KLEINE COURANT
't Vliegend Blaadje
voor Helder, Texel en Wieringen
Het Spookhuis.
No. 2814
Zaterdag 3 Februari 1900.
28ste Jaargang.
Bureau
Zuidstraat 72.
BureauSpoorstraat.
Telefoonn0. 69.
KALENDER DER WEEK.
FEBRUARI, Sprokkelmaand, 28 dagen.
Opkomst der Zon 7 u. 40 m.
Ondorg. 4 u. 49 m.
Zondag 4
Maandag 5
Dinsdag 6 Eerste Kwartier.
Woensdag 7
Donderdag 8
Vrijdag 9
Zaterdag 10
lilt het Buitenland.
Tegeljjk met het bericht van de nieuwe,
ontzettende nederlaag door de Engclsche
troepen in Zuid-Afrika geleden, ontving men
in Engeland het vrceseljjk bericht van de
mislukking van den najaarsoogst en van den
daaruit noodwendig voortvloeiende hongers
nood in een belangrijk deal van Britsch-Indië.
't Is daar in het verre oosten een vreeselyke
toestand. De oogst is dit wordt door de
berichten verzekerd ongeëvenaard slecht.
In Bombay is geen opgave bekend van zulk
eene volkomene en wijdnitgestrekte misluk
king van het gewas. Do mislukking van den
oogst is 1nijpend en zóó wyd verspreid,
als nooit to voren ondervonden werd. In de
vruchtbaarste streken is o. a. de katoenoogst
nagenoeg geheel verloren. Zulk een onheil
heeft zoo wordt verzekerd nog nooit
dat deel van Vóór-Indië getroffen. Onge
hoord is de droogte, die er heerscht in een zeer
uitgebreid gebied, waar eene bevolking huist
▼an circa 25 millioen zielen. Overal heerschen
schaarschte en ellende. Dit werd nu aaD de
Engelscbe Regeering gerapporteerd op het
oogenblik, dat de hongersnood eerst aanvangt.
De thans geteisterdestreken werden driejaar
geleden door hongersnood bezocht, en de be
volking is van de gevolgen nog niet hersteld.
De slotsom van het bericht aan de Engelsche
Regeeriug is, dat niet éóne omstandigheid ont
breekt, dio de ontzettende afschuwelijkheid
der gevolgen van den huidigen toestand ver
ergeren kan. Deze hongersnood treft drie
maal meer onderdanen der Keizerin van Indië
dan die van 1897. Toen bracht Engeland eene
zeer grooto som bijeen tot onderstand der
ongelukkigen, die met den hongersnood be
dreigd werden. En thans weigerde dezer da
gen de Britsche Minister voor Indië om eone
nationale collecte te laten houden, zooals door
den Lord-Major van Londen werd voorge
steld. De reden dier weigering was natuur
lijk, omdat de oorlog in Zuid-Afrika tegen
woordig aller aandacht bezig houdt. Maar
moet dan de diep ongelukkige bevolking in
Hindostan niet geholpen worden
Met onverdeeld© belangstelling werd in 't
begin dezer week uitgezien naar de berichten,
die weldra zonden vermelden, wat er voor
viel in het Britsche Parlement, dat op 80 dezer
zou bijeenkomen. Aller aandacht was geves
tigd op de namens do Koningin uittespreken
Troonrede, en op de debatten, die daarop
in de beide Huizen zoudon volgen.
Aan die Troonrede kunnen we thans het
volgende ontleenen«Ons volk heeft met
toewi'ding geautwoord op het beroep, dat ik
(de Koningin) op Onze onderdanen heb ge
daan, om den inval in Onze Zuid-Afrikaan
sche koloniën door do Zuid-Afrikaansche
Republiek en den Oranje-Vrijstaat te wcêr-
staan. De heldenmoed van Onze soldaten,
matrozen en mariniers is niet beneden de
edelste overleveringeu van Onze militaire ge
schiedenis gebleven. Wjj betreuren vele kost
bare menschenlevens, dio opgeofferd zjjn, maar
wy hebben met trots en zeer levendige vreug
de den vaderlandslievenden yver gezien, waar
mede Onze onderdanen van alle deelcn des
Ryks zich hebben aangeboden, om deel te
■etnen aan de gemeenschappelijke verdediging
▼an hnnne gemeenschappelijke belangen. Wij
vertrouwen, dat Wy niet te veel op hen zul
len rekenen, wanneer Wy hen aansporen, om
hunne pogingen vol to houden en to her
nieuwen, totdat zij een zegenrijk einde zul
len hebben bevochten van dezen stryd voor
de instandhouding van het Ryk en de be
vestiging van Onze oppermacht in Zuid-
Afrika". De Koningin prjjat verder den
schitterenden" moed der koloniale troepen,-
die aan den stryd in Zuid-Afrika deelnemen,
en zegt aan het einde: .Het zal noodig zjjn,
tengevolge van den oorlog, de militaire cre-
dieten aanzienlijk to verhoogen. De onder
vinding van een grooton oorlog moet nood
zakelijk voor de milituiro administratie zeer
belangryka lessen opleveren". En ten slotte
doet H. M. de Koningin oen beroep op de
welgezindheid der Wetgevende Macht, om
toetestemmen in alle uitgaven, om ook de
landsverdediging, naar de eischen des tyds,
in voldoenden staat te brengen. In hot
Hoogerhuis sprak de president-minister
Lord Salisbury zyn blijdschap erover uit,
dat niet onmiddellijk werd voorgesteld tot het
instellen van een onderzoek naar de hande
lingen der militaire autoriteiten. Z. i. is het
namelijk het beate, dit tot meer gelegener lyd
uittestellen. Wij moeten dns liet do mi
nister zich uit de handen inéén slaan, om
alles te doen, wat in onze macht staat, om
ons te bevryden uit eene positie, vol van
vernedering en niet vrij van govuar.
