KLEINE COURANT
't Vliegend Blaadje
voor Ho!dorP Toxolp WSoringon on Anno Paulownom
No. 4046.
Zaterdag 18 November 1911.
State Jaargang.
Qemeenteraad van Helder.
't Vliegend Blaadje p. 3 in. 50 ct., fr. p. post 75 ct., buitenland f 1.25
Pro- Zondagsblad 371 t 45 fü.75
tniënModeblad 55 05 (O.tfü
(Voor het buitenland bij vooruitbetaling.)
Advertenties van 1 tot 5 regels
Elke regel meer
BewQa-exemplaar
Vignetten en groote letters «orden naar plaatsrui
irute berekend
Intero.-
Telefoon BO.
Varachijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag.
Uitgeven C. DE BOER Jr. BERKHOUT 4 Co.), Helder.
Bureauxi Spooretraat en Koningetraat.
Eerste Blad.
Zitting van Dinsdag 14 Nov. 1911.
Voorzitter: De heer Van Neck, loco-burgemeester.
Aanwezig ztfn de HH. De Ven, De Geus, Bier
steker, Van der Ploeg, Krijnen, Verfaille, Oortgysen,
Hartsinck, Zander, Bok, Grunwald, Harjer, Verste
gen, Hartendorf, Adriaanse en Terra.
Afwezig: de HH. Over de Linden en Van Breda,
deze me£ kennisgeving van verhindering. Aanvan
kelijk ook afwezig de heer Van den Berg, die in
den loop van den avond ter vergadering komt.
De Voorzitter opent devergadering. Hy
deelt mede, dat ingekomen is e'en adres van den
heer Giltjes, verzoekende, over te mogen gaan tot
verkaveling van een perceel bouwterrein aan den
In handen van B. en W. om advies.
Aan de orde wordt nu gesteld de verdere behan
deling der begrooting. Den vorigen avond is men
genaderd tot volgnummer 84, doch de Voorzitter
deelt mee, dat hy tot zijn leedwezen bij volgn. 80
vergeten heeft melding te maken van een ingeko
men adres van A. Bakker, conciërge van den Visch-
afslag, waarin hij verzoekt zijn salaris van f 300
of f 400 te willen brengen, dit met het oog op
de geringe opbrengst van de door hem in den
Vischafslag gehouden toko. De Voorzitter deelt
mee, dat dit adres niet in de sectie-vergadering is
kunnen besproken worden dat er dus ook niets
van staat in het rapport en dat B. en W. geen
aanleiding hebben kunnen vinden aan den Raad
omtrent dit adres gunstig te adviseeren. Zy stellen
dus voor, de gevraagde verhooging niet toe te
kennen.
Op de vraag van den heer Verstegen, op
welke motieven dit advies rust, antwoordt de Voor
zitter, dat de werkzaamheden door adressant ver
richt, naar het oordeel van B. en W., met het
hem toegekende salaris voldoende betaald zijn.
De heer Verstegen wil dit niet betwisten,
maar pleit toch voor inwilliging van het verzoek.
Dat de visscherij gaandeweg achteruit gaat is niet
zijn schuld en zijn bezigheden zullen er niet min
der om zijn geworden. Wel is de verdienste van
dien man door den minderen omzet in zijn toko ver
minderd en dat hij met het oog daarop op verhoo
ging van zijn salaris aandringt, heeft hij met zoovelen,
zelfs den Burgemeester niet uitgezonderd, gemeen.
De lieer O o r t g ij s e n licht toe, dat de eigen
lijke functie van dien man, het uitreiken van
penningen waarvoor hij indertijd is aangesteld,
is vervallen, wijl die penningen niet meer worden
uitgereikt, en nu is hem het schoonmaken van het
gebouw opgedragen, wat oorspronkelijk het werk
van den marktmeester was. Nadat de heer Van
der Ploeg nog heeft geïnformeerd, als die functie
dan feitelijk is vervallen, of hij niet in een ande
ren tak van gemeente dienst kan worden geplaatst,
wordt op voorstel van den heer Hartendorf
het adres aangehouden, daar 't toch feitelijk met
de behandeling van de begrooting weinig in ver
band stond en de heeren daardoor gelegenheid had
den, zich omtrent deze aangelegenheid te beraden.
