. Ik liet toen op de schepen aan sturen, om die in den grond to boren of te enteren, doch bemerkte in eens van 6£ vaam diepte op Sl/4 te komen de Japansche loods, hoewel geheel onthutst en vol van schrik, wenkte ray on middellijk af te houden, aangezien hot schip anders aan den grond zou gerakenop die oogenblik begonnen twee andere batterijen haar vuur op de «Medusa" te openen; deze lagen aan den oostelijken kant der stad, naar gissing op 20 el hoogte. Ik gaf toen order het vuur bepaaldelyk te richten op die groote batterij, aan den westkant der stad gelegen, waarvan do kogels den romp begonnen te doorboren, en moest dus het voornemen om dio twee schepen in den grond te boren, op geven. Het was uu een hachelijk oogenblik zoo die ééne batterij niet spoedig tot zwijgen werd gebracht, ware de «Medusa" verloren geweest; een enkel schot had de schroef kunnen onbruikbaar maken of de stoomketels treffen, en het schip zou onhandelbaar in de manoeuvre zijn geworden, of wellicht op eene droogte geraakt, als schijf gediend hebben voor zooveel vyaudelyk geschut, in welker kruisvuur wy ons bevonden. Het mag dus wel gelukkig genoemd worden, dat mijne brave bemanning, onder de leiding van hunne bedaarde officieren en adelborsten, die batterij tot zwijgen brachten. Den eersten officier, den luitenant ter zee lste kl. J. J. de Hart, had ik verzocht zich in de kuilbattery op te houden, alwaar zyne tegenwoordigheid zeer noodig kon zyn tot het voorkomen van wanorde, vooral bij het vallen van manschappen, en omdat het er zoo op aankwam myne bevelen aldaar stiptelyk te laten uilvoercu. Ik liet den luitenant ter zee 2de kL P. Wittop Koning op het dek komen, belastte hem met 't vuur der veldstukken, die op het dek in batterij waren gebracht, opdat, indien ik kwam te vallen, er onmiddellyk een officier op het dek sou zijo, die zich alsdau met de besturing van het schip kon belasten. De stroom, dien wy tegen hadden, was in- tusschen hand over haud toegenomen, on ik bemerkte tot myne niet geringe verlegenheid, dat het schip met volle kracht stoomende, byna niet vorderde; opdat oogenblik kreeg ik rapport van den eersten officier, dat er drie man van do divisie van den luitenant Thurkow gesneuveld waren, en het getal ge kwetsten begon toe tc nemen, en sproug een granaat van deu vijand op do hoogte der valreep, waarbij de matroos lste kl. Cornelis, die als kommandeur een veldstuk bediende, doodelyk werd getroffen. By dit stuk was de consul-generaal ook byna getroffen, die op dat oogenblik zich op het halfdek niet ver van de valreep bevond. Het was in dit verschrikkelijk oogenblik, toen het vreeselyk huilen en sissen van ko gels cn granaten van zooveel vuurmonden, die hoe langer hoe juister de «Medusa" begonnen treffen, allo verbeelding te boven ging, dat er op twee plaatsen brand aan boord ontstond door de brandgranaten des vyands, waarvan or een het schip doorboorde en in de hut der machinisten sprong; deze brand werd echter door de vlugge maatregelen van den, eersten machinist spoedig gebluschthet was toen dat ik mij afvroeg, of het geen zaak ware voor den stroom weg terug te keeren, om met het volgende gety, namelijk met den stroom mede, dezen gevaarlijken doortocht op nieuw te be proeven. De le machinist G. Philipse, die in koenheid en moed uitmuntte, rapporteerde mij, dat hij niet meer dan 8 pond stoom kon op houden, wegens de slechte soort van Japansche steenkolen,waarmede, met Engolsche