KLEINE COURANT
't Vliegend Blaadje
voor Helder, Texel en Wieringen.
Zaterdag 20 Juli 1901.
Waarschuwing.
KALENDER DER WEEK.
No. 2966
29ste
Jaargang.
Bureau
Znidutraat 72.
Abonnement
p. 8 maanden binnen de gemeente 50 CtM m. Zondagsbl. 87'/z Ct.
id. franco per post 75 id. f 1.20.
id. voor het Buitenland fl.25, id. f2.00.
Afzonderlijke nomniers 2 Cent.
VERSCHIJNT DINSDAG- EN VRIJDAGMIDDAG.
Uitgeven: BERKHOUT Co., te Helder.
Burtauxi Spoorstraat en Zuidstraat.
Bureau: Spoorstraat.
Telefoonn". 59.
Advortentlên
van 1 tot 5 regels25 Cent
Elke regel meer 5»
Groote letters en Vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn.
PÏTH8 'Un
Projectielen, scherven,
banden, looden kogels,
enz., welke gevonden
worden op de zandplaat
ONRUST; op de Texel-
sche kust of uit zee
i worden opgevischt, zijn
's Rijks eigendomhij,
die zich deze voorwerpen
toeeigent, is derhalve
strafbaar volgens de wet.
Hst oprapsn en vervoeren
van geladen niet gesprongen
Rrojeotielen ia levensgevaar-
jlc, ook voor de omgeving
van hem, die zulks verricht.
De KolonelCommandeerende Officier
van het ie Regiment Vesting-Artillerie,
J. J. DE GREVE.
JULI, Hooimaand, 81 dagen.
Opkomst dor Zon 4 u. 4 m.
Onderg. 8 u. 7 m.
Zondag 21
Haandag 22
Dinsdag 28 Eerste kwartier.
Woensdag 24
Donderdag 25
Vrijdag 26
Zaterdag 27
Het groote vraagstuk der
zeevisscherij.
Zal de vischrjjkdom der zee tengevolge der
thans zoo uitgebreide visscherij langzamerhand
worden uitgeput? De een zegt ja, de ander
peen. Gelijk men zich zal herinneren, heelt
de Noorweegsche biolo g dr. Kuut Dahl zich
onlangs uit een wetenschappelijk oogpunt in
geruststellenden zin er over uitgelaten, waarbij
hij eindigde met te zeggen: De groote broed
en vischrijkdom is het feit waaraan men zich
heeft té houden. Hoe dat feit zich in het
licht der groote visscherjjen laat verklaren,
dit zal een nieuw en rijk veld voor de hypo
these en de verdere onderzoekingen opleveren."
Thans behandelt de .Deutsche Fischerei-
Zsilung" dateelfde onderwerp, doch meer in
'^Ohderheden en overigens zoodanig dat haar
vertoog een algemeen overzicht van den loop
en stand der quaestie oplevert. Hare be
schouwing komt neder op het volgende
Reeds lang wérd op de meest uiteenloo-
pende gronden voor en tegen er over geschre
ven, maar dat alles bleef betwistbaar. Want
al deze oordeelvellingen waren gegrond op
gegevens, die slechts betrekking konden heb
ben op een klein gedeelte der zee, terwjjl de
wetenschap moest erkonnen, dat daaromtrent
in dé zeebiologie nog oneindig veel onbekend
waa gebleven, doordien het nog had ontbro
ken Aan de middelen om de zee in den ruim-
sten omvang te onderzoeken.
Voor de practjjk had die onzekerheid een
ernstig gevolg. Dikwijls toch hoorde men
visschers en met hen andere deskundigen
beweren, dat de visch verminderde en de
visscherij de gevolgen daarvan begon te onder
vinden, en nu kan men het een kapitalist
niet kwaljjk nemen, dat hjj na zulke beden
kingen, die hem van bevoegde zjjde schijnen
te komen, geen geld meer wil beleggen in
eene onderneming, waarvan hjj meent, dat
zjj binnen een afzienbaren tijd te gronde moet
gaan. In dat opzicht is het in Duitschland
feiteljjk zoover gekomen, dat er zelfs in ruime
kringen niet meer wordt gevraagd, of er wer
kelijk voor zulk een onheil valt te vreezen,
maar alleen hoever het kwaad reeds is ge
vorderd.
Tot die vraag komt men trouwens zooveel
te gereedeljjker nu de zeil- en de kustvisschers
voortdurend klagen over vermindering van
visch in de Noordzee en de autoriteiten met
die klachten worden bestormd, terwjjl ook de
duizenden badgasten, die des zomers de kust
bozoeken, aldaar overal hooren zeggen, dat
de visschers genoodzaakt worden, een ander
middel van bestaan te zoeken. Wjjst men
hen op de groote opbrengsten der visscherij-
stoomschepon, altoos komt het antwoord dan
hierop neder, dat de noodlottige toestand juist
door die vaartuigen wordt teweeggebracht,
doordien zjj de Noordzee uitrisschen.
