KLEINE COURANT.
't Vliegend blaadje.
Ifoor Helder, Texel en Wieringen m
Ho, 2üö8.
Zaterdag 6 Angnstn» 1898.
26ete Jaargang.
Bureau: Zuidstraat.
Telefoonn*. 32.
Bureau: Spoorstraat.
Telefoonn*. 81.
Atoonnoment
p. 3 maanden binnen de gemeente 50 Ct., met Zondagsbl. 80 Ct.
id. franco per post 75 id. f 1.121/,.
id.voor het Buitenland f 1.25, id. f2.00.
VERSCHIJNT DINSDAG- EN VRIJDAGMIDDAG.
Uitgevers: BEEKHOUT Co., te Helder.
Buraauxi Spoorstraat en Zuidatf at.
Aavertontlön
▼an 1 tot 5 regels25 Cent.
Elke regel meer5
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Advert.entiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJPAGSMORGEN8 vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn.
KALENDER DER WEEK.
AUGUSTUS, Oogstmaand, 81 dagen.
Opkomst der Zon 4 n. 31 m.
Onderg. 7 u. 39 m.
Zondag 7
Maandag 8
Dinsdag 9 Laatste Kwartier.
Woensdag 10
Donderdag II
Vrijdag 12
Zaterdag 18
Uit het Buitenland.
Het overlijden van Prins von Bismarek
geelt aanleiding, dat liet leven en streven
▼an dexen grooten man in de dagbladen druk
ia besproken. Wèl hebben de Fran.-che bladen
over 't algemeen een scherpe critiek geoefend
0*er den Staatsman, die de ziel is geweest
▼an den in 1870 cn 1871 gevoerden oorlog;
doch talrijker zijn de betuigingen van hulde
aan de nugedachtenis van hem, die de schepper
van Dtiitscliland'8 eenheid is geweest.
Op het vernemen van de doodstijding zond
Koiser Wilhelm, die zich toen te Bergen iri
Noorwegen bevond, het navolgende telegram
aan Prins Herbert von Bismarek, den oudsten
seon van den ontslapen Rijkskanselier: .In
tfq» droefheid deelend in de smart, die n
allen heeft aangegrepen om den dierbaren
grooten doode, betreur ik het verlies van
Duitschlaud's grooten zoon, wiens trouwe
medewerking aan het werk der liereeniging
van het Vaderland hem voor het leven de
vriendschap had doen verwerven van mjjnen
In Gode rustenden grootvader, van den grooten
Keizer, en voor eeuwig den onuitwischbaren
dank van geheel het Duitsche volk. Ik zal
■jjn stoffelijk omhulsel eene laatste rustplaats
bereiden te Berlijn in den Dom naast mjjne
voorvaderen." Dit aanbod door den Keizer
godman, is, onder vele dankbetuigingen, door
Prins Herbert afgeslagen, op grond van den
bepaalden wil zjjns vaders, dat hjj op Frie-
dnchsruh moet begraven worden. In zyn
testament heeft by het volgende grafschrift
opgegeven
.Hier rust Prins Bismarek, een trouw
dienaar van Keizer Wilhelm 1".
De Keizer gelastte een hofrouw van tien
dagen en een nchtdaagsche rouw voor het
leger van heel Duitsehland.
By honderden ea honderden zijn gedurende
de laatst verloopen dagen de postkaarten met
bet portret van Bismarek verkocht en naar
alle doelen des Duitechen Iijjks verzonden.
Bismarck's veelbesproken gedenkschrif
ten zjjn dus wordt verzekerd reeds
geruimen tijd geleden voor één millioen Mark
verkocht aan een uitgevers-maatschappij. Ze
moeten tot den laatsten tijd zyn bijgehouden
en zullen waarachynlyk binnen korten tyd
in het licht verschjjnen.
De zaak Dreyfus-Zola-Esteihazy-Picquart
ia gedurende de laatstverfbopen dagen, toen
hl de aandacht aan het plotseling afsterven
van Prins Bismarek werd gewijd, wel wat
op den achtergrond geraakt. Ze is echter nog
in 't geheel niet in het vergeetboek alleen
dringt men krachtig, ook zelfs van de zjjde
der regeeringsvrienden te Parjjs, op spoedige,
afdoening, op definitieve beslissing aan. Een
®dier vrienden en voorstanders bepleit openlijk
ia een nieuwsblad het wenschelijke er van,
dat aan den tegenwoordigen, op den duur
onhoudbaren toestand, een einde worde ge
maakt. Als Esterhazy onschuldig is dus
drukt zich de vriend der regeering uit dan
moet men hem gelegenheid geven, zyn on-
aehuld voor het Hof van Assisen voor het
volle daglicht te bewyzen. Als hy schuldig
is men jage hem weg uit de gelederen,
evenals zyn medebeschuldigde Du Paty de
Clam. Maar laten wy toch een einde maken
aan al deze dubbelzinnigheden, aan deze uit
vluchten, aan deze lafheid, hierin bestaande,
dat men het niet waagt recht te doen vóór
of tegen officieren, en dat men niet zoo eerlyk
is van hun onschuld te bewyzen als zjj zonder
schuld zyn, noch den moed heeft ze te straffen,
ifigeral zy waarlyk schuld hebben.