Volgn. 84- Onderhoud van straten en pleinen.
Een lid van de 3e afdeeling is van meening, dat
aan de werklieden W. Bruin, P. van Brederode
en C. Pronk bij deze begrooting, in verband inet
hun leeftyd, te weinig loon wordt toegekend.
Tevens wordt gevraagd naar het advies van Bur-!
gemeester en Wethouders op het adres der Gemeente-
W erk 1 ieden vereen i ging.
Antwoord van B. en W.
Sedert de begrooting door ons werd opgemaakt,
kwam de regeling der rechtspositie van werklieden,
tot stand. Zooals U bekend is wordt daarby bepaald,
dat werklieden op 21 jarigen leeftijd in het genot
zullen worden gesteld van het minimum loon, voor
de vaste werklieden bepaald, en van werklieden
van 19 tot beneden 21 jarigen leeftijd op 80 °/0
van dat loon. Dientengevolge moeten de loonen
der werklieden W. Bruin, P. van Brederode en
C. Pronk respectievelijk gebracht worden op f 10,
f 10 en f 8 per week, hetwelk een hoogere uitgaaf
zal vorderen van f 260 per jaar.
Het hierbedoelde advies is thans aan Heeren
raadsleden aangeboden.
De heer Verstegen zegt, dat het hem ver
heugt, dat B. en W. de door hem aangewezen fout
hebben ingezien en dat hij, wat het adres der
Gemeeate-Werkliedenvereeniging betreft, het advies
van B. en W. heeft gelezen. Hij ziet in, dat het
thans geen gunstig oogenblik is, om op wijziging
aan te dringen, doch hoopt er op terug te komen.
De Voorzitter antwoordt dat wat Verstegen
bedoelt, betreffende de bedoelde werklieden, geen
fout mag heeton. Bij het opinakeu der begrooting
hadden zij op niet meer recht, dan wat er voor
hen ls uitgetrokken. Na dien is het reglement van
kracht worden.
Volgn. 86- Onderhoud van wegen en voetpadon.
Meerdere leden van de le afdeeling stellen voor,
niet over te gaan tot het opbreken van de voet
straat aan den Huisduincrweg en den post ad f 131
te bestemmen tot verbetering van de voetstraat.
Antwoord van B. en W.
De voetstraat langs den Huisduinor weg van af
den weg naar de Tuintjes tot de Kerk is in zeer
slechten staat en wanneer inen die wil behouden,
is gehoele vernieuwing noodzakelijk; hiermede is
een bedrag gemoeid van f 1755. Om die groote
kosten te ontgaan wordt by de begrooting voor
gesteld in dat gedeelte weg ook een paardenpad
te leggen, waardoor de voetstraat overbodig wordt.
De vootstraat weggenomen zijnde moot do weg
aldaar verhard worden en hiervoor is een bedrag
noodig van f 181.—
De heer Terra verzet zich beslist tegen het
wegnemen yan de bedoelde voetstraat. By aan
neming van het voorstel van B. en W. zal het op
dat gedeelte van- den weg een besliste modderpoel
worden, voornamelijk voorbij zijn woning tot aan
het dorp Huisduinen, wijl er geen voldoende af
watering is.
Na stemming wordt uitgemaakt, dat bedoelde
voetstraat zal blij yen en het bedoelde bedrag Ji
f 131.— zal worden besteed tot haar verbetering.
Volgn. 86- Onderhoud van wandelplaatsen en
plantsoenen.
In de 1® afdeeling wordt gevraagd, waarom een
afzonderlijke post ad. f 200 is uitgetrokken voor
het snoeien en planten van boomen, waar, volgens
de meening van dat lid, deze werkzaamheden
moeten verricht worden in den tyd, dat de
plantsoenarbelder daartoe de gelegenheid heeft, en
tevens op deze wijze van zijne deskundigheid ge
profiteerd kan worden.
In de 2e afdeeling geeft een lid in overweging,
de aan te schaffen jonge boomen, te bestemmen
voor de voltooiing van het plantsoen. Er mankeeren
daar nog een 50-tal boomen langs de randen der
perken, n.1. tegenover de woningen naast „Bellevue"
en rondom het groote perk, liggende tusschen
Plantsoenstraat, Stationsstraat en de Hoofdstraat,
die door het plantsoen loopt.
