EXTRA NUMMER VAN 'T VLIEGEND BLAADJE", van [ZATERDAG I MEI I9Ó9T Uit het „Nieuws v. d. Dag": Bij de geboorte van heft Prinsesje. Vlaggen ontplooien zich. Hoog in den toren Beieren de klokken - Heel in de vert' •reunen kanonnen, die buld'rend doen hooren Bat een Prinsesje geboren werd. Lang reeds bedwongin breekt üitzich het leven. Schier oorverdoovenc en overal Omdat nu twijfel en angst (jn verdreven, Omdat „Oranje" niet steven zal. ""'Prinsesje, je hadt wl 'n zeventi jaren Eer kunnen komen' Waar bief je zoo lang? d' Oranjestam werd door zóóvel gevaren Telkens bedreigd er het werdms zoo bangl Was het misschien m nog va sar te snoeren Ben band dien Orale met Neóand verbindt, Wis 't om die liefd ten töpput te voeren, Bat Gij zoo laat kwamt O langgeoopt kind? Mort U die liefde ten steur zijn in 't leven, Eésals een kron soms het hooftU bezwaart? Bfin er dkn vast p: Ze was J gegeven Lge reeds vóór Tw verschijen op aard. de zij dank nu, Vervuil zijn de droomen. id is 't gejubel, heel Jfeêrland viert feest, lart ge Prinsesje veel vroeger gekomen, oot maar zóó groot was die vreugd niet limer nu zacht op uw peluw van zijde, cht in Uw wiegje van rozenhout. ifirland, gerust nu, bidt dankbaar en blijde td in den Hemel voor Uw behoud. L. C. STEENHUIZEN. nis plaats greep in het gezin van Haar, in wie het Nederlandsche volk gaarne het symbool van zijne eenheid blijft zien. t de Avondbladen. Ons Koninookind. Nieuwe Rott. Ct. schrijft: hetgeen wij over de groote staat- kje beteekenis van deze heuglijke ge- bnis hieronder neerschiijven, mogen ïenige regelen vooraf laten gaan van d particulieren, meer intiemen aard, oiting te geven aan ons gevoel van ïijke deelneming in het geluk van de jklijke familie, van de ouders en de Aioeder der jonge Prinses. 1 huwelijk, dat kinderloos blijft, doet i eeuigszins droevig aan. Reeds dat ft Koninklijk huis de komst van een fceling zich ettelijke jaren liet wachten, 1 somwijlen tot weemoedigheid te men. Men besefte wat daar in het jed van het Koninklijk paar moest »n, en begreep dat, hoeveel geluk ook Jt Koninklijk gezin wezen mocht, het >te wat te wenschen was er nog ont- en dat dit gemis zelfs door de in e liefde van gansch een volk niet te leden viel. Wie tot den leeftijd ge in is van te kunnen begrijpen wat een vrouw het moederschap is, welk "ijkdom voor de ouders een kind is in luis - hü zal thans, sterker nog dan '8 het geval zou geweest zijn, mee- in de vreugde en de dankbaarheid, kar heerschen in het Koninklijk paleis, dzaam zoo ooit zal dan ook bede, als in deze dagen allerwege it om geluk en zegen af te smeeken 9l over het jonge leven, dat is be- ïn, als voor het spoedig herstel van loeder, oprechter en hartelijker ge- d zijn, dan nu, nu de blijde gebeurte Oranjeboomspruyt, schiet uw' tacken naar de woleken, Uw' wortels afgrondwaert (Vondel, Geboorte kloek.) De beteekenis echter van deze geboorte is veel grooter, dan die bloot van een per soonlek geluk voor Haar en Hem, die op de liefde en toegenegenheid des volks kun nen staat maken. Immers aan deze ge boorte is het heil van een heel volk ten nauwste verbonden. Met haar, toch, is wat, óók uit overwegingen van staatskundigen aard, in breeden kring vurig gewenscht werd in vervulling gekomen: het oud- historisch verband, dat tusschen het Neder landsche volk en het luisterrijke geslacht der Oranjes sinds eeuwen bestond, zal, naar thans mag verwacht worden, nog voor zoover mogelijk blijven gehandhaafd. De scheiding, die „binnen een tijdperk" gelijk Buys het zoo treffend uitdrukte „dat in het leven van een mensch veel, maar in het leven van een volk niets meer beteekent", tusschen Nederland en het oude Stamhuis zal moeten voltrokken worden, zal van het pijnlijke verliezen, nu