Nu is het waar, de visscherjj heeft andere
vormen aangenomen. Het oude heeft voor
het nieuwe moeten wjjken. Het stoomschip
verdringt het zeilschip. En al biedt daaren
tegen het stoomschip gelegenheid aan tot
broodwinning voor allen, die aan het bedrjjf
getrouw blyven in plaats van een ander werk
bij de hand te nemen, het feit bestaat nn
eenmaal, maar daarmede houden de klachten
'over achteruitgang bij de zeilvisschers niet
op. Wat daarbjj meer bepaaldelijk de kust
visschers betroft, vooral vau hunne zijde is
de klacht niet ongegrond. Want de voor hen
toegankelijke gedeelten der zee betrekke
lijk zeer kleine oppervlakten zjjn nu en
dan in vroeger ongekende mate van visch
ontbloot. Dit ligt hieraan, dat wanneer daar
stoomschepen komen en met hun krachtig
vischtuig die gronden bewerken, de visschen
dientengevolge rondom de vlucht nemen.
Dit gebeurt echter niet enkel langs de
kasten, maar op de geheele Noordzee, en wel
ook bjj stoomschepen onderling. Deze zoeken
namelyk zekere bepaalde visehgronden altoos
weder op en dan gebeurt het wel, dat zjj er
niets vangen, doordien er reeds sinds dagen
of weken het grondnet herhaaldelijk over den
zeebodem was gebaald. Doch al is het licht
te begrypen, dat de visschen al uiterst domme
dieren zouden moeten zijn om niet eenige
rollen verder op te zwemmen, zoo wordt er
toch wel eens over gesproken, als ware het
eenvoudig een bewijs, dat alles maar zoo
wordt weggevangen. Doch het is tevens ge
noeg bekend, dat de visschen hier en daar
weder bjjeentrekken en er dus, na eene poos
van rust, weder goede vangsten worden ge
daan op gronden, die reeds sinds langer of
korter tjjd als improductief Waren opgegeven.
Uit dit een en ander blijkt derhalve, dat in
sommige gedeelten der zee de visschen nnen
dan tengevolge der drukke visscherjj heengaan,
waardoor lichtelijk weder het vermoeden van
vermindering der hoeveelheid visch kan
ontstaan.
Evenwel, niet enkel onder de mannen van
practjjk, ook onder de geleerden zjjn er, die
overhellen tot de meening, dat er in den
vischrijkdom reeds eene vermindering plaats
beeft en de zee niet genoeg productiekracht
bezit om de daardoor ontstane tekorten aan
te vullen. Ware dit werkeljjk het geval, dan
zouden die tekorten door de steeds toenemende
visscherij zeer spoedig grooter moeten worden
en zou dus het aantal visschen snel moeten
inkrimpen, daar toch van jaar tot jaar eene
menigte ter voortplanting geschikte visschen
aan zulk eene reeds verminderde hoeveelheid
worden ontnomen. Ware alzoo dat denkbeeld
gegrond en kreeg de Noordzee voor hare
fauna geene nienwe verlevendiging nit andere
zeegedeelten, dan zou de visscherij reeds hare
laatste levensperiode zjjn ingetreden. En wat
ziet men na Dat haar bedrjjf nooit zoo
uitgebreid is geweest als thans en er over
't geheel gerekend meer wordt gevaDgen dan
ooit te voren.
Met 't oog hierop heeft 't dan ook nog niet
ontbroken aan voorstanders van het gevoelen,
waarmede weder andere practici en geleerden
instemmen, dat de mensch door zjjn ingrijpen
het evenwicht in het leven der zee niet ver
mag te storen. Dit kon echter niet op deug*
deljjke gronden worden bevestigd, zoolang
het nog bleef ontbreken aan de middelen om
de zee in al hare lagen ten opzichte van het
dierlijk leven te onderzoeken.
Wegens het steeds toenemend economisch
belang der zaak heeft men zich dan ook in
verschillende landen gedrongen gevoeld, te
doen constateeren, welke beteekenis dat dier-
lijk leven der zee voor den mensch heeft en
in welken omvang de productiviteit daarvan
eene exploitatie toelaat. In 1899 heeft eene
internationale commissie te Stockholm daar
over beraadslaagd. Noorwegen heeft toen
spoedig een expeditieschip (de Michael Sara)
doen bouwen en in Duitschland wordt dit
insgelijks gedaan. De Noordeljjke zeeea zjjn
verdeeld in districten, waarin de onderzoe
kingen naar bepaalde plannen aan de deel
nemende staten zijn opgedragen. Men ont
veinsde zich niet, dat het een renzenarbeid
zon kosten, eer het doel kon worden bereikt,
dooh wegens de dringende noodzakelijkheid
ging men onverwijld aan het werk. Reeds
verleden jaar deed de •Michael Sars» hare
eerste tochten en reeds toen heeft zjj bewezen,
welk een uitgebreid nut die werkzaamheden
doen tegemoet zienwant wanneer niet alles
bedriegt, heeft reeds dat begin de theoriën van
visch- en visscherjjvernietiging ten val ge
bracht.