Wy hebben allen grond, om te denken, dat
wij den oorlog tot een goed einde zullen
brengen, als wij van gan9cher harte aan het
werk gaan. (De minister, die een zoo goed
oog heeft op de dingen, die komen zullen,
kan zich heel, heel licht vergissen. Z.Exc.
mocht wel wat meer rekening houden met de
voor hem en zyne collega's zeer lastige
Boeren Het adres van antwoord op de
Troonrede natuurlijk een weerklank op
het koninklyk woord werd door het Hoo
gerhuis aangenomen. In het Lagerhuis
werd o. a. het woord gevoerd door den heer
CampbellBannermann, die, ofschoon de om
standigheden, welke aan den oorlog vooraf
zyn gegaan, afkeurende, de krachtige voort
zetting van den krjjg in Zuid-Afrika ten
zeerste steunde. Hy zcide dit in overleg met
de leden zijner party. De minister Balfour
merkte op, dat meer het oog op de toe
komst dan op het verleden moet zyn
gevestigd. De Regeering dus verzekerde
de minister, die namens haar het woord voerde
zal zich van haar verplichtingen kwyten,
zoolang zjj althans het vertrouwen van het
Lagerhuis bezit. Den vrede zal zij nooit
aanvaarden, zoolang niet de oorlog billyke
voordeden heeft opgeleverd. Het land zal
er op aandringen, dat aan onze militaire eer
ruimschoots zal worden voldaan, en dat wij
in den Zuid-Afrikaanschen grond geen wortels
znllen achterlaten, waaruit later bittere, giftige
vruchten zonden voortkomen. Een der
leden van het Huis liet op het blufferig
praatje des ministers een hartig woordje
volgen over het gebrek aan kennis,
aan vooruitziendheid en aan door
zicht in de leiding der Zuid-Afrikaansche
aangelegenheden en in de voorbereiding van
den oorlog. Dit wus een opmerking, die de
heeren ministers in hun zak konden steken.
En met wat minister Balfour zei daar
mede heeft hij da Boeren nog volstrekt niet
omver gepraat
VIKIWNIIJIMKUV
HELDER, 2 Februari 1899.
De leden der Nederlandsche Natio
nale Werklieden- Vereeniging, onder de
zinspreuk: >Door orde en spaarzaamheid
tot welvaart," alhier, zijn opgeroepen ter
deelneming aan twee herstemmingen, ter
verkiezing, van één lid van het Hoofdbe
stuur en van twee leden der Commissie
van Toezicht. Op en 6 dezer zullen
deze herstemmingen plaats hebben. Keuzen
moeten geschiedenvoor het Hoofdbestuur
tusschen de heeren C Spigt en W. R.
Zits, en voor de Commissie van Toezicht
tusschen de heeren D. Viejou, B. T. Hei-
ting, J. J. de Roos en J. P. van Reijn.
Wij vestigen de aandacht onzer lezers
op de in ons blad aangekondigde Open
bare Vergadering in zake Leerplicht".
Naar wy vernemen wordt deze vergade
ring belegd door de afd. Helder v. d. Bond
v. Ned. Onderwijzers, de afd Helder I van
'tNed. Ond. Genootschap, de afd. Helder
v. d. Ned. Protestantenbond en van de
Evang. Maatschappij, 't Departement Hel
der van de Maatschappij tot Nut van 't
Algemeen en de alhier bestaande Ver
eeniging voor Algemeen Kiesrecht. Gaarne
raden wij een ieder aan deze belangrijke
vergadering bij te wonen.
Uitvaart KAREL VAN OER HEIJDEN.
Dinsdagmorgen is het stoffelyk overschot
van generaal Karei van der Hejjden graf
waarts gebracht.
