KLEINE COURANT
't Vliegend Blaadje
voor Helder, Texel, Wieringen en Anne Peuiowne,
Zaterdag 18 Mei 1912.
Met de haringtrekkers
op het water,
LEVENSSTRIJD.
Ho. 4098
40ite Jaargang.
x.50 cl
frj p. port 75'ot, buitealasd f 1.25
[dagsblad 3/fr 45|t CO.75
miënModeblad i»»66>»»»75» f0.90
(Voor het buitenland bij vooruitbetaling.)
't Vliegend Blaadje p. 8 a
Pre- Zondagsblad 37 i
Advertentiia Tan t tot 5 regels (by Toondtbeuling) 30 cent.
Elke regel «eer6
Bewija-exemplaar
Vignetten en groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Intaro.-
Talafoon 80.
Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag.
Uitgeven O. DE BOER Jr. b. BERKHOUT 4 Co.), Helder.
Eerste Blad.
HIEUWSBERIOHTER.
HELDER, 17 Mei.
Do heer H. Starteveld, hulploods, heeit
met gunstig gevolg examen afgelegd voor
zooloods.
Banketbakkers Vereeniging.
De 27ste jaariykache algemeene vergadering
van de Nederlandsche Banketbakkers-Ver-
eeniging zal dit jaar alhier worden gehouden
op Dinsdag 18 Juni a.s.
De agenda voor die vergadering is als volgt
1. Opening der vergadering door den Voorzitter,
2. Lezing der notulen door den Secretaris.
3. jaarverslag van den Secretaris.
4. Ingekomen stukkeu.
5. Rekening en Verantwoording van den Penning
meester.
6. Rapport der Commissie, welke de rekening van
den Penningmeester heeft nagezien.
7. Verslag der Commissie Leerlingstelsel.
8. Verslag der Commissie Officieel Orgaan.
v. Verslag van het Bestuur Vereenigugs- en
Plaatsingbureau.
10. Rapport der Commissie, welke de Rekening
en Verantwoording van het Vereenigings- en Plaat
singbureau heeft nagezien.
11. Verkiezing van twee leden voor hot Hoofd
bestuur. Candidaten zijn de heeren S. W. Taoonis,
J. C. Blankert (aftredend doch herkiesbaar), Ald.
Crebas en L. Rooswinhei..
12. Verkiezing van een Commissielid voor het
Leerlingstelsel, (aftredend doch herkiesbaar de heer
O. Houwink).
13. Het H. B. stelt voor eene enquête te houden
over den arbeidsduur en het geven van vrijen t\jd
in het Banketbakkersbedrijf.
14. Voorstel afdeeling '8-Uravenhage
Het stichten van een filiaal plaatsingbureau te
's-Oravenhage met sub.idie der Voreeniging.
15. De Afdeeling 's-Gravenhago, overwegende, dat
ên voor het Personeel èn voor den Patroon eene
aanmerkeiyke verbetering is voort te brengen door
invoering van avbeidsboekjes voor het personeel,
heeft in haar vergadering van 11 April j.1. voor
gesteld dit als punt van behandeling op de agenda
der eerstvolgende Algemeene Vergadering te plaatsen.
lü. Voorstel afdeeling Arnhem:
Uitwerking eener statistiek ter vaststelling van
het bruto winstcijfer in het banketbakkersbedrijf,
ten dienste voor den belastingaanslag.
17. Aldeeling Den Bosch.
Afdeeling Den Bosch stelt voor te lezen in Art.
11 liuish. Reglement inplaats bij voorkeur in de
maand Juni»by voorkeur in de maand Augustus".
18. Voorstel Afdeeling Gooiland.
De Afdeeling Gooiland stelt voor, de Algemeene
Vergadering tevens te doen zijn een Vak-congres,
waarop een, hoogstens twee onderwerpen van alge
meen vak- of Vereenigingsbelang behandeld worden
al of niet gevolgd door het nemen van een con
clusie en waaraan zoowel dames als heeren deel'
nemen.
18. Voorstel Afdeeling Amsterdam.
De Afdeeling Amsterdam van de N. B. V. spreekt
de wensehelijkheid uit, dat het H. B. of een speciaal
daarvoor te benoemen commissie onderzoeke, of
het voor ons vak nuttig en mogelijk is, om een
vakschool op te richten en dan op welke wijze.
20. Voorstel Afdeeling Nijmegen.
De Afdeeling Nijmegen verzoekt de te houden
Algemeene Vergadering van 1913 in Njjmegen te
doen plaats vinden.
21. Begrooting van het Vereenigings-en Plaatsing
bureau voor het boekjaar 1912—1913. Deze be
grooting wordt aan de afdeelingen verzonden, zoodra
een besluit omtrent een eventueel verhuizen ge-
22. Begrooting der Nederlandsche Banketbakkers-
Vereeniging over het boekjaar 1913.
23. Aanwijzing eencr afdeeling tot het nazien der
rekening en verantwoording van den Penningmeester.
Wy zullen in een volgend nummer het
een en ander van het feestprogramma ver
melden.
Zedelljkheidswet.