Het is eerst sinds weinige jaren ten op
zichte van verschillende vischsoorten der
Noordzee bekend, dat zjj niet aan de kust,
maar in volle zee kuitsehieten, dat de eieren
en larven aldaar in de bovenste waterlagen
ronddrijven, on doordien zjj geeno beweeg
kracht hebben, aan de strooming zjjn prjjs
gegeven. Nu ligt het in den aard der visschen,
evenals bjj andere dieren, voor hun broed de
beste en veiligste plaatsen ter ontwikkeling
te zoeken. Verscheidene platvisschen trekken
daarom tegen den tijd van kuitsehieten naar
de wadden eene andere soort verbergt hare
eieren in de schuilplaatsen bjj de algen, zoo
dat groote visschen ze niet kannen bereiken
kortom, overal kan men zien, dat de visschen
hun eieren trachten te beveiligen. Er valt
dus wel niet aan te twjjfelen, dat diezelfde
zorg ook bestaat bjj het kuitsehieten in open
zee. Zoo trekt bijvoorbeeld de kabeljauw
daartoe naar de banken van Newfoundland,
de schelvisch naar het noordeljjk gedeelte der
Noordzee, en naar hetgeen men overigens in
het leven der visschen zoo al heeft kunnen
nagaan, verdient dat trekken naar bepaalde
plaatsen in het tjjdperk der voortplanting ook
om andere reden verder bjjzonder aandacht.
Misschien toch spelen de stroomingen daarin
eene rol, daar zjj wegens hare temperatuur
en zoutgehalte aan de voorwaarden voor eene
goede ontwikkeling der eieren voldoen. Mis
schien ook is de richting der stroomingen
nuttig, in zoover dat de eieren en broed
worden overgebracht naar zeewateren, alwaar
zjj ongestoord tot verdere ontwikkeling kunnen
komen. Zulk een gebied zou zeer wel de
bovenste laag van den Oceaan kunnen zjjn,
waarin weinig zeedieren worden aangetroffen,
die op eieren en broed azen, terwjjl de jonge
vischjes er in het plankton een geschikt
voedsel vinden, om, wanneor zij genoeg was
dom hebben verkregen, vooreerst in eene
hooger op gelegen, of in eenige andere rich
ting heen te gaan en eiodeljjk in de Noord
zee terecht te komen.
Tot dusver werden de zeer groote diepten
van den Oceaan als improductief beschouwd.
Van den grond werd ook uit diepten van
meer dan 200 meters nog zeer weinig kabel
jauw, schelvisch, enz. opgehaald, daardoor
kwam men tot de meening, dat die visschen
alleen in bovenlagen leefden. Zelfs hun ge
schiktheid om over groote oceaandiepten te
trekken werd bestreden, en mitsdien werden
ajj tot .plaatselijke vormen» gestempeld.
Daaruit zou mm dus moeten afleiden, dat
wanneer een zeegedeolte is uitgevischt of
overdadig bevischt wordt, de daartoe werkzame
visscherjj ten ondergang moet zjjn gewijd.
Want wanneer men zich de zaak moest
voorstellen alsof van geene enkele zjjde eene
verlevendiging door emigratie van visch mo
gelijk is, alsof de Oceaan voor de Noordzee
eene schroef on geen voorraadkamer ware,
alsof de Noordzee dus als een afgesloten
bekken moest worden beschouwd, dan zou
het einde van alle visscherjj gemak kei jjk zjjn
vooruit te zien. Zooveel te merk vaardiger is
daartegenover alweder het verschjjnsel, dat
niettegenstaande alle klachten over gevaar
voor den vischrjjkdom, er juist in dut ver
meende afgesloten bekken bjj eene zoo drukke
visscherjj voortdurend wordt gevangen. Van
daar dat er ook stemmen opgaan, die zeggen
Wij gelooven niet aan dat afgeslotene der
Noordzee en dus ook niet aan de mogeljjkheid*
dat zjj kan worden uitgevocht.»
Intusschen is het duideljjk, dat het voort
bestaan of de ondergang der visscherjj afhangt
van de juistheid der eene of andere theorie.
