KLEINE COURANT
't Vliegend Blaadje
voor Heldor, Texel, Wioringon on Anna Paulowna
No. 3727.
Woensdag 4 November 1908.
36ste Jaargang.
Bureau: Spoorstraat.
Telefoon 59.
Bureau: Koningstr. 29.
Interc.-Telefoon 50.
ABONNEMENT i
Vliegend Blaadje p. 8 m. 50 ct., fr. p. post 75 ct., Bnitenl. f 1.25
(Zondagsblad 37' n 45 f0.75
eJMndfihlnd
6 Modeblad
I Muzik. Bloemlez.
55
n- 60 B
Voor 't Buitenland bij
80
85
>0 runbetaling.
f 0.90
f0.90
Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag.
Uitgevers: BERKHOUT Co., te HELDER.
Bureaux: Spoorstraat en Koningstraat.
ADVERTENTIENi
Van 1 tot 4 regels25 cent.
Elke regel meer6
Bewys-exeraplaar21
Vignetten en groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Advertentién moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VEIJDAGSMOBGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorvd zijn.
Eerste Blad.
Uit het Buitenland.
Keizer Wilhelm en Engeland.
We hadden in ons vorig nummer al mel
ding kunnen maken van den opzienbarende
verklaring in de .Daily Tclegraph'' gepu
bliceerd. Een oud-diplomaat zooals hij zich
zelf noemde, deelde n.1. in dat blad een
onderhoud mee, dat hij met keizer Wilhelm
liud gehad en deed dit met goedvinden van
den keizer.
Toen we die verklaringen lazen, dachten
we dat een oi ander krantenman ze uit den
duim had gezogen, dat het slechts een sterk
staaltje was van de fantasie eens reporters.
We hechten er geen geloof aan omdat wij
de reden der pubiiceering niet konden be
grijpen en ten anderen niet konden gcloovën
dal de keizer zoo iets kon zeggen,
verre van doen.
Dwalen is menschelijk. 't Blijkt nu dat
wij mis hebben gezien en dat de publicatie
geen uit-den-doim-zuigcrij is maar er
blijkt nu ook, dat er meer zijn die verstomd
staan.
De keizer stond toe om dit onderhoud
te publiceeren met het doel „de hard
nekkige misvatting weg te nemen die om
trent 's keizers gevoelen jegens Engeland
bestaat" zeidc Z. M..Gij Engelschen zijt
gek, stapelgek. Wat bezielt ulieden toch,
dut ge zoo bebeerscht wordt door een
argwaan, die een groot volk onwaardig is?
Wat zou ik meer kunnen doen, dan ik deed
Ik heb met allen nadruk, waarover ik
beschikken kan, in myn toespraak in Guild-
hall verklaard, dat mijn hart voor den vrede
klopt en dat het een van mijn dierbaarste
wenschen is om met Engeland op den besten
voet te staan. Heb ik ooit mijn woord ge
broken Valschheid en trouwloosheid liggen
niet in mijn aard. Mijn daden behoorden
voor zich zelf te spreken, maar gij slaat
daarop geen acht en luistert slechts naar
hen, die ze verkeerd voorstellen. Dat is een
persoonlijke beleediging, die ik zeer diep
gevoel. Het is een zware beproeving voor
myn geduld, altyd onjuist te worden beoor
deeld, mijn herhaalde aanbiedingen van
vriendschap gewikt en onderzocht te zien
met nayver en wantrouwen.
Ik heb steeds weer gezegd, dat ik de vriend
van Engeland ben en uw pers, of althans
een groot deel daarvan, dryft het Engelsche
volk aan, mijn uitgestoken hand te weigeren
en lastert, dat de andere hand een dolk
verborgen houdt. Hoe kan ik een volk tegen
zijn wil overtuigen
Ik herhaal, dat ik de vriend van Engeland
ben, maar gy maakt het moeilyk voor mij.
De keizer verdedigde voorts Duitschlands
eerste optreden tengunste van Moulay Hafid
dat later bleek goed te zijn gezien en toch
door de Europeesche mogendheden werd
afgekeurd Zeer opzienbarend was wat de
keizer omtrent den oorlog van Engeland met
de Bóeren-republieken verklaarde.
Men gelooft in Engeland algemeen, dat
Duitschland het in den Zuid-Afrikaanschen
oorlog vijandig gezind was. Zonder twijfel
was de openbare meening van Duitschland
vijandig tegenover Engeland bitter vyandig.
De pers was vyandig en de volksmeoning
ook. Maar het officieele Duitschland
Laat mijn bedillers zich eens afvragen wat
aan de reis der *Boeren afgevaardigden, die
poogden de tusschenkomst van Europa te
verkrijgen, een eind maakte en haar deetfr
mislukken Zij werden in Nederland ge
huldigd en Frankrijk bereidde hun een hartelijk
welkom. Zij wenschten naar Berlijn te komeD,
waar het Duitsche volk hen met bloemen
bekranst zou hebben. Maar toen zy mij
vroegen hen te ontvangen weigerde ik.
