KLEINE COURANT 't Vliegend Blaadje voor Helder, Texel, Wieringen en Anne Peuiowne, Zaterdag 18 Mei 1912. Met de haringtrekkers op het water, LEVENSSTRIJD. Ho. 4098 40ite Jaargang. x.50 cl frj p. port 75'ot, buitealasd f 1.25 [dagsblad 3/fr 45|t CO.75 miënModeblad i»»66>»»»75» f0.90 (Voor het buitenland bij vooruitbetaling.) 't Vliegend Blaadje p. 8 a Pre- Zondagsblad 37 i Advertentiia Tan t tot 5 regels (by Toondtbeuling) 30 cent. Elke regel «eer6 Bewija-exemplaar Vignetten en groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Intaro.- Talafoon 80. Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag. Uitgeven O. DE BOER Jr. b. BERKHOUT 4 Co.), Helder. Eerste Blad. HIEUWSBERIOHTER. HELDER, 17 Mei. Do heer H. Starteveld, hulploods, heeit met gunstig gevolg examen afgelegd voor zooloods. Banketbakkers Vereeniging. De 27ste jaariykache algemeene vergadering van de Nederlandsche Banketbakkers-Ver- eeniging zal dit jaar alhier worden gehouden op Dinsdag 18 Juni a.s. De agenda voor die vergadering is als volgt 1. Opening der vergadering door den Voorzitter, 2. Lezing der notulen door den Secretaris. 3. jaarverslag van den Secretaris. 4. Ingekomen stukkeu. 5. Rekening en Verantwoording van den Penning meester. 6. Rapport der Commissie, welke de rekening van den Penningmeester heeft nagezien. 7. Verslag der Commissie Leerlingstelsel. 8. Verslag der Commissie Officieel Orgaan. v. Verslag van het Bestuur Vereenigugs- en Plaatsingbureau. 10. Rapport der Commissie, welke de Rekening en Verantwoording van het Vereenigings- en Plaat singbureau heeft nagezien. 11. Verkiezing van twee leden voor hot Hoofd bestuur. Candidaten zijn de heeren S. W. Taoonis, J. C. Blankert (aftredend doch herkiesbaar), Ald. Crebas en L. Rooswinhei.. 12. Verkiezing van een Commissielid voor het Leerlingstelsel, (aftredend doch herkiesbaar de heer O. Houwink). 13. Het H. B. stelt voor eene enquête te houden over den arbeidsduur en het geven van vrijen t\jd in het Banketbakkersbedrijf. 14. Voorstel afdeeling '8-Uravenhage Het stichten van een filiaal plaatsingbureau te 's-Oravenhage met sub.idie der Voreeniging. 15. De Afdeeling 's-Gravenhago, overwegende, dat ên voor het Personeel èn voor den Patroon eene aanmerkeiyke verbetering is voort te brengen door invoering van avbeidsboekjes voor het personeel, heeft in haar vergadering van 11 April j.1. voor gesteld dit als punt van behandeling op de agenda der eerstvolgende Algemeene Vergadering te plaatsen. lü. Voorstel afdeeling Arnhem: Uitwerking eener statistiek ter vaststelling van het bruto winstcijfer in het banketbakkersbedrijf, ten dienste voor den belastingaanslag. 17. Aldeeling Den Bosch. Afdeeling Den Bosch stelt voor te lezen in Art. 11 liuish. Reglement inplaats bij voorkeur in de maand Juni»by voorkeur in de maand Augustus". 18. Voorstel Afdeeling Gooiland. De Afdeeling Gooiland stelt voor, de Algemeene Vergadering tevens te doen zijn een Vak-congres, waarop een, hoogstens twee onderwerpen van alge meen vak- of Vereenigingsbelang behandeld worden al of niet gevolgd door het nemen van een con clusie en waaraan zoowel dames als heeren deel' nemen. 18. Voorstel Afdeeling Amsterdam. De Afdeeling Amsterdam van de N. B. V. spreekt de wensehelijkheid uit, dat het H. B. of een speciaal daarvoor te benoemen commissie onderzoeke, of het voor ons vak nuttig en mogelijk is, om een vakschool op te richten en dan op welke wijze. 20. Voorstel Afdeeling Nijmegen. De Afdeeling Nijmegen verzoekt de te houden Algemeene Vergadering van 1913 in Njjmegen te doen plaats vinden. 21. Begrooting van het Vereenigings-en Plaatsing bureau voor het boekjaar 1912—1913. Deze be grooting wordt aan de afdeelingen verzonden, zoodra een besluit omtrent een eventueel verhuizen ge- 22. Begrooting der Nederlandsche Banketbakkers- Vereeniging over het boekjaar 1913. 