Maar de theorie van gebrek aan leven in
den Oceaan hoeft toch, door de resultaten van
dr. Hjort met de .Michael Sars», reeds allen
grond verloren, en het bewjjs dat de Oceaan
do voorraadkamer der Noordzee is, schjjnt in
vollen omvang te zjjn geleverd. Hjj vond
nameljjk in den open Oceaan broed van
schelvisch, kabeljauw en verschillende andere
vischsoorten een feit van zooveel te meer
beteekenis, omdat dit broed er in zulke kolos
sale menigte werd aangetroffen. Bovendien
vond hjj er niet enkel zulk jong goedje, maar
uit enorme diepten werden ook volwassen
typische grondvisschen (kabeljanw, koolvisch,
enz.) opgehaald, daaruit bljjkt toch reeds, dat
er van die visscheu vele millioenen meer
voorhanden zijn, dan men vroeger kon ver
moeden. Niet enkel de Noordzee, ook de
Oceaan is derhalve de bron, waaruit onze
visscherjjen veider kunnen putten, en daar
mede verkrjjgt het beeld harer toekomst een
heel ander aanzien.
Al bljjft er nu nog wel veel af te wachten
uit do vordere onderzoekingen, toch kan men
reeds zeggen, dat de visscherjj geene donkere
toekomst tegemoet gaat, maar dat er zich voor
haar in elk geval een oneindig ruimer veld
van werkzaamheid zal openen.
(N. Rot». Ct.)
Vit het Buitenland.
Nog altjjd bljjft de vreeseljjke oorlog in
Zuid-Afrika onder de gebeurtenissen in het
buitenland in de eerste en voornaamste plaats
onze aandacht tot zich trekken. En nog is
het einde niet te voorzien, ofschoon ook de
volgende mededeelingen doen bljjken, dat de
Engelschen alle krachten willen inspannen,
om het herstel des vredes te bespoedigen.
Een der Engelsche nieuwsbladen wist mede-
tedeelen, dat in den ministerraad is besloten
om krachtige maatregelen te nemen, ten einde
het verzet der Boeren te breken. Er zou,
volgens dit bericht, vanwege de liegeering
aan Lord Kitchener bevel zjjn gezonden, om
een scherpe proclamatie uittevaardigen, waarin
den Boeren wordt aangezegd, dat dl hunne
eigendommen en bezittingen zullen worden
verbeurd verklaard (alsof dit nog niet zoo
is f), wanneer zjj niet onmiddelljjk de wapens
nederleggen. Verder moet aan Lord Kitchener
zjjn opgedragen, om de Boeren-commando's
verantwoordelijk te stellen voor het wange
drag der ouderhebbende manschappen.
Een ander Engelsch nieuwsblad verhaalt als
oorlogsnieuws, dat de opperbevelhebber in
Zuid-Afrika het voornemen heeft kenbaar
gemaakt, om de infanterie, welke hjj daar te
zjjner beschikking heeft, naar buis te zenden,
üogenschjjnljjk zou men meenen, hierin een
gunstig teeken voor de Engelschen te zien.
Zulk eene vermindering van weerbare mannen
beteekent zooveel als wjj kunnen het buiten
dien heel goed af. 't Is echter geheel anders.
Lord Kitchener heeft zjjn mannetjes wel ter-
deeg noodig, en wie op 't eerste gezicht zou
meenen, dat de Engelsche schatkist in 't
vervolg idem zooveel besparing zou ondervin
den, vindt zich teleurgesteld, als hjj verneemt
dat de opperbevelhebber de wegtezendeD voet
knechten wil vervangen zien door bereden
manschappen. Van vermindering der legersterk-
te is heel geen sprake. De soldaten, die in
fuil moeten gezonden worden, zullen natunr-
lijk veel duurder zjjn dan de manschappen,
die zjj moeten vervangen, en de Engelsche
sohatkist, die al zooveel te verduren heeft,
zal door dezen maatregel weer een nieuwen
aanval moeten ondervinden. Als dan zal
men in Engeland in de regeeringskringen
zeggen de oorlog maar gauw teu einde
is! Zeker met de bedoelde vervanging wordt
het leger versterkt, doch het einde van den
oorlog wordt er vaBt niet door bespoedigd.
De berichtgever meldt, dat, na aankomst der
nieuwe bereden (roepen, eene geheel nieuwe
wjjze van aanval en verdediging zal ingesteld
en gevolgd worden, met afwijking van het
geen voorgaande bevelhebbers voor het meest
doeltreffend hebben aangezien.