Antwoord van B. en W.
Wat betreft het laten vervallen van de f 200
uitgetrokken voor het snoeien van boomen, op grond
dat de plantsoen-arbeider dit wel kan verrichten,
wy kunnen ons daarmede niet vereenigen. In de
eerste plaats kan het snoeien van boomen niet door
één man geschieden en meestentijds zijn voor der
gelijke werkzaamheden tijdelijke arbeiders noodig,
omdat niet altijd de eigen werklieden beschikbaar zijn.
Het ligt in de bedoeling nog enkele boomen in
het plantsoen te plaatsen, doch het door den Voor
steller bedoelde, om n.1. de randen van de perken
regelmatig van boomen te voorzien, wordt door den
deskundige afgeraden, vooral omdat in de toekomst
de perken geheel onder de schaduw van de boomen
zouden geraken, nog daargelaten of het uit een
aesthetisch oogpunt aan te bevelen zou zijn.
De heeren De Geus, Biersteker en Ver
faille pleiten voor 't laten vervallen van dezen
post, terwijl de Voorzitter handhaaft, dat dit
bedrag noodig is voor losse arbeiders, die behulp
zaam zijn bij 't snoeien. De genoemde H.H. zijn
van meening, dat dit best in eigen beheer door
Gemeente-arbeiders kan worden verricht.
In stemming gebracht, wordt het voorstel, om
dezen post te doon vervallen, aangenomen.
De beide Wethouders stemden tegen.
Volgn. 87- Onderhoud van bruggen en overzet-
veeren.
In de eerste afdeeling stellen eenige ieden" voor,
om een aantal meerpalen te plaatsen laDgs het
kanaal, daar thans dikwijls aan do hoornen wordt
gemeerd.
Antwoord van B. en W.
Wij kunnen de noodzakelijkheid tot het aanbrengen
van meerdere meerpalen niet inzien; voor den ge
wonen dienst zijn %r voldoende aanwezig.
De heer Bok zegt, dat hij degene is, die deze
opmerking in zyn sectie heeft gemaakt. Hij wil
wel genoegen nemen met de verklaring, die B. en
W. geven, te meer, wijl hij gezien heeft, dat men
reeds bezig is, met meerdere palen by te zetten.
Hij kan echter niet nalaten B. en W. op 't hart
te drukken, toch vooral toe te zien, dat er aan de
palen en niet aan de boomen gemeerd wordt. Dit
laatste komt nog al eens voor.
De Voorzitter antwoordt hem, dat hij dan
niet doet als deze, die er dadelijk de politie op
attent maakt.
Volgn. 89- Onderhoud van havens, vaarten,
kaaimuren, enz.
Een lid der 1® afdeeling acht herstelling van de
steenglooiïng aan de Bassingracht méér dringend
noodig, dan aan de Achter-Binnenhaven en wenscht
den post ad. f 400 voor dit gedeelte van den
kanaalboord te bestemmen.
Antwoord van B. en W.
De opmerking dat het verbeteren van de steen
glooiïng aan de Achter-Binnenhaven niet nood
zakelijk zoude zijn, maar daarvoor eerder in aan
merking zoude komen, die aan de Bassingracht,
komt ons niet gemotiveerd voor. De steenglooiing
aan de Achter-Binnenhaven, met name aan het
einde, eischt wel degelijk dringend voorziening.
Daarentegen kan met verbetering van de steenglooiing
aan de Bassingracht nog wel eenigen tijd worden
gewacht.
De heer Hartsinck acht de. verbetering van
de geuoen^de steenglooiing daar niet noodig, en
stelt den Raad voor, dezen post van de begrooting
af te Yoeren.
In stemming gebracht, wordt het voorstel echter
verworpen. Er voor stemden de heeren Terra, Van
der Ploeg, Hartsinck, Verstegen, Bok, De Geus en
Haijer.
Volgno. 90- Diep- en schoonhouden van havens,
grachten, enz.
Hetzefde lid van de 1® afdeeling acht het ramen
van f 285 voor uitbaggeren van de Ruyghsloot
overbodig, aangezien er gegadigden zijn, die dit
werk kosteloos willen doen, om de bagger ter
bemesting van het aangrenzende land te gebruiken.