23. Aanwijzing eencr afdeeling tot het nazien der rekening en verantwoording van den Penningmeester. Wy zullen in een volgend nummer het een en ander van het feestprogramma ver melden. Zedelljkheidswet. De Rechtbank te Alkmaar vernietigde Dinsdag jl. het vonnis van den kantonrechter aldaar, waarbij een tweedehandsboekhande- laar wegens overtreding van art. 451bis W. v. S. tot een paar geldboeten was veroor deeld. Overeenkomstig den eisch van het O. M. werd de boekhandelaar vrijgesproken, Poging tot moord. Reohtbank te Amsterdam. Een 57-jarig logementhouder in de Land van Belofterteeg te Amsterdam had verleden jaar, toen zijn dochter, een weduwe, was komen te overlijden, uit medelijden haar zoon, toen 17 jaar oud, tot zich genomen. Hij zoo wel als zjjn vronw wisten dat de jongen nooit had willen deugen, en voorzagen er veel verdriet en ellende van, maar ter wille van de overledene besloten »y het tooh nog maar eons te probeeren. Het duurde slechts «eer kort of het ging verkeerd. De jongen werkte niet, slampamperde geheelen dag achter orgels aan met meiden van het minste allooi, met wie hij dan des avonds geld verbraste, waarvan niemand wist, maar ieder begreep hoe hij eraan kwam. Dag aan dag gaf dit thuis de ellendigste ruxie-tooneelenonderhield oen der grootouders den jongen over zijn schande lijk gedrag, dan betoonde hij zich daartegen over niet alleen onverschillig en lomp, maar dreigde hen zolfs onder het uitbraken van allerlei gemeene scheldwoorden. Steeds poogde hjj zjjn grootmoeder geld afhandig te maken wilde zij het niet geven dan gaf zjj tooh ton •lotte too uit vrees voor zyn dreigementen. Bjj den ouden man had dit langzamerhand tegen den knaap een hevige verbittering ge wekt, welke by iedere nienwe scëae toenam. De man wist heel goed dat hjj den forschen knaap niet aan kon; zoo kwam hjj op het denkbeeld om zioh een wapen aan te schaffen waarmode hij hem dan de baas zon kunnon blijven. En als het dan niet anders wilde of kon, dan zon hjj zich niet ontzien tegenovor den ellendigen kwajongen, door wiens dage- ljjksch gekwel en getreiter zijn vrouw al ziekelijk was geworden. Dit nootlottige denkbeeld kweekte en ver troetelde de oude man zóólang, dat hjj zich eigenlijk goen rekenschap meer gaf van de draagwijdte ervan. Op zekeren dag, wederom na een ruzie liep hy de deur uit en kocht een z.g. Zwoedsoh dolkmesje. Tweo weken later kwam do ontknooping. Toon de oude man thuis kwam vond hy daar zyn kleinzoon bezig zjjn vrouw geld af te dreigen. Hy ontstak in oen hevige woede, en woes den jongen de deur, waarop deze hem begon to schelden en te sarren. Dit deed de maat eindelijk overloopende grootvader wierp zich op den kleinzoon, en stootte hem in blinden toorn het mos ter hoogte van de maagstreek in het lichaam, waarop de jongen in elkaar zakte en door zes mannon, die op het lawaai binnen waren gekomen, naar het Binnengasthuis gedragen werd. Hij was nog niet bewusteloos, maar zeido onderweg tot degenen die hem droegen, dat zijn grootvader al veertien dagen van tevoren had gezegd hem te zullen vermoorden. De toegebrachte verwonding bleek levens gevaarlijk. De voorste en de achterste maag wanden de dunne darm waren doorboord. Dank zjj de omstandigheid, dat het mes waarmede de steek was toegebracht, nieuw en dos schoon was, heeft ziek echter geen infectie voorgedaan cn zjjn de beleedigde deelen lang zaam genezen. Da logomenthoudor word onmiddelyk ge arresteerd. Tot de politieagenten, die hom overbrachten zeide hij, in hevigen opgewonden toestand, dat hij expres het mos gekocht had om oen wapen togen den jongen by de hand te hebben, rik heb hem een goeden por gegeven", voegde hy eraan toe, >als hij er niet genoog aan heeft, kan hy wat my be treft nog een tweeden krygen". Ook toon hy door don hoofdinspecteur van politie den heer Lofvers, gehoord werd, zoide de man geheel uit zichzelf en niet onder den invloed van suggestief gestolde vrageD, dat het zyn bedoeling was geweest om den jongen te dooden. De grootvader bekende volledig, alloen zeide hy thaos, dat het niet direct zyn be doeling was geweest, om hem «kapot te maken." Eenige van zyn logeergasten legden ver klaringen af omtrent het slochte godrag van zyn kleinzoon, die tegen één hunner wel eens met een mes was opgetreden. Kort tovoren had de jongen nog een stel nieuwe kleeren van zyn grootvader gekregen. Alle getuigen verklaarden ook eenstemmig, dat de beklaagde, die zichzelf heeft aange geven, meermalen te kennen had gegeven, dat hy van plan was den jongen te dooden. Een van de logeergasten is er by geweest, dat hij, nadat de jongen weg was gebracht, het mesje nit zyn zak haalde