De Rechtbank te Alkmaar vernietigde
Dinsdag jl. het vonnis van den kantonrechter
aldaar, waarbij een tweedehandsboekhande-
laar wegens overtreding van art. 451bis W.
v. S. tot een paar geldboeten was veroor
deeld. Overeenkomstig den eisch van het
O. M. werd de boekhandelaar vrijgesproken,
Poging tot moord.
Reohtbank te Amsterdam.
Een 57-jarig logementhouder in de Land
van Belofterteeg te Amsterdam had verleden
jaar, toen zijn dochter, een weduwe, was
komen te overlijden, uit medelijden haar zoon,
toen 17 jaar oud, tot zich genomen. Hij zoo
wel als zjjn vronw wisten dat de jongen
nooit had willen deugen, en voorzagen er
veel verdriet en ellende van, maar ter wille
van de overledene besloten »y het tooh nog
maar eons te probeeren.
Het duurde slechts «eer kort of het ging
verkeerd. De jongen werkte niet, slampamperde
geheelen dag achter orgels aan met
meiden van het minste allooi, met wie
hij dan des avonds geld verbraste, waarvan
niemand wist, maar ieder begreep hoe hij
eraan kwam. Dag aan dag gaf dit thuis de
ellendigste ruxie-tooneelenonderhield oen
der grootouders den jongen over zijn schande
lijk gedrag, dan betoonde hij zich daartegen
over niet alleen onverschillig en lomp, maar
dreigde hen zolfs onder het uitbraken van
allerlei gemeene scheldwoorden. Steeds poogde
hjj zjjn grootmoeder geld afhandig te maken
wilde zij het niet geven dan gaf zjj tooh ton
•lotte too uit vrees voor zyn dreigementen.
Bjj den ouden man had dit langzamerhand
tegen den knaap een hevige verbittering ge
wekt, welke by iedere nienwe scëae toenam.
De man wist heel goed dat hjj den forschen
knaap niet aan kon; zoo kwam hjj op het
denkbeeld om zioh een wapen aan te schaffen
waarmode hij hem dan de baas zon kunnon
blijven. En als het dan niet anders wilde of
kon, dan zon hjj zich niet ontzien tegenovor
den ellendigen kwajongen, door wiens dage-
ljjksch gekwel en getreiter zijn vrouw al
ziekelijk was geworden.
Dit nootlottige denkbeeld kweekte en ver
troetelde de oude man zóólang, dat hjj zich
eigenlijk goen rekenschap meer gaf van de
draagwijdte ervan. Op zekeren dag, wederom
na een ruzie liep hy de deur uit en kocht
een z.g. Zwoedsoh dolkmesje. Tweo weken
later kwam do ontknooping. Toon de oude
man thuis kwam vond hy daar zyn kleinzoon
bezig zjjn vrouw geld af te dreigen. Hy
ontstak in oen hevige woede, en woes den
jongen de deur, waarop deze hem begon to
schelden en te sarren. Dit deed de maat
eindelijk overloopende grootvader wierp
zich op den kleinzoon, en stootte hem in
blinden toorn het mos ter hoogte van de
maagstreek in het lichaam, waarop de jongen
in elkaar zakte en door zes mannon, die op
het lawaai binnen waren gekomen, naar het
Binnengasthuis gedragen werd. Hij was nog
niet bewusteloos, maar zeido onderweg tot
degenen die hem droegen, dat zijn grootvader
al veertien dagen van tevoren had gezegd
hem te zullen vermoorden.
De toegebrachte verwonding bleek levens
gevaarlijk. De voorste en de achterste maag
wanden de dunne darm waren doorboord. Dank
zjj de omstandigheid, dat het mes waarmede
de steek was toegebracht, nieuw en dos
schoon was, heeft ziek echter geen infectie
voorgedaan cn zjjn de beleedigde deelen lang
zaam genezen.
Da logomenthoudor word onmiddelyk ge
arresteerd. Tot de politieagenten, die hom
overbrachten zeide hij, in hevigen opgewonden
toestand, dat hij expres het mos gekocht
had om oen wapen togen den jongen by de
hand te hebben, rik heb hem een goeden por
gegeven", voegde hy eraan toe, >als hij er
niet genoog aan heeft, kan hy wat my be
treft nog een tweeden krygen".
Ook toon hy door don hoofdinspecteur van
politie den heer Lofvers, gehoord werd, zoide
de man geheel uit zichzelf en niet onder
den invloed van suggestief gestolde vrageD,
dat het zyn bedoeling was geweest om den
jongen te dooden.
De grootvader bekende volledig, alloen
zeide hy thaos, dat het niet direct zyn be
doeling was geweest, om hem «kapot te
maken."
Eenige van zyn logeergasten legden ver
klaringen af omtrent het slochte godrag van
zyn kleinzoon, die tegen één hunner wel
eens met een mes was opgetreden. Kort
tovoren had de jongen nog een stel nieuwe
kleeren van zyn grootvader gekregen.
Alle getuigen verklaarden ook eenstemmig,
dat de beklaagde, die zichzelf heeft aange
geven, meermalen te kennen had gegeven,
dat hy van plan was den jongen te dooden.