vermengd, gestookt werd. Ik gaf hem order met den metsten spoed Eugelsche kolen uit het achter ruim te doeu ophalen, en die over de vuren te werpen, aan welke order deze flinke jonge mensch met zooveel beradenheid on activiteit voldeed, dat het niet lang duurde, of ik had hot geluk te vernemon, dat de stoom tot 12 k 13 pond was opgeklommen. Vóór dat dit gunstig resultaat was verkre gen, had ik my in de kuilbattery begeven, om door mijne tegenwoordigheid de bemanning moed en volharding te doen behoudou, en mocht ik tot rnyn groot genoegen den fliuken geest op merken, die er door de officieren werd onder houden; en het vlug en goed bedienen van het geschut gade slaande, niettegenstaande het toen onophoudelijk rondvliegen van houten en yzeren splinters, door 's vijands projectielen veroorzaakt, door welke laatste soort van splinters de adelborst Wissel en ik lichtelijk gewond raakten, besloot ik bet eens genomen voornemen door te zetten, van al vurende den doortocht naar de binnenzee te forceeren, en begaf my onmiddellijk weêr op het dek, al waar de luitenant Wittop Koning met den zelfden moed en hetzelfde mannelijk beleid zich deed kennen, waardoor zich zyne kameraden iu de kuilbatterij, Wolterbeek Maller en Thur kow, onder de leiding van den eersten officier zoo bijzonder onderscheidden; en wanneer ik hier alleen van de officieren spreek, is het niet om het gedrag der flinke adelborsten, dat alle vermelding verdiende, over het hoofd to zien. Ik besloot te meer, het eens genomen plau door te zetten, omdat ik vreesde voor het bedorven van den goeden geest binnen boord, eu den nadeeligen indruk, die door het tyde- lyk terugkeeren van do Medusa" zou worden te weeg gebracht. Nu wy reeds 12 pond stoom hadden, kon de Medusa" den toenomondeu stroom geluk kig nog overwinnen, en passeerden wij al vurende de balteryeu, die, naarmate wy de straat doorstoomden, achter geboomton on rotsen haar vuur openden, zoodat wij suc cessievelijk door zeven batterijen werden be schoten, en een geruimen tijd aan het kruis vuur van drie batteryen, behalve lirt vuur der schepen (dat evenwel spoedig verzwakte), waren blootgesteld geweest; het was half negen ure, toen wy de laatste schoten beantwoordden, en de vyand ophield met vuren. Het schip heeft dus nagenoeg anderhalf uur noodig ge had, om, tegen den sterken stroom opstoo- mende en zwaar beschoten wordende, met Gods hulp behouden de binnenzee tc bereiken het is onbegrijpelijk en byna als oen wonder te beschouwen, dat or zoo weinig gesneuvelden en gewonden zyn gevallen bij dit op zoo be trekkelijk korten afstand doorgestaan batte- ryenvuur. De gesneuvelden waren: de matroos lste klasse A. Cornelis, de matrozen 3de kl. H. van Eeuwen, T. A. de Koning en J. Keijzer. Deze grootsche gebeurtenis ontlokte toen aan don matroos 3o kl. J. J. Frey, die ook de eer bad tot de equipagete belmoren, de vol gende dichtregelen. Ze werden ons welwillend vorstrekt door den eenige nog indienst zijnde van het état-major van de «Medusa" in dien tyd, en geven er daarom gaarne eene plaatsje aan. Hoort mannen, hoort! daar wordt alarm go- geslagen; Gij, jongens, volbrengt uwe plichten wol Spoedig alles op zijn post gedragen; Overste Casembroot voert over ons bevel. Deu 11 Juli (1868) zal ik nooit vergeten, Toon wy passeerden Simouoseki's straat; Daar hebben wij zeer ongelyk gestreden, Wij werden overvallen door verraad. Als wy zeer vroeg do stad aldaar passeerden, Toonden