't Vliegend Blaadje. KLEINE COURANT VOOR HELDER, NIEUWEDIEP EN TEXEL. So. 2139. Woensdag 16 Augustus 1893. 21ste Jaargang. NIEUW 8T IJ BIN GEN. Op den Helderschen Zeedijk. Bureau: Zuidstraat. Telefoonn0. 42. Bureau: Spoorstraat. Telefoonn. 36; HELDER, 15 Aug. 1893. Door de vereeniging //Bond voor Maat schappelijk bclang«, afd Helder, welke dezer dagen vergaderde, ia een besluit genomen, om een schrijven te richten tot de Kamer van Koophandel alhier om haar zedelijken steun te verzoeken ter verkrijging van een rijksbe- taalkantoor te dezer plaatse. Ieder man van zaken moet met dit plan ingenomen zijn en niet weinigen zullen er mee gebaat worden, welke hun Ryk^-tractcment per mandaat ont vangen. Een inrichting als hier bedoeld, in een zoo belangrijke plaats, de derde stad dezer provincie, zou zeker geen te groote weelde zijn. Was voor zeer vele jaren het aantal inwoners geriDg, waardoor de aandacht der Regeering er niet op was gevestigd, thans meenen wy is hiervoor weinig reden meer en mag dan ook het streven in die richting wor den geapprecieerd. Op voorschrift van den Minister van Marine werden, zooals reeds enkele malen werd gemeld, de monitors in den laatsten tijd naar Willemsoord gedirigeerd, om al daar in het droge dok te worden opge nomen, wegens den slechten toestand waarin de dokken in de directie Amster dam verkeeren. Hierin zal thans veran dering komen, want deze drijvende dokken sullen in beteren toestand worden gebracht, zoodat daarin weldra de oorlogsbodems weder de noodige voorzieningen zullen kunnen ondergaan. Beroepen naar de Ned. Herv. Kerk te Oosterend op Texel D. J. van Dijk Jz te Oosterland op Wieringen. Twintig jaren geleden stierf te A.m- sterdam mej. Anna Oatharina Broen, die zeer veel landerijen naliet, gelegen in een 15-tal Noord-Hollandsche gemeenten en verder in ejmige plaatsen van Gelderland. Ingevolge testamentaire beschikking moes ten die onroerende goederen twintig jaren onverdeeld blijven. Daar thans die tijd verstreken is, zullen deze massa's in November en December a.s. publiek ver kocht worden, ten overstaan van de nota rissen Leefkens en Luber te Amsterdam, A. H. Cramer te Edam en J. Klaassen Jr. te Nijmegen, Een jongmensch, te Amsterdam, had kort geleden een grooten Ulmerdog ge kocht voor f 200. Veel pleizier had hij niet van zijn nieuwkoop het dier was erg wild en onhandelbaar en vertoonde maar al te vaak moordlustige neigingen. Donderdag kwam het tot een uitbarsting. De hond vloog zijd baas aan en beet hem in het hoofd en den arm, zoodat de man een 30-tal wonden kreeg en naar het Binnen-Gasthuis vervoerd moest worden. Het wilde beest werd op het politie bureau gebracht door twee agenten, kor daat bijgestaan door de hospita van den verwonde, die het dier natuurlijk geen se conde langer in huis wilde hebben. Toen de familie S., te Breda, deze week van een wandeling terugkeerde, vond zij de dienstbode op den grond liggen te midden van omgeworpen meubelen, lin nengoed, enz. Het meisje beweerde door drie mannen aangevallen te zijn, verder herinnerde zij zich niets. De omstandig heden, waaronder men haar vond, in een gesloten van buiten niet bereikbare kamer, terwijl de sleutel uit het raam was ge worpen en terug gevonden werd, doen ver moeden, dat zij in een vlaag van ziekelijke overspanning zelve de vernieling had aan gericht. Zij is naar het ziekenhuis gebracht en verkeert sedert in een slapenden toestand. Omtrent het bijna verdrinken van twee dames te Zandvoort schrijft iemand aan het »N. v. d. D.