en zeide: «Zie zoo, hier heb ik het; het i» vlyinscherp, en dat heb ik hem lekker in zy'n lichaam gedraaid." Als laatste getuige werd de 18-jarige klein zoon van den beklaagde gehoord. De jongen, die onberispelyk als een heer in do kleeren stak, deelde omstandig de toedracht der zaak medo; hy erkende daarby dat hy nooit werkte, en steeds zyn grootouders op de schandelykste wy'zo terroriseerde om geld van hen te krygen. By de bewusto gelegen heid had hy tegen zyn grootvader gezegd: fAls je hot me niet geeft, sla ik je een paar blauwe oogen." Nadat hy uit het gasthuis ontslagen was, is hy weder door zyn grootmoeder, die ver leden woek overleden is, in huis genomen, terwyl zyn grootvader in de gevangenis zat. Uit de ondervraging door den president bleek, dat het gebeurde op don jongen wel indruk gemaakt hoeft en dat in zyn gedrag eenige verandering ten goede is gekomen. De president, mr. Meinesz, wees er don getuige op, dat deze gebeurtenis misschien een gelukkig keerpunt in diens leven is go- weest, fwat niet wegneemt, aldus de presi dent, „dat deze oude mao, wiens loven vor- woest is door een aartsdeugniet, de dupo is geworden." In zyn getnige-verklaring trachtte de jongen thans op een eenigszins onhandige manier to ontkennen, dat zyn grootvader vroeger reeds bedreigingen tegen zyn leven had genit. Het O. M., waargeuomon door mr. Brn/n, zeide in zyn requisitoir, deze verklaring to kunnen ecartoeren, omdat de onjuistheid ervan in verband met de andore getuigenverklaringen te klaarblykoiyk was. Spr. schetste daarna den beklaagde als een arbeidzaam en oppassend man, die in zyn zeer drnk logement waarlyk geen gemakkelyke positie had. In plaats van dat zyn kleinzoon, die daarvoor zoker sterk genoeg was en die een bouydeuswaardig gestel blykt te hebben, mede zyn handen uit de mouwen stak, luierde liet zich mooie klesren koopen cn zich zakgeld van 50 ets daags geven, en maakte door zyn schandelyk gedrag zyn groot ouders hot leven bovendien ondragelyk. Be- grypelyk is het, dat by beklaagde de maat ton Blotte is overgeloopon; dat by hom een wrok is ontstaan, en dat hy naar oen middel (t gezocht om zioh van dien kwelgeest te ontslaan. Dat alles by olkander, aldus spr., maakt, dat hier niet ander» aanwezig is gowoest dan voorbedachten rade om te dooden, hoe moeilyk het ons ook moge vallen om dit te constateeren. Voor don rechter-commissaris heeft beklaagde bovendien gezegd: tik naar Leeuwarden, hy naar het kerkhof, myn vronw rust." Het is anders geloopen; de kloinzoon is niet op het kerkhof, maar staat hier in levenden lyvo voor ons. Alleen beklaagde's vrouw heeft rust gevonden. Wat spr. betreft, zon hy beklaagde niet naar Leeuwarden wen- schen; hy staat als oen zeer oppassend en werkzaam man bekond, eu heeit zeker het let, dat hem getroffen heeft, niet verdiend. Misschien zal dit drama dit gunstige gevolg hebben, dat de laatste getuige te elfder ure, al is het tegenover zyn grootmoeder, te laat tot inkeer is gekomen, en dat hy inziet, welko zware verplichting tegenover den be klaagde op hem rust. De eisoh luidde één jaar en zea maanden gevangenisstraf. De verdediger, mr, Van Straaten, betoogde dat er geen voorbedachte rado aanwezig is geweest en pleitte vrijspraak. Dagboek van een Amsterdammer. 14 Mei. Er is niets onzedolyker» dan nacht arbeid. De beate jareu van myn leven heb ik aan eeu ochtendblad gewerkt on myn zoons hadden reeds kpevele on den huissleutel en de blouses en de zieltjes van myn dochtors waren al opengewerkt voor en aleer ze wisten, dat do stille, bleeko man met de lichtschuwe oogen, die Zondags by hun moeder aan tafel zat, hun wettige valer was. Ach, de lezer, dio 's morgenB onder het kauwen van een warm cadetjo z'n ochtendblad leest, weet niet hoeveel zedelyke moorden er aau die tweo dingen vastzitten. Wub er daarom ooit oen wetsontwerp sympathieker dan dat ter af schaffing van den nachtarbeid in de bakkeryen Doch ziet, siuds gisteren is het me dnidelyk, dat het niet gaat tegen het 's nachts werken, maar eonvoudig tegen het eten van versch brood op je nuchtere maag. Met het darm kanaal van don minister schynt bet dus mis te zyn. Maar ik vrees nog erger dingen. Want stel u voor, dat iemand u verbiedt 's nachts een ochtendblad in