KLEINE COURANT 't Vliegend Blaadje voor Helder, Texel en Wieringen. Zaterdag 20 Juli 1901. Waarschuwing. KALENDER DER WEEK. No. 2966 29ste Jaargang. Bureau Znidutraat 72. Abonnement p. 8 maanden binnen de gemeente 50 CtM m. Zondagsbl. 87'/z Ct. id. franco per post 75 id. f 1.20. id. voor het Buitenland fl.25, id. f2.00. Afzonderlijke nomniers 2 Cent. VERSCHIJNT DINSDAG- EN VRIJDAGMIDDAG. Uitgeven: BERKHOUT Co., te Helder. Burtauxi Spoorstraat en Zuidstraat. Bureau: Spoorstraat. Telefoonn". 59. Advortentlên van 1 tot 5 regels25 Cent Elke regel meer 5» Groote letters en Vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn. PÏTH8 'Un Projectielen, scherven, banden, looden kogels, enz., welke gevonden worden op de zandplaat ONRUST; op de Texel- sche kust of uit zee i worden opgevischt, zijn 's Rijks eigendomhij, die zich deze voorwerpen toeeigent, is derhalve strafbaar volgens de wet. Hst oprapsn en vervoeren van geladen niet gesprongen Rrojeotielen ia levensgevaar- jlc, ook voor de omgeving van hem, die zulks verricht. De KolonelCommandeerende Officier van het ie Regiment Vesting-Artillerie, J. J. DE GREVE. JULI, Hooimaand, 81 dagen. Opkomst dor Zon 4 u. 4 m. Onderg. 8 u. 7 m. Zondag 21 Haandag 22 Dinsdag 28 Eerste kwartier. Woensdag 24 Donderdag 25 Vrijdag 26 Zaterdag 27 Het groote vraagstuk der zeevisscherij. Zal de vischrjjkdom der zee tengevolge der thans zoo uitgebreide visscherij langzamerhand worden uitgeput? De een zegt ja, de ander peen. Gelijk men zich zal herinneren, heelt de Noorweegsche biolo g dr. Kuut Dahl zich onlangs uit een wetenschappelijk oogpunt in geruststellenden zin er over uitgelaten, waarbij hij eindigde met te zeggen: De groote broed en vischrijkdom is het feit waaraan men zich heeft té houden. Hoe dat feit zich in het licht der groote visscherjjen laat verklaren, dit zal een nieuw en rijk veld voor de hypo these en de verdere onderzoekingen opleveren." Thans behandelt de .Deutsche Fischerei- Zsilung" dateelfde onderwerp, doch meer in '^Ohderheden en overigens zoodanig dat haar vertoog een algemeen overzicht van den loop en stand der quaestie oplevert. Hare be schouwing komt neder op het volgende Reeds lang wérd op de meest uiteenloo- pende gronden voor en tegen er over geschre ven, maar dat alles bleef betwistbaar. Want al deze oordeelvellingen waren gegrond op gegevens, die slechts betrekking konden heb ben op een klein gedeelte der zee, terwjjl de wetenschap moest erkonnen, dat daaromtrent in dé zeebiologie nog oneindig veel onbekend waa gebleven, doordien het nog had ontbro ken Aan de middelen om de zee in den ruim- sten omvang te onderzoeken. Voor de practjjk had die onzekerheid een ernstig gevolg. Dikwijls toch hoorde men visschers en met hen andere deskundigen beweren, dat de visch verminderde en de visscherij de gevolgen daarvan begon te onder vinden, en nu kan men het een kapitalist niet kwaljjk nemen, dat hjj na zulke beden kingen, die hem van bevoegde zjjde schijnen te komen, geen geld meer wil beleggen in eene onderneming, waarvan hjj meent, dat zjj binnen een afzienbaren tijd te gronde moet gaan. In dat opzicht is het in Duitschland feiteljjk zoover gekomen, dat er zelfs in ruime kringen niet meer wordt gevraagd, of er wer kelijk voor zulk een onheil valt te vreezen, maar alleen hoever het kwaad reeds is ge vorderd. Tot die vraag komt men trouwens zooveel te gereedeljjker nu de zeil- en de kustvisschers voortdurend klagen over vermindering van visch in de Noordzee en de autoriteiten met die klachten worden bestormd, terwjjl ook de duizenden badgasten, die des zomers de kust bozoeken, aldaar overal hooren zeggen, dat de visschers genoodzaakt worden, een ander middel van bestaan te zoeken. Wjjst men hen op de groote opbrengsten der visscherij- stoomschepon, altoos komt het antwoord dan hierop neder, dat de noodlottige toestand juist door die vaartuigen wordt