Dnar do overledene verklaard had zoo een
voudig mogelijk ter aarde besteld to willen
worden, droog de uiUaart geen offieiec! mili
tair karakter, maar toch was de belangstel
ling buitengewoon. De invaliden v«n Bron
beek volgden te twaalf uur, toen de kist werd
uitgedragen, het ljjk tot aan hot hek van Bron
beek. Daarna volgden de beide landauers met
kransen. Op de kist lagen slechts dio der
Koninginnen on enkele der ordeteekenen van
den generaal.
Achter die landauers volgde het hofrytuig,
waarin gezeten waren de vertegenwoordiger
der Koningin, de gepensioneerde kolonel H.
G. J. van Hoogstraten, adjudant van Hare
Majesteit, en jhr. F. W. J. London, lste-
luitonant ordonnance-officicr van Hare Majes
teit, als vertegenwoordiger der Koningin-
Moeder. In de volgende rijtuigen waren ge
zeten de familieleden van den overledene en
de officieren, geestelijken en beambten van
bet Invalidenhuis Bronbeek.
Even voor 12 uur zag men de invaliden
uit het huis komen en zich opstellen voor de
commandantswoning. Plechtig maakten de
ouden voor de laatste maal thans het miliurr
saluut aan hun beminden generaal, toon ma
fraaie eikenhouten kist in den lijkwagen w 1H
gezet.
Een groote menigte was op den Velpoi weg
saamgestroomd, 12 uur sloeg de klok van
Bronbeek, toen zette de droeve stoet ziek in
beweging; do kapel der invaliden voorop,
spelende den treurmarscb, dien zij gewoonlijk
by dergelijke plechtigheid doet hooren. De
geheele Velperweg, do weg, dien de stoet
door de stad had te volgen, do Apeldoornsche
weg bij het station waren zwart van men-
schen. De meeste villa's langs den Velperweg
waren ten toeken van rouw gosloten.
Niettegenstaande de gure sneeuwjacht over
de stad woei, zag men hondorden belangstel
lenden, mannen zoowel als vrouwen, don lan
gen weg naar het kerkhof Moscowa gaan,
om de plechtigheid te kunnon bijwonen.
Honderden on honderden waren op den
doodenakker aanwezig. Daar waren officieren
van alle wapens, een groot aantal officieren
van het Indische leger en een deputatie van
den Ned. Bond van oud-onderofficieron de
heer Broek, oen oud-gediende, thans te Rot
terdam woonachtig, die destijds te gelyk met
den overledene, toen beiden nog sergeant-
majoor waren, met de Willemsorde werd ge
decoreerd de vereeniging Moed, Beleid en
Trouw was vertegenwoordigd door de boeren
Van Braam Houckgeest, gepensioneerd gene-
raal-majoor uit Dordrecht, en den heer Char
les Boissevain nit Amsterdam. Generaal
Verspyck, hoewel reeds goed vooruitgaande,
was door ongesteldheid verhinderd ter plaatse
te zijn. Gaarne had hy zyn ouden krijgs
makker de laatste eer bewezen, doch zijn ge
neesheer had hera dit streng verboden.
De generml had zich Vaten vertegenwoor
digen doch zijn zoon, don heer Verspyck,
directeur van de Westlandsche stoomtram, cn
diens zwager, de heer Verspyck Mjjnsscn,
kapitein by het regiment grenadier». By don
stoot op liet kerkhof sloot zich o. a. aan de
heer L. Fischer, gepensioneerd offic. van ge
zondheid, schoonzoon van de overledene, die
den generaal na zyne verwonding by Sama-
langan verbond, cn diens zoontje Karei, die
naar zyn grootvader is gedoopt.
Naast de kist liepen, toen het lijk graf
waarts werd gedragen, aan weerszijden een
viertal invaliden slippendragers. Aangrypend
was het oogenblik toen de kist onder het
koraalspel in do groeve daalde, eerbiedig na
gestaard door de groote menigte actiei die
nende en gepensionneerde officieren, om de
groeve verzameld.
De minister van koloniën nam allereerst
het woord. Hy zeide dat de Regeering er
prijs op stelde hier zich te doen hooren. Mol
Karei van der Heijden, zeide »pr., daalt een
slab van de Indische geschiedenis, van Indië
zelf ten gravo.
Immers in Indië vooral heeft hij veertig
jaren voor Indië geleefd. Daar heeft hjjzjjn
naam doen eerbiedigen, daar blijft zyn naam
op aller lippen voortleven, cn in het moeder
land teruggokoerd, vervolgde spr., bly ft hy
voor Indië werken ondor de invaliden te
Bronbeek.
Hoewel hij krygaman was, heeft hy den
oorlog alleen beschouwd noodig om rust en
vrede te brcDgen en truchtte hy steeds zoo
spoedig hy kon de geslagen wonden te heden.