NIEUWST IJ DIHQEH,
HELDER, 5 Aug. 1698.
Dinsdag heeft alhier de verkiezing
(officieele candidaatstelling) plaats gehad
voor een lid van den Gemeenteraad, ter
voorziening in de vacature, ontstaan door
het vertrek van den heer Vos.
By den Burgemeester, die daartoe ten
Raadhuize zitting hield, werden voor de
volgende candi daten lijsten ingeleverd
J. KRIJN EN,
candidaat van Vooruitgang
S. KRIJNEN,
candidaat van Heldere,
D. VIEJOU,
candidaat van «Nederland en Oranje*.
Uit deze candidaten zal door de kiezers
in het eerste kiesdistrict op Dinsdag 16
dezer eene keuze moeten worden gedaan.
De onderofficiers-vereeniging der
zeemacht «Admiraal de Rnijterc ontving
als antwoord op hare gelukwenschen aan
H. M. de Koningin-Regentes het navolgende
telegram
«Aan
de onderofficiers-vereeniging der
zeemacht «Admiraal de Ruyter*
te Helder.
«Hare Majesteiten dragen mij op u allen
«hoogstderzelver bijzonderen dank over te
«brengen.
Adjndant van dienst
van de Poll*.
De onderwijzer S. Gjjaberts, alhier,
is te Haarlem geslaagd voor de hoofdacte.
De harddraverij van paarden onder den
man werd Dinsdagmiddag door 't prachtigste
weer begunstigdhelderblauwen hemel met
weinig wind.
Nadat er heftig was gekampt, werd de prjjs
f60, behaald door 't paard Willem III, eig.
de heer C. Broers van Bennebroek, beryder
C. Bieren. De le premie f30 werd gewonnen
door 't paard Rosa, eig. de heer J. J. de Wit
te Zjjpe en beryder C. J. de Wit, De tweede
premie f 10 verkreeg 't paard Ideaal, van den
lieer S. Snoek te Bergen't werd door den
eigeuaar bereden. Velen waren van meening,
dat Ideaal veel kans had den prjjs te winnen
en zelfs waren de stemmen verdeeld bij 't
uitmaken welk paard 't voorste was. By den
kamprit verloor Ideaal een ijzer, waardoor de
eigenaar den strjjd opgaf. In plaats Yan
uur, eindigde de harddraverjj tegen achten.
Herhaalde malen ontstond er verschil tusschen
de onderscheidene pikeurs.
Den weg vond raeu niet doelmatig ingericht
en over de houding van 't publiek, dat zelfs
de afsluiting verbrak, was menigeen veront
waardigd.
Des avonds reikte de voorzitter der Hard
draverjj-vereeniging, de heer C. Maalsteed,
onder een gepaste toespraak de prjjzen uit,
en hoopte dat de mededingers ook 't volgend
jaar zouden opkomen.
Nu verspreidden aich alle bezoekers door den
prachtig verlichten tuin, of zochten een zit
plaats om naar de welluidende toneu van 't
Stafmuziekkorps te hooren.
'tWas een heerljjke avond met prachtig
maanlicht, 't Vuurwerk slaagde naar wensch
en werd algemeen geroemd. Vooral 't slot
nummer .Emma", viel inden smaak,entoen
daarbij de volksliederen werden gespeeld,
zong 't geheele publiek mee.
De bezoekers hebben een prettigeu avond
in Tivoli doorgebracht.
Tot nu konden voor de goedkoope
uitstapjes per spoor twee dagen per week
biljetten verkregen worden, thans heeft
dit eiken dag plaats en kan de houder
van zulk een plaatsbewijs zyn reis op
iederen dag der week beginnen.
In de dezer dagen te Arnhem ge
houden jaarvergadering van de Broeder
schap van Commiezen der Telegraphie
werd benoemd tot lid van het Bestuur en
penningmeester de heer P. Raadsveld, alhier.-,
Bet doel bereikt.
De «Antidienstvervanginjp-Bond" door
generaal van Limburg Stirum in 1875
gesticht, is jl. Dinsdag in eene vergade
ring, onder presidium van den heer G. E.