« hoe hij er getuige van was, dat deze gered werden door den badman van Driehuizen,* Willem Drayer, die reeds ontelbare malen menschenlevens heeft behouden, zoowel van badgasten als van schipbreukelingen. Op mijn aanhou dend verlangen schrijft de inzender heeft hij mij onlangs een lijst gegeven van zijne reddingen, wier aantal mij ver steld deed staan. Tot mijn groote verwondering heeft deze wakkere, brave kerel, die een vrouw met zes kinderen heeft, nog nooit van de Maatschappij tot redding van drenkelin gen* iets vernomen, terwijl toch ieder wel overtuigd zal wezen, dat zoo er één uit den lande daarop recht heeft, het deze be scheiden, uitnemende man moet wezen. Een dezer dagen nieuw gekozen raadslid in een Noordhollandsche gemeente schreef de volgende missive bij de inzen ding van den geloofsbrief en de verdere stukken »Daar ik ben nomt ben als lit van ge- smeente raat op 18 Juli 1893 so weens »ik di benomming aan te nemen hoppen »der gos zegen mij boste karten te wijden »ten disten aan de gemeente.* Een jonggetrouwd echtpaar was aan het visschen in de Marne. De man kreeg beet en goed beet ook, zijn vrouw moest hem helpen bij het ophalen van den visch een prachtigen zwaren brasem. Door zijn spartelen raakte de visch echter weder los, de jonge vrouw wilde hem grijpen, maar viel in de rivier. De man dacht zeker Eerst den visch hebben; hem koken kan ik alléén wel", en stelde alle mogelijke pogingen in het werk om den mooien brasem te pakken krijgen, terwijl zijn jonge vrouw groot gevaar liep te verdrinken. Een buurman redde haar. Mevrouw was terecht zoo verontwaardigd over de zelf zucht van haar man, dat zij echtscheiding vraagt. >Is de moordenaar van Whitechapel weer aan het werk vraagt een corres pondent van de Daily Chronicle" in eene beschouwing over de moorden, die onlangs te Ramsgate, Rochford en Grangs gepleegd werden. Voornamelijk grondt de schrijver die vraag op de buitengewone snelheid en geheimzinnigheid, waarmede deze moorden werden uitgevoerd. Te Rochford en Rams gate waren raenschen in de nabijheid, die i dus kreten moeten gehoord hebben, maar te laat kwamen om den moordenaar te betrappen. De politie heeft tot dusver geen spoor van den misdadiger kunnen vinden. De tentoonstelling van Chicago schijnt haar voornaamste doelgeld te brengen in de zakken der Chicagoërs, eve^u-weinig bereikt te hebben als andere ideffen. Er zijn volgens een officiëel verslag 200.000 menschen in de stad die aan alles gebrek hebben. De burgemeester verklaart, dat wanneer de regeering niet met veel geld helpt, een oproer zal ontstaan, »dat dit land tot op zijn grondvesten zal doen schudden." Het Socialisten-congres te Zurich. Zurich, 10 Aug. Bij de besprekingen over de houding der socialisten in geval van oorlog werd het voorstel der Neder landers, betreffende het beginnen van een algemeene werkstaking en een weigering om militaire diensten te verrichten, ver worpen het gewijzigde voorstel der Duit- sche afgevaardigden werd met 14 stemmen tegen 4 aangenomen. Bij de discussie hield de Nederlandsche soc.-dem. Domela Nieuwenhuis een rede, waarin hij het voorstel der Duitschers een samenraapsel van phrasen noemde en hen van chauvinisme beschuldigde, omdat Bebel in den Rijksdag Rusland den erfvjjand en het broeinest van alle geweld genoemd had. Hij liet zich niet bang maken door Rusland. Gisteren sprak Pe- chanolf als Bismarck, en Bebel had door het legerontwerp goed te keuren, aan het militairisme de hand gereikt. Een alge meene werkstaking achtte Domela Nieu wenhuis wel uitvoerbaarmen zou dan wel eenige menschen doodschieten, maar dan ontstaat een burger-oorlog, d. i. een krijg tegen den waren erfvijand. Als het congres het voorstel aannam, zouden de vorsten op de tronen sidderen. Tegen den aanval van Domela Nieu wenhuis op de sociaal-democratie verzette zich de Duitsche Rijksdag-afgevaardigde Liebknecht; die betoogde