Een van de logeergasten is er by geweest,
dat hij, nadat de jongen weg was gebracht,
het mesje nit zyn zak haalde en zeide:
«Zie zoo, hier heb ik het; het i» vlyinscherp,
en dat heb ik hem lekker in zy'n lichaam
gedraaid."
Als laatste getuige werd de 18-jarige klein
zoon van den beklaagde gehoord. De jongen,
die onberispelyk als een heer in do kleeren
stak, deelde omstandig de toedracht der zaak
medo; hy erkende daarby dat hy nooit
werkte, en steeds zyn grootouders op de
schandelykste wy'zo terroriseerde om geld
van hen te krygen. By de bewusto gelegen
heid had hy tegen zyn grootvader gezegd:
fAls je hot me niet geeft, sla ik je een paar
blauwe oogen."
Nadat hy uit het gasthuis ontslagen was,
is hy weder door zyn grootmoeder, die ver
leden woek overleden is, in huis genomen,
terwyl zyn grootvader in de gevangenis zat.
Uit de ondervraging door den president
bleek, dat het gebeurde op don jongen wel
indruk gemaakt hoeft en dat in zyn gedrag
eenige verandering ten goede is gekomen.
De president, mr. Meinesz, wees er don
getuige op, dat deze gebeurtenis misschien
een gelukkig keerpunt in diens leven is go-
weest, fwat niet wegneemt, aldus de presi
dent, „dat deze oude mao, wiens loven vor-
woest is door een aartsdeugniet, de dupo is
geworden."
In zyn getnige-verklaring trachtte de jongen
thans op een eenigszins onhandige manier to
ontkennen, dat zyn grootvader vroeger reeds
bedreigingen tegen zyn leven had genit.
Het O. M., waargeuomon door mr. Brn/n,
zeide in zyn requisitoir, deze verklaring to
kunnen ecartoeren, omdat de onjuistheid ervan
in verband met de andore getuigenverklaringen
te klaarblykoiyk was.
Spr. schetste daarna den beklaagde als een
arbeidzaam en oppassend man, die in zyn zeer
drnk logement waarlyk geen gemakkelyke
positie had. In plaats van dat zyn kleinzoon,
die daarvoor zoker sterk genoeg was en die
een bouydeuswaardig gestel blykt te hebben,
mede zyn handen uit de mouwen stak, luierde
liet zich mooie klesren koopen cn zich
zakgeld van 50 ets daags geven, en
maakte door zyn schandelyk gedrag zyn groot
ouders hot leven bovendien ondragelyk. Be-
grypelyk is het, dat by beklaagde de maat
ton Blotte is overgeloopon; dat by hom een
wrok is ontstaan, en dat hy naar oen middel
(t gezocht om zioh van dien kwelgeest te
ontslaan.
Dat alles by olkander, aldus spr., maakt,
dat hier niet ander» aanwezig is gowoest
dan voorbedachten rade om te dooden, hoe
moeilyk het ons ook moge vallen om dit te
constateeren. Voor don rechter-commissaris
heeft beklaagde bovendien gezegd: tik naar
Leeuwarden, hy naar het kerkhof, myn vronw
rust." Het is anders geloopen; de kloinzoon
is niet op het kerkhof, maar staat hier in
levenden lyvo voor ons. Alleen beklaagde's
vrouw heeft rust gevonden. Wat spr. betreft,
zon hy beklaagde niet naar Leeuwarden wen-
schen; hy staat als oen zeer oppassend en
werkzaam man bekond, eu heeit zeker het
let, dat hem getroffen heeft, niet verdiend.
Misschien zal dit drama dit gunstige gevolg
hebben, dat de laatste getuige te elfder ure,
al is het tegenover zyn grootmoeder, te laat
tot inkeer is gekomen, en dat hy inziet,
welko zware verplichting tegenover den be
klaagde op hem rust.
De eisoh luidde één jaar en zea maanden
gevangenisstraf.
De verdediger, mr, Van Straaten, betoogde
dat er geen voorbedachte rado aanwezig is
geweest en pleitte vrijspraak.
Dagboek van een Amsterdammer.
14 Mei. Er is niets onzedolyker» dan nacht
arbeid. De beate jareu van myn leven heb
ik aan eeu ochtendblad gewerkt on myn zoons
hadden reeds kpevele on den huissleutel en
de blouses en de zieltjes van myn dochtors
waren al opengewerkt voor en aleer ze wisten,
dat do stille, bleeko man met de lichtschuwe
oogen, die Zondags by hun moeder aan tafel
zat, hun wettige valer was. Ach, de lezer,
dio 's morgenB onder het kauwen van een
warm cadetjo z'n ochtendblad leest, weet niet
hoeveel zedelyke moorden er aau die tweo
dingen vastzitten. Wub er daarom ooit oen
wetsontwerp sympathieker dan dat ter af
schaffing van den nachtarbeid in de bakkeryen
Doch ziet, siuds gisteren is het me dnidelyk,
dat het niet gaat tegen het 's nachts werken,
maar eonvoudig tegen het eten van versch
brood op je nuchtere maag. Met het darm
kanaal van don minister schynt bet dus mis
te zyn.