De beweging stierf onmiddellijk uit en het
driemanschap keerde met ledige handen terug.
Was dat, vraag ik, de daad van een stillen
vijand
En later, toen de strijd op het hevigst
was, werd de Duitsche regeering door de
regeeringen van Frankrijk en Rusland uit-
genoodigd zich bij haar aan te sluiten voor
een beroep op Engeland, om een eind aan
den oorlog te maken. Het oogenblik was
thans gekomen, zeiden zij, niet alleen om de
Boeren-rcpublieken te redden, maar ook om
Engeland in het stof te vernederen.
Wat antwoordde ik Ik verklaarde, dat
Duitschland er niet aan dacht deel te nemen
aan een gezamenlijk optreden om Engeland te
dwingen en ten onder te brengen, maar altijd
zou nalaten een staatkunde te volgen, die
mijn Rijk in moeilijkheden zou brengen met
een zeemogendheid als Engeland. Het nage
slacht zal te eeniger tyd de juiste woorden
lezen van het telegram, dat nu in de archieven
van Windsor berust, waarin ik don Engel
schen souverein in kennis stelde van het
antwoord, door mij gegeven aan de mogend
heden, die Engelands val- trachtten te bewer
ken. Engelschen, die mij nu beleedigen door
aan mijn woord te twijfelen, moesten maar
eens weten wat ik deed in de tijden van
Engeland 's tegenspoed.
.Maar dat was niet alles. In de zwarte week
van December 1899, toen de rampen in
snellen gang elkander opvolgden, ontving ik
een brief van koningin Victoria, mijn vereerde
grootmoeder, geschreven in zorg en droefheid,
die vele sporen droeg van do smarten,
waaronder haar gemoed en haar gezondheid
gebukt gingen. Ik zond dadelijk eeD hartelijk
antwoord.
.Neen, ik deed meer. Ik verzocht oen
van mijn officieren my een zoo nauwkeurig
mogelijken opgaaf te verschallen vun het
aantal der strijdenden in Zuid-Afrika aan
beide zijden en van de positie der tegenover
elkander staande strijdmachten op dit
oogenblik.
.Met de cijfers voor mij, werkte ik een
veldtochtplan uit, dat my het beste leek in
de bestaande omstandigheden, en ik onder
wierp dit aan het oordeel van myn generaion
staf. Toen zond ik het plan naar Engeland
en ook dit stuk bevindt zich onder de staats
stukken op het kasteel Windsor, in afwachting
van de onpartijdige uitspraak der geschie
denis. Een merkwaardige samenloop van
omstandigheden heeft gewild, dat het plan,
door mij opgemaakt, op vrywel dezelfde
grondslagen berustte, alB, hetwelk lórd Roberts
heeft gevolgd en door hem succesvol werd
ten einde gebracht.
,/Waa dat een daad van iemand dio En
geland ziek wilde zien Laten de Engelschen
rechtvaardig zijn en oordeelen
Voorts sprak de keizer nog over de nood
zakelijkheid dat Duitschland een sterke vloot
heeft om zyn wereldhandel en zyn menig
vuldige belangen in verre zeeën te beschermen.
Na aandachtige lezing van 't bovenstaande
zal men aannemen dat de sensatie groot is,
vooral in Engeland en Duitschland. De pers
in beide landen houdt zich byna met niets
anders bezig.
Om te beginnen: Lord Roberts, de leider
van de veldtocht tegen de Boeren heef t ver
klaard dat hy geen opmerkingen had te ma
ken naar aanleiding van het gesprokene door
den keizer. Ook geen ontkenning dus. 't Is
sterk. Als de keizer gemeend heeft de Brit
ten vriendelijker te stemmen, dan heeft hij
het mis gehad.
•Daily Chronicle* zegt bijv. dat de les,
uit het gesprek te trekken, deze is, dat En
geland een onoverwinnelijke vloot moet heb
ben.
Daily News', ofschoon gaarne geloovende
aan 's keizers volkomen oprechtheid, betoogt
dat het onmogelijk is te droomeu van een
overeenkomst met Duitschland, zoolang in dit
rijk een persoonlijk beBtuur blijft bestaan,
doortrokken van do tradities van Bismarck
terwijl .Daily Mail* een open brief van
William Stead aan den keizer bevat, in welk
schrijven de groote vredespropagandist zegt,
dat de eenig mogelijke practische gevolg
trekking uit 's keizers onthullingen slechts
het voornemen kan zijn, onmiddellijk zes
„Dreadnoughts" op stapel te zetten-
De .Morning Post' wyst erop, dat liet
tot dusverre nog niet bekend was, dat de
Duitsche keizer tijdens den Boerenoorlog voor-
Stellen van de Fransche en de Russische re-
geeringeD, om tusschenbeide te treden, van
de hand had gewezen.