Dat heeft hij getoond als controleur op Bornco,
als gouverneur op Atjeh. Steeds placht hij
te zoggen den overwinnaaar past strengheid,
ootmoedigheid, rechtvaardigheid, zachtheid.
In 1898 toen onze geëerbiedigde Koningin
plechtig trouw zwoer aan de Grondwet, stond
Van der Heijden daar als drager van het
Rijkszwaard.
Zooals hij daar stond ging er kracht van
hem uit, dozelfde kracht die hom in Indië
moet hebben bezield. Die kracht zal van hem
blijven uitgaan die kracht zal den jongeling
bezielen, die hy ten voorbeeld was die kracht
zal troost geven aan de zijnen, die kracht zal
vooral bly ven uitgaan over zijn volk. Zoolang
in deze lage landen onze driekleur zul wap
peren cn ook daar ginds over de zee, zal zyn
naam worden geëerd. Zyn assche ruste in
vrode.
De lieer Hendrik do Jong, zwager van den
overledene, dankte namens de familie voor
de laatste eer.
Hiermede was de indrukwekkende plech
tigheid geëindigd. De menigte verliet den
doodenakker. Nederland had eon zyncr groot
ste helden, oen zijner edelste zonen ten grave
zien dragen.
Uitvaart kapitein VISMAN.
De begrafenis van kapitein Visuian had
Dinsdag te Alkmaar plaats. Vijf kransen,
waaronder een van de Maatschappij Ne
derland" en een van de officieren-machi
nisten van die Muatschappij dekten de kist.
Aan de groeve bevond zich een der direc
teuren van de »Nederland", de heer Opte-
noorfc en een aantal hoofdambtenaren, oud
gezagvoerders, 1ste en 2de officier en ad
ministrateur en een deputatie van off.-
machinisten en mindere schepelingen aan
boord van de Koningin Willem I".
Gesproken werd door den heer Optenoort
namens de Maatschappy, Na te hebben
stilgestaan bij de ziekte en de thuisreis
van den kapitein, werd een schitterende
getuigenis van diens bekwaamheid afge
legd. Spr. noemde Visman een sieraad
der Nederlandsche koopvaardijvloot, een
uitmuntend gezagvoerder, die in 24 jaren,
vooral in de laatste 18 jaar, toen hij met
het hoogste gezag was bekleed, bij de
directie, by zijns gelijken, ondergeschikten
en bij de passagiers, zich steeds had doen
kennen als iemand die vele vrienden, geen
vijanden had. De zoons vau den over
ledene waarvan een als stuurmansleerling
op reis was, konden een voorbeeld nemen
aan hunnen vader.
Door den heer M. J. Duinker werd nog
een enkel woord van dank gesproken.
Benoemd in de commissie voor de
examens voor het diploma van machinist
aan boord van koopvaardijschepen, voor
het jaar 1900, tot plaatsvervangend lid,
tevens plaatsvervangend secretaris, de heer
J. J. Knotter, officier-machinist der 1ste
klasse by 's Rijkswerf, te Amsterdam.
RIJKSPOSTSPAARBANK.
De mint&ter van waterstaat enz. brengt
in de »8t-Ct." ter kennis, dat gedurende
de maand December zyu ingelegd en terug
betaald de navolgende bedragen
Inlagen2,695,009.93
Terugbetalingen (waar
onder 11,125.73 wegens
aankoop van inschrijvin
gen in een Grootboek,
obligatie» of certificaten
van schrijving)2,680,878 85
Meer ingelegd dan terug
betaald 14,131.08
Aan het einde der maand
Nov. 1899 was ten name
van de verschillende in
leggers ingeschreven. 76,483,528.801 s
Zoodat het tegoed op
uit0. Dec. 1899 bedroeg, ƒ76,497,659.887,
Tot ultimo December is voor een bedrag
van ƒ539,015.13 aan inschrijvingen ineen
Grootboek der Nationale Schuld, obliga-
tiën ten laste van den Staat of certificaten
van eene inschrijving ten behoeve van 688
inleggers aangekocht. (St.-Ct.)
Uit Beek (Limburg) wordt gemeld
Onder de woning van den heer S., distil
lateur en slijter alhier, werd op '23 dezer
door de ambtenaren der belastingen uit
Sittard, eene volledig ingerichte branderij
(geheime fabriek van gedistilleerd) ontdekt.
ATJEH.
De correspondent van de »N. Rott Ct."
seinde Dinsdag jl.
Majoor de Beijer vervolgde den preten
dent-sultan van Langkahan Mantjang (aan
den bovenloop der Djanboe Ajer-rivier) naar
Rampais. Luitenant Michaels werd gedood
en zes inlandache officieren werden gewond.