het gevaar, dat daarmede ook alle banden onherstelbaar zouden worden afgesneden, aanmerkelijk is verminderd. Langen tijd heeft het geschenen, alsof aan ons volk ook dit geluk niet beschoren zou zijn. Soms - waarom het thans nog verzwegen kwam de vrees op, dat het huwelijk van onze geëerbiedigde Koningin, door onafwendbare beschikking, ware, kinderloos te blijven. Maar deze dachte vervulde ons volk, met zijn trouwhartigen aard, van zóó diepen wee moed, dat het zich geenszins daarmede gemeenzaam kon maken. Dat was aller minst verwonderlijk. Meer dan eenig ander volk wellicht gevoelt toch het onze be hoefte aan een vorstenhuis, waarin het zijn middenpunt vindt, en dat, als symbool van eenheid, op gemeenschappelijke liefde en toegenegenheid kan staat maken. In het huis der Oranjes hadden wij dat gevondenonder de heerschappij der Oranjes hadden wij voorspoed beleefd. Wie waagde eene voorspelling van wat het lot van land en volk zou worden, geregeerd door eene dynastie' uit den vreemde hier ingevoerd, en van welke wij tot op den huidigen oogenblik zelfs nog niet wisten, welke het zou zijn geregeerd door een vorst, buiten onzen kring opgevoed, die wellicht onze taal niet zou spreken, ons volk, zijne zeden en gebruiken niet zou kennen, en die, niet door de spontane liefde van dat volk ge steund, eenzaam op de hoogste plaats van het land, in zich zelf de kracht en den tact zou moeten vinden, om zich ook eene bescheidene plaats in het hart van ons volk te verwerven? Zeker, er zijn voorbeelden van zulke vorsten, die, vreemd binnengekomen, door hoog karakter en prijzenswaardig beleid, met het volk, waarover zij werden gesteld, wisten mee te leven, deelnemend in zijne droefheid en vreugde, tot eindelijk het volk meeleefde met hen maar ook, hoe menige proef van dien aard moest, doordat vorst en volk nimmer erin slaagden, elkaar te begrijpen, deerlijk mislukken? De moed, dat de proefneming ten onzent met goe den uitslag zou worden bekroond, was verre van groot. Wel lag het oogenblik, waarop zij zou moeten worden gedaan, gelukkig nog niet in het naaste verschiet, maar men besefte toch, dat dan ook een tijdperk yan onzekerheid zou aangebroken zjjn, waarvan slechts vaststond, dat het zeer moeilijk zou wezen, terwijl niemand kon zeggen, noch hoe lang het zou duren, noch waar het op uitloopen zou Goddank, mogen wij thans weer alle hoop koesteren, dat aan ons land dat leed zal worden bespaard. Door de geboorte van I een kind uit den echt van Koningin Wil- helmina zal nu, geleidelijk, de uieuwe j dynastie aan de oude worden verbonden. 1 In haar, die thans de vermoedelijke op- j volgster is op Nederland's troon, zullen de oude traditien der Oranjes, waaraan ons volk zoo bij uitstek gehecht is, voortleven. Zij zal Nederlandsch opgevoed, in haar land grootgebracht worden, en van haar jongste jeugd af met de liefde van een trouw volk worden gekoesterd. Zij zal Nederlandsche zijn ook met haar hart, en daardoor beter dan óén ander voor de schoone taak, die haar eenmaal kan wachten, toegerust worden, en beter dan welke vreemde ook hare roeping kunnen verstaan. Zie, de constitutioneele monarchie is op zich zelve reeds mooi. Bovenal i9 de N e- derlandscho constitutioneele monar chie, d. i. gelijk Thorbecke het schreef de „liberale monarchie met volksver tegenwoordiging", mooi, omdat zij, zonder onmiskenbare nadeelen van andere staats vormen te hebben, meer dan een ander stelsel de gelegenheid schept, de meest verscheidene nationale krachten tot was dom te doen komen. Zij is „de meest of rijkst georganiseerde aller tot dusver bekende staatsvormen; die de grootste mate van vrijheid verdraagt; zonder haar wezenlijk karakter te verliezen, voor velerlei ver scheidenheid