elkaar te zetten, maar u in één adem toestaat het uw avondblad wel te doen vanwege het continue in het bedryf zou u dan niet snel een raam openschuiven, een politie-agent fluiten en hem vragen don gevaarlyken gok op te sluiten? Of doet het niet denken aan een braven rechter, die een inbrekor straft omdat hy in 't holle van den nacht inbroekt, maar glunder glimlachtend aanziet hoe de vent vanwege het continue in het bedryf I op klaarlichten dag laden licht, fietsen steelt en met 's rech ters edelachtbare overjas er vandoor gaat? Sociale wetten zyn mooi, maar ze moeten door verstandige mensohen in elkaar worden gezet. Anders maar fluiten om den politieagent. (Telograaf). De politie te Delft. In de jongste zitting met gesloten deuren van den gemeenteraad to Delft heoft een van de leden, uit naam van don hoofdin specteur van politie, oen door desen onder- tcekende nota overgelegd, behelzende mede- deelingen over ernstige wanverhoudingen, welke zouden bestaan in de hoogcre rangen van hot politiecorps. De burgemeester heeft daarin aanleiding gevonden een voorloopig ondersoek in te s'.elleD, waarby hy aan den hoofdinspecteur een verhoor afnam, waarin de klachten op nieuw werden bevestigd. Aan genoemden hoofdinspecteur is daarna, op zyn verzoek, een maand dadelQk ingaand verlof verleend. De burgemeester zal, al» het onderzoek gesloten i», het dossier in handen stellen van den officier van justitie te 'e Gravenhage. Spionnenvrees. Volgens oen bericht, van nit Beriyn aan Eogelsche bladen gezonden, zullen 24 dezer te Hamburg, by het to water laten van do uiouwo boot der Hamburg-Amerika-lyn, de •Imperator", scherpe maatregelen worden genomen tegen mogeiyke spionoering, omdat op dezelfde werf der Vuloan Gasellschaft ook verschillende schepen voor de Duitsohe vloot worden gebouwd. Uitgonoodigden wor den gewaarschuwd togen het meebrengen van camera's, om niet gova&r te loopon wegens epionnage te worden gearrosteord. Zoo luidt het bericht. Maar de Engolsche autoriteiten »yu evenzeer op hnn hoode ge weest tegen spionneering tijdens de jongste vlootrovue, door koning George bygewoond. Zyne Majesoit stapte Zaterdag aan wal te Weymonth, aan do zuidkust, waarbij een groote menigte zich ophield aldaar en vlak by Portland. En om het nemon van foto's dor vestingwerken aldaar to beletten, werd er scherp gelet op personen, die een camera by zich hadden. Twee Eugolsohe pers-foto grafen werden daarvan hot slachtoffer, door- dion Eogelsche matrozen hunne camera's kapot sloegen. door P. N. y. R. VUL Grauw en nevelig doemde onze kust in 't Noorden uit den dikken, vochtigen damp kring op. De fijne motregen viel niet meer en met moeite drongen nog eenige sterren fiier en daar door, flauw flonkerend aan den droeven, somberen hemel. Om je heen: eindelooze stilte. Links, heel ver over het donkere, koude water zwiepte een waak licht van Texel zyn lijnen vol rustige kracht, Rechts naderde de Heldersche Zee dijk. Nergens hier en daar een stoornis, een menschelyk wezen. Zoo'n beetje schuw, met kleine vensleroogjos en duikende houding, lagen de buurtjes er weggezakt. Alles leek spookachtig nu de bewoners onbezorgd, onbekommerd sluimerden. W&t je constateerde was, dat de Noordzee maar weinig eerbied had voor de slapende om geving. Een lange welvende zwelling brak mot borrelend geluid togen de steenen, herinnerde ruischend en murmelend aan een woelig leven, dat nimmer schynt gedood te kunnen worden. Stilletjes geleund zaten de meeaten onzer naast elkaar, als de boot met een grooton zwaai voor de haven komt. In een snijdende, schietende vaart gingen we nog even door den flinken wind, die aan den ingang bergen wit schuim tegen de zwarte palen sloeg. Een paar mannetjes van stuurboord, bezig om hun hoeden tegen de verraderlijk' heid op het hoofd te drukken, kregen van deze uitdagende massa een venynige klets. We werden weer eens form gepakt, opge gooid en naar de diepte getrokken. Maar de schipper zoog kalm aan z'n pijpje en liet de notendop met het groote en schoone van een vogel die opvliegt, die plots levend wordt, wegscheeren over de kabbels. Nog vol ingehouden kracht werden de zeilen gestreken, met z'n vieren roeiden we zoetjes aan naar den wal en wiebelig op stroom meegodreven kwamen