dat de soc -dem steeds de zwaarste offers had veil gehad voor het bestrijden van het militairisrae. Hij herhaalde, wat Plechanoff tegen het voorstel der Nederlanders gezegd had, dat men juist door het aannemen van het voorstel nieuwe offers aan dien moloch brengen zou. Het militairisme kan, zeide hij, niet door kinderachtige samenzwee ringen in de kazerne, maar alleen door voortzetting der agitatie onder het volk doordat de recrnten reeds als socialisten in de kazernes komen, gebroken worden. Zurich, 12 Augustus. Het socialis ten-congres heeft een voorstel van de Belgische afgevaardigden aangenomen,strek kende tot het oprichten van groote interna tionale vereenigingen en internationale werk lieden-secretarissen Het congres heeft hiermede zijne werk zaamheden volbracht. De volgende bijeen komst zal over twee jaren te Londen zijn. Bombay, 11 Aug. De vijandige stemming, ontstaan door de jongste onge regeldheden tusschen Hindoes en Mahome- danen in het district Junaghar, gaf hier heden aanleiding tot ernstige botsingen, vooral in den omtrek der hoofdmoskee. Van weerszijden werden verscheidene per sonen zoo ernstig verwond, dat zij naar het hospitaal moesten vervoerd worden. De oproerige beweging verspreidt zich in de andere gedeelten der stadhet verkeer is gestremd, de Europeesche en inlandsche troepen zijn te hulp geroepen om de orde te herstellen, daar de politie niet in staat is aan de oproerige menigte het hoofd te bieden. Later. Hedenavond was het gedeelte der stad, waar de inboorlingen wonen, als uitgestorven. Alle winkels en huizen waren gesloten en de straten verlaten. Op de centrale punten zijn troepen gestationneerd patrouilles doorkruisen voortdurend de stra ten aan den ingang van de groote ver keerswegen der inlandsche wijken zijn kanonnen opgesteld. Het garnizoen wordt bijgestaan door vrijwilligers van de artil lerie en cavalerie. Er worden nog voort durend moordaanslagen gepleegd op de Hindoesverscheidene personen zijn in hechtenis genomen. Bombay, 12 Augustus. De toestand verergert van uur tot uur. Alle geregelde troepen en de vrijwilligers zijn op de been, maar bij de uitgestrektheid van het too- neel der troebelen en hunnen al ernstiger wordenden aard is deze macht nog on voldoende. Heden heeft te Chinchpoogly een verwoed gevecht plaats gehad, waarin 8 dooden gevallen zijn en een honderdtal gewond is. Ook op andere plaatsen is het tot botsingen gekomen. De troepen heb ben een charge uitgevoerd en vuur ge geven de oproerlingen hebben aanmer kelijke verliezen geleden. Er zijn 200 menschen in hechtenis genomen. Een diamanten bruiloft (60-jarig huwelijk) wordt beschouwd als een zeld zaamheid maar daar zijn er nog wel die langer getrouwd zijn. Te Zsombolyi, in het Hongaarsshe comitaat Torondal, is een echtpaar dat al ruim honderd huwelijks jaren achter den rug heeft. De oudjes, die 115 en 120 jaren oud zijn, kunnen met officieele stukken be wijzen, dat zij in 1793 getrouwd zijn. Zij konden tot voor korten tijd door handen arbeid in hun onderhoud voorzien. Maar zij ontvangen thans een jaargeld van het gemeentebestuur hunner woonplaats. En sinds zij hun honderdjarig huwelijk vier den, kwamen hen vele nieuwsgierigen be zoeken, die natuurlijk ook klinkende blij ken van belangstelling medebrachten. Marine en Leger. Met 1 October a. s. is de ingenieur 2de klasse L. J. K. van Waveren overgeplaatst van 's Rijks werf alhier naar die te Amsterdam en de adspi- rant ingenieur jhr. C. Rappard van 's Rijkswerf te Amsterdam naar die alhier. Aan den luit. ter zee 1ste kl. D. A. Mensert, die bij de Tamiang-expeditie gewond werd en dientengevolge naar Nederland terugkeerde, is 3 maanden bnitenlandsch verlof verleend. Opgave van