teweeggebracht, doordien zjj de Noordzee uitrisschen. Nu is het waar, de visscherjj heeft andere vormen aangenomen. Het oude heeft voor het nieuwe moeten wjjken. Het stoomschip verdringt het zeilschip. En al biedt daaren tegen het stoomschip gelegenheid aan tot broodwinning voor allen, die aan het bedrjjf getrouw blyven in plaats van een ander werk bij de hand te nemen, het feit bestaat nn eenmaal, maar daarmede houden de klachten 'over achteruitgang bij de zeilvisschers niet op. Wat daarbjj meer bepaaldelijk de kust visschers betroft, vooral vau hunne zijde is de klacht niet ongegrond. Want de voor hen toegankelijke gedeelten der zee betrekke lijk zeer kleine oppervlakten zjjn nu en dan in vroeger ongekende mate van visch ontbloot. Dit ligt hieraan, dat wanneer daar stoomschepen komen en met hun krachtig vischtuig die gronden bewerken, de visschen dientengevolge rondom de vlucht nemen. Dit gebeurt echter niet enkel langs de kasten, maar op de geheele Noordzee, en wel ook bjj stoomschepen onderling. Deze zoeken namelyk zekere bepaalde visehgronden altoos weder op en dan gebeurt het wel, dat zjj er niets vangen, doordien er reeds sinds dagen of weken het grondnet herhaaldelijk over den zeebodem was gebaald. Doch al is het licht te begrypen, dat de visschen al uiterst domme dieren zouden moeten zijn om niet eenige rollen verder op te zwemmen, zoo wordt er toch wel eens over gesproken, als ware het eenvoudig een bewijs, dat alles maar zoo wordt weggevangen. Doch het is tevens ge noeg bekend, dat de visschen hier en daar weder bjjeentrekken en er dus, na eene poos van rust, weder goede vangsten worden ge daan op gronden, die reeds sinds langer of korter tjjd als improductief Waren opgegeven. Uit dit een en ander blijkt derhalve, dat in sommige gedeelten der zee de visschen nnen dan tengevolge der drukke visscherjj heengaan, waardoor lichtelijk weder het vermoeden van vermindering der hoeveelheid visch kan ontstaan. Evenwel, niet enkel onder de mannen van practjjk, ook onder de geleerden zjjn er, die overhellen tot de meening, dat er in den vischrijkdom reeds eene vermindering plaats beeft en de zee niet genoeg productiekracht bezit om de daardoor ontstane tekorten aan te vullen. Ware dit werkeljjk het geval, dan zouden die tekorten door de steeds toenemende visscherij zeer spoedig grooter moeten worden en zou dus het aantal visschen snel moeten inkrimpen, daar toch van jaar tot jaar eene menigte ter voortplanting geschikte visschen aan zulk eene reeds verminderde hoeveelheid worden ontnomen. Ware alzoo dat denkbeeld gegrond en kreeg de Noordzee voor hare fauna geene nienwe verlevendiging nit andere zeegedeelten, dan zou de visscherij reeds hare laatste levensperiode zjjn ingetreden. En wat ziet men na Dat haar bedrjjf nooit zoo uitgebreid is geweest als thans en er over 't geheel gerekend meer wordt gevaDgen dan ooit te voren. Met 't oog hierop heeft 't dan ook nog niet ontbroken aan voorstanders van het gevoelen, waarmede weder andere practici en geleerden instemmen, dat de mensch door zjjn ingrijpen het evenwicht in het leven der zee niet ver mag te storen. Dit kon echter niet op deug* deljjke gronden worden bevestigd, zoolang het nog bleef ontbreken aan de middelen om de zee in al hare lagen ten opzichte van het dierlijk leven te onderzoeken. Wegens het steeds toenemend economisch belang der zaak heeft men zich dan ook in verschillende landen gedrongen gevoeld, te doen constateeren, welke beteekenis dat dier- lijk leven der zee voor den mensch heeft en in welken omvang de productiviteit daarvan eene exploitatie toelaat. In 1899 heeft eene internationale commissie te Stockholm daar over beraadslaagd. Noorwegen heeft toen spoedig een expeditieschip (de Michael Sara) doen bouwen en in Duitschland wordt dit insgelijks gedaan. De Noordeljjke zeeea zjjn verdeeld in districten, waarin de onderzoe kingen naar bepaalde