En zoo zouden nog verscheidene uitlatin
gen uit Engelsche bladen aan te halen zijn.
Ze zyn er lang niet mee ingenomen.
En nu de Duitsche pors. Ook dio is lang
niet inganomen met 'e keizers woorden
on daden. We geven liicr het oordeel van een
tweetal veelgelezen bladen, die niet tot de
uiterste partijen behooren.
De „Rheinisch-Westf. Ztg.' schryft .Zeer
diep zal het Duitsche volk zijn getroflen door
de mededeeling, dat zijn Keizer het veld
tochtplan heeft ontworpen, waardoor het
dappere stamverwante Boerenvolk ten onder
is gebracht. De Duitsche Keizer, als onge
vraagd strateeg, tegenover een Nederduitsch
volk, dat is een beeld, dat tientallen van ja
ren niet kunnen uitwiBsclien.
.Engeland voerde destijds niet alleen oor
log tegen Duitsch bloed, inaar ook tegen
onze belangenhet mishandelde en verachte
Duitsche onderdanen als Only Germans, bet
legde beslag op ouze Rykspostbooten, Cham-
borlain beleedigde onze strijders van 1870
en den ouden Keizer diep en nu verne
men wij, dat onze Keizer destijds het veld
tochtplan tegen onze dappere stamverwanten
ontwierp en in zeer nauwe betrekking stond
tot de Britschc oorlogspartij.
„Is dat onzydigheid?
nIs dat de hulp, die den oudon Krugerin
1896 werd aangeboden
.Heeft de Keizer dan ook deel aan bet
plan, waarnaar 30.000 Boerenhoeven verwoest
en geplunderd en de vrouwen en kinderen
in de doodaanbrengende concentratiekampen
worden opgesloten
.Wy kunnen en willen bet, ondanks de
officieuse verspreiding van hot gesprek, niet
gelooven.
.Want zoo heeft tot dusver nooit een
Duitsch Keizer gehandeld, en zoo mag een
Duitsch Keizer nooit huudelen.
Niets heeft het beeld van Wilhelm II in
liet hart van zijn volk zoozeer verduisterd
uls deze openbaarmaking. Wanneer dit waar
blijkt te zijn, dan moeten wij niet alleen be
kennen, dat wij onzen Keizer niet meer be
grijpen, maar ook dat wy zijn daad zeer diep
beklagen en betreuren."
Die heeft geen blad voor den mond ge
nomen.
In Duitschland", aldus de .Germania',
.is de pers, op weinige uitzonderingen na,
het er over eens, dat aun de Duitsche poli
tiek sinds langen tijd geen zoo een zware
slag is toegebracht als door deze onthullingen.
De Keizer heeft in don loop van zijne regee
ring menig woord in het openbaur gesproken,
hetwelk, volgens de ovorttuiging van het
Duitsche volk, beter achterwege ware ge
bleven. Maar wat de Engelsche diplomaat
daar verradon heeft, laat alles ver beneden
zich. Algemeen is de ontsteltenis over (deze
onthulling, die het vertrouwen in Duitsch
land's politiek, hetwelk toch al niet sterk was,
by alle mogendheden hopeloos schokken moet.
Geen officieuze mooipraterij zal den verplet
terenden indruk ervan kunnen wegnemen.
Een vraag deed zich voor. Zou de kiezer
toestemming hebben gegeven tot openbaar
making zonder voorkennis der verantwoor
delijke personen Reuter zegt daaromtrent
De keizer liet een ontwerp van het artikel
aan den rijkskanselier en deze aan het minis
terie vun buitenlandschq zaken zien ter
zorgvuldig onderzoek. Toen het ministerie
geeD bedenkingen maakte is de openbaar
making gevolgd.
Toen dc kanselier door de openbaarmaking
van het artikel den inhoud leerde kennen,
verklaarde hy den Keizer dat hij liet ontwerp
niet zelf gelezen had, anders zoude hij de
openbaarmaking ontraden hebben.
Hij achtte zich alleen verantwoordelijk en
dekte zijn onderliebbende beambten.
Tegelijkertijd bood de kanselier zijn ontslag
aan.
De keizer gaf hieraan geen gevolg maar
keurde het voorstel van den kanselier goed
door openbaarmaking van het verloop der
zauk een ongerechtvaurdige beoordeeling des
keizers te voorkomen.
De zaak is zoo men ziet nog lang niet uit.
Wat begrijpelijk is.
Volgens de .Petit Parisien" hebben thans
alle mogendheden instemming betuigd roet
de nieuwe Franscli-Spaonsche nota over de
erkenning van Moulay Hafid. De lijst der
mogendheden, die dit stuk hebben ondertee
kend zal door dun deken van het corps di-
ploinatique te Tanger aan den Sultan of
ilieus plaatsvervanger ter hand worden ge
steld.