geplaatste, overgeplaatste en op non-activiteit gestelde officieren, enz. Lnit. ter zee 2de kl. C. E. Dittlinger (op folio Daar vóór u strekt het effen watervlak Zich rustig uit, verblindend door de zon Een warme Juli-zon beschenen, die Op 't zilte nat daar voor uw oogen tal Van lichteffecten toovert, 'teene nog Verrukk'lyker dan 't andere. Van tyd Tot tijd verschijnt een fraai-geschubde gast Van uit de raadselacht'ge diepte aan Het oppervlak en brengt beweging in Den vloeib'ren spiegel en besproeit dien hier En daar met zilv'ren vocht'ge paarlen, die Op hare beurt het licht der dagvorstin Weerkaatsen in een bonte kleurenpracht. Ook groeft somtijds een kleine visscherspink, Door forsche handen pijlsnel voortgestuwd, Een diepe vore in 't kristallen vlak. Daar verre, rechts van u, waar zich uw oog Verliest in 't wijd verschiet van witgetint Azuur, daar zweven luchtig, bliksemsnel De ranke oorlogssloepen voort, bemand Met rappe varensgasten Hollands roem Wier witte kleeding schitt'render nog schijnt In 't helle zonnelicht en wier gezang Der riemen slagen accompagnement Met zwakken toon u in de ooren dringt. En links van u, waar eveneens uw blik Zich in den blauwen horizon verliest, Daar nadert, dobb'rend op den waterplas, Gelyk een dryvend woud van masten, ziet, De visschersvloot. Onmerkbaar, vast als waar' Er geen beweging in dat mastenwoud, Vermindert d' afstand tnsschen u en haar; En als de onverschrokken geest, die met Volhardiag voorwaarts streeft, zal zij weldra Haar doel bereiken en op veil'ge reê Het anker werpen en don kostb'ren last, Met moeite, noeste vlijt en taai gedold Aan 't vaak verbolgen element ontrnkt, Vertrouwen aan den vaderlandschen grond. Daar ginder vóór u, schynbaar dichteby, Bedrieglyk echter is, vooral by zulk Een lichteffect, de afstand op het water Verheffen Tessels blanke duinen zich En teek'nen glanzend scherp zichafaan 'tblauw Des hemels, wyl daar achter, hier en daar, Een kleine reine torenspits verrijst Voor uwe blikken en u vriend'lyk wenkt. En ziet, daar links van 'teiland, blindend wit, De lange zandplaat. Onrust is haar naam. Gij glimlacht en gy haalt de schoudren op En denkt wellicht*Hoe? Onrust? Gindsche [bank, Die rustig zich in 't warme zonlicht baadt Die rost, zij is gehuicheld slechtsdat lichtj Het is de glimlach des verraads. Dra werpt De booze 't valsche masker af, verbergt Verraderlijk zich in den somb'ren vloed, Beloert nit deze hinderlaag zijn buit, Het trotsche zeekasteel, en sleurt het in Den afgrond meê. Beschouwt thans het tafreel, Dat achter u zich vóór uw oog ontrolt Temidden van Huisduinens zandwoestijn, Daar links, verheft gelijk een warnend beeld De ijz'ren toren, 's zeemans veil'ge baak, Zich donker, dreigend vast, in 't licht azuur. Dan volgt der forten forsche wallenreeks Ziet, onheilspellend strekt van batterij Tot batterij het achterlaad-kanon De wijde, glad-metalen monding uit Daar tnsschen de met gras begroeide heuv'len. Wanneer het dwaas en mensch-onteerend spel Des oorlogs wordt gespeeld, dan zollen die Mortieren dood verspreiden en verderf Temidden van den vijand, daar, waar in Den tijd des vredes wordt gekampt met moed, Met onverschrokken dapperheid en met Gevaar voor eigen leven, om den buit T' ontrukken aan het woedend element. Zaagt ooit gy grill'ger tegenstelling? Zaagt Gy ooit zoo bitt'ren humor Hier het schoonst, Dat in des menschen harte werd gelegd, De liefde tot den naaste, 't redden van Een schepsel uit de klauwen van den dood, En daar 't vernuftigst, dat de wetenschap Of wel het toeval heeft gevonden, om Een medemensch te wijden aan dien dood En nu ten laatste rijst daar voor nw blik, Verscholen half in 't groen, de oude stad, Een beeld van