plannen aan de deel nemende staten zijn opgedragen. Men ont veinsde zich niet, dat het een renzenarbeid zon kosten, eer het doel kon worden bereikt, dooh wegens de dringende noodzakelijkheid ging men onverwijld aan het werk. Reeds verleden jaar deed de •Michael Sars» hare eerste tochten en reeds toen heeft zjj bewezen, welk een uitgebreid nut die werkzaamheden doen tegemoet zienwant wanneer niet alles bedriegt, heeft reeds dat begin de theoriën van visch- en visscherjjvernietiging ten val ge bracht. Het is eerst sinds weinige jaren ten op zichte van verschillende vischsoorten der Noordzee bekend, dat zjj niet aan de kust, maar in volle zee kuitsehieten, dat de eieren en larven aldaar in de bovenste waterlagen ronddrijven, on doordien zjj geeno beweeg kracht hebben, aan de strooming zjjn prjjs gegeven. Nu ligt het in den aard der visschen, evenals bjj andere dieren, voor hun broed de beste en veiligste plaatsen ter ontwikkeling te zoeken. Verscheidene platvisschen trekken daarom tegen den tijd van kuitsehieten naar de wadden eene andere soort verbergt hare eieren in de schuilplaatsen bjj de algen, zoo dat groote visschen ze niet kannen bereiken kortom, overal kan men zien, dat de visschen hun eieren trachten te beveiligen. Er valt dus wel niet aan te twjjfelen, dat diezelfde zorg ook bestaat bjj het kuitsehieten in open zee. Zoo trekt bijvoorbeeld de kabeljauw daartoe naar de banken van Newfoundland, de schelvisch naar het noordeljjk gedeelte der Noordzee, en naar hetgeen men overigens in het leven der visschen zoo al heeft kunnen nagaan, verdient dat trekken naar bepaalde plaatsen in het tjjdperk der voortplanting ook om andere reden verder bjjzonder aandacht. Misschien toch spelen de stroomingen daarin eene rol, daar zjj wegens hare temperatuur en zoutgehalte aan de voorwaarden voor eene goede ontwikkeling der eieren voldoen. Mis schien ook is de richting der stroomingen nuttig, in zoover dat de eieren en broed worden overgebracht naar zeewateren, alwaar zjj ongestoord tot verdere ontwikkeling kunnen komen. Zulk een gebied zou zeer wel de bovenste laag van den Oceaan kunnen zjjn, waarin weinig zeedieren worden aangetroffen, die op eieren en broed azen, terwjjl de jonge vischjes er in het plankton een geschikt voedsel vinden, om, wanneor zij genoeg was dom hebben verkregen, vooreerst in eene hooger op gelegen, of in eenige andere rich ting heen te gaan en eiodeljjk in de Noord zee terecht te komen. Tot dusver werden de zeer groote diepten van den Oceaan als improductief beschouwd. Van den grond werd ook uit diepten van meer dan 200 meters nog zeer weinig kabel jauw, schelvisch, enz. opgehaald, daardoor kwam men tot de meening, dat die visschen alleen in bovenlagen leefden. Zelfs hun ge schiktheid om over groote oceaandiepten te trekken werd bestreden, en mitsdien werden ajj tot .plaatselijke vormen» gestempeld. Daaruit zou mm dus moeten afleiden, dat wanneer een zeegedeolte is uitgevischt of overdadig bevischt wordt, de daartoe werkzame visscherjj ten ondergang moet zjjn gewijd. Want wanneer men zich de zaak moest voorstellen alsof van geene enkele zjjde eene verlevendiging door emigratie van visch mo gelijk is, alsof de Oceaan voor de Noordzee eene schroef on geen voorraadkamer ware, alsof de Noordzee dus als een afgesloten bekken moest worden beschouwd, dan zou het einde van alle visscherjj gemak kei jjk zjjn vooruit te zien. Zooveel te merk vaardiger is daartegenover alweder het verschjjnsel, dat niettegenstaande alle klachten over gevaar voor den vischrjjkdom, er juist in dut ver meende afgesloten bekken bjj eene zoo drukke visscherjj voortdurend wordt gevangen. Van daar dat er ook stemmen opgaan, die zeggen Wij gelooven niet aan dat afgeslotene der Noordzee en dus ook niet aan de mogeljjkheid* dat zjj kan worden uitgevocht.» Intusschen is het duideljjk, dat het voort bestaan of de ondergang der