Nieuwsberichten.
HELDER, 3 November.
Werklieden aan de marinewerf.
Den SSsten Jnli 1.1. ontving de secretaris
dér vereeniging Onderling Belang van werk
lieden der marinewerf een schrijven van de
door den minister van marine ingestelde com
missie tot herziening van hoofdstuk III der
verordeningen voor 's rijkswerven, waarin
verzocht werd, dat Onderling Belang hare
wenschen ten opzichte van de nieuw te ont
werpen regeling aan de commissie zou ken
baar maken en de gronden te willen aangeven,
waarop hot verlangen berust van het ver
zoekschrift aan den minister vun marine, dat
voor alle vaklieden het maximumloon opf "2.60
on voor alle niet-vaklieden op f 2.50 zal
worden gesteld.
Het bestuur van Onderling Bslang heeft
de noodige gegevens verzameld en deze nu
aan de commissie toegezonden. In een bege
leidend schrijven met toelichting wordt er op
gewezen, dat een daggeld van f 2.G0 by een
negenurigen arbeidsdag als een redclyk arbeids
loon mag worden beschouwd, mits bereikbaar
op 30-jarigen leeftijd, terwijl het niet duidelijk
is, waarom er bij de marine verschil van loon
bestaat tusechen de verschillende vakken. Dat
het verschil voor vaklieden en niet-vaklieden
niet grooter wordt gesteld dan 10 ets. per dag,
komt hierdoor, dat het verschil op de rijkswerf
niet sterk wordt gevoeld. Op de rykswerf wordt
werk verricht door menschen, dio voor niet-
vaklieden te boek staan, maar wier arbud
gelijkwaardig is aan die der vaklieden.
Logger overzeild.
De minister van marine brengt ter kennis,
dat volgens een van den commandant van
Hr. Ms. schoener Zeehond" ontvangen tele
gram, door dezen bericht iB ontvangen van
den schipper van de Vlaardingen 80, dat de
logger M.A. 171 Zaterdagmorgen om onge
veer 10 uur, op 52 gr. 49 m. N.br. en 2 gr
34 m. O.I., is overzeild door oen Eranschen
logger, waarvan het nummer onbekend is.
De bemanning van de M.A. 171 is gered
door den Franschen logger en waarschijnlijk
opgenomen aan boord van het kerkhospitaul-
schip De Hoop'
Ds „Zeehond" gaat den logger zoeken, dio
gevaarlijk ligt voor de visscliers.
Brievenmalen voor de „Utrecht."
De directeur-generaal der posteryen en
telegraphie maakt bekend, dat aan Hr. Ms.
pantserdekschip „Utrecht", de navolgende
brievenmalen zullen worden verzonden.
a. naar Barcelonavan 9 tot en met 15
Nov. e.k. met den trein van 6.30 a. van
Amsterdam naar Antwerpen b. naar Genua
van 19 tot en met 26 November e.k. met
den trein van 4.2 a. van Amsterdam naar
Emmerik
c. Naar Algiers: 29 November, 1, 2 en 4
Dec. e.k. met den trein 7.1 van Amsterdam
naar Antwerpen.
Indien belanghebbenden hunne brieven on
andere stukken in de aau genoemd schip te
verzenden brievenmalen wenschen opgenomen
te zi en, worden zij nitgenoodigd ze voldoende
te frankeeren en te voorzien van twee elkan
der snijdende lijnen over het geheele adres,
ioopande van den eenen hoek naar den anderen.
DE WEEK
1 November.
't Blijft wel geheimzinnig gaan met du
Venezolaansche zaken! Op dit oogen
blik moet men zich nog, ten aanzien van
Castro's antwoord op de tweede nota, met
„officieuse" mededeelingen vergenoegen. Men
zal toch niet licht een voorbeeld vinden van
zoodanige lijdzaamheid, welke de grenzen
van t onverschillige baast nadert, als welke
hier wordt aangetroffen by ons volk. Beweerd
wordt, dat liet hoofd van een Staat, zy 't
dan ook slechts een Cipriano Castro, botweg
geweigerd heeft onze v lornaamste conditie
voor behoud van den vrede en. bloedelooze
beslechting der hangende geschillen, in te
willigen. Dus tóch de poppekeus aan 't dan
sen; tóch oorlog? Men tast op dit
oogenblik nog in het duister. Een dugblad
is bij machte om stukken te publiceeren.
welke voor de natie geheim werden gehou
den. Inzake de verhouding tussclien het
departement van Buiteulandsche Zaken en
„Hou en Trouw" heeft 't, blijkens de jongste
aanvulling der door ,De Telegraaf' gepu
bliceerde correspondentiën, den schjjn alsof
men aau Buitenl. Zaken niet slechts bijzonder
„geheimzinnig" doet, doch ook stukken in
portefeuille houdt, waarvan de inhoud voor
het prestige eens hoofdambtenaars onvoor-
deelig zijn!.... In waarheid, 't wordt tyd
dat er een frissche, zuiverende luchtstroom
vare door de bedompte, zwoele almosphucr
der ambtenarij-wereld. Vooral Buitenlandsche
Zaken heeft een .verjongingskuur" hard
noodig! Indien 't waar ia, wat in hetVoorl.