wij onze onbovlekte vlag Wy dachten, dat zy deze zouden eeren, Waar men zich vreeslijk in bedrogen zag. Zoodra wy kwamen daar twee schepen nader, Zoo kregen wij een vreeslijk vuur; Maar de commandant liet ons vergaderen, En wy botaalden hou hun moedwil duur. Acht batterijen moesten wij ook passeeren, De kans was hier zeer ongelyk; Maar ziet, wij hielden ouzo vlag in eere, Do vlag, die door do heele wereld prijkt. Do commaudant gaf moedig zyn bevelen, En elk volbracht die ook met heldenmoed; Vier makkers kostte het hun dierbaar leven, Zij stortten voor liet vaderland hun bloed. Maar Holland's moed ging daardoor niet ver boren Ons makker's bloed vermaande elk om wraak Een ieder streed met moed en naar behooren, Daar 's vijands vuur ook zes gekwetsten (maakt. Zij schoten met groote kogels en granaten Op Neêrlands vlag, die hier ook prijkt; Laf zag men hen een fort verlaten, Waar 't Hollandsch vuur zijn doel bereikt. Zoo heeft men bijna vijf kwartiers gestreden Met Holland's overouden moed; Wee hem, die 't waagt onze vlag to vertreden, Want Neêrland wreekt gewis met bloed. HELDER, 11 Juli 1893. Naar aanleiding van het vinden van overblijfselen van een voorwereldlijk dier te IJmuiden, deelt dr. H. Blink, die dezer dagen aldaar een bezoek bracht om eenige geologische onderzoekingen te doen naar de wording der duinen, in de »N. R. Ct.c het eea en ander omtrent de vondst en het terrein mede. Het gevonden gebeente bleek hem geens zins van eenen mammouth afkomstig te zyn, maar is waarschijnlijk het overblijfsel van den schedel van een walvischachtig dier, iets wat de zoölogen nader kunnen uitmaken. Het gebeente werd gevonden midden in de duinen, en op eenigen af stand was vroeger eene zware rib gevon den, waarschijnlijk een overblijfsel van hetzelfde dier. De hoogte, waarop het lag, waa ongeveer A. P., en de laag, waarin het gebeente begraven was, bestond byna geheel uit zeeschelpen. Langs de geheele ingraving was die schelpenlaag op eene hoogte van ongeveer A. P. duidelijk waar te nemen. Boven die schelpenlaag bestaat het duin uit gewoon duinzand, met enkele schelpen vermengd, zonder dat hier echter sprake kan zyn van eene bepaalde schelpenlaag. Groote ontsteltenis heerschte Vrydag- morgen aan de Handelskade, toen, met don derend geraas, de zware ijzeren fokkemast met ra's en lier van do aPrinses Araalia" plot seling cmverstortte. Eon locomoiic-fketel, die door de stoomlier zou worden ingeladen, bleek te zwaar voor den mast. Treurig is de toe stand van een werkman (een zekeren Pluim), die lU8schon de lier en den mast beklemd raakte. Dubbel treurig was de omstandigheid, dat hy onwrikbaar werd vastgekuepen tegen een sterk verhitte stoompijp. Men begoot den ongelukkige met koud water, totdat hy een half uur later vreeselijk gewond was vry geraakt, cn naar bouedon kon worden gedra- gou. Kraüig werkten zyn kameraden aan zyn bevrijdingmaar groot was de aandoening en sterk de reactie, toen de moeielijke arbeid (bet kappen van den mast) was volbracht. De materieele schade is vrij groot, maar wat beduidt deze, vergeleken bij het droevig on geluk vau den armen scheepswerker. Later bericht. De werkman Pluim, die bij het ongeval op de •Prinses Amalia," kneuzingen bekwam, is 's middags te 5 uur in het Binnengasthuis overleden. In pand no. 21 aan het Spui water te Rotterdam had Vrijdagochtend oen vreoaelyk ongeluk plaats. Dat paud bestaat uit een be nedenhuis, ingericht als handschoenwinkel, en