visscherjj afhangt van de juistheid der eene of andere theorie. Maar de theorie van gebrek aan leven in den Oceaan hoeft toch, door de resultaten van dr. Hjort met de .Michael Sars», reeds allen grond verloren, en het bewjjs dat de Oceaan do voorraadkamer der Noordzee is, schjjnt in vollen omvang te zjjn geleverd. Hjj vond nameljjk in den open Oceaan broed van schelvisch, kabeljauw en verschillende andere vischsoorten een feit van zooveel te meer beteekenis, omdat dit broed er in zulke kolos sale menigte werd aangetroffen. Bovendien vond hjj er niet enkel zulk jong goedje, maar uit enorme diepten werden ook volwassen typische grondvisschen (kabeljanw, koolvisch, enz.) opgehaald, daaruit bljjkt toch reeds, dat er van die visscheu vele millioenen meer voorhanden zijn, dan men vroeger kon ver moeden. Niet enkel de Noordzee, ook de Oceaan is derhalve de bron, waaruit onze visscherjjen veider kunnen putten, en daar mede verkrjjgt het beeld harer toekomst een heel ander aanzien. Al bljjft er nu nog wel veel af te wachten uit do vordere onderzoekingen, toch kan men reeds zeggen, dat de visscherjj geene donkere toekomst tegemoet gaat, maar dat er zich voor haar in elk geval een oneindig ruimer veld van werkzaamheid zal openen. (N. Rot». Ct.) Vit het Buitenland. Nog altjjd bljjft de vreeseljjke oorlog in Zuid-Afrika onder de gebeurtenissen in het buitenland in de eerste en voornaamste plaats onze aandacht tot zich trekken. En nog is het einde niet te voorzien, ofschoon ook de volgende mededeelingen doen bljjken, dat de Engelschen alle krachten willen inspannen, om het herstel des vredes te bespoedigen. Een der Engelsche nieuwsbladen wist mede- tedeelen, dat in den ministerraad is besloten om krachtige maatregelen te nemen, ten einde het verzet der Boeren te breken. Er zou, volgens dit bericht, vanwege de liegeering aan Lord Kitchener bevel zjjn gezonden, om een scherpe proclamatie uittevaardigen, waarin den Boeren wordt aangezegd, dat dl hunne eigendommen en bezittingen zullen worden verbeurd verklaard (alsof dit nog niet zoo is f), wanneer zjj niet onmiddelljjk de wapens nederleggen. Verder moet aan Lord Kitchener zjjn opgedragen, om de Boeren-commando's verantwoordelijk te stellen voor het wange drag der ouderhebbende manschappen. Een ander Engelsch nieuwsblad verhaalt als oorlogsnieuws, dat de opperbevelhebber in Zuid-Afrika het voornemen heeft kenbaar gemaakt, om de infanterie, welke hjj daar te zjjner beschikking heeft, naar buis te zenden, üogenschjjnljjk zou men meenen, hierin een gunstig teeken voor de Engelschen te zien. Zulk eene vermindering van weerbare mannen beteekent zooveel als wjj kunnen het buiten dien heel goed af. 't Is echter geheel anders. Lord Kitchener heeft zjjn mannetjes wel ter- deeg noodig, en wie op 't eerste gezicht zou meenen, dat de Engelsche schatkist in 't vervolg idem zooveel besparing zou ondervin den, vindt zich teleurgesteld, als hjj verneemt dat de opperbevelhebber de wegtezendeD voet knechten wil vervangen zien door bereden manschappen. Van vermindering der legersterk- te is heel geen sprake. De soldaten, die in fuil moeten gezonden worden, zullen natunr- lijk veel duurder zjjn dan de manschappen, die zjj moeten vervangen, en de Engelsche sohatkist, die al zooveel te verduren heeft, zal door dezen maatregel weer een nieuwen aanval moeten ondervinden. Als dan zal men in Engeland in de regeeringskringen zeggen de oorlog maar gauw teu einde is! Zeker met de bedoelde vervanging wordt het leger versterkt, doch het einde van den oorlog wordt er vaBt niet door bespoedigd. De berichtgever meldt, dat, na aankomst der nieuwe bereden (roepen, eene geheel nieuwe wjjze van aanval en verdediging zal ingesteld en gevolgd worden, met afwijking van het geen voorgaande bevelhebbers voor het meest doeltreffend hebben aangezien. In verband met bovenstaand bericht, wordt medegedeeld, dat de