Verslag der Tweede Kamer wordt betoogd;
dat nl. de hoer De Marees van Swinderen
juist de man is om in deze uls krachtig
hervormer op te treden, daar worden zyne
daden met spanning verbeidTrouwens, heel
de Haagsche ambtenarij heeft „optrissching"
noodig. Dat do lieeren aan de departementen
(gelijk uit de dezer dagen in de bladen cir-
culeerende lijstjes blijkt) weinig gevaar loo-
pen te bezwijken aau overmaat van inspan-
nenden arbeid, 't is voor niemand een
geheim. Eou viorurige arbeidsdag lykt voor
tienduizenden in den lunde een onberoikbuur
dorado, en ook oen zesurige werkdag is
voor de meesten onzer een .ideaul", waar
van de vervulling tot de illussiën blijft be
boeren, welke nooit werkolijkkeid worden.
Toch guat 't niet aan om in deze te gene-
raliseereu; over één kam alles te scheren.
Zeker zyn er ook .ambtenaren", kranige
lui, die zéér hard werken, niet op een paar
uren „zien" en de spillen mogen keoton,
waar eigenlijk de boel om draait. Hier geldt
het spreekwoord van de koks en de lange
messen Verreweg do meeste ambtenaren
kunnen 't op hun slofjes af, en dat zelf'B in
zoete dommeling! Men heeft liier te doen
met eene onoordeelkundige verdeeling van
taak; eenerzyds een stuk of wat, die al te
veel hooi op huu vork moeten nomen; aan
den andereu kant eene meerderheid, wier
werktaak waarschynlyk kan worden vervuld
door kleiner, beter bezoldigd, aau langer
dagtaak gebonden korps, terwijl dan tevens
het „geesteljjk heil" van die keurbende hoo-
ger zou moeten wezen dan dat van de tegen
woordige „ambtenarjj", in dooreneé genomen.
Minister Nelissen heeft een fiksche en
belangrijke Bchrode gedaan in goede richting.
Hij verzocht de hoogescholen, de aundacht
der regeering te vestigen op jongelui van
aanleg, van lust tot studieop jur. studiosi,
waar patente rechters uit kunnen groeien.
Juist, daar moot 't heen! Het „Wbl. v. h.
Recht", den heer mr. Nelissen warme hulde
brengend voor zyn breken met verderfelijken
sleur- en slendergeest, overdrijft stellig niet
in 't van groot gewicht rekenen dezer eerste
stappen in nieuwe richting. Tot dusver gold,
bij liet veroveren van bnantjes bij de rech
terlijke macht, enkel en alleen du quaestio
der anciënniteit.
't Lijstje!.... Wie 't eerst komt, 'teerst
maalt. Geschiktheid, kennis, wezenlijke aan
leg voor de magistratuur? Feitelijk bijzaken
Zulke maatstaf moge kunnen gelden waar
men personeel voor straatreiniging of grond
werk noodig heeft iets anders wordt 't,
waar 't een verantwoordelijkheid betreft, zó<5
zwaar als dio welke op den reebtsprekenden
jurist druktDairvoor zijn noodig de beste
krachten uit de gelederen der studeerenden.
Natuurlijk dienon de salarissen eenigszins
in overeenstemming te worden gebracht met
dezen .nieuwen koers". Maar in elk geval
is en blyfl min. Nelissen's maatregel een
wijze en verblijdende; zal die wordt ze
inderdaad .traditie" by Justitie een eind
maken aau 't liaast-je-rep-je veroveren van
•en Mr.-titeltje (dat in zoovele gevallen de
vlug is, die scbamelu lading dokt!) om dan
maar lustig aan t solliciteeren te gaan,
mooi-pakje aan, naar Den Haag op audiën
tie; tienmaal mis, een keer raak
Onder dak eindelyk. En verder gaat 't dan
vanzelf.
Zoowel bij de .juristery" als bij de ambte
narij is 't verlangen nu naar de Nelissen's
en de Van Swinderen's; althans, naar de
krachtige figuren, welke ons eindelijk tot
gezonder, voor de Staatskas óók voordeeliger
toestanden zullen voeren. Moge dat .Be
loofde Land" niet al te lang in ver verschiet
blyven
De lieer Tulmu zal, na de in „Kras" ge
houden vergadering van industriëelen dan
nu toch wel tot 'l besul zijn gekomen van
de zwakte, waaraan zyn verdediging van de
.Brussclache vier ton" laboreerde. Had Z.