Voorgesteld wordt alzoo dezen post to doen ver
vallen, welk voorstel door meerdere leden wordt
ondersteund.
Antwoord van B. on W.
Wy zijn bereid na te gaan of het uitbaggeren
van do Ruijgbsloot, door particulieren voor de uit
gebaggerde specie kan plaats hebben. Wij kunnen
echter niet toegeven, dat het royêeren van het
uitgetrokken bedrag, gemotiveerd zoude wezen, omdat
dergelijke particuliere diensten niet verbindend zijn
en men dus de mogelijkheid voor oogen moet
houden, dat zulke werkzaamheden op het onver
wachts gestaakt kunnen worden en de Gemeente
dus toch genoodzaakt zoude zijn, tot uitvoering van
het onafgedane gedeelte over te gaAn.
De heer Hartsinck meent, dat het schoon
houden wel gratis door particulieren kan en zal
worden verricht. De heeren Terra en Verfaille
spreken in gelykeu geest en zouden willen voor
stellen, zoo niet den geheelen post te doen vervallen,
er dan toch niet meer dan f 100. - voor te be
stemmen.
Dit voorstel in stemming gebracht, wordt aan
genomen. Met de Wethouders stemde ook nog de
heer Grunwald er tegen.
Volgn. 92. Onderhoud van begraafplaatsen.
Een lid der 1® afdeeling spreekt den wensch uit,
om voor den doodgraver eene woning te stichten aan
den ingang van het kerkhof, dit yooral met het
oog op een gewenschte, betere bewaking.
Antwoord van B. en W.
Reeds meermalen is door ons de wensohelijkheid
overwogen geworden, de entrée van het kerkhof te
verbeteren, doch met het oog op do belangryke
uitgaaf hiervoor, hebben wij tot heden nog geen
voorstel in dien geest gedaan. Hetzelfde geldt het
stichten van een doodgraverswoning met daarbij
behoorende inrichting bij den ingang van het kerkhof.
By de eerlang te sluiten geldleening kan worden
overwogen, of voor een en ander gelden zullen
worden beschikbaar gesteld.
Over dit volgnummer wordt niet gediscussieerd.
Volgn. 99. Jaarwedden van den Inspecteur en
van de agenten van politie.
Een lid der 2® afdeeling ziét de noodzakelykheid
van de voorgestelde verhooging van het traktement
van den Inspecteur niet in, terwijl een ander lid
dier afdeeling vraagt, of de agenten De Ruijter en
Bleijendaal niet vroeger in de eerste verhooging
kunnen vallen.
In de 3® afdeeling meent een lid, dat de door
Burgemeester en Wethouders voorgestelde verhooging
van den Inspecteur moeilijk te rijmen is met de
verordening, die een maximum aangeeft van f 1300;
deze meening wordt door andere leden gedeeld. Een
ander lid wenscht over de organisatie en het optreden
der politie in het algemeen, eenige opmerkingen
bij dit nummer te maken. Hij acht don dienst niet
naar bebooren georganiseerd, terwijl hij weet, dat
er door de politie dingen gebeuren, die niet in den
haak zijno.a. wordt door het korps volgens een
vast systeem gewerkt, om met kermis en Nieuwjaar
van verschillende neringdoenden fooien te krijgen,
waarvan door het korps een lijst wordt bijgehouden.
Dit, volgens dat lid ongeoorloofd bedrijf, wordt
onder toezicht van den Inspecteur uitgeoefend, die
zyn deel ontvangt van het op deze wijze opgehaalde
geld.
Antwoord van B. en W.
Ten aanzien van de erhooging van de jaarwedde
van den inspecteur van politie verwijzen wij naar
het door ons reeds ingediend advies.
Met het oog op de bestaande verordening, rege
lende de salarissen van het politiepersoneel, meenen
wij dat het niet aangaat de genoemde agenten,
die nog slechts op een zeer korten diensttijd kunnen
wijzen, nu reeds voor verhooging voor te dragen.