we langs den donkeren chaos van vletten bij den romp Yan een kotter terecht, waarop de schipper, na zich overtuigd te hebben, dat hij niet meer bij de trapjes kon liggen, tot den steiger van de Texelsche stoomboot liet verhalen. Zoodra Kees het ankertje om een paal en Dries nog voor een achtereindje had gezorgd, klauterden onze mannen in hun slaolie-gele jasjes en loodzwaar leder goed als klimmende apen omhoog, op den wal, waar ze al keuvelend en kakelend in groepjes van twee of drie een poosje gingen sjokken bij de belichting van een brandende gaslantaarn, dio een hellen gloed op het grint wierp. Vaag van lijn stonden de groote gebouwen ginds tegen den nachthemel. De straatweg aan deze zydo was leeg en het werd er alleen bij tusschenpoozen wat rumoerig als een ket en kar of een handwagen kwam aanrollen, over de lange brug dof bonkend, maar ineens botsend op de keien on dan zoo vlug mogelijk verder in een draf hier op aan. Het zijn vischkoopers uit de afge legen Oostelijke wijk, die, misschien wat laat, zich reppen om nog zaken te kunnen doen. Op een hoogen bok zag ik er twee, blauwe jasjes, blauwe broeken, joelend en zingend alsof ze naar een bruiloft togen. En in een tweewielige kar, piepend van de droogte, zat een flinke en krasse vrouw, met een lantaarntje op haar schoot, waaruit gedempt geel licht scheen. Ze zat hardop te praten en werd schommelend gereden door een gezond-blozenden man, die van dikte zich moeilyk bewoog. Dat stomme gerommel van wagens kwam ook uit een andere richting. Langs de droomende Hoofdgracht boorde je af en toe het ratelen van wielen. Behalve de koopers-in-aantocht, verschenen een paar Huisduiners heet en bezweet, na 's nachts in het zilte nat te hebben gevischt en gedobberd. Hun karren lagen diep op de veeren en werden aan 't Havonplein met een loopje tegen de hoogte geduwd en getrokken. Als de zware natte vracht goed en wel opgewurmd was, zag je ze even blazen, met zakdoeken vegen over de roode koppen. Geen wonder: van hun dorpje buiten de gemeente heel naar 't Hoofd 1 Nog maar half uitgerust, holden ze weer dwars naar beneden, brullend en jagend voorbij een troepje menschen, die in radde gesprekkon over negotie verzameld waren. Een kerel in lichtkleurig, gestoven on ge streken boezeroen, op een omgekeerde vischmand zittend, vloog er dadelijk van overeind en met de breedo voeten min of meer binnenwaarts en de handen steunend op de heupen, meende hij, dat die luitjes van Huisduinen voor een handje vol geld zich toch maar uit den naad moeten vliegen. Drommels gauw en bij de hand werkte nog een beklagenswaardige van zóó ver zich by de schuinte op en toen-ie bijna niet meer kon en juist een stukje terug gleed, schoot het goedhartige ventje beroidwillig toe om hem hoogerop te halen en als de Huisduiner op het gewenschte punt nog een zet aan den wagen meekrijgt, dan is zijn gang van dien aard dat hij razend snel naar de laagte strijkt, rechtstreeks naar het afslaggebouwtjo, in het zwarte duister met openstaande deur waaruit oen breede straal warm wit licht tot binnenkomen lokte. Onophoudelijk klotsten de voetstappen van mannen naar den ingang, waarvan de gezichten niet terstond waren te herkennen vanwege de groote zuidwesters, de diep over het voorhoofd liggende petten, de omgeslagen jaskragen of de dikke dassen. Toen een fietsende opkooper met zijn schril-helle lantaarn hun ruggen schichtig verlichtte on dan voorby schoot, werd hij aangeroepen om af te stappen, om te trakteeron. En een paar collega's van hem, die met hun aangeboren levendigheid, met overdadige stemuitzetting, met strakke, loerende keuroogen ook hier binnen wilden, werden eveneens uitgedaagd om eens royaal to zijn. Maar ze toonden zich alleen gul tegenover de schippers, die voor hun rekening een lekkere bak koffie, een kom melk of' een fleschje bier mochten drinken. 