Maar ik vrees nog erger dingen. Want stel
u voor, dat iemand u verbiedt 's nachts een
ochtendblad in elkaar te zetten, maar u in
één adem toestaat het uw avondblad wel te
doen vanwege het continue in het bedryf
zou u dan niet snel een raam openschuiven,
een politie-agent fluiten en hem vragen don
gevaarlyken gok op te sluiten?
Of doet het niet denken aan een braven
rechter, die een inbrekor straft omdat hy in
't holle van den nacht inbroekt, maar glunder
glimlachtend aanziet hoe de vent vanwege
het continue in het bedryf I op klaarlichten
dag laden licht, fietsen steelt en met 's rech
ters edelachtbare overjas er vandoor gaat?
Sociale wetten zyn mooi, maar ze moeten
door verstandige mensohen in elkaar worden
gezet. Anders maar fluiten om den politieagent.
(Telograaf).
De politie te Delft.
In de jongste zitting met gesloten deuren
van den gemeenteraad to Delft heoft een
van de leden, uit naam van don hoofdin
specteur van politie, oen door desen onder-
tcekende nota overgelegd, behelzende mede-
deelingen over ernstige wanverhoudingen,
welke zouden bestaan in de hoogcre rangen
van hot politiecorps.
De burgemeester heeft daarin aanleiding
gevonden een voorloopig ondersoek in te
s'.elleD, waarby hy aan den hoofdinspecteur
een verhoor afnam, waarin de klachten op
nieuw werden bevestigd.
Aan genoemden hoofdinspecteur is daarna,
op zyn verzoek, een maand dadelQk ingaand
verlof verleend.
De burgemeester zal, al» het onderzoek
gesloten i», het dossier in handen stellen
van den officier van justitie te 'e Gravenhage.
Spionnenvrees.
Volgens oen bericht, van nit Beriyn aan
Eogelsche bladen gezonden, zullen 24 dezer
te Hamburg, by het to water laten van do
uiouwo boot der Hamburg-Amerika-lyn, de
•Imperator", scherpe maatregelen worden
genomen tegen mogeiyke spionoering, omdat
op dezelfde werf der Vuloan Gasellschaft
ook verschillende schepen voor de Duitsohe
vloot worden gebouwd. Uitgonoodigden wor
den gewaarschuwd togen het meebrengen
van camera's, om niet gova&r te loopon
wegens epionnage te worden gearrosteord.
Zoo luidt het bericht. Maar de Engolsche
autoriteiten »yu evenzeer op hnn hoode ge
weest tegen spionneering tijdens de jongste
vlootrovue, door koning George bygewoond.
Zyne Majesoit stapte Zaterdag aan wal te
Weymonth, aan do zuidkust, waarbij een
groote menigte zich ophield aldaar en vlak
by Portland. En om het nemon van foto's
dor vestingwerken aldaar to beletten, werd
er scherp gelet op personen, die een camera
by zich hadden. Twee Eugolsohe pers-foto
grafen werden daarvan hot slachtoffer, door-
dion Eogelsche matrozen hunne camera's
kapot sloegen.
door P. N. y. R.
VUL
Grauw en nevelig doemde onze kust in
't Noorden uit den dikken, vochtigen damp
kring op. De fijne motregen viel niet meer
en met moeite drongen nog eenige sterren
fiier en daar door, flauw flonkerend aan
den droeven, somberen hemel. Om je heen:
eindelooze stilte. Links, heel ver over het
donkere, koude water zwiepte een waak
licht van Texel zyn lijnen vol rustige
kracht, Rechts naderde de Heldersche Zee
dijk. Nergens hier en daar een stoornis,
een menschelyk wezen. Zoo'n beetje schuw,
met kleine vensleroogjos en duikende
houding, lagen de buurtjes er weggezakt.
Alles leek spookachtig nu de bewoners
onbezorgd, onbekommerd sluimerden. W&t
je constateerde was, dat de Noordzee maar
weinig eerbied had voor de slapende om
geving. Een lange welvende zwelling brak
mot borrelend geluid togen de steenen,
herinnerde ruischend en murmelend aan
een woelig leven, dat nimmer schynt gedood
te kunnen worden.
Stilletjes geleund zaten de meeaten onzer
naast elkaar, als de boot met een grooton
zwaai voor de haven komt. In een snijdende,
schietende vaart gingen we nog even door
den flinken wind, die aan den ingang
bergen wit schuim tegen de zwarte palen
sloeg. Een paar mannetjes van stuurboord,
bezig om hun hoeden tegen de verraderlijk'
heid op het hoofd te drukken, kregen van
deze uitdagende massa een venynige klets.