Engelsche regeering zich reeds bejjvert, om buiten 's lands de noodige paarden voor het leger in Afrika aan te koopen. Doch met dat al krijgt de Engelsche natie, die van Dieuwe krjjgsmaatregelen en een nieuwen aanval op 's Rijks schatkist een spoedig einde van den oorlog verwacht, altjjd maar door het weinig opbeurend antwoord op de vraag naar het herstel des vredesnog in 't geheel niet te voorzien 1 Een bericht uit Zuid-Afrika trok in de laatstverloopen dagen in buitengewono mate de algemeene aandacht. Een Engelsche dame aldaar, die niet geschroomd heeft, zich door onderzoek een eigen oordeel te vormen van de Zuid-Afrikaaosche quaestie, en evenmin heeft geaarzeld hare overtuiging onbewimpeld en krachtig uit te spreken, al was die over tuiging na hot onderzoek voor Engeland on gunstig geworden. Die dame Olive Sclirei- ner is baar naam is dezer dagen door de Engelschen gevangen gezet. Zjj is geplaatst binnen een omheining van prikkeldraad, die bewaakt wordt door gewapende schildwachten met de opdracht, ieder neer te schieten, die beproeft door de omheining te gaan en te ontsnappen. Daar woont zjj alleen met haar hond in eene kleine kamer, waarvoor zjj be taalt. Zjj kookt voor zichzell. De Engelsche overheid verbiedt haar echtgenoot haar te bozoeken. De berichtgeefster van het boven staande stelt nu de vraag: Wat is de misdaad van deze vrouw En 't antwoord op die vraag kan niet anders Iniden danZjj heeft gedu rende den oorlog de zaak der Boeren omhelsd, niet anders. Zjj heeft sympathie gevoeld voor het Boerenvolk, doch het is volstrekt niet gebleken, dat zjj aan den strijd deelge nomen of samengezworen heeft tegen de Engelsche overweldigers. Zjj is een schrijfster met oorspronkeljjke denkbeelden, en is ten volle bekend met de landen en volken, waar over zjj scbrjjft. Haar woorden hebben velen doen weenen over de armen en eenzamen. Is het nn te dulden, dat zij daarom wordt afgezonderd en weggevoerd van wie haar lief heeft De berichtgeefster vleit zich, dat in het Engelsche Lagerhuis krachtige stemmen zullen opgaan van mannen, die zich de zaak van deze vrouw aantrokken. De daad, waartoe de En gelsche autoriteiten daarginds zjjn overgegaan, veroorzaakt weer een Dieuwe vlek op Eoge- land's naam, con vlek, die doet uitkomen de ellendige neiging vau de Engelsche natie cn hare regeerders, om iemand, en dan nog wel een vrouw, te achtervolgen voor het uitsproken eener persoonlijke overtuiging, 't Is zeker geen goedkeuring der Effectenbeurs, geen toe juiching der goudzoekers kunnen die vlek ooit of te eeDigertjjd uitwisseken l In het uitgestrekt gebied der Vereenigde Staten van Noord-Amerika geschiedt, gelijk best te begrijpen is, alles in het groot, zelfs werkstakingen zonden daar, op kleine schaal uitgevoerd, hoegenaamd geen indruk maken, stellig nauweljjks opgemerkt worden. Onlangs deelden we in ons overzicht mede, dat een aantal werklieden, behoorende tot eenige staal fabrieken en daaraan verwante bedrjjven, daar te lande den hamer er bjj hadden nedergrlegd. Het aantal stakers, toen opgegeven, bedroeg 85.000. Sedert heeft zich de beweging sterk uitgebreid, en thans wordt ons van de overzijde van den Oceaan medegedeeld, dat het aantal stakers bij de staalindustrie in de Groote Re publiek niet minder dan 75.000 bedraagt, 't Zal, meenen wjj, heel wat zorg vereischen, om zooveel ontevreden werklieden tevreden te stellen. NIEUWSTIJDINGEN. HELDER, 19 Juli 1901. Jl. Woensdag herdacht de heer J. Schornagel, machinist van het watertoestel bij de Holl. IJzeren Spoor weg-Maatschappij alhier, den dag, waarop hg vóór 25 jaar bjj de maatschappij in dienst trad. Het ontbrak den jubilaris dien dag niet aan bljjken van belangstelling. Des morgens om 10 uur werd hij met zjjn gezin in het locomotiefgebouw feesteljjk ontvangen. Het machinistenlokaal was voor deze gelegenheid fraai met groen, bloemen en schilden ver sierd, waar de opzichter-machinist, de heer W. G. v. d. Berg, hem oodet een harteljjka toespraak een net bewerkte oorkonde en een gesloten couvert met eeu bedrag in geldswaarde, aanbood. Het gezasaeo^ke personeel van de afdeeling tractie vereende hun collega, als bewjjs van hoogachting een fraai en nuttig cadeau van huishoudelijk gebruik. Een en ander ging natuurljjk ge paard met de noodige gelukwensohqn.