't Was er lang niet kil van ingetogen heid. Daarvoor waren de wanden helder grijs, met hier en daar een plaat behangen, Daarvoor klonk er te herrieachtig het gesnater uit vele monden. En de gaslampen zetten 't lokaaltje in een gezelllgen schyn. Ook de menschen die er zaten op de lange banken, staarden niet uit verwezen strak getrokken gezichten. De bejaarde en jonge mannen, die de plaatsen vulden, lachten en babbelden druk om zich heen en klapten nu en dan van de pret in hun handen. Lijf- wiegelend, voettrappelend, elkaar toeknik kend in zoete verbroedering, zong men in oen hoek een Yroolyke wijs uit 't Leger des Heils-gebouw van de Spoorgracht: Hy kent geen zorgen Voor den dag van morgen,J Want op zijn levensbaan Gaat God vooraan. Blauw-grijze tabaksrook wolkte om veler koppen en zweefde traag naar boven. Een viertal lachte en redeneerde maar monter en zat als hl een gezin aan de warme koffie. Met groote belangstelling werd het kaartspel van eenigen gevolgd door een stuk of wat omstanders, dio hun wenken en raadgevingen den twijfelachtige!» spelers inpeperden. Pandoer!" schreeuwde een krakende stem. „Je moêr!" brulde een toeschouwer. „Pandoer, pan-d-oc-r!" herhaalde weel de loeiende stem. „Pas," deed een derde. „Pas," beet een vierde. Aan een kant tegen het houten beschot lagen twee mannen lui on lang uitgestrekt', de slaap-rooie snuitwerken onder sport' petten. En verderop deinden de lijven van anderen in het felle licht, de soezigo ge zichten dommelden glunderend van lol en in de markante koppen schitterden de oogen van dol en innig genot tijdens ge heimzinnig fluistergepraat. Een verschrom peld manneke knikkebolde over de kolom men van een „Vliegend Blaadje" en naast dezen zat iemand, het haar dik kroezend tot boven de oogen, met langzame slokjos aan een kop koffie, zyn tong telkens geu lend uit den mond, eu hijgend er langs ademend, terwijl weer een ander, de geel witte haren glanzend langs het schuinende voorhoofd, met stuipig vertrokken handen in een snuifdoos woelde, borend de twee vingertoppen in 't neusgat, dan afvegend met den rooden rug van de hand. En een oude man met. plat rond hoedje op het gryzende hoofd en gouden ringetjes in de ooren, kykt wakker uit de oogjes en trekt een oogenblik de opmerkzaamheid van ruwe klanten in wier midden hij zeer spraakzaam vertelt. Hij spreekt zwaar, luid, plechtig en gerekt, alsof hij op het spreek gestoelte voor een volksvergadering de kracht weegt van het doordringende ge wichtige woord. „Jullie, haringtrekkers", hoor ik hom uithalen, „jullie hebben reden om te mop peren over het armoedige bestaan - maar wy dan wij - hebben wij, kooplui, het zoo prachtig in de wereld? Ja, als het eens bar rookt in de drogery, dan wordt er gezegdde zaakjes gaan dóór zeker goed 1 't Is waar, er is dan genoeg werk aan den winkel, maar wordt dat slavenleven wel rooskleurig beloond? Heb ben wij het volmaakt makkelijk, zeg je? Praatjes van een gekNacht en dag in de weer voor jo b-r-o-o-d-j-e, dat is wat anders. Als jullie hier klaar zyn, dan staat het bed geschud. Voor ons komt er dan nog wel wat kyken. Gisterennacht was ik hier van half twee tot half vier, toen direct aan 't zouten, de heole dag toesjoer door scharrelen op het erf, vanavond heb ik maar drie uur gelegen en nou ben ik weer present en kom vooreerst niet uit de klee ren. Noem je dkt lollig?" Een ander, een jongere man, was in gesprek over de politiek. Hy betoogde en lag kalm uit, maar als hij het punt van algemeene kamor-verkiezing aanroert, dan wordt hy vuriger en warmer. „Wat zien je in Den Haag Als ze een maal minister zijn, dan is het uit met hun stryd voor de rechten van 't volk. Dkn zyn zo knechten van 't kapitalisme, di»n knielen ze voor de geldzakken, dim kunnen allo havdloopende stembusmenschen de resultaten van dat vervloekte pochen en opscheppen zien. Dim zyn ze nog can- didaat, afhankeiyk zie 'je, dan moeten ze afgevaardigde worden, maar ze zyn niet opgeklommen tot minister, of het is mis. Maar het volk heeft zyn heil zelf in han den - het volk is zijn macht niet bewust 1 Het moet niet opzitten on pootjes geven, het moet zich niet laten drijven door con servatieve voorgangers, door opgeschroefde strooibiljetten, door het gesnap van diplo maten die schrijven en wrijven allóón in hun eigen belang. Het volk moet zelf standig kiozen en dan liefst rood - alle maal r-o-o-danders schiet er geen lor voor ons over Nog een tijdje ging de sprokor voort met zyn hartstocbteiyke ontboezemingen, ter wyl enkelen aan de tafel nu en dan wak ker schrikten door zyn gloeiende woorden, dan mild knikken, gul instemmen on weer gauw insluimeren. (Wordt