In verband met bovenstaand bericht, wordt
medegedeeld, dat de Engelsche regeering zich
reeds bejjvert, om buiten 's lands de noodige
paarden voor het leger in Afrika aan te
koopen. Doch met dat al krijgt de Engelsche
natie, die van Dieuwe krjjgsmaatregelen en
een nieuwen aanval op 's Rijks schatkist een
spoedig einde van den oorlog verwacht, altjjd
maar door het weinig opbeurend antwoord
op de vraag naar het herstel des vredesnog
in 't geheel niet te voorzien 1
Een bericht uit Zuid-Afrika trok in de
laatstverloopen dagen in buitengewono mate
de algemeene aandacht. Een Engelsche dame
aldaar, die niet geschroomd heeft, zich door
onderzoek een eigen oordeel te vormen van
de Zuid-Afrikaaosche quaestie, en evenmin
heeft geaarzeld hare overtuiging onbewimpeld
en krachtig uit te spreken, al was die over
tuiging na hot onderzoek voor Engeland on
gunstig geworden. Die dame Olive Sclirei-
ner is baar naam is dezer dagen door de
Engelschen gevangen gezet. Zjj is geplaatst
binnen een omheining van prikkeldraad, die
bewaakt wordt door gewapende schildwachten
met de opdracht, ieder neer te schieten, die
beproeft door de omheining te gaan en te
ontsnappen. Daar woont zjj alleen met haar
hond in eene kleine kamer, waarvoor zjj be
taalt. Zjj kookt voor zichzell. De Engelsche
overheid verbiedt haar echtgenoot haar te
bozoeken. De berichtgeefster van het boven
staande stelt nu de vraag: Wat is de misdaad
van deze vrouw En 't antwoord op die vraag
kan niet anders Iniden danZjj heeft gedu
rende den oorlog de zaak der Boeren omhelsd,
niet anders. Zjj heeft sympathie gevoeld
voor het Boerenvolk, doch het is volstrekt
niet gebleken, dat zjj aan den strijd deelge
nomen of samengezworen heeft tegen de
Engelsche overweldigers. Zjj is een schrijfster
met oorspronkeljjke denkbeelden, en is ten
volle bekend met de landen en volken, waar
over zjj scbrjjft. Haar woorden hebben velen
doen weenen over de armen en eenzamen.
Is het nn te dulden, dat zij daarom wordt
afgezonderd en weggevoerd van wie haar lief
heeft De berichtgeefster vleit zich, dat in het
Engelsche Lagerhuis krachtige stemmen zullen
opgaan van mannen, die zich de zaak van deze
vrouw aantrokken. De daad, waartoe de En
gelsche autoriteiten daarginds zjjn overgegaan,
veroorzaakt weer een Dieuwe vlek op Eoge-
land's naam, con vlek, die doet uitkomen de
ellendige neiging vau de Engelsche natie cn
hare regeerders, om iemand, en dan nog wel
een vrouw, te achtervolgen voor het uitsproken
eener persoonlijke overtuiging, 't Is zeker
geen goedkeuring der Effectenbeurs, geen toe
juiching der goudzoekers kunnen die vlek ooit
of te eeDigertjjd uitwisseken l
In het uitgestrekt gebied der Vereenigde
Staten van Noord-Amerika geschiedt, gelijk
best te begrijpen is, alles in het groot, zelfs
werkstakingen zonden daar, op kleine schaal
uitgevoerd, hoegenaamd geen indruk maken,
stellig nauweljjks opgemerkt worden. Onlangs
deelden we in ons overzicht mede, dat een
aantal werklieden, behoorende tot eenige staal
fabrieken en daaraan verwante bedrjjven, daar
te lande den hamer er bjj hadden nedergrlegd.
Het aantal stakers, toen opgegeven, bedroeg
85.000. Sedert heeft zich de beweging sterk
uitgebreid, en thans wordt ons van de overzijde
van den Oceaan medegedeeld, dat het aantal
stakers bij de staalindustrie in de Groote Re
publiek niet minder dan 75.000 bedraagt,
't Zal, meenen wjj, heel wat zorg vereischen,
om zooveel ontevreden werklieden tevreden te
stellen.
NIEUWSTIJDINGEN.
HELDER, 19 Juli 1901.
Jl. Woensdag herdacht de heer J.
Schornagel, machinist van het watertoestel
bij de Holl. IJzeren Spoor weg-Maatschappij
alhier, den dag, waarop hg vóór 25 jaar
bjj de maatschappij in dienst trad. Het
ontbrak den jubilaris dien dag niet aan
bljjken van belangstelling. Des morgens
om 10 uur werd hij met zjjn gezin in het
locomotiefgebouw feesteljjk ontvangen. Het
machinistenlokaal was voor deze gelegenheid
fraai met groen, bloemen en schilden ver
sierd, waar de opzichter-machinist, de heer
W. G. v. d. Berg, hem oodet een harteljjka
toespraak een net bewerkte oorkonde en
een gesloten couvert met eeu bedrag in
geldswaarde, aanbood. Het gezasaeo^ke
personeel van de afdeeling tractie vereende
hun collega, als bewjjs van hoogachting
een fraai en nuttig cadeau van huishoudelijk
gebruik. Een en ander ging natuurljjk ge
paard met de noodige gelukwensohqn.( In
den huiselgken kring werd des avonds" fU
feestviering voortgezet.