V. L. van Zuylen te 's Gravenhage ge
houden, opgeheven. Het doel, by do
stichting beoogd, is bereikt, door de in»
voering der wet tot afschaffing der plaats
vervanging bij de nationale militie. De
Voorzitter van deze vergadering deelde een
en ander mede uit het gedenkschrift «In
Memoriam" getiteld, 't welk eerlang in
't licht verschjjnen, en de geschiedenis be
vatten zal van 't werken en streven van
den Bond en van zyn stichter, den gene
raal v. Limburg Stirum, die jarenlang met
ougeëvenaarden ijver voor de verwezenlij
king van het oiodern beginsel van den per
soonlijken dienstplicht werkzaam is geweest.
Hulde werd in dit geschrift gebracht aan de
mannen, die te dezer zake hebben mede
gewerkt, o. a. aan generaal Knoop en
prof. Buys. Na de raededeeling van
den hoofdinhoud van dit geschrift, werd
tot ontbinding van den Bond besloten, aan
het Dag. Best. de afwikkeling der finan-
ciëele zaken opdragende, 't Archief van
den Bond zal in de Kon Bibliotheek wor
den geplaatst. Op het graf van den
stichter der Vereenigiug te 's Gravenhage
werd een palmtak neergelegd, by welke
plechtigheid eene toespraak werd gehouden
door den heer Roëll, die den heer van Lim
burg Stirum indertijd iu de stichting van
den Bond heeft ter zyde gestaan. Een
der bij deze plechtigheid aanwezige dames
betuigde uit naam van mevrouw van Lim
burg Stirum, dank voor de hulde, aan de
nagedachtenis van haren echtgenoot ge
bracht. 's avonds vereenigde men zich
aan een gemeenschappelyken maoltyd in
het Kurhaus te Scheveningen, waar, op
uitnoodiging, ook de Ministers van Oorlog
en van Marine tegenwoordig waren. De
Secretaris van den nu opgeheven Bond,
de luit. kolonel Rutter, is benoemd tot
officier der Orauje-Nossau-Orde.
ATJEH.
Maandagavond ontving het »N v. d. Dag"
't volgende telegram uit Indië
«Zaterdagavond is Toekoe Brahim, de
broeder van Toekoe Bintara Paleuë, met
zyn gezin door de maréchaussee verrast
en naar Segli opgebracht."
Van Terschelling wordt dd. 1 Aug.
gemeld
Vandaag werd er met de reddingsboot
van het station Westterschelling geoefend.
De proeftocht had by een flauwe koelte
uit het N.N.W. plaats. De zee was kalm
branding was er bijna niet. De boot
was uitstekend in orde en voldeed goed.
De bemanning bestond uit ferme roeiers.
De feestcommissie te Egmond aan
Zee heeft het programma voor de aan
staande Koninginnefeesten vastgesteld. Be
halve een optocht van de schoolkinderen,
volksspelen, enz., komt daarop nog een
eigenaardig nummer voor. Op 1 September
tegen 2 uur namiddag, zal de landing
voorgesteld worden van prins Willem van
Oranje met zyn gevolg, uit 5 personen
bestaande, geljjk dat geschiedde op 30
November 1813, allen in koBtunui van
dien tyd gekleed. Z.K.H. zal met een
visschnit uit zee komen en met de red
dingsboot door de N. Z. H. R. Myn
daartoe welwillend afgestaan, aan land
gebracht worden. Na begroeting op het
strand, begeeft Z.K.H. en gevolg, begeleid
door herauten te paard in kostuum met
het fanfarekorps voorop, zich per rijtuig
in optocht door het dorp naar het raad
huis, waar de officiëele begroeting zal
plaats hebben en waarna de stoet nog
maals een optocht door het dorp zal houden,
- Vrijdag-voormiddag halfelf, heeft
het tusschen Utrecht en Arnhem, volgens
mededeeling van een heer die per spoor
trein naar Duitsehland reisde, gesneeuwd.
In een herberg in de Anthoniestraat,
te Haarlem zat zekere K., een allerge
zelligste prater, met een boertje uit Schalk-
wjjk, die daar een glas bier kwam drin
ken en zoozeer ingenomen bleek met K.
dat hij dezen tracteerde, By het betalen
bleek, dat het boertje een goedgevulde
beurs by zich had en toen hy vertrokken
was. volgde K. hem. Buiten de stad
gekomen, greep hy den man aan en ta
kelde hem zoo toe, dat hy bewusteloos
nierviel. Bygekomen, miste de boer zyn
portemonnaie. Onmiddellyk gaf hy de
politie kennis van een en ander, aau wie
het gelukte K. op te sporen. Deze be
kende de mishandeling en den diefstal.
Ontploffing in de vuurwerkfabriek
te Rotterdam.
Op een eilandje in den Bergschen Plas
heeft de kunsivuurwerkrnaker, de beer A.