Kapitein van Daalen vervolgde Panglima
Polim in Tamseh, maar vond hem niet.
De bevolking was vriendschappelijk} gezind.
De Oorlog in Zuid-Afrika.
PRETORIA, 27 Januari. Commandant
de la Rey rapporteert van Colesberg Don
derdag rukte een groote Engelsche troepen
macht op. Hij viel haar aan en dreef haar
met zwaar verlies terug. Van de Boeren
werden twee man licht gewond.
Generaal Grobler rapporteert een hevig
gevecht van het aanbreken van den dag at.
De Engelschen poogden met een groote
troepenmacht de stellingen der Boereu te
omsingelen. Commandant Schoeman, die op
verkenning was, snelde Grobler te hulp.
Hy keerde 's avonds om acht uur terug en
meldde, dat de Engelschen teruggeslagen
waren en de Boeren huu stellingen hadden
behouden. Het verlies der Boereu was vyf
gewonden het verlies der Engelschen was
onbekend, maar moest zwaar geweest zijn.
Nog een poging van de Engelschen om de
stellingen der Boeren te omsingelen mis
lukte.
Kimberley wordt nog steeds hevig be
schoten.
Bij stukjes en beetjes worden thans de
verliezen, die Bulier op den Spionkop
geleden heeft, bekend. Voor zoover de
opgaven strekken, krijgt men voor 24 Jan
een totaal van 22 officieren gesneuveld, 20
gewond en 6 vermist50 manschappen
gesneuveld, 262 gewond en 33 vermist-
Deze opgaven zjjn, wat do manschappen
betreft, vermoedelijk nog hoogst onvolledig.
Volgens een nader bericht uit Pretoria,
zyu b.v. bij de bestorming van den Plat
kop "200 Engelschen gevangen genomen,
zoodat het cijfer van 33 vermisten, dat de
Engelschen opgeven, veel te laag is.
Als men de sommen van de verliezen,
die het ministerie van oorlog tot dusver
heeft openbaar gemaakt, te zauien telt,
krjjgt men het volgend voorloopig totaal
voor de gevechten tusschen 20 en 24
Januari26 "officieren gesneuveld, 33 ge
wond, 6 vermist85 manschappen gesneu
veld, 634 gewond (van wien 14 reeds aan
hun wondeu zyn bezweken), vermist 41
te zamen 65 officieren en 760 manschappen.
De Daily Graphic" becijfert de geheele
sterkte vau de Engelsche troepen, die op
het oogenblik reeds in Zuid-Afrika zijn of
ingescheept worden op 129,390 man, waar
onder 28,990 bereden manschappen met
411 veldstukken, 50 zware kanonnen, 44
marine-kanonnen en een belegeringstrein.
In Ladysmith zijn 9000 man met 38 veld
stukken en S marine-kanonnenonder
bevel van Bulier 24,000 man met 59 veld
stukken en 12 marine-kanonnen langs de
verbindingslijn naar Durban 4500 man met
6 veld en 12 marine-kanonnen in Zoeloe-
land 500 man by Gatacre 5000 man met
16 veldstukkenlangs Gatacre's verbin
dingslijn naar Oost-Londen 2400 man bij
French 5900 man met 18 veldstukken
langs French's verbindingslijn naar Port-
Elizabeth 6800 man met 12 veldstukken;
bij Methaen 11,600 man met 48 veldstuk
ken en 12 marine-kauonnen langs de ver
bindingslijn van de Kaap naar Modderrivier
7400 man met 42 zware kanonnen; bjj
VVood (Zoutpansdrift) 1100 man met 6
veldstukkenaan de Kaap 7800 man met
24 veldstukken te Kimberley 1600 man
met 12 veldstukken en 4 zware kanonnen;
in Rhodesia, op weg naar Mafeking, 2000
man (Kaffers niet medegerekend) met
veldstukken.
Hoe geweldig er gevochten is aan^den
noordelijken oever van de Toegela,|zegt
de »Westm. Gazetto," kan het best blij
ken uit de groote verliezen aan offi
cieren, die het Engelsche leger ouder
Buller heeft aan te wijzen, in de week
dat Warren benoordeu de rivier is geweest,
en deze verliezen te vergelijken met die
in de gevechten bij Magersfontein en Co-
lenso. waarin lord Methuen en sir Red vers
Buller verslagen werden. Die vergelijking
toont
Gevechten beuoordon Toegela, 29 offi
cieren gedood, 33 gewond.
Magersfontein 14 officieren gedood, 48
gewond.
Oelenso 7 officieren gedood, 38 gewond.
Uit het telegram van den correspondent
van «Central News" over het gevecht op den
Spioenkop:
Het gevecht voor en na de vermeeste
ring van den berg was allerhevigst. Onze
verliezen waren zwaar.