Een nieuw mail-stoomschip.
De Maatschappij »Nederland" heeft den
bouw van een uiail-stoomschip. ongeveer
van het type Koning Willem III", opge
dragen aan de Maal sehappjj voor Sohéeps-
en Werktuigbouw »Feyenoord" te Botter
dam.
Bij de Ned. Zuid-Afr. Vereeniglng
te Amsterdam is ingekomen 5185;52franoa
van de administratie'van hetdagdlbd >De
Locomotiefte Samarang, zgnde het bedrag
der ingekomen giften ten behoeve der
Boerengezinnen en -weduwe», die in be
hoeftige omstandigheden ver keer en.
Zaterdag vergaderden te 's Hertogen
bosch een 30-tal burgemeesters, secretaris
sen en wethouders der '10 Noordbrdblóit-
sche en Geldersche gemeenten, dóór wjjlen
mr. Van Cooth hij uiterste-wilsbeschikking
tot zijn erfgenamen beboemd.
De vergadering werd geleid door den no
taris Rits, onder wiens minuten het testa
ment berust, en den execoteur-testamJen-
tair, den heer Jansen aldaar.
Er werden vele inlichtingen verstrekt,
o.a. ook deze, dat het vermogen vandea
erflater bedraagt ruim 1 '/4 millioen, waar
van rnim f 800.000 in effecten.
Van deze l'/4 millioen zal, na aftrek
van wat er vermaakt is, nog rnim f200.000
overblijven voor de 10 gemeenten, dlé'erf-
genamen zgn en waarvan de meeste' ook
vaste goederen hebben verkregen.
Aan successie zal ongeveer f200.000
moeten worden betaald. Spoedig na l Ja
nuari a.8. zal tot geheele afwikkeling der
zaken kunnen worden overgegaA".
Het paardenvleeach schjjnt te Am
sterdam meer en meer ia comsumptia
te komenimmers terwjjl in 189%, ter
slachtplaats aan het abattoir werden aan
gevoerd 1859 paarden, is.dit aantal in iL'900
gestegen tot 3628 paarden. B. en W. vragen
den gemeenteraad machtiging om tbt'uit
breiding over te gaan van het paarden-
slachthuis aan genoemd abattoir koeten
begroot op f 16.500. t
Een eigenaardige verkoop.
Een zeldzaam voorkomend geval bn pa-
blieken verkoop had te Oud-Beverland
plaats. Aldaar kwam onlangs kinderloos
te overigden de heer J. N„ een zeer'ver
in zgn testament kwam voor, dat zgn*
vrouw, met wie hg buiten gemeenschap
van goederen gehuwd waa, 6 maanden nn
zgn dood gratis in het hnis mocht blijven
wonen. Behalve een kleine groot boek rent»
voor de weduwe waren zjjne broeders en
zusters eenige erfgenamen. Inmiddels word
de publieke verkoop van het huis aange
kondigd. Een groot publiek w^a aanwezig
en toen de verkoopoonditiën door dea
notaris waren voorgelezen, trad een persoon
naar voren, en zeide: »Ik bied voor da
weduwe f 1500.« Niettegenstaande het
bod bespottelijk laag was, was niemand U
bewegen een hooger bod te doen. De af
slager bood nu namens de familie f 1600,
doch ook toen bleef het pubUek zwggen.
Toen nu bleek, dat het huis niet te ver-
koopen was, werd namens de familie be
kend gemaakt, dat de verkoop geen Voort
gang zal hebben.
yFBUIlsLEITOlN'.
DE SOOZE GEEST.
Vrjj bewerkt door AMO.
12)
•Zoo mag ik het hooren,» hernam Jacques
Leroy gevleid en toen nu vrouw Arval zich
verwijderd had, beraadslaagden de beide man
nen yrerig met elkander en lieten, toen ze
het eens waren, de kolonisten bijeenroepen.
Ongeveer tien minuten later waren twaalf
tot de tanden gewapende mannen gereed, die
in geregelde orde, onder aan voering van Jac
ques Leroy, met allen spoed naar het blok
huis van Jean Houdance marcheerden.
Toen se in de onmiddellijke nabijheid van
het hnis waren gekomen drong een dof ge
kraak in hunne ooren en tegeljjkertjjd knalde
er een schot.
.We komen jnist bjj tjjds, riep Jacques Le
roy zjjn mannen toe, ,de schurken, zonder
twjjfel zjjn het Apaches, hebben de deur zoo-
eren open geloopen.
iVoorwaarts!»