Exc. zich te voren vergewist van de wezen
lijk-bestaande stemming onzer .ny veren"
tegenover die expositie van 1910 ware hij
met verklaringen en getuigenissen bij de
Kamer gekomen: hij zou oneindig Bterker
gestaan hebben. Nu heeft hij moeten hooren
dat de heeren zich wol degelijk intereseeren
voor de zaak. Misschien is er nog een mouw
aan te passen Ruiterlijk te erken
nen dat men gedwaald hoeft, maakt niemand
te-schande. Ook niet een Parlement. En
als minister Talma dan toch nog, te elfder
nre, op grond van .nader bekomen inlich
tingen en zoo meer; scheutje-water in z'n
wyn plengt; welnu, dan kan alles toch nog
•rog kom", zooals arme oom Paul placht te
zeggen, aan wien in de jongste dagen
van Duitsch—Keizerlijke loslippigheid weer
eens gedacht is.
Ou willekeurig denk ik aan de Ameter*
damsche „telefoon-quaestie". Eene juffrouw
van het Centraalkantoor der Gemeente-tele
foon moet geheimpjes verklapt hebben aan
iemand die met een krant in relatie stond.
De juffrouw is ontslagen en wordt strafrechte
lijk vervolgd. De krant—in quaestie schynt
absoluut onschuldig aan 't. geval. By de be-
grootings debatten in den Amsterdamschen
Raad vroeg mr. Vun Gigoh: hebben we nu
waarborgen dat zoo-iets (n.1. het doen be
luisteren van gesprek tusschen abonné's der
telefoon door een derde) niet meer kan voor
komen De burgemeester antwoordde
zéér omzichtig en gereserveerd. En geen
wonder! Want. zoo-iets is feitelijk on
mogelijk en slechts door uiterste, onophoude
lijke waakzaamheid van de obef-telepboniste
te bereiken. Doch ook deze aanvoerdster
van het dameskorps heelt geen oogen, die
.overal tegelijk kunnen zyn". Moraal: voor
zichtig met uwe langs telefonischen weg
overgebrachte vertrouwelijkheden!
Natuurlijk is heeft do bewusto juffrouw
zich werkelijk aan schandelijke schending
van ambtsplicht schuldig gemaakt in liet
algemeen belang een „exemplaire correctie"
(rfouden onze vaderen van 1700-zoovoel ge
zegd hebben) noodig!
In afwachting van de komende dingeu op
het Binnenhof ga ik mij verlustigend in
stralende November-zon en overschoon najaars-
weér de Arahemsche brand- en zelf
moord-historie de Sneeker Pollema-ver-
kiezing; zelfs het rapport der Staats-Com-
missie voor Middenstands Kamers .zonder
commentaar" voorby. Dat het Arbeids-con-
tract over drie maanden in werking treedt,
by pa8-uitgekomen R. B. is een gelukje voor
de zeer velen, die nu reeds met allerlei polisjes
by de menschen .aankloppen". Och, ziet-u
't is maar voor de aardigheid. Mijne dochter
is er nu eenmaal agentesse van O,
dat „fatsoen" in de nog steeds beginnende
eeuw der vliegapparaten
Uit de tyding, die van Het Loo komen
blykt ineer en meer dat myn, tronwens uit
zeer goede bron geputte, voorspelling reden
vun bestaan had. De Koningin gevoelt zich
opgewekt en gezond. Alles wjjBt er op, dat
ditmaal de blyde verwachting, waarin ons
volk ook zoo van harte deelt, niet zal
worden teleurgesteld.
Mr. Antonio.
FEUILLETON.
EEN OOM BUITEN.
Vry bewerkt door AMO.
10)
Louise moest zich aan een stoel vasthou
den.
Hetty hier herhaalde zij met be
vende lippen.
Mevrouw van Elderen keek vragend nu
eens haar dochter en dan weer Frans aan,
die zwygend en met neergeslagen oogen
naast zijn stoel stond.
Maar spreek jullie dau toch Wat is er
gebeurd Hebben onze verloofden een klei
nen twist gehad?
Geen van beiden antwoordde. Eindelijk
was Louise zichzelf weer meester en trad zij
de aangrenzende kamer binnen. Het vertrek
was ledigop den grond bij het venster
lag een zwarte brieventaecheen beschre
ven blad papier lag er naast.
Op het perron van het kleine station Nnn-
speet was liet tamelijk eenzaam, ofschoon de
komst van den trein venvacht werd. Voor
■!c wachtkamer derde klasse stond een oude
boorin met een mand eieren, iets verder de
stationchef en een witkiel, terwjjl een forssh
gebouwde heer met groote stappen steeds
been en weer wandelde.
.Wat zou die oude van Houtbeim hier
tóch te doen hebben?* vroeg de chef aan
den witkiel. .Als hij op reis moet, zal het
eurst sedert dertig jaar zijn.