Wat de organisatie en het optreden der politie
betreft, Burgemeester en Wethouders kunnen daar
over niet oordeelen omdat deze aangelegenheid
geheel buiten hunne bevoegdheid valt. De Burge
meester gaf evenwel te kennen dat hy ter voor
koming van onjuiste gevolgtrekkingen, wil over
wegen of hot hier aangevoerde aanleiding geeft te
zijner tijd hieromtrent inlichtingen te geven.
De heer Biersteker zegtIk heb in de 2e
afdeeling er over gesproken, om aan de agenten
De Ruijter en Bleijendaal de eerste verhooging vroe
ger toe te kennen. Mijns inziens verkeeren die
menschen niet in de gelukkige omstandigheid, waarin
de andere agenten gedeeld hebben. Die menschen
verkeeren op 't oogenblik in den toestand, dat zij
nog staan op een zeer laag bedrag. Ik wil er daarbij
nog even op wijzen, dat er hier een tegenstrijdig
heid is op te merken in het standpunt, door B. en
W. ingenomen. Waar 't betreft het advies op de
salarisregeling van den Inspecteur, om dit salaris
eventueel met f 100. te verhoogen, dan wil ik
daar voorloopig niets van afdingen, doch ik wijs er
op, dat hiervoor evenzeer wordt afgeweken van de
bestaande regeling, waarover echter door B. en W.
niet wordt gerept, terwyi waar het deze beide
agenten betreft, door B. en W. ongunstig wordt
geadviseerd, met een beroep op de betreffende ver
ordening, die daarvoor gewijzigd zou moeten wor
den. Het wil mij toeschijnen dat dit eenigszins
meten met twee maten is. Ik wil daarom voor
stellen, deze salarisregelingen aan te houden, totdat
de betreffende verordeningen ten deze gewijzigd zijn.
De heer Hartendorf zegtOok ik heb in
de 2e afdeeling opgemerkt, de noodzakelykheid der
salarisverhoogiug van den Inspecteur niet in te zien.
Wat daaromtrent door den heer Biersteker is ge
zegd, onderschrijf ik ten volle, 't Gaat niet aan,
voor den een de verordening op zy te zetten en
voor den andere zich op de verordening te beroe
pen. Ik ben er niet voor, het verzoek in te wil
ligen. Ik vind 1800. - voor dezo Gemeente een
tamelijk salaris, waarvan genoemde titularis m.i.
zeer behoorlijk kan leven. De gronden, waarop hij
zijn aanvraag ondersteunt, mogen zeer correct zijn,
doch waar hij zich beroept op zijn meerdere werk
zaamheden en grooter verantwoordelijkheid, zal deze
voor een groot deel zyn toe te schrijven aan de
mindere activiteit van onzen huidigen Commissaris.
Ik wil niet zeggen, dat die man zijn administra
tieve werkzaamheden niet naar bebooren vervult,
doch het lijkt mij toe, dat hy te veel aan den
Inspecteur overlaat. Sedert ik liet genoegen heb
weer in deze plaats te wonen, heb ik nog niet de
eer gehad, den Commissaris op straat te zien, zoo
dat hij zich zeker zeer weinig in 't publiek ver
toont. Omdat wy dus hebben een titularis, die een
deel van zijn verantwoordelijkheid op een ander
afwerpt, kan 't moeilyk van ons gevergd worden,
dat wij het salaris van dien ander zullen gaan ver
hoogen. Ik zal dan ook tegen bedoelde verhooging
stemmen.
De heer V er stegen zegtOok ik zal mij
tegen verhooging van het salaris van den Inspec
teur verklaren, eerstens op gronden door de HH.
Biersteker en Hartendorf ontwikkeld, doch ook op
nog andere motieven. Vooreerst wil ik even opmer
ken, dat de Inspecteur zyn verzoek om verhooging
niet aan den Raad, doch tot B. en W. heeft ge
richt. Deze waren echter wel zoo vriendelijk, dit
briefje naar den Raad te renvoieeren. De Inspecteur
grondt zyn verzoek o. a. op de meerdere verant
woordelijkheid die van hem gevorderd wordt en
B. en W. ondersteunen het verzoek o. in. met de
opmerking, dat hij dag en nacht meewerkt, om de
orde te handhaven en dat de werkzaamheden van
de politie sedert 1908 aanmerkelijk zyn uitgebreid.
Hier doet de heer Van den Berg zijn intrede
in de Raadszaal.