twee verdiepingen, op een waarvan eon hand- schoenenwasschery wordt uitgeoefend. Het pand is in gobrnik by do Familie Du Moulin, bestaande nit vijf personen en een dienstbode. Eeu ruim 30-jarige dochter stak Vrijdagoch tend een licht aan in de kamer, waar te voren 5 liter naptha verwerkt was tot het wasschen van handschoenen. De kamer, bezwangerd mot stofdeeltjes vau do verwerkte naphta, stond toen eensklaps in lichte laaie vlam. Aan de jongere leden van het gezin gelukte het nog te ontkomen, doch de ouderen bleven chter Sommigen beweren een geweldigen slag gehoord to hebben, en kort daarop (het was toen ongeveer 8% uur) zag men oen enorme vlam uit de ramen der le verdieping slaan weldra stonden de le en 2e verdieping in brand. Kort nadat het geroep van brand weer klonk, waren de spuiten 8, 10, 9, 3 en 4 ter plaatse en met bewonderenswaardigen spoed waren zy gereed. Eerst gaf spuit 8, daarna 10, vervolgeus 9 en ten slotte nog 8 en 5 water. Van deze eerste spuiten drongen de spuitgasten mot levensgevaar het fel brandende perceel binnen. Drie spuitgasten van 9, met name Demoré, 8. den Arend en P. Tournier, kwamen aldra naar buiten met den heer Josephus F. Du Moulin, 72 jaar oud, dien zij geheel met brandwonden overdekt in een achterkamer van het benedenhuis op den grond hadden gevonden. Nauwelijks had dit vervoer plaats gehad, of anderen, wier namen wy niet vernamen, kwamen aandragen met de 71jarige vrouw van den heer Du Moulin. Haar gelaat en brandwonden maakten haar onkenbaar. Ook zij werd terstond naar 't ziekenhuis vervoerd. Op de lste verdieping was de brandweer inmiddels in zoover het vuur meester gewor den, dat men de tweede verdieping kon bin nendringen, om tot eene nog vreeselyker ont dekking te komen. Hier werd namclyk geheel verkoold gevonden het lijk van de 17jarige dienstbode Cornelia Labruck, die tjjdens de brand uitbrak op die verdieping in de slaap kamer werkzaam was en waarscbynlyk door de opstijgende gassen was gestikt. Verder kregen nog brandwonden do SOjarige zoon aan beide handen, en diens zuster even eens aan de handen, doch van weinig betee- kenis. Het jongste zoontje kwam geheel vry. Vreeselijk ia de ramp, die de familie Du Moulin treft. Do vader is reeds te 11 uren Vrijdag in het ziekenhuis overleden. By onderzoek is gebleken, dat d&deljjke red ding niet mogelyk was, ondanks het in een ommezien ter plaatse aanwezig zyn van de benoodigde reddings- en blusscbingsmiddelen. Donderdagavond tegen 11 uur had te Breda in het midden der stad een voorval plaats, dat men eerder in het Italiaansche gebergte dan in de vroolyke Brabantsche stad zou verwachten. Op den hoek van de Eindstraat en Karrestraat sprongen vier kerels op de open paardentram, pakten den conducteur Van Es aan en trachtte hem de geldtasch te ontrukken, waarby een worsteling onstond, de conducteur een ver wonding ontving en een der passagiers, die ter hulp kwam, met een mes een steek in den linkerschouder kreeg, gelukkig van geen ernatigen aard. Onmiddellyk daarna, toen de stedelyke politie toesnelde, werden drie van de aanranders gegrepen en achter slot gezet Door de aanhoudende droogte is de toevoer van aardappelen op de markt te Amsterdam lang niet zoo groot als andere jaren het geval is en zyn de prijzen byna het dubbele van wat zij verleden jaar wa ren. De vraag of men dezen winter de aardappelen duur zal moeten betalen, zal echter in September, na den laatsten oogst, kunnen