( In den huiselgken kring werd des avonds" fU feestviering voortgezet. Een nieuw mail-stoomschip. De Maatschappij »Nederland" heeft den bouw van een uiail-stoomschip. ongeveer van het type Koning Willem III", opge dragen aan de Maal sehappjj voor Sohéeps- en Werktuigbouw »Feyenoord" te Botter dam. Bij de Ned. Zuid-Afr. Vereeniglng te Amsterdam is ingekomen 5185;52franoa van de administratie'van hetdagdlbd >De Locomotiefte Samarang, zgnde het bedrag der ingekomen giften ten behoeve der Boerengezinnen en -weduwe», die in be hoeftige omstandigheden ver keer en. Zaterdag vergaderden te 's Hertogen bosch een 30-tal burgemeesters, secretaris sen en wethouders der '10 Noordbrdblóit- sche en Geldersche gemeenten, dóór wjjlen mr. Van Cooth hij uiterste-wilsbeschikking tot zijn erfgenamen beboemd. De vergadering werd geleid door den no taris Rits, onder wiens minuten het testa ment berust, en den execoteur-testamJen- tair, den heer Jansen aldaar. Er werden vele inlichtingen verstrekt, o.a. ook deze, dat het vermogen vandea erflater bedraagt ruim 1 '/4 millioen, waar van rnim f 800.000 in effecten. Van deze l'/4 millioen zal, na aftrek van wat er vermaakt is, nog rnim f200.000 overblijven voor de 10 gemeenten, dlé'erf- genamen zgn en waarvan de meeste' ook vaste goederen hebben verkregen. Aan successie zal ongeveer f200.000 moeten worden betaald. Spoedig na l Ja nuari a.8. zal tot geheele afwikkeling der zaken kunnen worden overgegaA". Het paardenvleeach schjjnt te Am sterdam meer en meer ia comsumptia te komenimmers terwjjl in 189%, ter slachtplaats aan het abattoir werden aan gevoerd 1859 paarden, is.dit aantal in iL'900 gestegen tot 3628 paarden. B. en W. vragen den gemeenteraad machtiging om tbt'uit breiding over te gaan van het paarden- slachthuis aan genoemd abattoir koeten begroot op f 16.500. t Een eigenaardige verkoop. Een zeldzaam voorkomend geval bn pa- blieken verkoop had te Oud-Beverland plaats. Aldaar kwam onlangs kinderloos te overigden de heer J. N„ een zeer'ver in zgn testament kwam voor, dat zgn* vrouw, met wie hg buiten gemeenschap van goederen gehuwd waa, 6 maanden nn zgn dood gratis in het hnis mocht blijven wonen. Behalve een kleine groot boek rent» voor de weduwe waren zjjne broeders en zusters eenige erfgenamen. Inmiddels word de publieke verkoop van het huis aange kondigd. Een groot publiek w^a aanwezig en toen de verkoopoonditiën door dea notaris waren voorgelezen, trad een persoon naar voren, en zeide: »Ik bied voor da weduwe f 1500.« Niettegenstaande het bod bespottelijk laag was, was niemand U bewegen een hooger bod te doen. De af slager bood nu namens de familie f 1600, doch ook toen bleef het pubUek zwggen. Toen nu bleek, dat het huis niet te ver- koopen was, werd namens de familie be kend gemaakt, dat de verkoop geen Voort gang zal hebben. yFBUIlsLEITOlN'. DE SOOZE GEEST. Vrjj bewerkt door AMO. 12) •Zoo mag ik het hooren,» hernam Jacques Leroy gevleid en toen nu vrouw Arval zich verwijderd had, beraadslaagden de beide man nen yrerig met elkander en lieten, toen ze het eens waren, de kolonisten bijeenroepen. Ongeveer tien minuten later waren twaalf tot de tanden gewapende mannen gereed, die in geregelde orde, onder aan voering van Jac ques Leroy, met allen spoed naar het blok huis van Jean Houdance marcheerden. Toen se in de onmiddellijke nabijheid van het hnis waren gekomen drong een dof ge kraak in hunne ooren en tegeljjkertjjd knalde er een schot. .We komen jnist bjj tjjds, riep Jacques Le roy