De Spioenkop is een steilen top, uitste
kend boven een heele reeks van kopje#
langs de Boveu-Toegela. Het zuidelijkste
punt daalt met steile trappen af naar de
lagere reeks kopjes aan den westkant, te
genover de voorposten van Warren's rech
tervleugel. De berg is ongenaakbaar steil,
behalve op een punt waar een nek den
kop verbindt met de bergreeks, daar is
een glooiing waarlangs men gemakkeljjk
den top kun bereiken.
Door het geschutvuur uit het zware ka
non en uit de maxiuc-kanonnen, evenals
door het geweervuur, was die top in een
hel herschapen. De granaten ontplofden on
ophoudelijk te midden vau onze gelederen,
en het geweervuur van een volkomen on
zichtbare» vijand was inderdaad overstel
pend. Haastig zond generaal Warren ver
sterkingen naar boven, maar deze moesten
een vlakte oversteken, waar de grond letter
lijk omgeploegd werd door de kogels.
De half-ufgewerkte verschansingen van
de Boeren op den top gaven slechts on
voldoende dekking, daar de maxine-ka-
nonnen van den vijand zoo nauwkeurig
ingeschoten waren op deze plek dat dik
wijls zestien granaten kinnen een minuut
in de loopgraven terecht kwamen. Geen
sterfelijk mensch kon het in zulk een stel
ling uithouden. Onze mannen bleven er
hardnekkig 24 uren lang, maar toon lieten
zij de positie aan den vijand over, gebruik
makende van den donkeren nacht.
Een landgenoot schrijft nit Duitscliland
Merkwaardig levendig is hier overal de
sympathie voor de Boeren. De bulletins,
die de nederlagen der Engelschen melden,
worden verslonden en toegejuicht. Vooral
welsprekend is, mijns inziens, ook de toon
vau de kleine of provinciale pers, die minder
dan de groote in deze of gene politieke
richting drijft, en dus geacht kan worden
de eigenlijke openbare meening zuiverder
te weerspiegelen. Men is verrast en bly, en
vol bewondering. En nu mogehierby eenig
leedvermaak over het knakken van den
hoogmoed der alles behalve beminde En
gelschen in het spel zyn toch, het lei
dende gevoel is wel degelijk eene eerljjke
voldoening over de slagen, die ditmaal het
recht aan het onrecht toebrengt.
Zoo zijn dan, voor het oogenblik althans,
de fielten en snorkers teleurgesteld en ver
nederd. Wat er nog volgen zal, weten wij
niet. Engeland heeft zeker zijn laatste kruit
nog niet verschoten Maar, hoe het verder
ook loopt, de stelling der Engelschen als
overheerschers is, duukt mjj, in Zuid-Afrika
moreel onhoudbaar geworden. Voor ons, die
ons nu zoo gaarne en zoo nadrukkelijk de
stamverwanten der Boeren noemen, eene
opbeurende gedachte
ITIE) D"ILLBTON".
48)
De gedachte, morgen het heden verzuimde in
te halen en alsdan haar eigen zin door te
drijven, verdreef weldra de wolkjes van haar
voorhoofd. Zy trok weder een ander japon
netje aan, nam met kalme borusting een be
gonnen borduurwerkje on begaf aicli naar
mistress Codiment, om haar gezelschap te
houden, daar deze haar kamer, wegens onge
steldheid niet mocht verlaten. Zoo verliep
de dag zonder bijzondere gebeurtenissen in die
vervelende eentonigheid, waarover C&pitola
«ich zoo dikwyls beklaagde. Toen het avond
geworden was, nam hei inoisje de taak over
van de huishoudster, door in hare plaats allo
deuren en vensters, zoowel gelijkvloers als
boven te sluiten, om een mogelyk binnen
dringen van ongenoode gasten te voorkomen.
Toen dit was afgedaan, waarby Pitapat haar
had geholpen, keerde Capitola naar de onde
huishoudster terug, die inmiddels alles tot een
gezellig thee-uurtje had gereed gezet
Het spreekt van zelf, dat onder drie vrou
wen, welke zoo geheel alleen in dit oud
kasteel by olkaar zaten, het gesprek over niets
anders loopen kon, dan over geestverschij
ningen, spoken en bloedige voorvallen uit
vrocgeren tjjd. Mistress Codiment vooral bozat
een onuitputtelyken voorraad van .gewaar
borgde, echt gebeurde geschiedenissen,, wier
waarheid sjj plechtig verzekerde met een
gerust geweten te kunnen bezweren.