beantwoord worden. Eigenaardig is echter dit, dat waar an dere jaren groote aanvoeren uit Duitschland naar Nederland kwamen, men dit jaar eiken ochtend op de markt te Amsterdam een aantal Duitschers inkoopen kan zien doen. Verleden week werden o.a. in Friesland niet minder dan 100,000 H.L. voor Duitschland gekocht. BEWERKT DOOR AM O. (37 «Ja, oom de mensch wikt, God beschikt. Aanvankelijk was ik besloten het avontuur van die ontmoeting niet voort te zetten, maarden volgenden dag werd ik met onweerstaanbare macht tot baar getrokken. Ik zocht haar op, maar verborg myn raag en stand. Ik stelde my aan haar voor onder den naam Thurnfels, zeide dat ik bouwmeester was en spoedig een betrekking met een burgerlijk inkomen hoopte te krygen. Haar moeder begunstigde myn po gingen en ik was gelukkig, toen ik bemerkte dat mijn liefde beantwoord werd. Hoewel met moeite heb ik my toch tot heden bedwongen om haar mijn liefde niet te bekennen, want ik rekende het myn plicht, eerst met u te spreken. Vandaag moet het beslissende woord gesproken worden, oom, en ik hoop, dat ik uw vaderlijken zegen meêkryg op den tocht, dien ik wil ondernemen.* «Maar, beste jongen, om je keuze te billij ken moet ik toch eerst weten op wie die keus gevallen is. Met de welbespraaktheid van een verliefd jonkman heb jo over de voortreffe lijke eigenschappen en de schoonheid van je geliefde uitgeweid, maar ik weet nog niet eens haar naam.' «Zy heet Genoveva, maar meestal wordt ze kortweg Eefje genoemd.' •HmNu weet ik nog niet veel, beste jongenEefje, hm, ik denk, dat Adam zyn vrouw ook zoo noemde, als hij eon goede bui had. Maar hoe is haar familienaam «Nisser.» «Een burgermeisje dus «Ja, de dochter van eeu weduwe te Wah- ring.' •Te WahringEi, eihet wordt allengs romantischer! Een bargermeisje uit de voor stad met Graaf Bruno von Thurnfels Neem me niet kwalyk, dat mij dit niet zoo spoedig io het hoofd wiL< «Als u haar eerst maar gezien hebt, oom Wat u dan niet in het hoofd wil, zal des te spoediger door nw hart binnenkomen.' «Beste jongen,' sprak de oude graaf, ije weet, dat ik niet hang aan de vooroordeelen van onzen stand. Veertien dagen geleden zou ik er niet aan gedacht hebben de bezwaren te opperen, die ik nu tegen je plannen moet aan voeren. Ik bezat toen nog een tamelijk groot vermogen, dat later op jon zou overgaan. Je weet, hoe ik dat vermogen verloren heb. On der de huidige omstandigheden is een huwelijk uit liefde een weelde, waarvoor je kinderen misschien later zuilen boeten, want ik denk, dat je uitverkorene niet zoo ryk zal zyn, dat men daarom haar nederige afkomt zal kunnen vergeten «Daarin kan u wel gelijk hebben, oom! Haar moeder heeft er wel op gezinspeeld, dat zy eenige middelen bezit, maar die zullen toch niet zoo groot zyn om daardoor haar nederige afkomst te kunnen vergeten. Maar wat hin dert dat ons Hebben wij dan niet besloten j ons leren buiten op het land te slijten Zal een gelukkig familieleven dan niet opwegen tegen hetgeen de zoogenaamde wereld ons aanbieden kan Als u op den Rozenburg om ringd zyt door allen, die u liefhebben, zult ge dao niet gelukkiger zyn dan hier in dit oude donkere huis in een nauwe straat, waar men slechts een klein streepje van den hemel zien kan Ik verzoek u, beste oom, ik ben geen jongeling meer, die zich door een paar mooie oogen tot een domme streek laat verlokken. Voor de eerste maal in myn loven is in myn hart oen diep, levendig gevoel ontwaakt en