Gall, zjjn fabriek en magazjjnen gevestigd,
achter de plaats Lommerrijk en op een be
hoorlijken afstand van den weg en do woon
huizen. Dat deze voorzorgsmaatregel niet
overbodig is, werd bewezen door een ont
zettend onheil, dat daar is voorgevallen. Met
bet oog op het gevaar is aan bet minderjarige
personeel strikt order gegeven niet te komen
in de bewaarplaats van kruit, maarteblyven
in de werkplaats. Niettegenstaande dit verbod
sehynen tervrjjl de heer Gall op reis was
en de andere werklieden afwezig waren
een drietal knapen van 14 tot 17 jaar dit
verbod te hebben overtreden en met een
sleutel de kruitloods te hebben geopend. Om
balfvjjf ging een der jongens naar het café
Lommerrijk om een flesch bier te halen, waar
door hjj aan den dood of minstens aan ern
stige verwonding ontsnapte, want juist terug
willende keeren, hoorde hy een verechrikke-
lyken knal, onmiddelljjk gevolgd door een
vuurgloed, die opsteeg van liet eilamjje der
vuurwerkfabriek. Wat daar precies gebeurd
is weet niemand en zal men vooreerst ook
niet kannen vernemen, maar dit weet men
althans, dat in een magazijn der fabriek een
ontploffing beeft plaats gehad, waardoor dit
geheel verwoest is. De slag was zoo geweldig,
dat men een half uur in den omtrek de huizen
heeft voelen dreunen. In een oogwenk was
er een menigte op de been, bestaande uit
omwonenden en bezoekers der talrjjke thee
tuinen aan den Bergweg, die allen naar den
kant van den Plas snelden. Met roeibootjes
begaf men zich op het eilandje, om in de
eerste plaats te onderzoeken wat er geworden
was van de twee jongens, die zich tydens
het onheil in de fabriek bevonden. Reeds de
eersten, die den voet op het eiland zetten,
vonden hunne vrees bewaarheid dat deze
ramp niet alleen materiale schade had aan
gericht, maar dat er ook persoonlijk letsel
moest zyn toegebracht, want zy hoorden een
hartverscheurend gekerm en vonden op korten
afstand van het verwoeste magazijn een der
beide jongens, den 17-jmrigen J. Hcrmsen,
wonende in de Tuindersstraat 113, die vreese-
ljjke brandwonden aan het gelaat en de haqden
had bekomen. Van den ander, den 14-jarigen
M. Dane, wonende in de Bloemstraat, werd
men niets gewaar en men had ook niet den
tjjd lang naar hem te zoeken, want het vuur,
door de ontploffing ontstaan, greep onheil
spellend om zich heeu cn bedreigde ook de
andere gebouwtjes, hetgeen de ramp nog
vreeseljjker had kunnen maken. Er moest dus
in de eerste plaats aan blussehing gedacht
worden.
Met het oog op het groote gevaar vluchtten
de eerste bezoekers in hun bootjes weg.
De burgemeester van Hillegersberg, de heer
Le Vèvre de Montigny, kwam weldra met
twee veldwachters in een bootje ter plaatse.
Men waarschuwde hem voor het gevaar,
daar nog voortdurend een dichte rookkolom
uit de pninhoopen opsteeg, maar de heer Le
Vèvre antwoordde .Ik kon myn plicht" en
ging moedig het gevaar togemoet, door de
veldwachters govolgd. Hjj vond vlammen en
rook nit de loodsen slaan, maar het gevaar
niet tellend, nam de kranige burgervader,
met zjjn onversaagde veldwachters het blus-
achingswerk ter hand mei de leege vaatje*
en emmert, die hun voor de hand kwamen.
Een groot vat kruit, dat büna door het
vuur waa aangetast, werd door hen te water
gerold en dank zjj den krachtigen maatregelen,
die verder genomen werden, ook door de
inmiddels toegesnelde burgert, die het.voor
beeld van hun burgemeester volgden, had
men het gevaar spoedig bezworeu.
Het is gepast een woord van hulde te brengen
aan den stadawerkman L. van Iperen, Zwaans
hals 26, die in een baggerschuit aan het werk
was, dicht hjj het eiland en, het gevaar niet
tellend, onmiddellyk daarheen voer en er tot
het laatst toe bleef.
Toen het gevaar voor nieuwe ontploffingen
geweken was, werd er verder gezocht naar
den nog vermisten knaap, zoowel op het
eilandje zelf als door middel van dreggen in
den Plas daaromheen. Ten slotte vond men
hem aan de overxjjde van een vrjj breede
sloot, waar hy door de kracht der ontploffing
was heengeslingerd. Hjj lag in het riet, helaas
dood, het gelaat geheel verzengd eu ook verder
met brandwonden overdekt. Het ljjk werd
naar het Ijjkenhuisje op de begraafplaats te
Hillegersberg gebracht, waar het door de
ouders werd herkend.