«Zoo bestaat er in onze buurt,' verhaalde
zij o. a., .een huis, waarin het spookt, het
zoogenaamde .Spookhuis', dat aan den overste
Gabriel Lenoir behoort. Het is een feit, dat
sedert den geheimzinnigen moord, gepleegd op
Engène Lenoir, zelfs door lieden, die allesbe
halve lichtgeloovig zyn, zeer vreemde ver
schijningen zyn gezien en evenzoo zonderlinge
klaagtoonen vernomen werden. Een krijgs
makker van den overste, die op zyn reis door
deze streek daar logeerde, werd iniddon in
den nacht wakker en zag door zyn kamer
een witte vrouwengedaante wandelen, die
naar zyn bed toekwam, de gordynen er van
wegtrok en vervolgens, toen de officier haar
aansprak, als een nevelbeeld verdween. Nu
■zoet men weten, dat er in het (Spookhuis*
geen dame ie. Op een anderen keer,» ver
volgde mistress Codiment, die «ich in haar
element gevoelde, als zy voor haar spookge-
■chiedenissea opmerkzame toehoorders vond,
„was onzo slavenopzichter Esy in de nubyheid
van het „Spookhuis* op jachtdaar bespeurde
hij aan een venster der bovenverdieping een
vrouwenhoofd, met bleeke, pynlyke gelaats
trekken. Ook dit hoofd verdween, toen Esy
oplettend toekeek. Weder een andere maal
zag onze heer zelf, wien eveneens de jasht
voorbij het .Spookhuis* leidde, voor het ven
ster der bovenste verdieping een blauwachtige
vlam op en neer zweven. De vlam verlichtte
eene witte gedaante, die door de kamer liep
en ook op onzen majoor geheel den indruk
van eon geestverschijning scheen to hebben
gemaaktwant hy keerde peinzend van do
jacht terug on men zag hem langen tyd zijn
hoofd schudden, als iemand, die oen zaak,
waarovor hij nadenkt, niet begrypen kan.»
.Maar moet het nu juist een spook zyn
geweest?* vroeg Capitola. .Laat do ver
schijning van die vrouw niet veel goreeder
zich langs natuurlijken weg verklaren?*
.Neen, lieve miss,* verzekerde do huis-
hondster, .want het is bewezen, dat sedert
den moord op Eugène Lenoir en het verdwij
nen zyner jonge, schoone weduwe, geen vrou
welijk wezen ooit den drempel van hot huis
heeft overschreden.'
rSedert het verdwijnen, zegt gjjKan dan
een dame van dien stand hier te lande zoo
maar verdwijnen, zonder dat men nazoekin
gen doet, zonder dat men er zich over be
kommert?'
„Neen, dat was ook niet hier 't geval,'
antwoordde mistress Codiment. „Men deed
nasporingen en verkreeg de verzekering, dat
mistress Eugène Lenoir waanzinnig was ge
worden en zich in een krankzinnigengesticht
bevond. Hoo dit ook zij, er zyn lieden ge
noeg, die beweren, of althans in stilte er van
overtuigd zyn, dat men de ongelukkige weduwe
uit den weg heeft geruimd."
Dat zou verschrikkelijk zyo,« moinpolde
Capitola, die ovenmin als mistress Codiment
in de verste verte vermoedde, dat hier sprake
was van haar eigen moeder. .Ik heb nooit
gedacht,» voegde zy er bij, .dat er hier, op
t platteland, zulke yselyke dingen konden
gebeuren. In groote steden, zooals in New-
York bijvoorbeeld, daar is het wat anders
en ik zelf kan u meer dan óéne geschiedenis
vertellen, waarbij u de haren te bergen zou
den ryzen."
Op verzoek van mistress Codiment, er
toch een paar van ten beste te geven, ver-
baalde Capitola ettelyko bloedige gebeurte
nissen, die volgens haar weten in de laatste
jaren in New-York hadden plaats gehad.
Zóó werd het elf uur het was nu tijd zich
ter ruste te begeven.
.Is u niet bang, den nacht zoo geheel
alleen in nw kamer door te brengen, mistress
Codiment vroeg Capitola.
.Lieve hemel, beste miss, wat zou mjj dat
baten antwoordde dc huishoudster zuchtend.
.Ik zal op God mjjn vertrouwen stellen en
mjjn angst trachten te overmeesteren. U heeft
toch alle deuren en venstors goed gesloten,
niet waar Welnu, do poorten zyn stevig,
een inbraak is dus niet zoo liebt mogelyk.
Bovendien heb ik Growior, den bulhond, naar
boven gelokt. Het trouwe beest zal voor myn
kamerdeur de wacht houden. Zoo, wil ik
hopen, zal de nacht zonder gevaar voorbygaan,
ofschoon ik er niet aun denken mag, dat wy,
drie wuerlooze vrouwen, geheel alleen in dit
groote gebouw zyn.«
.Dat is waar,* antwoorddo Capitola, maar
het is niet minder waar, dat, zooals n zelf
«egt, er geen gevaar bestaat. Wat mij be
treft, ik ben niet bang, ofschoon ik een ver
afgelegen kamer bewoon en niemand by mjj
heb dan Pitapat, die met haar hazonhart
waarachtig niet half zooveel waard is als
Growier.*
.Nadat zij de goede mistress Codiment
vriendclyk goeden nacht had gewenscltt, begaf
Capitola «ich met Pitapat, die haar bjjlickiio,
naar hare kamer.
TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Ietwat somber gestemd, zoowel tengevolge
der huiveringwekkende vertellingen, waarmede
zy by mistress Codiment zich den tyd had
gekort, als door den ongezelligen, killen in
druk, dien de lange, donkere en stille gangen,
welke zjj moest doorloopen, op haar maakten,
kwam Capitola eindeljjk op hare kamer. Maar
deze bood met haar weelderige, comfortabele
iurichting on de tallooze voorwerpen van op
schik, welke het jonge meisje op alle meube
len had aangebracht, zulk een prettigen aan
blik, dat Capitola weldra door den invloed
er van al hare frischheid van geest terug
kreeg. De steeds opmerkzame Pitapat had
een groot vuur in don haard aangelegd cn
dit wierp zjjn vrooljjk flikkerend schjjnsel op
alle voorwerpen, soodat alles er recht gezellig
en behagelijk uitzag.
Onze jonge vriendin overtuigde zich, dat
alle deuren en vensters behoorlijk gesloten
en do eerste gegrendeld warenvervolgens
plaatste zjj zich voor den toiletspiegel en be
gon langzaam hare sieraden af te leggen,
terwjjl de kleine negerin het bed van hare
meesteres in orde bracht, dc kussens op
schudde en de zware rood-zjjden gordijnen,
welke de hooge legerstede omgaven, terug
sloeg.
Zonder het hoofd te moeten omdraaien,
volgde Capitola al deze toeberoidselen vau
hare kleine kamenier door den spiegel, waarin
zjj elke beweging van baar, alsmede het ge-
heelo ledikant en den achterwand" der kamer
kon ovorzien. Daarby legde zjj hare armban
den en ringen af, vervolgens haar horloge,
heur kraagje en kanten manchetten, waarna
zjj begon, «ich papillotten te zetten, zooals zjj
dugeljjks gewoon was.
Om beter te kunnen zien, boog ze den
spiegel een beetje naar voren en keek er weer
in. Maar wie beschrijft hare ontzetting
Onder haar bed bemerkte ze twee fonkelende
oogen, die elke harer bewegingon bespiedden.
Eon koude rilling liep huur door het lichaam,
doch ze vermande zich oogenblikkeljjk, en
boog den spiegel nog meer naar voren.
Voor zoover Capitola duideljjk onderschei
den kon, lagen onder het bed twee van top
tot leen gewapende bandieten. Weerom was
zjj op 't punt bewusteloos tc worden, doch
nog eenmaal verstoutte zjj zich en keek in
den spiegel... Ja, 't was werkelijk zoo, geen
droom, geen gevolg van hare geprikkelde ver
beelding Achter haar, onder het ledikant,
lagen twee, wellicht drie roovers met dolken
eu pistolen gewapend. Zonder twjjfel zouden
zij uit hunne schuilhoek te voorschyn springen
on zich op haar werpen, indien ze door 't
geringste toeken verried, dat zij de aanwezig
heid dier kerels bemerkt had.
Wat nu geduan?
Het gevaar was groot, on ze moest dudcljjk
een besluit nemen. Pitapat was aan 't bed,
keek deze toevallig er onder dan waren
beiden verloren. De bandieten zonden hen
vermoorden, eer ze om hulp konden rocpeii.
De negerin moest van het bed verwyderd
worden, want hare aanwezigheid was daar
zoo gevaarljjk als eon ronk by 't buskruit.
Doch was Capitola wel zeker van een vaste
stom liet geringste beven of stamelen
zou dc bundieten overtuigen, dat zjj ontdekt
waren.
Gelukkig kwam aangeboren trots en jjdol-
hcid hare stoutmoedigheid ter hulp.
.Hoe?' ducht zc by haar zelve, .bon ik
dun zoo'n laf schopselZou ik niot sterk ge
noeg zijn om mijne stem tc bedwingen! Vrec-
zen is hier sterven
Met vasto stern riep zo de kamenier.
„Pitapat koin bier en help mjj onlklccden.*
„Dadcijjk, miss,' bemaui de kleine negerin,
.ik wil nog even uwe pantoffels onder't bed
uitkrijgen.*
llicr zal je komen on niet oorst m jjn pan
toffels brengen, die ik niet noodig heb,* riep
Capitola toornig. .Ik stik in dit kleed, zoo
eng is *t
(Wordt vervolgd.)