van ontwikkeling van maat schappij, politieken geest en regeering zoo wel, als gestadigen vooruitgang, vatbaar; het gelukkigste samenstel om de harmonie van algemeene en bijzondere belangen te vinden. Geen ander staatswezen bevat zoo veel elasticiteit, noch in die mate de mid delen om, bij strijd of stoornis, regeering en vrijheid in hare juiste werking te her stellen. Geen staat, waarin de arristocratie van het verstand zooveel kansen heeft op hare plaats te komen." De Telegraaf schrijft: 'ft Is Oranje - 'ft blijf ft Oranje I als wijn, wordt door uitstel van genieten fijner; zoo Holland's vreugde, dat het nu, na lang hangen en bangen een vorstin uit het eigen Huis geboren ziet. 't Is Oranje 't blijft Oranje Nu zyn Holland's luchten, zoover zij zich spannen van Dollard tot Schelde vol van den klank der geboorteklokken, die danst uit duizenden galmgaten, klank na klank, galm na galm, van torenspits tot torenspits, een blfi geluid. De stem van ons kanon, met zijn trouwe spreuk op den stalen mond, rolt over Hol lands weiden en heiden en wateren, de vlaggen klappen uit alle huizen en van alle torens en van alle stengen waaien de lange oranjewimpels uit over de havens en de steigerende, daverende Noordzee, die haar wit-bescbuimde koppen op Holland's duinen breekt. En geheel Holland viert feest. In een kleine wieg gebed ligt Holland's Dochter. Onbewust van de hooge roeping en zware taak, die Haar wacht, onbewust van de vreugde waarmee Haar komst in de wereld begroet wordt. Holland's Dochter, die voor vijf millioen vaders, moeders, mannen, vrouwen en kinderen het bewind van het eigen ko ningshuis bewaart. Holland's Dochter, die de liefde van Hol land voor zyn vorstenhuis bestendigt. Holland's Dochter, die de harten der vaderlanders doet neigen naar Holland's Moeder, dankbaar en stil over Haar geluk, dat Holland's geluk is. Zoo gedeeld geluk dieper en grooter geluk is, hoe groot moet de blijdschap dan zijn van onze Koningin, wier geluk gedeeld wordt door een geheele natie. Dat Haar verdriet gedeeld werd, moge Haar verlich ting geschonken hebben; nu make Haar gedeelde vreugde Haar geluk sterk en groot. Holland is dankbaar. Ieder vaderlander op zijn eigen wijze, deze in uitbundige vroolykheid, gene in stille vreugde, anderen in ontroerde vroomheid, die dringt tot een dankgebed aan den Allerhoogste. Ons wil het oud en schoon verhaal in den zin komen van een andere geboorte. Daar kwamen koningen van verre met kostbare geschenken. Het is een schoone eigenschap der dank baarheid, dat zij de harten en handen tot geven dringt. Wat geeft nu Holland? Zijn hart en zyn geest en zyn handen, zijn moed en zijn trouw. Wy zullen Holland's kind liefhebben; het is van ons geslacht, - een konings kind, maar meer nog het kind van den Staat. De geboortklokken luiden. 'tls Oranje 'tblyft Oranje. In de Tweede Kamer. Men meldt uit Den Haag: By de opening van de Tweede Kamer der Staten-Generaal gisterenochtend te 11 u. 20 m. waren de tribunes geheel gevuld. Overal zag men blyde, opgewekte gezich ten; handdrukken en gelukwenschen wer den gewisseld. De meeste, zoo niet alle Kamerleden zijn met oranje getooid. De ministerB, met uit zondering van den minister van oorlog, die nog niet in de residentie is, treden binnen en nemen plaats. Het wordt stil in de zoo even nog woe lige Kamer. Dan staat de minister van binnenlandsche zaken, mr. Heemskerk, op en houdt de volgende rede: „Mijne Heeren. Namens de Koningin heb ik de eer aan de Kamer mede te deelen dat Hare Majesteit de Koningin heden om 6 uur 50 minuten voorspoedig bevallen is van een Prinses. Het bulletin der genees- heeren, hetwelk in de Staatscourant ver schijnt, luidt: „'s-Gravenhage, 30 April 1909. Hare Majesteit de