.Neen, neen*, zei de ander. „Hij wacht
op iemand. Er ia vanmorgen een telegram
gekomen en toen heeft hij dadelijk laten in
spannen."
.Een telegram Zoo, zoo dat is ook
iets zeldzaams op Dennenrode. De oude is
geen vriend van die nieuwigheden. Nu we
zullen het wel zien.*
De man, dien zy met „oude* betitelden,
was in het geheel geen grijsaard, maar een
man in zijn beste levensjaren en daarbij wer
kelijk knap van uiterlijk, hoewel het algemeen
oordeel dit niet altyd toegaf. Zyn hoogc ge
stalte was goed evenredig gebouwd en ver
ried, niettegenstaande het eenvoudige jacht
buis en de hooge laarzen, den edelman, maar
het gezicht was onregelmatig genoeg. De
neus scheen wel iets te groot, de lippen wel
wat dik en hij scheen zich niet heel veel
aan zyn lange blonde baard gelegen te laten
Uggen maar zyn oogen waren prachtig.
Hy had open, groote, blauwe oogen, waaruit
een helder verstand en een edel goed hart
sprak, hetgeen niet wegnam, dat ze ook wel
eens geweldig konden bliksemen. Wat den
menschen wel eenig recht kon geven om van
een ouden lieer te spreken was het hoofd
haar. Ofschoon dit nog zeer vol en dicht was
vertoonden er zich reeds eenige grijze lok
keu tusschen, die niet best pasten by de
jeugdige gezonde roode kleur van het ge
laat.
Er was inderdaad 's morgens een telegram
aan zijn adres gekomen. Af en toe hield Van
Houtheiin Eduanl van Houtbeim even
den pas in, trok uit een zijzak van zijn on-
berispelijk nieuw jachtbuis een telegram te
voorschijn en las dit zeker reeds voor den
tienden keer zacht over:
i „Ik kom om 10 uur 50 min. te Nunspeet.
Moet U dringend spreken.
HeUy Green.*
Hij stak het papier met dezelfde ongedul
dige beweging weer in zijn zak, bromde iets
voor zich heen van .krankzinnigheid*, schoof
zijn muts ontevreden in den nek en zette
zijn wandeling voort.
.Wat drommel zou dat meisje hier te ma
ken hebben!* mompelde hij. .Enfin, ik zal
me er nu niet moe over maken, ik kom het
spoedig genoeg le weten of ze ruzie gemaakt
hebben of dat er iets auders niet in orde is.
Ik ken haar niet eens en ik had ook geen
verlangen haar te leeren kennen. Daar komt
me dat ding in eens opzetten en waarom
Die Frans haalt niets anders uit dan dwaas
heden evenals zyn vader en dan ben ik, ouwe
ezel, weer zoo goedig om voor hen de kas
tanjes uit het vuur to halen. Aan alles komt
een eind, ook aan myn gednldToch
ben ik nieuwsgierig, heb ik ook zoo iets be
leefd Ik meende anders dat myn brief dui
delijk genoeg was. Wie weet of Frans er
haar iets van gezegd beeft, maar ik denk
het toch niet. Ik ben misschien wat to grof
geweest, de jongen had me toch nog wel
eens kunnen schryven ik meende het toch
zoo goed. Nu, we zullen zien of ik gelijk
had, de zaak komt nu spoedig tot klaarheid.*
.Wel meneer de chef, hoe lang dnnrt het
nog?* vroeg hij, zyne gedachten een andere
wending gevend.
De trein zal zoo binnenstoomen, mijnheer
de baron*, haastte de chef zich, beleefd sa-
lneerend, te antwoorden. Het geraas van een
aankomenden trein deed zich reeds hooren
en gryze damp was in do verte zichtbaar.
Edu&rd van Houtheim ging de wachtkamer
binnen. Hij wilde liever eerst de menschen
zien voor hy met hen in aanraking kwam.
.Die Amerikuansclio dollarprinses maakt
me toch nieuwsgierig!' bromde hij, terwijl
een schril gefiuit zich deed hooren. .Het is
wel belachelijk, maar het is niet anders.*
De trein kwam nader en hield ten slotte
stil. Uit liet venster van een coupé eerste
klasse boog zich een smal, bleek meisjesge
laat naar buiten.
De conducteur opende het portier.
.Nunspeet spoedig we moeten weer
dadelijk weg.'
Daar stond ze nu op het perron. Verlegen
keek ze om zich heen. Een vreemde beer
naderde haar nu en beleefd den hoed afne
mend, vroeg hy .Heb ik de eer miss Hetty
Green te zien?* Een blos kleurde hare wan
gen en haar slanke gestalte beefde. Zij kon
nauwelijks een toestemmend hoofdknikje ge
ven.