vervolgd). FEUILLETON. VBIJ BE WUB KT »00R AwO. 7) „Hoo besoheiden' stem der dame. »Ik klonk de vriendeiyke ie deze eigenschappen by jonge meisjes, die in betrekking gaan. Bescheidenheid gaat meestal met plichts betrachting gepaard. Zoo i» het ook by u, niet waar?" Lena knikte bevestigend. •Zeker, mevrouw, voor zoover ik kan, zal ik altyd en zooveel mogeiyk myn plioht betrachten." Mevrouw Heigelaar knikte. Mooi. En vertel my nu eens van uw vroeger leven." Lena vertelde. Het viel haar niet moeilyk zich eeriyk voor deze dame uit te spreken. Mevrouw Heigelaar toonde in het geheel geen bevreemding over den ommekeer in het leven van dit jonge meisje. Zy zeide alleen: «Ja, zoo gaat het in de wereld, een voortdurend stygen en dalen op de beurs- ladder, dat is het noodlot der menschheid; zy alleen zyn ervaren, die steeds van den koers van 't oogenblik voordeel weten te trekken. Zulke zyn er echter niet veel." Lena vond dit verstandig gezegd en lui sterde aandachtig naar de sproekster, die kalm voortging: „Ik ben zeer verheugd, dat u, ondank» uw vroegeren maaUchappeiyken •tand, vry van vooroordeelen is, eu op deze wyze uw brood wil verdienen. Ik ben wel genegen u in dienit te nemen, hoewel u nog een beginneling is; u heeft het hier toch niet zoo moeieiyk." Zy noemde nu het een of ander, wat Lena al zoo te doen had. Dat alles kwam haar nogal gemakkelyk voor. •Ik bezit helaas geen kinderen, en nu moet, een jong, lieftallig wezen my tenminste het gemis van een dochter minder doen voelen", besloot mevrouw Heigelaar. tEn nu het voornaamste gedeelte: het salaris." Zy bood een som, zoo hoog, als de ervaren Greta Helmers gewoon ondenkbaar had genoemd. Lena bloosde van vreugde en verrassing. •Is het zoo naar uw zin vroeg mevrouw Heigelaar, die deze aangelegenheid als by* zaak scheen op te vatten. Lena nam het dankbaar aan en vroog, wanneer zy ih dienst moest tredenook dit punt was spoedig afgehandeld. „Maar nu zal ik u eerst eens aan myn man voorstellen", zeide mevrouw Heigelaar, toen Leua wilde heengaan. Zy drukte op het knopje van de electrische bel en beval het binnentredende dienstmeisje: „Vraag mynheer even hier te komen." Mynhoer Heigelaar gaf terstond gehoor aan den wensoh van zyn vrouw. Hy vormde met zyn echtgenoote een elegant paar. Ook hy was naar de laatste mode gekleed, maar Lena ondervond by deze zoo smartelyk ontbeerde weelde een govool van wel behagen on verheugde zich over de ridder- lyke manier, waarop haar toekomstige meestor haar welkom heette. Zeer verheugd spoedde zy zich naar de Hel- mera, waar zy van hart» werd gelukgewenacht met baar zo» gelukkig geslaagde poging. «Het salaris is prachtig", zei Greta op haar korte manier van spreken, die wel wat scherp klonk maar toch hartelyk gemeend was. Eeriyk gezegd, ik had niot kunnen geloovon, dat zoo'n mooie positie zoo gemakkelyk te krygen was. Als alleB nn zoo is, zooals je je dat voorstelt, lieveling, dan heb je byzonder geboft". Lena moest lachen. Haar zelfbewustzijn fluisterde haar in, dat haar porsoonlykheid, hoewel nu de rykdom er aan ontbrak, toch steeds indruk maakte. Haar was do vervulling van haar wensch daarom ook niet zoo ver rassend. Het klonk byna medelydend, toen zy Greta vriendeiyk in het eeriyke, alle bekoorlykheid missende gelaat keek en zeide „Maar ik vergeet jullie niet hoor I Ik zal je dikwyls komen bezoeken". ZESDE HOOFDSTUK. Een rytuig ratelde door do Btraat en hield stil voor het huis, waarin de familie Helmers woonde. Lena stond op het punt om den eersten stap op haar nieuw levenspad te zetten. Ondanks do zekerheid, waarmee zy haar toekomst tegemoet ging, ging het afscheid toch met veel tranen gepaard. Zy voelde, dat dc vriendschap tusschen haar on haar vriendin en haar moeder steeds in onvergankelyke trouw zou voortduren. Blyf altyd met liefde aan my denken'', waren de laatste woorden, die Greta en haar moeder uit het rytuig hoorden en voort ging het, de onbekende toekomst tegemoet. Toen het rytuig haar naar de prachtige villa had gebracht »n Lena aan de bel trok, duurde het goruimen tyd, voor het haar be kende dienstmeisje versshsen. Lena was eenigszins ontnuohterd toen zy op haar vraag naar mevrouw hoorde, dat deze was uitgegaan. Nu moest zy wel alles met het