Het komt mij dan wel wat vreemd voor, dat
dit alleen zou gelden voor den Inspecteur en niet
voor de overige agenten. Dier werkzaamheden zul
len dan ook wel wat zijn vermeerderd en mag de
aandacht ook wel eens gevestigd op hun salaris
regeling, die ook nog een heeleboel te wenschen
overlaat.
De Inspecteur staat hier ter plaatse aan 't hoofd
van een politie-corps, waarin in den loop der tijden
allerlei misstanden zich hebben gezeteld. Vooreerst
wensch ik te zeggen, dat het zeer twijfelachtig is,
of de Inspecteur wel de noodige wetskennis bezit,
die toch zeker van zoo'n ambtenaar mag verwacht
worden. Toen wij b.v. eenigen tijd geleden een
openlucht-meeting hadden georganiseerd, zonder
debat, liet deze Inspecteur militairen beneden den
rang van onderofficier uiet toe, tenzij zy do wapens
aflegden. Dit was beslist niet noodig volgens Art.
18 der Wet, regelende het recht tot vereenigen en
vergaderen. Dit afleggen der wapens wordt volgens
Art. 19 alleen gevorderd, wanneer in een zaal een
vergadering wordt gehouden met debat. Wij heb
ben er toen op den bewusten Zondagmiddag geen
kapsie om willen maken om alle on noodige drukte
en verwikkelingen te voorkomen, doch de Inspec
teur gaf toen door zyn ongewettigde handeling, in
stede van de orde te bewaren aanleiding tot
het verstoren ervan.
Wat verder betreft de door do commissie gemaakte
opmerkingen, betreffende de organisatie der politie,
de Burgemeester was wel zoo welwillend om te ken
nen te geven, „dat hij ter voorkoming van onjuiste
gevolgtrekkingen, wil overwegen of het hier aan
gevoerde aanleiding geeft te zijner tijd hieromtrent
inlichtingen te geven". Als wij daarop moeten
wachten, dan gebeurt het niet. De Burgemeester
geeft geen inlichtingendaar heeft- hy zijn goede
redenen voor. Hy houdt ze liever voor zich.
In dit politie-corps M. d. V. wordt met lijsten
gewerkt ter gelegenheid van de Kermis en met
Nieuwjaar. Degeen, die daar 't best geschikt voor
is, gaat de herbergen langs, geen kapelletje wordt
overgeslagen, zelfs de bordeelen niet
De Voorzitter: Wat u daar opmerkt, heeft
met de behandeling der begrooting niets te rnaken.
Daaromtrent heeft u zich te wenden tot den Bur
gemeester, als Hoofd der Politip. Ik zit hier, om
met de heeren de begrooting te behandelen, 't Hoofd
der Politie is op 't oogenblik niet aanwezig.
De heer Verstegen: Het is myn schuld niet,
dat hij gedeserteerd is.
De V o o r z i 11 e r Ik zal 't niet toelaten, dat
op deze wijze wordt voortgegaan.
De heer Verstegen: De gemeente geeft aan
de Politie f 21.000 uit.
De V o o r z i 11 e r lk zit hier, om de orde te
handhaven.
De heer Verstegen: Ik spreek hier over een
post van de begrooting; over een uitgave, om het
politie-corps te onderhouden.
De Voorzitter: Dan hebt u zich tot die
uitgave te bepalen.
De heer Verstegen: Ik vind, dat de ge
meente het recht heeft te weten, op welke wijze
dat geld besteed wordt.
De Voorzitter: Als u op dezelfde wijze
door blijft gaan, ontneem ik u het woord. U is
aan 't afdwalen.
De heer Verstegen: Dat is geen afdwaling.
Ik wil de gemeente laten zien, waarvoor zy 't
geld geeft.
De Voorzitter: Wat u bedoelt te zeggen,
is nog lang zoo zeker niet.
De heer Verstegen: Dat heeft het onderzoek
van hoogerhand allang uitgemaakt van wel. Dat
weet u net zoo goed als ik.
De Voorzitter: Als u niet anders wenscht
te spreken, ontneem ik u het woord.
De heer Verstegen: Ik wensch te spreken
over do organisatie der politie.