Toen de kolonisten uit het bosch te voor
schijn kwamen, zagen ze een aanUl halfnaak
te Roodhuiden voor het blokhuis heen en
weer loopen, die in den roes der zegenpraai
hun oogen en ooren verloren schenen te heb
ben en de naderkomenden niet bemerkten.
Plotseling klonk er een knetterend geweersalvo
en een deel der Apaches, die opeengehoopt bjj
elkaar stonden, viel kermend neder; de overige
achtten het raadzaam naar 't bosch te vluch-
Onder luid hoera roepen stormden de ko
lonisten het huis binnen, met Jacques Leroy
aan het hoofd, doch geen hunner bemerkte
dat een der vluchtende Apaches een blank
meisje Daar het bosch sleepte, wier hulpge
roep hjj smoorde door zjjn hand op haar mond
te houden.
Toen Jacques Leroy het vertrek binnen
trad, stond hjj tegenover twee personen, een
blanke en een Indiaan.
Het waren Charles Larnon en het opper
hoofd Hiakowa. De toomelooze woede, die zich
van hem meester maakte, toen hjj den man
voor zich zag die onlangs bjj bet raadsvnur
der Choctaws zjjne plannen dwarsboomde deed
hem het waarschuwend geroep zjjner krijgs
lieden in den wind slaan. Eerst wilde hjj de
scalp van het gehate bleekgezicht meester
worden alvorens aan den terugtocht te den
ken.
Hiakowa zag al spoedig in dat het geen
gemakkeljjke taak zon zjjn, den jongen man
neer te vellen en dat hjj veeleer aan zjjn
eigen redding moest denken.
Intusschen had Jacques Leroy den Iadiaan
in het oog gekregen, pakte hem in den nek
en wierp hom als een bal tegen den grond.
.Je schjjnt je hier op je gemak te gevoelen,»
schreeuwde de bontkoopman, ,maar ik zal je
wat anders leeren. Waar is die leeljjkert
nu gebleven?"
Door de duisternis begunstigd, kroop Hia
kowa langs den wand, drong door de rjjen der
kolonisten heen, sprong de deur nit en ver
dween in het woud. Eenige kogels hem na
gezonden misten hun doel. «Spaart uw kruit
mannon,» zeide Jacques Leroy. .de spitsboef
lacht je in zjjn vuistje uit.
Er is geen doortrapter en bloeddorstiger
Roodhuid dan deze hoofdman Hiakowa. Welnu
mjjnheor Larnon, wjj kwamen juist bytjjds
hier; doch waar zjjn Houdance en zjjne doch
ter en de oude Pierre, de poortwachter
Charles wilde antwoorden maar voor zjjne
oogen begon op eens alles te draaien en het
bloed stroomde uit een wond aan zjjn hoofd.
Onder het uitspreken van Ninette's naam,
viel hjj bewusteloos ia de armen van Jacques
Leroy.
X
Des namiddags van den volgenden dag ont
waakte Charles Larnon uit een verkwikken-
den slaap, keek verwonderd om zich heen en
bracht de hand aan zjjn hoofd, dat met een
breed verband omwonden was. Aan den voet
van het bed zat Jacques en beschouwde den
patiënt opmerkzaam.
»Wat is er met mjj gebeurd Waar ben ik?
Waar zjjn Ninette en haar vader?»
.Veel vragen opeens,* zeide Leroy glim
lachend, .als ge rondkykt znlt ge bemerken,
dat ge hier in nw eigen blokhuis zjjt. Wjj
haalden u gisteren nit Houdance's blokhuis
af, joegen de Apaches naar den duivel en
brachten u bewusteloos thuis.
Den ganschen nacht en een groot gedeelte
van den dag hebt go verslapen.
.Hoe gevoelt ge u?'
,0, zeer wel, maar een beetje zwak, maar
waar is
.Houdance en zijo dochter,» zeide de bont
handelaar, «dat wect ik waarachtig zelf niet.»
•Gevangen in de handen der Apaches,"
kermde do jonge man."
«Dat denk ik, doch dan zjjn ze er in ieder
geval nog beter aan toe dan du oude Pier
re.»
«Wat is or met hem gebeurd?»
Wjj vonden zjjn ljjk gisterenavond in het
bosch.»
.Hjj heeft zjjn onvoorzichtigheid met den
dood geboet."
.Wat deed hjj ook onverstandig, om den
wensch van een onervaren meisje te vervul
len en met baar de kolonie te verlaten om u
op te gaan zoeken."
Ontroerd zonk de jonge man met het hoofd
in de kussens terug.
«Nu weet ge voorioopig genoeg; windt u
niet te veel op, dat zon u schaden; doch dat
weet ge als geneeskundige beter dan ik.» Mei
deze woorden sneed hjj den patiënt de gele
genheid af om verdere vragen te doen.