We werden weer eens form gepakt, opge
gooid en naar de diepte getrokken. Maar
de schipper zoog kalm aan z'n pijpje en
liet de notendop met het groote en schoone
van een vogel die opvliegt, die plots levend
wordt, wegscheeren over de kabbels. Nog
vol ingehouden kracht werden de zeilen
gestreken, met z'n vieren roeiden we
zoetjes aan naar den wal en wiebelig op
stroom meegodreven kwamen we langs den
donkeren chaos van vletten bij den romp
Yan een kotter terecht, waarop de schipper,
na zich overtuigd te hebben, dat hij niet
meer bij de trapjes kon liggen, tot den
steiger van de Texelsche stoomboot liet
verhalen. Zoodra Kees het ankertje om een
paal en Dries nog voor een achtereindje
had gezorgd, klauterden onze mannen in
hun slaolie-gele jasjes en loodzwaar leder
goed als klimmende apen omhoog, op den
wal, waar ze al keuvelend en kakelend in
groepjes van twee of drie een poosje gingen
sjokken bij de belichting van een brandende
gaslantaarn, dio een hellen gloed op het
grint wierp.
Vaag van lijn stonden de groote gebouwen
ginds tegen den nachthemel. De straatweg
aan deze zydo was leeg en het werd er
alleen bij tusschenpoozen wat rumoerig als
een ket en kar of een handwagen kwam
aanrollen, over de lange brug dof bonkend,
maar ineens botsend op de keien on dan
zoo vlug mogelijk verder in een draf hier
op aan. Het zijn vischkoopers uit de afge
legen Oostelijke wijk, die, misschien wat
laat, zich reppen om nog zaken te kunnen
doen. Op een hoogen bok zag ik er twee,
blauwe jasjes, blauwe broeken, joelend en
zingend alsof ze naar een bruiloft togen.
En in een tweewielige kar, piepend van
de droogte, zat een flinke en krasse vrouw,
met een lantaarntje op haar schoot, waaruit
gedempt geel licht scheen. Ze zat hardop
te praten en werd schommelend gereden
door een gezond-blozenden man, die van
dikte zich moeilyk bewoog.
Dat stomme gerommel van wagens kwam
ook uit een andere richting. Langs de
droomende Hoofdgracht boorde je af en
toe het ratelen van wielen. Behalve de
koopers-in-aantocht, verschenen een paar
Huisduiners heet en bezweet, na 's nachts
in het zilte nat te hebben gevischt en
gedobberd. Hun karren lagen diep op de
veeren en werden aan 't Havonplein met
een loopje tegen de hoogte geduwd en
getrokken. Als de zware natte vracht goed
en wel opgewurmd was, zag je ze even
blazen, met zakdoeken vegen over de roode
koppen. Geen wonder: van hun dorpje
buiten de gemeente heel naar 't Hoofd 1
Nog maar half uitgerust, holden ze weer
dwars naar beneden, brullend en jagend
voorbij een troepje menschen, die in radde
gesprekkon over negotie verzameld waren.
Een kerel in lichtkleurig, gestoven on ge
streken boezeroen, op een omgekeerde
vischmand zittend, vloog er dadelijk van
overeind en met de breedo voeten min of
meer binnenwaarts en de handen steunend
op de heupen, meende hij, dat die luitjes
van Huisduinen voor een handje vol geld
zich toch maar uit den naad moeten vliegen.
Drommels gauw en bij de hand werkte
nog een beklagenswaardige van zóó ver
zich by de schuinte op en toen-ie bijna niet
meer kon en juist een stukje terug gleed,
schoot het goedhartige ventje beroidwillig
toe om hem hoogerop te halen en als de
Huisduiner op het gewenschte punt nog
een zet aan den wagen meekrijgt, dan is
zijn gang van dien aard dat hij razend snel
naar de laagte strijkt, rechtstreeks naar
het afslaggebouwtjo, in het zwarte duister
met openstaande deur waaruit oen breede
straal warm wit licht tot binnenkomen
lokte. Onophoudelijk klotsten de voetstappen
van mannen naar den ingang, waarvan de
gezichten niet terstond waren te herkennen
vanwege de groote zuidwesters, de diep
over het voorhoofd liggende petten, de
omgeslagen jaskragen of de dikke dassen.
Toen een fietsende opkooper met zijn
schril-helle lantaarn hun ruggen schichtig
verlichtte on dan voorby schoot, werd hij
aangeroepen om af te stappen, om te
trakteeron. En een paar collega's van hem,
die met hun aangeboren levendigheid, met
overdadige stemuitzetting, met strakke,
loerende keuroogen ook hier binnen wilden,
werden eveneens uitgedaagd om eens royaal
to zijn. Maar ze toonden zich alleen gul
tegenover de schippers, die voor hun
rekening een lekkere bak koffie, een kom
melk of' een fleschje bier mochten drinken.
't Was er lang niet kil van ingetogen
heid. Daarvoor waren de wanden helder
grijs, met hier en daar een plaat behangen,
Daarvoor klonk er te herrieachtig het
gesnater uit vele monden. En de gaslampen
zetten 't lokaaltje in een gezelllgen schyn.
Ook de menschen die er zaten op de lange
banken, staarden niet uit verwezen strak
getrokken gezichten. De bejaarde en jonge
mannen, die de plaatsen vulden, lachten
en babbelden druk om zich heen en klapten
nu en dan van de pret in hun handen. Lijf-
wiegelend, voettrappelend, elkaar toeknik
kend in zoete verbroedering, zong men in
oen hoek een Yroolyke wijs uit 't Leger
des Heils-gebouw van de Spoorgracht:
Hy kent geen zorgen
Voor den dag van morgen,J
Want op zijn levensbaan
Gaat God vooraan.