Nader wordt nog omtrent deze ramp mede
gedeeld
De jongen die door de twee anderen om
bier werd gezonden was pas 8 dagen werk
zaam. De twee die achterbleven, zijn in een
der gebouwtjes gegaan en hebben eenig vuur
werk weg willen nemen of zelf iets willen
vervaardigen om 's avonds af te steken, daar
van een hunner de vader jarig was. Toen
moet de ontploffing gevolgd zjjn.
Het houten gebouwtje sloeg geheel uit
elkander, de planken werden zelfs in de
hoornen geslingerd in het water dreven nog
vele overbljjfsolen van de ramp.
Volgens een andere lezing zouden de jongens
aan het werk geweest moeten zjjn in een
tiramerloodsje. Dane hoorde eensklapa een
luid gesis, waarop hjj zjjn kameraad Hermsen
attent maakte en beiden verlieten daarop ht(t
loodsje en openden de deur van het kruit-
huisje, dat op een Umeljjken afstand van daar
verwijderd was. Nauweljjks hadden zjj even
wol de deur geopend of de ontploffing volgde,
beiden werden neergesmakt. Hcrmsen op de
plaats zelf, terwjjl Dane een heel eind erder
werd weggeslingerd. Hermsen heeft ook een
zware verwonding aan den rug bekomen, die
door den val veroorzaakt is. Vóór 20 jaar is
op dezelfde plaats ook een ontploffing van
een kruithuisje voorgekomen, waarbij geen
persoonlijke ongelukken hebben plaatsgehad.
5 Augustus 1781. Zeeslag hjj
Doggersbank.
De Republiek der Vereenigde Neder
landen was in oorlog geraakt met Enge
land, en groote verliezen weiden haar
toegebracht, daar tal van rijkgeladen
koopvaardijschepen door de Britten werden
genomen. De Ilollandsche vloot, onder
bevel van den acboat-bjj-nacht Zoutman,
verliet in het begin van Angustns de
reede van Texel, ten einde de koopvaar
dijvloot te begeleiden, die naar de Oost
zee zou vertrekken. Nabij Doggersbank
geraakten de onzen op 5 Aug, met de
Engelschen slaags, en hardnekkig werd er
gestreden. Geen der beide vloten kon
zich op bet behalen van de overwinning
beroemen, doch de Engelschen verlieten,
zwaar gehavend, onze kasten, en aan
hunne landgenooten, die de oorlogsvaar
tuigen, schrikkelijk ontredderd zagen bin
nenvallen, werd by den aanblik daarvan
de opmerking ontloktDe Trompen en
de Rujjters leven nog by de Hollanders
De zeeslag by Doggersbank verleven
digde in niet geringe mate den moed der
Nederlanders, en had voor deze gemeente
in het byzonder het gevolg, dat de haven
«Het Nieuwediep", van dien tjjd af, de be
stemming kreeg, om als oorlogshaven} te
dienen.
Ingezonden.
BsMsV, Jmli 1898.
Q«*tkU NstaetU!
Vergaa mjj aen klein ^uUje ia hla4; ratvnag
by «oefent injja oprachten Jank.
In mi aver vorige nummer» Ue ik aen advertantU
vaa de kart geleden opgenchU Ch*. saaiijaivaraaaiging
9Vreeet niet", waarbij joogr weiqea worden aitgeanudigd
knnaia te kaaea mekea met bofaageaaemia ttrwaqriag.
om toomogalyk made la wtrkaa tot ferrikiag vaa bet daal.
Ifoge meda dit volgeada galuigan tot maar licht «va
date saak.
Da Chr. meiijaivereonigiag ia aan asderafdeeling vaa
da Chr. Gek. Onth. Ver. .Eaaaaaél", ton doel kebkrnde,
meiijee op te toeken, ean te rrnrra, made la balpaa
tal bet verboogea vaa bat udeljjk peil ea door mada
da handea ait da moaw te itekei, kleederna te saaktn
voor kinderen vaa behoeftige onder», ter uitreiking by
het a. i. Kentfeeat.
«erkaaam ta xyn mede tot aitbreidiag
rijk, tot leniging der armoede ia dan toek<
Da vtraeaigiag BriÉHlgl
- - "f*1
groot.r wordend aantal ledea. Kltia ia begia
kracht onder Godi genade groot kunaaa lijn.
sal nok da
(Het mosterdzaadje).
Het ia natonrlyk de tanige wtinrh der varaeniring
bet eaatal laden ateada verhoagd U slca an daar de
meiijaa meeat diaoitbarea sua. too anodig ik a, dieaal-
meisjea (da nadere alet nitgealoUa) uit, neemt aena
terdege kennie vaa da geplaataU advertentie aa uremt
ten» op ket aangegeven tijditip aea kijkje, daar, waar
de mciejee aieb aan aartje aboadereu om aaa goed
werk te verrichte*. Ik twijfel «iat, of ga salt ajmpathla
voor dat werk gevoelen of soo ua nog niet, gaat dan
aana a. winter met ona mede op koUfenock ia Haidera
aehterbnartcn.