Den tweeden dag was Charles Larnon reeds
merkbaar beter en kon het bed verlaten en
reeds drie dagen verklaarde hjj Jaques Le
roy, volkomen hersteld te zjjn. Deze scheen
die mededeeling vrjj onverschillig te wezen,
hjj keek met groote opmerkzaamheid naar het
bosch.
Wat ziet ge daar toch in het geboomte?
vroeg de dokter ongeduldig.
Indianen!» luidde het rustige antwoord.
Denkt gjj dat die zich daar verscholen heb
ben?»
,Wie weet,» zeide hjj schouderophalend,
«men kan die schurken van Apaches nooit
vertrouwen
«De gedachte aan een langdurig beleg maakt
mjj beangst," riep Charles Larnon verdrietig
uit.
.Ge zit hier achter sterke palissaden
Begrjjp mjj niet verkeerd, mjjn heer Leroy
voor mjj zelf ben ik niot bezorgd, maar de
onzekerheid aangaande het lot van Houdanoe
en zjjne dochter maakt mij zeer ongerust. Le
ven ze of zjjn ze dood? Deze vrageD pijnigen
mjj voortdurendhet is om het verstand er bjj
te verliezen."
.Dus hunnentwege!' hernam Jacques Le
roy en klopte zjjn pjjp nit. .Nn, ik zon hon
derd tegen édn wedden dat de scalp van den
ouden Houdance aan den gordel van een
Rooodhuid bengelt, daarover moet ge u niet
te veel van streek brengen, maar zeker ben
ik er niet van, want die Jeau Houdance is
een slimme gast en ik geloof dat gij in staat
zou zjjn don Roodhniden nog een vlieg af te
hangen, al baddec ze hem aan den martel-
paai gebondeD."
En Ninette 1»
.Zjjne dochter? Omtrent haar behoeft ge n
werkeljjk Die» ongerust te maken eerstens om
dat de Roodhuiden geen trouwen dooden en
ten tweede omdat het meisje verduiveld mooi
is. Het een of ander beroemde Apache-opper-
hoold heeft ongetwjjfeld reeds het oog op
haar geslagen om haar tot zijne squaw te ma
ken.'
Dien schurk breek ik den nek,» zeids Char
les tandenknarseod.
«Zoo?' Maar wat gaat de zaak n eigenljjk
aan
Charles Larnon bloosde, doch Jacques Le
roy, zjjn verlegenheid bemerkend, zeide met
ondeugenden glimlach:
Kom, ik wil mjj niet dommer voordoen
dan ik ben, en ik moet erkennen dat het ver
vloekt jammer en een waar schandaal zou
zjjn, als. zulk een laffe Apache-Roodhuid zjjn
smerige vingers ongestraft naar der Trappers
dochters zoude uitsteken. Als het meisje n
bevalt en gjj over een flinke portie moed be
schikken kunt, zou ik een plan weten om de
gevangene i te bevrjjden!»
Moed voor tien,« riep Charles lairnon uit
•spreek! spreekI"
.In de kringen der Wild Westmannen
vertelt men, dat het eerste opperhoofd der
Choctaws' een dappere en edelmoedige jongen
tusschen twee haakjes gezegd, een goed vriend
van u ia.
Is dat zoo?»
Zeker: De Choctaws vliegen voor mjjdoop
het vuur en de Zittende Stier zou mjj be-
zwaarlyk een verzoek weigeren altjjd als de
vervulling daarvan mogeljjk is.'
Dat laat zich hooren," hernam Leroy met
ingenomenheid. .Welnu, op die vriendschap
alleen berust mjjn eenvoudig en gemakkeljjk
uilvoerbaar plan, wjj brengen een bezoek aan
het opperhoofd de Zittende Stier met zjjn
hulp en die zjjner krjjgslieden bevrjjden w
des Trappers dochter die waarschjjnlyk naar
het dorp van Hiakowa gevoerd ia?
.Voortreffeljjk!» gaf de Franschman toe,
en ik zou niet aarzelen, mjj met uw plan te
vereenigen, als ik het met mjjn plicht als
hoofd dezer kolonie overeen zou kunne bren
gen in deze dagen van dreigend gevaar Libre
ville te verlaten."
.Onzin,» bromde Jasques Leroy. «in dria
hoogstens vier dagen is do zaak af geloopen."
.Wjj hebben toch alleen twee dagen noo
dig.'
Slechts een dag als wjj te paard gaan;
reken dan nog een dag om het dorp der A-
pachen te bereiken en nog een dag. «oor d«
terugreis.
.Wilt ge? Ja of neen?»
.Ja ik wil!'
«Wanneer vertrekken wjj?*
Reeds morgen vroeg.»
Afgesproken.»
Charles Larnon maakte alles Voor de reis
in gereedheid en gaf den kolonisten k"""**
van sijn besluit.
(Wordt vervolgd)