meisje alleen afhandelen, od die was nog bitser dan den vorigen keer. Treesje, zoo heette het dienst meisje, beweerde dat de koffer voor haar alloen te zwaar was, daarom droegen zy hem men naar boven. Toen het meisje verder gaen aanstalten maakte om haar van dienst te zyn, kwam by Lena do oude trots weer boven en gebiedend verlangde zy nu, dat zy haar heur kamer zou aanwyzen. Met een hoonend lachje opende Treesje een deur. Lena zag in een tameiyk donker vertrek. «Doe de ramen toch open", riep zy on geduldig, „ik kan niets zien." Treesje lachte eens. Het scheen wel, of zy om Lena lachte. Dat kan niet anders, juffrouw", zeide zy met duidolyk merkbaar leedvermaak. »Er is alleen maar een bovenlicht, en dat is op het oogenblik gesloten. Hier is eon blaker." Zy maakte licht en Lena zag nu oen klein, wit geverfd kamertje, dat vroeger tot den corridor behoord moest hebben on daarvan door een houten wand gescheiden was. Er was slechts ruimte voor een stoel en een tafeltje en de waschtafel. „Mynheer Heigelaar heeft toch het heele huiB voor zich, is er hier dan geen betere kamer voor my „Do andere kamers zyn allemaal in ge bruik", antwoordde het meisje kortaf. „Myn kamertje is ook niot beter." Lena wat diep gekrenkt, Zy kon het hier niot uithouden. Zy wilde mevrouw Heigelaar zeggen, dat se veel liev«r van d» betrekking afzag, dan daar iu dat benauwde kamertje te slapen. Lods moest wachten lang wachten. Eindelyk brak het uur aan, waarop gewoon- lyk gedineerd werdzy werd door Treesje binnen geroepen. Ia de fraai ingerichte eetzaal kwam mevronw haar vriendelyk tegemoet. r/Qooden dag, juffrouw, u moet me veront schuldigen, dat ik me niet eerder vertoond heb, maar ik was vermoeid. Hebt ge u al gemakkelyk ingericht in uw kamer?" Deze onverwachte vriendeiykhoid bewoog Lena er toe om even voorkomend te ant woorden en de eisch, dien ze had willen stellen werd nu een aarzelende opmerking; het donkere, duffe kamertje kwam haar on gezond voor. Mevrouw Heigeler lachte weder op die eigenaardige manier. „Dat is tooh niet zoo, juffrouw. By koud en ruw weer ia het daar zelfs aangenaam warm". Leua's misnoegdheid keerde terug. In dat kleine vertrekje, kan ik het echter niet uithouden. Als het u niet gelegen komt, my een ander verbiyf aan te wyzen, moet ik van de betrekking afzien". Mevrouw keek Lena nu met groote oogen aan. „Wel, dat ia prachtig. Ik hield u voor be scheiden on heb u daarom den voorrang ge- gevenjboven andere meer bedreven sollicitantes. Ik zie nu, dat ik me vergist heb". Zy keek Leua, die Bterk kleurde, met on- miskenbaren spot aan. „lk had niet gedacht, dat een meisje zonder vermogen by het salaris, dat ik goef, zoo veeleitchend zou zyn. Er i» tooh niet» op de kamer aan te merken?" Lena beet zioh op de lippen en zweeg koppig. Toen movrouw Heigelaar nog eenmaal byna moederiyk herhaalde, dat op het kamertje niets viel te zeggen en dat, daar het allcon voor slaapvertrek dienst deed, de donkero ligging ook niet hinderde integendeel toen waagde Lena het niet meer nog aan merkingen te maken en schikte zich in het onvermydeiyke. Ook mynheer Heigelaar liet zioh van goon aangename zyde kennen. Lena had hem by d« eerste ontmoeting bewonderd om zyn knap voorkomen, doch nu vond zy hem gekunsteld, en de zwarte oogen achter het gouden lorgnet kwamen haar valsch voor. Na het oten wydde mevrouw haar voor komend in haro bezigheden in. „Ze zyn niot groot in aantal" zeide zy, „veel behoeft u niet to doen". Niet veel te doen. Lena zette een angstig gezicht, toen er geen einde scheen to komon aan het opnoemen van al haar wenschon. Zy vond, dat «y nu voor meer dingen had te zorgen dan by het eerste gesprek overeen gekomen was. Zy zweeg echterzy was biy, dat al het baar opgedragen werk, haar krachten tonminsto niet te boven ging. De volgenden morgen begon haar dagtaak met het goreedzetten van hot ontbyt. Het bleek nu, dat mevrouw oen zeer uauwgezetto dame was. Niet» vond zy zindelyk en net Zy moeat het stof afnemen in de velo, met tal van snuisteren versierde kamers en dit was geen kloinigheid. Bovendien kwamen daar ook nog by de persooniyke wenschen van mevrouw, die somtyds nauweiyks te ver vullen waren. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1912 | | pagina 1