Koningin, die hedenmorgen om 6 uur 50 minuten van een Dochter beviel, is naar omstandigheden zeer goed. Ook de jonggeboren Prinses is welvarend. Prof. dr. B. J. Kouwer, Dr. Roessingh." Dat het mij vergund is dit heugelijk feit, voor ons vaderland van zoo onbere kenbaar gewicht, aan de Kamer'mede te deelen, is mij en de gansche Regeering een oorzaak van innige blijdschap en ootmoe- digen dank. Moge het tot heil van het vaderland strekken. God zegene Hare Majesteit, de jonggeboren Prinses, Hare Majesteit de Koningin-Moeder en Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins der Neder landen." Een driewerf geestdriftig hoera volgde op deze mededeeling. Daarna verhief de voorzitter, jhr. mr. J. Röell, zich van zijn zetel en hield de vol gende toespraak: „Mijne Heeren. De Kamer zal met hartelijke deelneming de heugelijke mededeeling der Regeering hebben ontvangen omtrent de voorspoe dige bevalling van Hare Majesteit de Ko ningin van een Prinses. Zich levendig ver blijdende over den zoolang verbeiden zegen, aan het Koninklijk gezin ten deel gevallen, door welken diens huiselijk geluk nog zoo zeer wordt vermeerderd en verhoogd, be groet de Kamer met vreugde de geboorte van een vorstin uit het Koninklijk Stam huis, waardoor de banden, tusschen Volk en Vorstenhuis bestaande, vóór eeuwen in hachelijke tyden gevestigd en hernieuwd, te vaster en te sterker zijn geworden. Onze eerste gedachte is echter gewijd aan de Koninklijke Moeder, en de bede rijst op uit ons hart, dat het aan God moge beha gen Haar eerlang weder op te richten en de gelukkige getuige te doen zyn van de trouw en de verknochtheid van ons volk aan Haar en Haar kind. Onder de wijze en liefdevolle leiding van de Koningin, die zelve van af een leeftijd, waarop aan de meesten onzer de zorgen des levens nog Blechts bij name bekend waren, met onaf gebroken toewijding Hare verheven taak heeft vervuld en van die van Haar Ko- ninlijken Gemaal, wiens werkdadige be langstelling in alles wat het welzijn en den bloei van ons land kan doen stijgen hem de warmste aanhankelijkheid van zijn nieuwe landgenooten in klimmende mate verzekert, moge de jonggeboren Prinses voorspoedig opwassen, zich ontwikkelen en worden voorbereid tot de hooge roe ping, die haar wellicht in den loop der tijden wacht. Geve alzoo de Almachtige, dat deze Oranjetelg, indien ze eenmaal moge het eerst zijn in ver verwijderde toe komst tot den Troon Harer vaderen mocht worden geroepen, moge zijn toege rust met al die gaven en eigenschappen van hoofd en van hart, die haar alleen zullen kunnen in staat stellen om de duur zame liefde van haar volk te bezitten, die ook door koningen niet wordt geerfd maar verworven, en daardoor gesterkt on der Hoogeren zegen, overeenkomstig de traditien van haar geslacht, zich van de hooge doch zware plichten haar alsdan op gelegd tot heil van ons gemeenschappelijk vaderland te kwijten." Deze toespraak werd mede met een drie maal herhaald bravo begroet. H M. de Koningin. Men meldt uit 's-Gravenhage: Ten bewijze van den goeuen toestand, waarin H. M. de Koningin en de jonggeboren Prinses verkeereu, kan worden vermeld, dat dr. Roessingh gisterochtend te 10 ure eenigen tijd het Paleis kon verlaten. De geachte geneesheer der Koningin werd bfi deze gelegenheid van vele zijden gelukge- wenscht en was blijkbaar zeer tevreden over den toestand van moeder en kind. Naar nog werd gemeld, bedroeg het ge wicht van het Prinsesje bij de weging dadelijk na de geboorte zes en een half pond. Do ontvangst der blijde tijding in Den Hoog. Toen ten ongeveer te 7ure de heug lijke tfiding zich door de ontwakende stad begon te verspreiden, zag men voetgangers

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1909 | | pagina 9