zjjn mannen toe, ,de schurken, zonder twjjfel zjjn het Apaches, hebben de deur zoo- eren open geloopen. iVoorwaarts!» Toen de kolonisten uit het bosch te voor schijn kwamen, zagen ze een aanUl halfnaak te Roodhuiden voor het blokhuis heen en weer loopen, die in den roes der zegenpraai hun oogen en ooren verloren schenen te heb ben en de naderkomenden niet bemerkten. Plotseling klonk er een knetterend geweersalvo en een deel der Apaches, die opeengehoopt bjj elkaar stonden, viel kermend neder; de overige achtten het raadzaam naar 't bosch te vluch- Onder luid hoera roepen stormden de ko lonisten het huis binnen, met Jacques Leroy aan het hoofd, doch geen hunner bemerkte dat een der vluchtende Apaches een blank meisje Daar het bosch sleepte, wier hulpge roep hjj smoorde door zjjn hand op haar mond te houden. Toen Jacques Leroy het vertrek binnen trad, stond hjj tegenover twee personen, een blanke en een Indiaan. Het waren Charles Larnon en het opper hoofd Hiakowa. De toomelooze woede, die zich van hem meester maakte, toen hjj den man voor zich zag die onlangs bjj bet raadsvnur der Choctaws zjjne plannen dwarsboomde deed hem het waarschuwend geroep zjjner krijgs lieden in den wind slaan. Eerst wilde hjj de scalp van het gehate bleekgezicht meester worden alvorens aan den terugtocht te den ken. Hiakowa zag al spoedig in dat het geen gemakkeljjke taak zon zjjn, den jongen man neer te vellen en dat hjj veeleer aan zjjn eigen redding moest denken. Intusschen had Jacques Leroy den Iadiaan in het oog gekregen, pakte hem in den nek en wierp hom als een bal tegen den grond. .Je schjjnt je hier op je gemak te gevoelen,» schreeuwde de bontkoopman, ,maar ik zal je wat anders leeren. Waar is die leeljjkert nu gebleven?" Door de duisternis begunstigd, kroop Hia kowa langs den wand, drong door de rjjen der kolonisten heen, sprong de deur nit en ver dween in het woud. Eenige kogels hem na gezonden misten hun doel. «Spaart uw kruit mannon,» zeide Jacques Leroy. .de spitsboef lacht je in zjjn vuistje uit. Er is geen doortrapter en bloeddorstiger Roodhuid dan deze hoofdman Hiakowa. Welnu mjjnheor Larnon, wjj kwamen juist bytjjds hier; doch waar zjjn Houdance en zjjne doch ter en de oude Pierre, de poortwachter Charles wilde antwoorden maar voor zjjne oogen begon op eens alles te draaien en het bloed stroomde uit een wond aan zjjn hoofd. Onder het uitspreken van Ninette's naam, viel hjj bewusteloos ia de armen van Jacques Leroy. X Des namiddags van den volgenden dag ont waakte Charles Larnon uit een verkwikken- den slaap, keek verwonderd om zich heen en bracht de hand aan zjjn hoofd, dat met een breed verband omwonden was. Aan den voet van het bed zat Jacques en beschouwde den patiënt opmerkzaam. »Wat is er met mjj gebeurd Waar ben ik? Waar zjjn Ninette en haar vader?» .Veel vragen opeens,* zeide Leroy glim lachend, .als ge rondkykt znlt ge bemerken, dat ge hier in nw eigen blokhuis zjjt. Wjj haalden u gisteren nit Houdance's blokhuis af, joegen de Apaches naar den duivel en brachten u bewusteloos thuis. Den ganschen nacht en een groot gedeelte van den dag hebt go verslapen. .Hoe gevoelt ge u?' ,0, zeer wel, maar een beetje zwak, maar waar is .Houdance en zijo dochter,» zeide de bont handelaar, «dat wect ik waarachtig zelf niet.» •Gevangen in de handen der Apaches," kermde do jonge man." «Dat denk ik, doch dan zjjn ze er in ieder geval nog beter aan toe dan du oude Pier re.» «Wat is or met hem gebeurd?» Wjj vonden zjjn ljjk gisterenavond in het bosch.» .Hjj heeft zjjn onvoorzichtigheid met den dood geboet." .Wat deed hjj ook onverstandig, om den wensch van een onervaren meisje te vervul len en met baar de kolonie te verlaten om u op te gaan zoeken." Ontroerd zonk de jonge man met het hoofd in de kussens terug. «Nu weet ge voorioopig genoeg; windt u niet te veel op, dat zon u schaden; doch dat weet ge als geneeskundige beter