.Vreest niet", voorzeker aan wal gakosan saam voor
deze vtraeaigiag. Heerlijk woord, aanmaal door dan
Hailaad van zondaren gtiproken, dia ook aptak .geloof
alleen" ,Ik ben mat ïliedea". Onder biddead opzien
tot ilaa Heara word» bier gewerkt, gesongeo, gebeden
en waar bat moet zjjn geleden «a ia ieder geval mee-
geledaa.
Maar aag iet», voor dat heerlijke doel is natuurlijk
gald aoodig ea soovael meer geld. zooveel meer kleertjes
kannen ar gemaakt worden. De in komt lm va* aoatri-
balia, bagaaetigare. etc. b achter te gering om ia da
behoefte u voorstee, en ook ia da kas der Chr. Gek.
Onth. Ver. niet toereikend tieh al dia uitgaee* U ge-
trooatea, daarom, geachte plaat»geaootaa, doen wy mede
aen beraap op uwa milddadigheid, deze vereeaigiag met
een kleine bijdrage ta ataanen.
Voort» beijveren tieh de meiajei om' waar bet kaa
zya, made ta arbeiden op het groote gebied ven ont-
koadiag, om den machtigen drankduivel ta hetlnjdea,
den moorder. des vcrwoeeter van zoovela gelukkige hui«-
gninoen (waar de drank ia ia dea uaaa ia de wyibtid
ia da kan).
Genekt* redaelie, kopaadc daar dazc letteren een
woord tet opwekking, eea «tootje tot madewtrkiag ge
geven te kobbenbeveel ik varder dit wak den Opper
majesteit aaa, bet naar zyn raad»be«lnit ta taganr.n.
Nogmaals dankend voor awe welwillendheid mjj da
noediga rwimto af to ataaa.
Uw Ed. dw. da.
C. K.,
Lid da Chr. Geh. Onth Ver,
Den 18 Juni 1898 werd alhier opgericht
een .Loge der Independent Order of Good
Templare Waterloo No. 8".
Deze orde is de grootste gebeel-onlhotidcrs-
orde der wereld, zjj bevat meer dan 600,000
leden, in verschillende landenAmerika,
Engeland, Duitsehland, Zwitserland, Zweden
en Noorwegen, enz. enz.in 18 talen ver
spreidt zjj hare lectuur.
Tot leden worden aangenomen mannen en
vrouwen van onbesproken levenswandel van
eiken godsdienst, rang en stand, die zich
geheel onthouden van alle dranken, welke
alcohol bevatten.
De orde bestaat dan ook nit Handwerks
lieden en Professors, Militairen, H.H. Offi
cieren, Onderofficieren, Korporaals en man
schappen van Vloot en Ixiger, zoowel als
Geesteljjken, Dokters en Advokaten, Onder
wijzers en vrouwen van talent, enz. enz.
Zjj voldoet aan de dringende behoefte, g e-
l*g onheid tot ssmsn werking voor
de geheelonthouding, wordende ver
der ieders bijzondere overtuiging geëerbiedigd,
en elkeen vrijgelaten in eigen kring te bljjren
arbeiden.
Haar motto is geloof, hoop en liefde.
In den laatsten tjjd ie het gebleken, dat
er nog vele geheel-ontbonders zjjn, die alleen
Feuilleton.
ONDER GEHEIMZINNIGE
BESCHERMING.
Vrjj bewerkt door AMO.
Het was in het jaar 1824. Frankrjjk mocht
zich verheugen in lang gewenschten vredo
onder de regeering van Koning Lodewjjk
XVIII, die weer op den troon zijner vaderen
zat, nadat Napoleon, de overweldiger, was
verdreven. In weerwil van dien vrede, waar
aan het land na de langdurige oorlogen zoo
groote behoefte had, heerschte echter by de
bevolking niet algemeen de tevredenheid, die
haar door de aanhangers van de Bourbons
bjj de herstelling ran het Koningschap was
voorgespiegeld. De Koning zelf wilde het ge
luk zjjner onderdanen wel bevorderen; doch
hjj was te zwak om verschillende ernstige
verkeerdheden tegen te gaan. Du hoogste
waardigbeidsbekleeders in staat en kerk ver
volgden met jjver alles wat naar volksvrjjheid
zweemde. De vrijheid der drokpera werd zoo
veel mogeljjk aan banden gelegd. Ook ver
volgden de wraakzuchtige Koningsgezinde
edelen zooveel mogeljjk alle burgers, die in
hun hart nog den grooten Keizer Napoleon
vereerden. Vele edelen, die vrijwillig of ge
dwongen den eereten Keizer in de raadzaal
of op het slagveld ter zijde hadden gestaan,
werden Tervolgd en voor den rechter gedaagd.