De Voorzitter: Die organisatie is bij ver
ordening vastgesteld, en die gaat alleen 't Hoofd
der Politie aan. Ik zal van achter deze tafel niet
toelaten dat op deze wijze wordt voortgegaan.
De heer Verstegen: Dus u verbiedt mij te
spreken over de organisatie van en over de mis
bruiken bij de politie. Dat kunt u doen, M. d. V.,
maar dan protesteer ik daartegen. Dan maakt u
misbruik van uw macht.
De heer Oortgijsen zegt: Ik meen, dat u
niet het rechte standpunt inneemt, M. d. V. Ook
te Amsterdam is door den Burgemeester over 't
optreden der politie op Kattenburg, byv. inlichtingen
gegeven. De Raadsleden hebben wel degelijk recht
om over de politie te spreken. Dat gebeurt in alle
groote steden. Een andere Yraag is of de Burge
meester op do gesteldo vragen wenscht to ant
woorden.
De Voorzitter: Daar is volgens mijn meening
de Raad niot toe bevoegd. Wanneer u aanhaalt de
Raad te Amsterdam, dan moet ik er u op wijzen,
dat daar 't Hoofd der Politie aauwezig was, die
antwoord kon geven.
De heer Verstegen: Nu komen wij tenminste
te weten, waarom de Burgemeester weg is.
Nadat nog de heer Biersteker over deze
zaak het woord heeft gevoerd, voornamelijk om te
demonstreeren dat ook volgens hem een Raadslid het
recht heeft over de organisatie der politie te spreken,
zelfs ook en dan vooral wanneer hy meent, dat er
misstanden of misbruiken te bekampen zyn en dat
z. i. de Raad zelfs zoo ver kan gaan, de gelden,
voor de politie benoodigd, niet te voteeren, tenzij
de Raad de zekerheid erlange, dat dit geld besteed
is. Nadat vervolgens, na een nieuwe woordenwisse
ling tusschen hem en den Voorzitter, V erstege n
nogmaals het woord verkrijgt en wyst op liet door
hem gewraakte misbruik van het loopen met Iijéteu,
dat in zoo hooge mate het prestige der politie be
nadeelt; nadat vervolgons nog door hem er op ge
wezen is, dat het hern geenszins te doen was. om
de politie nu ec-ns af te tuigen, integendeel, dat hij
zich gaarne neerlegt by het gunstige getuigenis,
daaromtrent door den heer Biersteker afgolegd en
vervolgens nog een lans breekt voor meerderen vrijen
tijd, speciaal meer vrije Zondagen Yoor de agenten
nadat ook nog £>n door den heer 1' e r r a èu door
den heer Biersteker op meer politietoezicht,
voor Huisduinen is aangedrongen en de Voorzitter
de toezegging heeft gedaan, een on ander aan het
College over te brengen, wordt in stemming ge
bracht het voorstel om de salarisverhoogingen aan
te houden tot B. en W. de betrekkelijke verorde
ningen hebben gewijzigd in dien geest, dat ze de
verhoogingen mogelijk maken.
Dit voorstel wordt aangenomen. I)e heeren Krij-
non, De Ven, Oortgijsen, Grunwald on de Voorzitter
stemden tegen.
Volgn. 106- Onderhoud der lantaarns en vordere
kosten van verlichting.
Een lid der 1° afdeeling vraagt, om de meest
nabij het Postkantoor staande lantaarn, voor waak-
lantaarn te bestemmen. Andere leden vragen, of
in verband met de voorgenomen reconstructie der
petroleum- tot gaslantaarns aan het einde der Binnen
haven, de post ad f 50 voor den Kommies Fels
niet kan vervallen.
Antwoord van B.
W.
Naar aanleiding van een verzoek van don Direc
teur van het Postkantoor is reeds vroeger nagegaan
of de bedoelde verlichting verbetering behoeft. Het
is ons gebleken dat de nachtlantaarn van de Post-
brug de omgeving aldaar voldoende verlicht.
Aan Pels was opgedragen do bediening van
3 petroleum-lantaarns aan het einde van de Bas
singracht nabij Onrust; daarvoor ontving hij eene
belooning van f 80 'sjaars. Nu is hem bovendien
nog opgedragen de bediening van 3 petroleum-lan
taarns naby de Willems- en Bassinbrug aldaar en
in verband daarmede wordt hier voorgesteld de
belooning te verhoogen tot f 50.