niet alleen in haar nabijheid, maar ook in uren van rustig overleg, ben ik tot de overtuiging gekomen, dat ik zonder haar nooit gelukkig zou kunnen zyn. Als u haar ziet, zult u wel begrijpen, hoe het mogelyk was, dat zy myn hart zoo spoedig verovorde.» Terwyl Bruno met zooveel welsprekendheid zyn zaak bepleitte, had de oude graaf stil en peinzend voor zich heen gestaard. Het was, of or tranen in zyn oogen glinsterden, toen by ziju neef de hand toestak en zeide «Hier, Bruno 1 myn zegon op je voornemen Volg de stem van je hart; ik weet, dat je altyd een goed hart hebt gehad ik zal je niet hiuderen •Duizendmaal dank, beste oom riep Bruno nit, terwyl hy zijn oomshand greep en er een kus op drukte. «Kom, ga nu, myn jongen,» besloot de oude graaf het gesprek, «ga nu en haal me je bruid. DRIE-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Eon uur lator beklom Bruno de smalle hou ten trap in een oos welbekend huis in Wahring. Hij schelde aan en de deur werd voor hem open gedaan door juffrouw Nisser. Hy zag echter Diet den vriendelijken glimlach, waar mee hy anders begroet werd. Zij ontweek zyn blik en was verlegen, toen zy Bruno mede deelde, dat Eefjo niet thuis was en hy dus een vergeefschen loop had gedaan. Juffrouw,* sprak Bruno, wiens gelaat lang niet vroolijk meer stond, «hier is iets voorge vallen, dat u niet langer voor my mag ver bergen.» «Ja, mijnheer mijnheer von ThurofelB,* stamelde de oude met de oogen neergeslagen, Eefje heeft zich in hot hoofd gezet, dat hot tyd voor haar werd om haar eigen brood te verdienen. Zy heeft het wel niet noodig, maar zy wil nu op eigen voeten staan. Zy heeft Fransch en Italiaansch geleerd en nu wil ze toonen, dat ze wel alleen de wereld door kan. Zy hoeft een betrokking als kinderjuffrouw by een ryke familie gevonden, zij is nu juist heen gegaan. Morgem reist zy af en laat haar moe der alleen zij heeft de groeten voor u achtergelaten, myn hoormijnheer von Thurn fels.» Nu en dau haar tranen drogende, had juf frouw Nisser dit alles op fluisterenden toon gesproken. «Juffrouw,» hernam Bruno, »u is een goede, brave vrouw, maar ditmaal heeft u my de volle waarheid niet gezegd. Beken het maar, dat Eefje thuis is, en dat zy zich voor my verschuilt, omdat ja, ik weet niet waar om. Misschien, omdat men my belasterd heeft Thans sloeg de oude vrouw de oogen naar Bruno op en fluisterde •Kom eens mee, mijnheer von Thurnfels, op het kamertje van myn zoon kunnen wy vry spreken, zonder dat zy het hoort.' «Dus is zy thuis?» vroeg Bruno, toen zy in het bedoelde kamertje waren. »En wil sy mij niet ontvangen Zeg my dan om Gods wil, juffrouw, wat or gebeurd is.« •Wat zal ik u zeggen heer graaf antwoordde de oude dame. Toen het woord graaf over haar lippen was, sloeg zy de oogen verlegen neer. «Heer graaf? Weet u dan? Ah is dat de reden, waarom Eefje •Zeker, dat is de reden, waarom zy zoo treurig gestemd is. Eefje is een braaf meisje, en zij begrijpt wel, dat er niets goeds van komt als een heer van hoogon adel hot hof maakt aan een arm burgermeisje. Daarom wil zy weg van hier in een betrekking, waar zy door drukke bezigheden haar verdriet verge ten kan. Het is wel hard, dat ze my wil ver laten, maar ik kan hot haar toch niet kwalyk nemen en ik prys het in haar, dat ze een braaf meisje wü blyven.» Maar wie zegt dan, dat ik het niet eerlijk met haar meen vroeg Bruno. (Slot volgt).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1893 | | pagina 1