Zjj mochten van geluk spreken, als zjj door
de genade van den nieuwe heerscber uit het
huis der Bourbons met verbanning vrjj'
kwamen.
Zoo genoot dan Frankrjjk oogenschjjnljjk
vrede; maar ip» het geheim znchtten ve5e fa-
miliën onder den druk van het herstelde
Koningschap. Kommer en gebrek heerschton
in menig huis, waar men ten tijde van het
Keizerrjjk in overvloed had geleefd. Honder
den officieren en staatsbeambten, die den
Keizer hadden gediend, aten nu in den
vreemde het brood der ellende. Dit alles was
het werk. van de Koningsgezinde edelen en
uuibtenaren, die meenden hun meester op deze
wjjzo het best te dienen. De gebeurtenissen
der jaren 1830, 1848 en 1852 hebben echter
later het bewjjs geleverd van het verkeerde
hunner handolwjjze.
"Wenden wjj nu deu blik naar Frankrijks
noonlelyke kust, waar onze geschiedenis
speelt.
Het is eene schooae lentemorgen. Dagen
achtereen had het hevig gestormd in het ka
naal, den zeeboezem tusschen Frankrjjk en
Engeland. Maar de elementen waren na tot
kalmte gekomen en de zon scheen weder
helder en vrooljjk. Links van den ingang
der haven van Saint-Malo lag een groot En-
gelsch oorlogsschip op ongeveer een kanonschot
afstand» van het strand. Het had reeds ver
scheidene dagen op de Fransche kust gekruist
en was daar den vorigen dag 's morgens ten
anker gegaan. Het was een mooi fregat van
vier en zeventig stokken, flink uitgerust en
geheel slagvaardig. Thans evenwel lag het
rustig voor anker; de zeilen waren alle uit
gespreid om in de son te drogen een deel
der bemanning was benedendeks bezig met
het poetsen der wapens, terwjjl een ander
deel het bovendek spoelde en verder liet
schip schoonmaakte.
Zeker had h»et mooie fregat den vorigea
dag en ook dezen morgen het oog getrokken
van menigeen, die langs het strand naar de
stad wandeldedoch niemand had er meer
aandacht aan kunnen wjjden, dan de oude
man, die in een bocht van den roteigen oever
in zijn boa (je zat en reeds langer dan een
nur onafgewend den blik op het schip had
gericht. Hjj was een krachtig man van in
eengedrongen lichaamsbouw, hij kon onge
veer zestig jaar oud zjjn. Aan zjjn kleeding
herkende men in hem den viescher. Zijn ge
laat, dat goedhartigheid, maar ook wilskracht
verried, vertoonde op dit oogenblik een uit
drukking van groote droefenis. Die man was
Jean Dumat, mjjlen in den omtrek bekend als
de braafste en vlijtigste onder zjjn makkers.
Op de vooruitspringende landtong aan den
mond van het riviertje de IUe, niet ver van
de plaats waar hij zat, stond de eenvoudige
hut, die hem tot woning diende.
Het was wel een eenvoudig huisje, maar
het had een zindelyk aanzien en de tnin er
omheen getuigde van meer kunstsmaak, dan
in de omgeving van naburige groote buiten
verblijven viel op te merken.
Jean Dnmat zat in zjjn bootje en zjjn blik
was onafgewend op het groote oorlogsschip
gericht. Het scheen, of hjj pas kort geleden
geschreid had, want nog lagen er een paar
heldere tranen in de rimpels van zjjn door
de zon gebruinde wangen. Een diepe zacht
ontsnapte aan de borst van den ouden
visscher.
In zjjn gedachten was hjj zoo geheel ver
diept, dat hij de naderende voetstappen niet
hoorde en de aanwezigheid van een ander
persoon slechts bemerkte, toen deze de hand
op zjjn schouder legde. Verschrikt sprong bjj
op daar stond oen onbekend man met een
zonderling uiterljjk voor hem.
De vreemdeling was van middelbare lengte,
veel slanker en magerder dan de visscher,
eu had een gebiedende houding. Zjjn oogen
waren donker en doordringend, zijn zwart
haar hing hem in krollen om het hoofd en
een fraaie knevel sierde zjjn bovenlip. Zjjn
kleeding bestond nit een korte wapenrok van
donkerblauw laken, met gouden galon afge
zet, en een zwarte fluweelen broek, eveneens
met gonden galon afgezethet ondereinde
van deze broek verdween in de mime schaften
der laarzen, die tot boven de knie reikten.
Hjj droeg een donkerblauwe fiuweelen muts
met gouden kwast; waar zijn wapenrok niet
was dichtgeknoopt, kon men een fijn linnen
hemd opmerken, benevens de met zilver be
slagen kolf van een pistool.