Blauw-grijze tabaksrook wolkte om
veler koppen en zweefde traag naar boven.
Een viertal lachte en redeneerde maar
monter en zat als hl een gezin aan de
warme koffie. Met groote belangstelling
werd het kaartspel van eenigen gevolgd
door een stuk of wat omstanders, dio hun
wenken en raadgevingen den twijfelachtige!»
spelers inpeperden.
Pandoer!" schreeuwde een krakende
stem.
„Je moêr!" brulde een toeschouwer.
„Pandoer, pan-d-oc-r!" herhaalde weel
de loeiende stem.
„Pas," deed een derde.
„Pas," beet een vierde.
Aan een kant tegen het houten beschot
lagen twee mannen lui on lang uitgestrekt',
de slaap-rooie snuitwerken onder sport'
petten. En verderop deinden de lijven van
anderen in het felle licht, de soezigo ge
zichten dommelden glunderend van lol en
in de markante koppen schitterden de
oogen van dol en innig genot tijdens ge
heimzinnig fluistergepraat. Een verschrom
peld manneke knikkebolde over de kolom
men van een „Vliegend Blaadje" en naast
dezen zat iemand, het haar dik kroezend
tot boven de oogen, met langzame slokjos
aan een kop koffie, zyn tong telkens geu
lend uit den mond, eu hijgend er langs
ademend, terwijl weer een ander, de geel
witte haren glanzend langs het schuinende
voorhoofd, met stuipig vertrokken handen
in een snuifdoos woelde, borend de twee
vingertoppen in 't neusgat, dan afvegend
met den rooden rug van de hand. En een
oude man met. plat rond hoedje op het
gryzende hoofd en gouden ringetjes in de
ooren, kykt wakker uit de oogjes en trekt
een oogenblik de opmerkzaamheid van
ruwe klanten in wier midden hij zeer
spraakzaam vertelt. Hij spreekt zwaar, luid,
plechtig en gerekt, alsof hij op het spreek
gestoelte voor een volksvergadering de
kracht weegt van het doordringende ge
wichtige woord.
„Jullie, haringtrekkers", hoor ik hom
uithalen, „jullie hebben reden om te mop
peren over het armoedige bestaan - maar
wy dan wij - hebben wij, kooplui,
het zoo prachtig in de wereld? Ja, als
het eens bar rookt in de drogery, dan
wordt er gezegdde zaakjes gaan dóór
zeker goed 1 't Is waar, er is dan genoeg
werk aan den winkel, maar wordt dat
slavenleven wel rooskleurig beloond? Heb
ben wij het volmaakt makkelijk, zeg je?
Praatjes van een gekNacht en dag in
de weer voor jo b-r-o-o-d-j-e, dat is wat
anders. Als jullie hier klaar zyn, dan staat
het bed geschud. Voor ons komt er dan
nog wel wat kyken. Gisterennacht was ik
hier van half twee tot half vier, toen direct
aan 't zouten, de heole dag toesjoer door
scharrelen op het erf, vanavond heb ik
maar drie uur gelegen en nou ben ik weer
present en kom vooreerst niet uit de klee
ren. Noem je dkt lollig?"
Een ander, een jongere man, was in
gesprek over de politiek. Hy betoogde en
lag kalm uit, maar als hij het punt van
algemeene kamor-verkiezing aanroert, dan
wordt hy vuriger en warmer.
„Wat zien je in Den Haag Als ze een
maal minister zijn, dan is het uit met
hun stryd voor de rechten van 't volk.
Dkn zyn zo knechten van 't kapitalisme,
di»n knielen ze voor de geldzakken, dim
kunnen allo havdloopende stembusmenschen
de resultaten van dat vervloekte pochen
en opscheppen zien. Dim zyn ze nog can-
didaat, afhankeiyk zie 'je, dan moeten ze
afgevaardigde worden, maar ze zyn niet
opgeklommen tot minister, of het is mis.
Maar het volk heeft zyn heil zelf in han
den - het volk is zijn macht niet bewust 1
Het moet niet opzitten on pootjes geven,
het moet zich niet laten drijven door con
servatieve voorgangers, door opgeschroefde
strooibiljetten, door het gesnap van diplo
maten die schrijven en wrijven allóón
in hun eigen belang. Het volk moet zelf
standig kiozen en dan liefst rood - alle
maal r-o-o-danders schiet er geen lor
voor ons over
Nog een tijdje ging de sprokor voort met
zyn hartstocbteiyke ontboezemingen, ter
wyl enkelen aan de tafel nu en dan wak
ker schrikten door zyn gloeiende woorden,
dan mild knikken, gul instemmen on weer
gauw insluimeren. (Wordt vervolgd).
FEUILLETON.
VBIJ BE WUB KT »00R AwO.
7)
„Hoo besoheiden'
stem der dame. »Ik
klonk de vriendeiyke
ie deze eigenschappen
by jonge meisjes, die in betrekking
gaan. Bescheidenheid gaat meestal met plichts
betrachting gepaard. Zoo i» het ook by u,
niet waar?"