dan ik.» Mei deze woorden sneed hjj den patiënt de gele genheid af om verdere vragen te doen. Den tweeden dag was Charles Larnon reeds merkbaar beter en kon het bed verlaten en reeds drie dagen verklaarde hjj Jaques Le roy, volkomen hersteld te zjjn. Deze scheen die mededeeling vrjj onverschillig te wezen, hjj keek met groote opmerkzaamheid naar het bosch. Wat ziet ge daar toch in het geboomte? vroeg de dokter ongeduldig. Indianen!» luidde het rustige antwoord. Denkt gjj dat die zich daar verscholen heb ben?» ,Wie weet,» zeide hjj schouderophalend, «men kan die schurken van Apaches nooit vertrouwen «De gedachte aan een langdurig beleg maakt mjj beangst," riep Charles Larnon verdrietig uit. .Ge zit hier achter sterke palissaden Begrjjp mjj niet verkeerd, mjjn heer Leroy voor mjj zelf ben ik niot bezorgd, maar de onzekerheid aangaande het lot van Houdanoe en zjjne dochter maakt mij zeer ongerust. Le ven ze of zjjn ze dood? Deze vrageD pijnigen mjj voortdurendhet is om het verstand er bjj te verliezen." .Dus hunnentwege!' hernam Jacques Le roy en klopte zjjn pjjp nit. .Nn, ik zon hon derd tegen édn wedden dat de scalp van den ouden Houdance aan den gordel van een Rooodhuid bengelt, daarover moet ge u niet te veel van streek brengen, maar zeker ben ik er niet van, want die Jeau Houdance is een slimme gast en ik geloof dat gij in staat zou zjjn don Roodhniden nog een vlieg af te hangen, al baddec ze hem aan den martel- paai gebondeD." En Ninette 1» .Zjjne dochter? Omtrent haar behoeft ge n werkeljjk Die» ongerust te maken eerstens om dat de Roodhuiden geen trouwen dooden en ten tweede omdat het meisje verduiveld mooi is. Het een of ander beroemde Apache-opper- hoold heeft ongetwjjfeld reeds het oog op haar geslagen om haar tot zijne squaw te ma ken.' Dien schurk breek ik den nek,» zeids Char les tandenknarseod. «Zoo?' Maar wat gaat de zaak n eigenljjk aan Charles Larnon bloosde, doch Jacques Le roy, zjjn verlegenheid bemerkend, zeide met ondeugenden glimlach: Kom, ik wil mjj niet dommer voordoen dan ik ben, en ik moet erkennen dat het ver vloekt jammer en een waar schandaal zou zjjn, als. zulk een laffe Apache-Roodhuid zjjn smerige vingers ongestraft naar der Trappers dochters zoude uitsteken. Als het meisje n bevalt en gjj over een flinke portie moed be schikken kunt, zou ik een plan weten om de gevangene i te bevrjjden!» Moed voor tien,« riep Charles lairnon uit •spreek! spreekI" .In de kringen der Wild Westmannen vertelt men, dat het eerste opperhoofd der Choctaws' een dappere en edelmoedige jongen tusschen twee haakjes gezegd, een goed vriend van u ia. Is dat zoo?» Zeker: De Choctaws vliegen voor mjjdoop het vuur en de Zittende Stier zou mjj be- zwaarlyk een verzoek weigeren altjjd als de vervulling daarvan mogeljjk is.' Dat laat zich hooren," hernam Leroy met ingenomenheid. .Welnu, op die vriendschap alleen berust mjjn eenvoudig en gemakkeljjk uilvoerbaar plan, wjj brengen een bezoek aan het opperhoofd de Zittende Stier met zjjn hulp en die zjjner krjjgslieden bevrjjden w des Trappers dochter die waarschjjnlyk naar het dorp van Hiakowa gevoerd ia? .Voortreffeljjk!» gaf de Franschman toe, en ik zou niet aarzelen, mjj met uw plan te vereenigen, als ik het met mjjn plicht als hoofd dezer kolonie overeen zou kunne bren gen in deze dagen van dreigend gevaar Libre ville te verlaten." .Onzin,» bromde Jasques Leroy. «in dria hoogstens vier dagen is do zaak af geloopen." .Wjj hebben toch alleen twee dagen noo dig.' Slechts een dag als wjj te paard gaan; reken dan nog een dag om het dorp der A- pachen te bereiken en nog een dag. «oor d« terugreis. .Wilt ge? Ja of neen?» .Ja ik wil!' «Wanneer vertrekken wjj?* Reeds morgen vroeg.» Afgesproken.» Charles Larnon maakte alles Voor de reis in gereedheid en gaf den kolonisten k"""** van sijn besluit. (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1901 | | pagina 1