Go zjjt Jean Dumat, als ik me niet ver
gis,' zei de vreemde, nadat hij den visaeher
tjjd had gelaten om hem goed in het oog te
ratten.
•Ja, mjjnhcer,* antwoordde Jean beleefd
blijkbaar had hjj met een voornaam heer te
doen.
Dat dacht ik wel. Ik ben san uw huis
geweest, maar vond u daar nietdaarom
liep ik hierheen, in de hoop n te vinden. Ik
heb hulp noodig, nu niet, maar toch heel
spoedig. Is uw boot goed in orde?"
.Ja, mynheer.'
.Dat treft goed. In een der eerstvolgende
nachten moet er een lading van den anderen
oever naar hier worden overgebracht. Zoudt
ge mjj daarbij willen helpen
«Dat hangt er van af, wat het is," ant
woordde de visscher aarzelend.
Daarover behoeft ge niet ongerust t«
zjjn,» sprak de vreemdeling lachend. .Ge
kunt er geen gevaar bjj loopen. Ge hebt een
zoon, niet waar?'
De oude man ontsteldezjjn oogen wer
den vochtig.
Wel,» vroeg de vreemdeling deelnemend,
,heb ik een teerdere snaar aangeroerd? Is
uw zoon eenig leed overkomen
Jean wreef met de mouw over de oogea
en zag den vreemdeling vertronweljjk aan.
Iljj trachtte te spreken, maar kou geen woord
uitbreugeneindelijk wees hjj met bevende
hand naar 't Engelsche oorlogsschip en sprak
Daar is myn zoon aan boord ran dat
schip, mynheer.'
Wat? Aan boord van dien Engelscbman
vroeg de vreemdeling verbaasd.
Ja, mjjnheer,' antwoordde Jean. .In den
afgeloopen nacht hebben ze hem daar aan
boord gebracht.
Maar waarom hebben ze dat gedaan
Dat begrjjp ik niet,* antwoordde de ander.
De visscher veegde nogmaals met de mouw
sijn tranen weg en verhaalde nu: .Ik was
dezen nacht met Eduard bezig myn netten te
bentellen, toen er een boot van dat schip
naar den wal voer. Een officier stapte aan
land en kwam op mjj toeloopen. Hjj vroeg
mjjn naam eu beroep, en toen ik hora deze
vragen had beantwoord, wilde hij weten, wie
Eduard was. Ik zeide, dat hjj mjjn zoon is,
waarop de man mjj in het gezicht uitlachte
on beweerde, dat Eduard een deserteur van
het Engelsche oorlogsschip was ja, bjj
hield vol, dat mjjn zoon, mjjn Eduard, een
deserteur was. Hjj riep eenigen van zjjn volk
uit de boot die onmiddelljjk aan land spron
gen, mjjn armen Ednard de handen op den rug
bonden en naar de boot sleepten. Ze hadden
werk genoeg aan hem,» voegde de oude man
er met zekeren trots bjj«mjjn jongen wierp
zes man tegen den grond, vóór zjj hem kon
den overmeesteren.»
De vreemde luisterde met de meeste aan
dacht naar dit verhaal, en to*n Jean zweeg,
sloeg hjj driftig de handea samen en staarde
naar het schip. Zoo stond lijj een pooe in ge
peins zyn donkere oogen schillerden, toen
hfl zich weder tot den visscher richtte met
de woorden
•Jean Dnmat, ik ken de bedoelingen van
dien Engelschman zeer goed. Uw toon is
niet de eerste, dio op dergcljjkc wyze aun
de kust is opgelicht. Als do Engelschen ergens
een jongen sterken zeeman aantreffen, dan
zoeken ze hem te pressen. Reeds meer dan
honderd onzer arme visschers hebben het lot
van nw zoon ondergaan. Tweo a drie maan
den geleden zyn er twaalf Engelsche oorlogs
matrozen naar Saint-Malo gedeserteerd en
daarom hebben de Engelsche officieren ma
trozen geprest, waar zjj slechts konden.»
«Ik weet het,' zeide Jean. .Nog geen week
geleden hebben ze aan de westeljjke kust bjj
de Caocalle-baui vijf mannen weggevoerd.
Maar wat moet ik doen Hoe zal ik zonder
mijn armen jongen leven Hjj waa myn
allee, ik kan niet zonder hem leven."
,Wij moeten hem bevrjjden,» sprak de
vreemdeling.
«Wjj?» vroeg de visaeher verwonderd.
Wjj?»
,Nn ik moet hem bovrjjden,* verbeterde
de ander.
Meent ge dan, dat ge myn ongelukkigen
zoon kunt redden?»
«Ik zal het tenminste beproeven. Ik mag
de Engelschen niet ljjden, ze cjjn sedert lang
mjjne vjjandenals er dus mogeiykhoid is
om uw zoon te redden, zal ik het doen.»
(Wordt vervolgd.)