Lena knikte bevestigend.
•Zeker, mevrouw, voor zoover ik kan, zal
ik altyd en zooveel mogeiyk myn plioht
betrachten."
Mevrouw Heigelaar knikte.
Mooi. En vertel my nu eens van uw
vroeger leven."
Lena vertelde. Het viel haar niet moeilyk
zich eeriyk voor deze dame uit te spreken.
Mevrouw Heigelaar toonde in het geheel
geen bevreemding over den ommekeer in
het leven van dit jonge meisje. Zy zeide
alleen: «Ja, zoo gaat het in de wereld, een
voortdurend stygen en dalen op de beurs-
ladder, dat is het noodlot der menschheid;
zy alleen zyn ervaren, die steeds van den
koers van 't oogenblik voordeel weten te
trekken. Zulke zyn er echter niet veel."
Lena vond dit verstandig gezegd en lui
sterde aandachtig naar de sproekster, die
kalm voortging: „Ik ben zeer verheugd, dat
u, ondank» uw vroegeren maaUchappeiyken
•tand, vry van vooroordeelen is, eu op deze
wyze uw brood wil verdienen. Ik ben wel
genegen u in dienit te nemen, hoewel u nog
een beginneling is; u heeft het hier toch
niet zoo moeieiyk."
Zy noemde nu het een of ander, wat Lena
al zoo te doen had. Dat alles kwam haar
nogal gemakkelyk voor.
•Ik bezit helaas geen kinderen, en nu
moet, een jong, lieftallig wezen my tenminste
het gemis van een dochter minder doen
voelen", besloot mevrouw Heigelaar. tEn nu
het voornaamste gedeelte: het salaris."
Zy bood een som, zoo hoog, als de ervaren
Greta Helmers gewoon ondenkbaar had
genoemd.
Lena bloosde van vreugde en verrassing.
•Is het zoo naar uw zin vroeg mevrouw
Heigelaar, die deze aangelegenheid als by*
zaak scheen op te vatten.
Lena nam het dankbaar aan en vroog,
wanneer zy ih dienst moest tredenook dit
punt was spoedig afgehandeld.
„Maar nu zal ik u eerst eens aan myn
man voorstellen", zeide mevrouw Heigelaar,
toen Leua wilde heengaan.
Zy drukte op het knopje van de electrische
bel en beval het binnentredende dienstmeisje:
„Vraag mynheer even hier te komen."
Mynhoer Heigelaar gaf terstond gehoor
aan den wensoh van zyn vrouw. Hy vormde
met zyn echtgenoote een elegant paar. Ook
hy was naar de laatste mode gekleed, maar
Lena ondervond by deze zoo smartelyk
ontbeerde weelde een govool van wel
behagen on verheugde zich over de ridder-
lyke manier, waarop haar toekomstige meestor
haar welkom heette.
Zeer verheugd spoedde zy zich naar de Hel-
mera, waar zy van hart» werd gelukgewenacht
met baar zo» gelukkig geslaagde poging.
«Het salaris is prachtig", zei Greta op haar
korte manier van spreken, die wel wat scherp
klonk maar toch hartelyk gemeend was.
Eeriyk gezegd, ik had niot kunnen geloovon,
dat zoo'n mooie positie zoo gemakkelyk te
krygen was. Als alleB nn zoo is, zooals je
je dat voorstelt, lieveling, dan heb je byzonder
geboft".
Lena moest lachen. Haar zelfbewustzijn
fluisterde haar in, dat haar porsoonlykheid,
hoewel nu de rykdom er aan ontbrak, toch
steeds indruk maakte. Haar was do vervulling
van haar wensch daarom ook niet zoo ver
rassend.
Het klonk byna medelydend, toen zy Greta
vriendeiyk in het eeriyke, alle bekoorlykheid
missende gelaat keek en zeide
„Maar ik vergeet jullie niet hoor I Ik zal
je dikwyls komen bezoeken".
ZESDE HOOFDSTUK.
Een rytuig ratelde door do Btraat en hield
stil voor het huis, waarin de familie Helmers
woonde.
Lena stond op het punt om den eersten
stap op haar nieuw levenspad te zetten.
Ondanks do zekerheid, waarmee zy haar
toekomst tegemoet ging, ging het afscheid
toch met veel tranen gepaard. Zy voelde, dat
dc vriendschap tusschen haar on haar vriendin
en haar moeder steeds in onvergankelyke
trouw zou voortduren.
Blyf altyd met liefde aan my denken'',
waren de laatste woorden, die Greta en haar
moeder uit het rytuig hoorden en voort
ging het, de onbekende toekomst tegemoet.
Toen het rytuig haar naar de prachtige
villa had gebracht »n Lena aan de bel trok,
duurde het goruimen tyd, voor het haar be
kende dienstmeisje versshsen.
Lena was eenigszins ontnuohterd toen zy
op haar vraag naar mevrouw hoorde, dat
deze was uitgegaan.