vroeg're grootheid, vroeg'ro macht. Toch openbaart zich dat verval niet in De schare, die daar links en rechts van u Zich op den hechten zeedyk voortbeweegt Of in het zweet des aanschyns werkt en zwoegt. Van af den weergebruinden varensgast Tot aan den goudgerokten officier, Hoeveel en vele schakels nog daartusschon 1 Hier breidt of lapt een visscher aan zijn net, Dat, voor de zon ter kimme nog zich neigt, Geworpen dient in zeeeen ander brengt Zyn ranke boot gereedluid klinkt de slag Des zwaren hamers door de ijle lacht. Daar heeft een vletterman zich neergevlyd In zoete'rust; wel moet het zalig zijn, Te slnim'ren in Gods heerlijke natnur, Het mollig grastapijt tot pelnw en Tot deken 't licht-azuren firmament. Hier torst een jeugd'ge forsche visscherin Met goudgeel haar en donkerrooden blos Een levend beeld van kracht en pan gezond- [heid Met lichten tred haar korf vol zeebanket Daar schrijdt de zwier'ge dame langzaam voort, Met bleeke wang, vermoeid en afgemat, En neemt naar 't kleine badhuis haren weg, Om heil te zoeken in het zilte nat Voor echte of voor ingebeelde kwaal. Hier richt een oude zeerob, die voor lang Het vochtig element vaarwel zei en »Een onuitstaanb're lamme landrot" werd, Zijn kijker op den grootschen waterplas, Dien hij, 't is waar, verlaten heeft, doch die Hem daarom toch niet minder dierbaar blijft. Daar slentert nonchalant de dandy voort, Gehoed, gebrild, gehandschoend en gestokt. Ginds slaat een vreemd toerist zyn reisboek op, Om na te gaan, of Baedeker wel juist Datgene zegt, wat hij thans voor zich ziet, Doch ongevoelig vaak voor 't zeetafreel. Hier heeft een schilder, ziet, palet, penseel Ter hand genomen, om dat heerlijk schoon Tafreel vol vuur te toov'ren op het doek. Daar rept een zoon van Mars met rink'lend z waard, Met fiereq gang en hooge borst zich voort. Benedendijks, daar op de hoofden, die Bij hooge zee den slag der golven breken, Ontwaart uw oog een groep van knapen en Van meisjes, joelend, dart'lend door elkaar. Hier treft uw blik een groep verweerde liên, Gehuld in 't oliepak, het hoofd gedekt Met den zuidwester, turend in 't verschiet. Dat zyn de mannen, die, wanneer do storm De waatren zweept en, brieschende als leeuwen, De witgetopte baren aan de kust Haar woede koelen, en het drijvend huis Des zeemans heen en weer geslingerd wordt, Den stryd op dood en leven wagen met De losgebroken elementen. Doch Voor 't oogenblik wordt van hnn krachten niets Geëischt; volmaakte stilte heerscht alom. Verdwenen is de zomer; geelgetint Is d' eens zoo siorlyk groene boomentooi. 't Is herfst. Geen lachend blauwe hemel welft U boven 'thoofd zich thans; vaalgrys is 't zwerk. De schoone gouden zonnewagen is Geborgen achter 't grauwgekleurd gordyn. Het eens kristallen watervlak, met al Het heerlyk lichteffect, oneffen is 't, Bewogen door den vocht'gen killen wind, Eq somb're schaduwbeelden zweven voort Op dezen wiegelenden spiegel thans. Geen oorlogssloep schiet voort meer bliksemsnel: Den winterslaap slaapt Hollands zeemacht reeds. Slechts vaag ontwaren uwe blikken thans Het Tesselsch eiland; 't schijnt, alsof het ver, Zeer verre weggedreven is on zich Gehuld heeft in een vaalgrauw nevelkleed. Verlaten is de zeedyk: geen toerist Verlustigt zich in 't somber zeetafreel, Geen schilder, die het toovert op zyn doek; Geen lust'ge groepen moer van knapen en Van meisjes, dart'lend aan den waterkant; Geen drukte meer en geen bedrijvigheid. De killo vocht'ge noordenwind, die koud U door de kleed'ren dringt en u doet huiv'ren, Heeft al de wand'laars van voorheen verjaagd. De lieden zoeken in 't gezellig huis Thans andere geneugten vast. Alleen De onde zeerob, welke jarenlang Den oceaan bevoer, is steeds nog op