Van Houtbeim was zeer verrast toen hij
Hetty zag. Hy had zich haar, de verloofde
van zijn neef, geheel anders voorgesteld. Nu
hij voor haar stond en haar mooie, lieve
oogen, haar jonkvrouwelijk blozen en een
sinarteljjk trekje om haar schoon gevormden
mond zag, kwam er een gevoel van toena
dering bij hem op. Hy bood haar de hand,
veel hartelijker dan hij zich had voorgeno
men en legde haar hand toen ridderlijk op
zijn arm. „Sta mij toe, dat ik u naar het
rijtuig breng, miss Green.» Intusschun had
hij haar reeds het reistaschje afgenomen.
Zij aarzelde.
.Is mynheer Van Houtheim dan niet zelf
gekomen vroeg zy bedeesd
„Myn naam is Eduard van Houtheim.*
Nu zag zij hem voor het eerst goed in het
gelaat Hare wangen kleurden zich nog don
kerder het was haar gegaan als Louise
van Elderen. Zij had zich Oom Eduard voor
gesteld als een eerwaardigen, ouden heeren
daarom gemeend, dat zij liet beter wagen
kon zich tot hem te wenden.
Zy raapte al haar moed bjjeen.
Ik moest u spreken, mijnheer van Hout
heim, ik moest*, zei ze bevend, zich nog
steeds niet van haar plaats bewegende. .Ik
wil u niet lang ophoudeD. Wellicht hebt u
hier ergens wel eon plekje, waar ik uw aan
dacht een half uurtje mag vragen. Daarna
wil ik weer vertrekken.»
Hij lachte goedhartig. „Neen, neen, miss
Green, dat gaat zoo maar niet. Ik kan u hier
niet zoo laten en vooreerst vertrekt er nog
geen trein in de richting Amsterdam U moet
me toch dc eer aandoen mee te rijden naar
Dennenrode. Als u dan toch weg wilt, kunt
u morgen wel weer heengaan.* Hy sprak
eenigszins langzaam, als was hij niet gewoon
zoo beleefd te spreken.*
„Neen, neenzei ze, „Ik wil liever hier
blijven."
„U zou er verkeerd aan doen, miss", ant
woordde hij ernstiger, en als Eduard van
Houtheim ernstig sprak, was het moeilijk
zich tegen hem te verzetten. .Mevrouw Alers,
de weduwe van myn vrocgeren gouverneur
op Dennenrode, die thans het bestuur in
handen heeft van myn kleine huishouding,
heeft reeds alles voor uw ontvangst in ge
reedheid gebracht. Ik verzoek u dus harte
lijk neem ten minste voor één nacht mijn
gastvrijheid aan en ga u nu mee", zei hij.
.Het is niet goed, dat wij hier zoo lang blij
ven staan." De laatste woorden zinspeelden
op den nieuwsgierig toekijkende!) stationchef.
Dat hielp. Het jonge meisje schrok, maar
legde haar hand tóch vaster op Van Hout-
heim's arm. .Als het inderdaad niet anders
kan, moet ik wel toegeven", zei ze.
Niet ver van hen verwijderd stond de
groote koets van Dennenrodc, een familie
erfstuk, en niet het jachtwagentje, dut <le
baron bijna altijd gebruikte. Voorzichtig hielp
Van Houtheim zyn gast in het rijtuig eu bleef
daarna met den hoed in de hand bij het
portier staan. .U moet het me niet kwalyk
nemen, miss, maar in zoo n dichte kast kan
ik het niet uithouden", zei hy eenigszins ver
legen. .Als u het goedvindt, ga ik liever op
den bok zitten, ik gevoel me het pleizierigst
in de frissche lucht."
Zij boog bet hoofd ten teeken van goed
keuring. Haar kracht was ten einde. Hy kon
haar geen grooter genoegen gedaan hebben
dan haar alleen te laten. Nauwelijks waren
de paarden aangezet of Hetty drukte zich
in een hoek van het rijtuig. Het was haar
alsof ze van schaamte on angst moest stik
ken.
Na de onstuimige liefdesverklaring van
haar verloofde en Lonise's apenbare beken -
tenia, dat zij de genegenheid van Frans be
antwoordde, gehoord te hebben, was zy weg
gesneld, onwetend wat nu te doen. Zij kon
zichzelf geen rekenschap geven van hare ge
voelens, alleen die beiden ontvluchten, dat
was haar eenige gedachte. Hetty vermoedde
wel, dat mevrouw van Elderen haar dadelijk
zon opzoeken en dat Louise niet zou nalaten
haar een verklaring te vragen. Dit laatste
wilde zij voor alles ontwyken. In haar wo
ning gekomon, zocht ze het noodigsle bijeen
on reed naar het eerste het beste hotel oni
eens goed te kunnen uithuilen. Maar won
derlijk De tranen wilden niet komen. Hoe
langer zy zat te peinzen, hoe meer verdween
het gevoel van gekrenkte liefde alleen
eon diepe moedeloosheid, het gevoel van een
onbeschrijfelijke eenzaamheid, bleef achter.
(Wordt vervolgd).