Nu moest zy wel alles met het meisje alleen
afhandelen, od die was nog bitser dan den
vorigen keer. Treesje, zoo heette het dienst
meisje, beweerde dat de koffer voor haar
alloen te zwaar was, daarom droegen zy hem
men naar boven.
Toen het meisje verder gaen aanstalten
maakte om haar van dienst te zyn, kwam
by Lena do oude trots weer boven en gebiedend
verlangde zy nu, dat zy haar heur kamer
zou aanwyzen.
Met een hoonend lachje opende Treesje
een deur.
Lena zag in een tameiyk donker vertrek.
«Doe de ramen toch open", riep zy on
geduldig, „ik kan niets zien."
Treesje lachte eens. Het scheen wel, of zy
om Lena lachte.
Dat kan niet anders, juffrouw", zeide zy
met duidolyk merkbaar leedvermaak. »Er is
alleen maar een bovenlicht, en dat is op het
oogenblik gesloten. Hier is eon blaker."
Zy maakte licht en Lena zag nu oen klein,
wit geverfd kamertje, dat vroeger tot den
corridor behoord moest hebben on daarvan
door een houten wand gescheiden was. Er
was slechts ruimte voor een stoel en een
tafeltje en de waschtafel.
„Mynheer Heigelaar heeft toch het heele
huiB voor zich, is er hier dan geen betere
kamer voor my
„Do andere kamers zyn allemaal in ge
bruik", antwoordde het meisje kortaf. „Myn
kamertje is ook niot beter."
Lena wat diep gekrenkt, Zy kon het hier
niot uithouden. Zy wilde mevrouw Heigelaar
zeggen, dat se veel liev«r van d» betrekking
afzag, dan daar iu dat benauwde kamertje
te slapen.
Lods moest wachten lang wachten.
Eindelyk brak het uur aan, waarop gewoon-
lyk gedineerd werdzy werd door Treesje
binnen geroepen.
Ia de fraai ingerichte eetzaal kwam mevronw
haar vriendelyk tegemoet.
r/Qooden dag, juffrouw, u moet me veront
schuldigen, dat ik me niet eerder vertoond
heb, maar ik was vermoeid. Hebt ge u al
gemakkelyk ingericht in uw kamer?"
Deze onverwachte vriendeiykhoid bewoog
Lena er toe om even voorkomend te ant
woorden en de eisch, dien ze had willen
stellen werd nu een aarzelende opmerking;
het donkere, duffe kamertje kwam haar on
gezond voor.
Mevrouw Heigeler lachte weder op die
eigenaardige manier.
„Dat is tooh niet zoo, juffrouw. By koud
en ruw weer ia het daar zelfs aangenaam
warm".
Leua's misnoegdheid keerde terug.
In dat kleine vertrekje, kan ik het
echter niet uithouden. Als het u niet gelegen
komt, my een ander verbiyf aan te wyzen,
moet ik van de betrekking afzien".
Mevrouw keek Lena nu met groote oogen
aan.
„Wel, dat ia prachtig. Ik hield u voor be
scheiden on heb u daarom den voorrang ge-
gevenjboven andere meer bedreven sollicitantes.
Ik zie nu, dat ik me vergist heb".
Zy keek Leua, die Bterk kleurde, met on-
miskenbaren spot aan.
„lk had niet gedacht, dat een meisje zonder
vermogen by het salaris, dat ik goef, zoo
veeleitchend zou zyn. Er i» tooh niet» op de
kamer aan te merken?"
Lena beet zioh op de lippen en zweeg koppig.
Toen movrouw Heigelaar nog eenmaal
byna moederiyk herhaalde, dat op het kamertje
niets viel te zeggen en dat, daar het allcon
voor slaapvertrek dienst deed, de donkero
ligging ook niet hinderde integendeel
toen waagde Lena het niet meer nog aan
merkingen te maken en schikte zich in het
onvermydeiyke.
Ook mynheer Heigelaar liet zioh van goon
aangename zyde kennen. Lena had hem by
d« eerste ontmoeting bewonderd om zyn knap
voorkomen, doch nu vond zy hem gekunsteld,
en de zwarte oogen achter het gouden lorgnet
kwamen haar valsch voor.
Na het oten wydde mevrouw haar voor
komend in haro bezigheden in.
„Ze zyn niot groot in aantal" zeide zy,
„veel behoeft u niet to doen".
Niet veel te doen. Lena zette een angstig
gezicht, toen er geen einde scheen to komon
aan het opnoemen van al haar wenschon.
Zy vond, dat «y nu voor meer dingen had
te zorgen dan by het eerste gesprek overeen
gekomen was. Zy zweeg echterzy was biy,
dat al het baar opgedragen werk, haar
krachten tonminsto niet te boven ging.
De volgenden morgen begon haar dagtaak
met het goreedzetten van hot ontbyt. Het
bleek nu, dat mevrouw oen zeer uauwgezetto
dame was. Niet» vond zy zindelyk en net
Zy moeat het stof afnemen in de velo,
met tal van snuisteren versierde kamers en
dit was geen kloinigheid. Bovendien kwamen
daar ook nog by de persooniyke wenschen
van mevrouw, die somtyds nauweiyks te ver
vullen waren.
(Wordt vervolgd.)