By dit volgnummer spreekt de heer Oortgijsen
over een oneenigheid tusschen den Gemeente-bouw
meester en den Directeur der Gasfabriek, loopende
over een lantaarn in het plantsoen. Aangezien deze
kwestie onaangenaamheden bezorgt aan het publiek,
verzoekt spreker B. en W. daaraan hun aandacht
te willen wijden.
De Voorzitter antwoordt dat hem van deze
kwestie niets bekend is, doch dat hy de zaak aan het
College zal overbrengen.
De heer Van der Ploeg informeert hier of
de brugwachters een instructie hebben. Hierop een
bevestigend antwoord verkrijgende, brengt dezo
spreker een beschuldiging uit aan het adres van
den brugwachter van de Willemsbrug. Hij zegt,
dat deze ambtenaar z. i. zyn taak niet serieus schijnt
op te vatten, daar 't nog al eens gebeurt dat vaar
tuigen gedurende langen tijd op de opening der
brug moeten wachten, o. a. heeft hij dit met de
„Anna Cornelia" opgemerkt.
De Voorzitter zegt een onderzoek toe, hoe
wel hem nimmer dienaangaande klachten bereikt
hebben.
Volgn. 110- Buitengewone uitgaven ten behoeve
der politie, schryfloonon aan het Commissariaat
van politie.
Een lid van de 2® afdeeling stelt voor, dezen post
met f 200 te verminderen.
Antwoord van B. en W.
Het bedrag van f 200 voor schrijfloonen aan het
Commissariaat van Politie is reeds herhaaldelijk
besproken. Wij brengen in herinnering, dat wij bij
de begrooting voor het jaar 1907 het volgende mede
deelden
„Het bedrag van f 200 is ruim 20 jaar geleden
„den Commissaris van Politie toegekend om een
„klerk uit te sparen die aan den ambtsvoorganger
„van den Commissaris was toegevoegd on die een
„salaris van de gemeente genoot van f 350."
Do heer Hartendorf maakt bekend, dat hij
het lid is geweest, die heeft voorgesteld dezen post
met f 200 te verminderen.
Het komt hem voor, dat waar de Commissaris
thans en reeds geruimen tyd beschikt over een
politieagent, die don heelen dag op het bureau van
don Commissaris werkzaam is en zelfs nog wel tijd
schijnt over te houden, om voor den Commissaris
particuliere bezigheden te verriehten, deze post zeer
wel kan vervallen.
Nadat de heer Biersteker er nog op ge
wezen had, dat 't niet zoo heel lang meer zal
kunnen duren, dat er voorstellen tot reorganisatie
zullen worden ingediend, wordt het voorstel om
dezen post te schrappen, in stemming gebracht en
verworpen. Er voor stemden de H.H.Van dei-
Ploeg, Hartsinck, Verstegen, Hartendorf en Adriaanse.
Volgn. 114- Belooning van Keurmeester.
In alle afdeelingen wordt geklaagd over de
eigenaardige opvatting, welke de Veearts-Keurmeester
van zijn taak blijkt te hebben. Eene opvatting, die.
tengevolge heeft, dat op die dagen, waarop véél ge
slacht wordt, de slagers soms uren moeten wachten,
alvorens door den Hulp-Keurmeester bodiend te
worden, en daardoor in de geregelde uitoefening van
bun bedrijf belemmering ondervinden.
In de 1® afdeeling wordt aan Burgemeester en
Wethouders verzocht, de instructie van den Veearts-
Keurmeester te dezen volledig toe te passen.
In de 2e afdeeling wordt de opmerking gemaakt",
dat de Veearts-Keurmeester niet voor rekening der ge
meente studieboekon en tijdschriften mag aankoopen.
In de 8® afdeeling wordt de wensch geuit, dat
de Keurmeester méér deelneemt aan de Kouring
van het vleesch en wordt gevraagd, welke dienste»
de Keurmeester eigenlijk verricht, daar de heele
keuringsdienst door den Hulp-Keurmeester wordt
waargenomen.
Antwoord van B. en W.
Tot nog toe kwamen bij ons geen klachten in,