Zijn post, gelijk een trouw soldaat; het gaat Hem al9 de vriend, die niet het lief alleen. Doch ook het leed wil deelen met den vriend. Toch is er nog een ar.dre groep, die daar De wacht houdt op den dijk. Gy kent hen reeds, Niet waar, de woergebrninde liên, getooid Met den zuidwester! Levendig is hun Gesprek, niet minder hun gebarenspel 1 Zij wyzen naar het westen heen, waar gij, Als leek, geen onraad nog bespeurt, doch waar Hun scherp geoefend oog de kiem reeds heeft Ontdekt van naadrend onheil cn gevaar. Nog luttel uren slechts, en ziet, gy zult Getuige zijn van den gedachten strijd Der losgebroken elementen. Komt! 't Is nacht. Onstuimig jagen en verwoed De ravenzwarte wolken langs het zwerk Met bliksemsnelheid voort, het licht der maan, Die nog haar zilv'ren stralen nederzendt, Somwylen onderscheppend. Luide giert En tiert en raast en huilt de storm en zweept De wildbewogen waatren bruisend op; Fantastisch zijn de witte koppen der Onstaim'ge baren door de maan verlicht. Als reuzenrossen komen aangerend De zeeën op de glooiing van den dyk, Bespattend hem met witte vlokken schuim. Een wilde chaos schynt dit watervlak, Waarop de machten van den Orcus zich Bekampen, brieschend, ziedende van gramschap. Ha ziet, de bliksem ook komt spokig nog Verlichten dit angstwekkend woest tooneel: Zigzagsgewijze klieft het hemelvuur Het zwang're wolkgordijn en raatlend mengt De donder zich in 't vreeslijk stormgeloei, En bruisend stort de regen naar omlaag. Doch hoe? Wat nu? Daar ginder verre, daar/ Waar 'tmonster Onrust in de diepte loert! Is dat dan ook het vnur des hemels? Neen, Neen ziet, dat is een noodsignaalHoort! Hoort Is dat het raatlen van den donder wel Neen, neen, dat is 't geluid des donders niqt, Dat is een schot, een noodschot, hoort Een schip In noodEen speelbal was 't der woeste zee, Die 't slingerde op gindsche wilde klip Ha, hoort gy der rampzaal'gen kreten niet Ziet handenwringend gy in 't want hen niet? Neen, neen, 'tis een begoocheling! Maar toch Waar zijt gij, mannen, gy, die onversaagd Den strijd op dood en leven wagen dnrft Met dezen wildbewogen chaos Hoe Verlieten zy lafhartig hunnen post Neen, neen Reeds maken zij gereed zich, om Hnn vijand te bekampen. HaReeds is De reddingboot te waterreeds bemand Met dapp'ren is zij, zietEn nn, vooruit Genadig zij ons God en ons gezin Het vaartuig steekt van walmet moeite baant Een weg het door de hooge zeeën zich. Nn eens verdwijnt het in de diepte, dan Verryst het op der golven koppen weer Onttrokken is het nu eens aan den blik, En dan doemt in de verte het weer op, Gebeukt, geslingerd door der waatren drift; Doch nader steeds en nader wenkt het doel. Of zij 't bereiken Ja, Goddank, Goddank I Zij keeren weer; het woedend element Ontrokten zy de prooi. Zy landen met Hun buit, den half bedwelmden schepeling." De hoeden af voor die gebruinde liên l Ruw is hun taal, hnn kleed, hun band. Goed, goed! Maar toch de hoeden voor die mannen af! 't Zij u een eer, te reiken hun de hand! En gy, gij die u baadt in overvloed En weelde en genot, herinnert n, Dat vaak, wanneer gij aan den warmen haard Tehuis genoegen smaakt of zoete rust, Of in de hel verlichte feestzaal toeft, Bij ons in 't noorden hier gestreden wordt Met onverschrokken moed en dapperheid, Om menschen te ontworst'lon aan den dood. Gedenkt dien wakk'ren mannen in uw vreugd, Legt van nw rijkdom iets voor hen terzij! En Gy, die door geboorte, als vorstin, Geroepen werdt tot heerschen, hecht van tijd Tot tyd het eermetaal ook op het kleed Dier dapperen, al zij dat kleed ook ruw. Want ziet, hnn borst is waardig het te dragen Helder, 13 Nov. 1892. Nitor.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1893 | | pagina 1