KLEINE COURANT 't Vliegend Blaadje voor Helder, Texel, Wieringen en Anne Pauiowna LEVENSSTRIJD. Ho. 4100 Zaterd&g 26 Mei 1912. 40ste Jaargang. 't Vliegend Blaadje p. 3 m. 50 cl, fr p. poet 75 ol, buitenltad 1.25* Pre- 1 Zondagsblad it i 371 45 f0.75 inién Modeblad i i i 65 i i i 75 (0.90 (Voor het buitenland bjj vooruitbetaling.» Advertentie* va* tot 5 regelt (by vooruitbetaling) 30 ceat. Elke regel meerb Bewqs-eiemplaar 21 Vignetten en groote letters worden aaar plaatsruimte berekend. Intaro— Telefoon 50. Uitgever C. DE BOER ir. (y.% BERKHOUT t Co.), Helder. Eerste Blad. MEUWSBERICHTEH. HELDER, 24 Mei. Het koninklijk bezoek te Parijs. De „Petit Parisien'' bevat een in uiteiet vriendelijke termen gesteld verwelkomings- urtikel, naar aanleiding van do aanstaande komst van de Koningin en den Prins te Parys. Het slot hiervan laten wy hier volgen //Door het Koninklijke echtpaar eerbiedig te begroeten, zal Frankrijk niting geven aan de sympathie die het voor de Hollandsche natie gevoelt. Tusschen deze natie en ons zyn, in een reeds ver verleden, de verhou dingen soms stormachtig geweest. Maar de Nederlanders hebben kunnen ervaren, vooral sedert de eenheid en de uitbreiding van Dnitschland, dat hun feitelijke neutraliteit en daardoor hun onafhankelijkheid geen betere waarborgen hadden dan de Fransche loyauteit. Ze zyn trouwens aan ons verbonden door intellectneele banden, die van jaar tot jaar duidelijker aan den dag zyn gekomen. Want er is geen vreemd land waar onze hoeken van allerlei aard en onze tijdschriften moer gelezen worden, en waar1 onze Confé renciers zekerder z(jn van een hartelijke ontvangst. //Wij van onzen kant bewonderen den ver wonderlijken arbeid door de Hollanders ver- rioht: by het ontwikkelen van hun interna tionalen handel en van hnn scheepvaart toonen ze dezelfde geestdrift als indertijd toen zy dyken opwierpen om hun vlakke landen te beschermen tegen de aanvallon van de zee. Hun groote steden vooral Amsterdam en Rotterdam, want Don Haag, de residentie, is kalmer bieden het schouw spel van een machtige activiteit en kunnen wedijveren met de eerste havens van het vasteland. Zij, die door Rotterdam zyn geko men op het lange viaduct, op eon uur waarop het werk in vollen gang was, behouden het visioen van den menschulyken arbeid in zyn volle pracht. Men weet niet algemeen genoeg dat dit land, bevolkt door 6 millioen menschen, en dat, in Insnlinde, over 40 miliioen vreemde onderdanen bevel voert, een handel heeft byna gelyk aan dien van Frankryk. ,Maar noch de rijkdommen in den loop der eeuwen opgestapeld, noch het intensief beoefenen van den handel hebben de Hollanders de artistieke neigingen doen vergeten, die reeds tijdens de Renaissance zoo levendig by hen waren. Men moet op eon Z ndag de musea te Amsterdam en Den Haag bezocht hebben, waar de meesterwerken van Rombrandt, Ruyadael, Potter en zoovele anderen dicht opeen tangen, om te begrijpen hoezeer dit volk ia trouw gebleven aan de hooge bescha ving, die het indertijd veroverd heeft. z/De reis van Koningin Wilhelmina zal de relaties tusschen Frankryk en Holland, die beiden landen ton voordeel strekkon, slechts kunnen versterken." Een incident in de Tweede Kamer. In de Kamerzitting van Woensdag werd men gedurende de rede van den heer Pa'ijn over het ontwerp-Ziekteverzekering plotse ling opgeschrikt d >or eon stem, die luide van de openbare tribune riep: ,Heeren, mag ik even het woord hebben Waarom Verder kwam hy niet, de veldwachters gre pen hem. Bij het verhoor kon hy niet precies zog gen, wat zyn bedoeling wa*maar hy achtte de wet, die behandeld werd, niet rechtvaar dig. Immers een werkman moest kunnen doorgaan". De man was in zeer overspannen toestand. Waarschuwing. Door Doitsohe agenten wordt getracht hier te lande arbeiders aan te werven voor het sleepersbedrijf op de mijn //Westendo" te Duisburg. Belanghebbenden wordt dringend aange raden zich, alvorens op aanbiedingen van bedoelde agenton in te gaan, om nadere inlichtingen te wenden tot het Ministerie van Bnitenlandsche Zaken. Een scholier als inbreker. Door de marechaussee is te Arnhem ge arresteerd een 20-jarige leerling van de Hoogere Burgerschool mot 5-jarigen cursus aldaar, wonende te Velp, verdacht van mede plichtigheid aan verschillende aldaar ge pleegde diefstallen. Hoe men argumenteert. In de Bondsvergadering van don Bond vnn Jonge]. Vereen, op Qeref. Grondslag is een spreker, op illuster voorbeeld, nog eens weer komen uitpakken tegen de openbare lees zalen. Er word ook debat gevoerd De Voorzitter: Is er nog iemand die de openbare leeszalen verdedigen durft? Er was niemand. Düs zyn de openbare leeszalen vnroor deeld. Na dene komen nn vermoedelijk do openbare Musea aan de beurt, vervolgens de openbare bad- en zwemgelegenheden, daarna de openbare universiteiten, met of zonder Gereformeerde hoogleeraren. En dan nu ja, er bljjft nog wol wat openbaars overl (Nederl.) Van een papegaai 1 H. te V., een plaatsje in Z.O. Groningen, kreeg verledon herfst een papegaai, die al aardig kon praten. Na heeft H. de gewoonte om byna om het andere woord //wat zeg je d'r i 6 van" te zeggen. Zyn knecht, die niet te bost met hem kon opschieten, leerde onzen papegaai nn ook deze woordennabauwen en 't duurde niet lang, of de vogel riep telkens als hy H. maar zag: »H. wat zeg je d'r nó van." Weldra kwamen de schoolkinderen ook reeds voor 't glas om tegen den papegaai te roepen: «Wat zegt H. Goon wonder, dat H. dit danig begon te verdrieten en ten einde raad, besloot hy den vogel naar zyn vriend te brengen, in de hoop, dat het dier 't dan zou ve-leeren. Twee maanden had T. den vogel reeds en verleden week zou H. hem weer terug halen. En pas zaz het dier zyn ouden baas, of daar begon hy alweer het onde liedje H. wat zeg je d'r nö van." Daar moest nu maar eens een eind aan komen, 't Dier moest maar doodDoch om dit zelf te doen neendaar kon H. dan toch niet toe komen. Hy trok er mee Daar zyn eigen huis en wierp hem in hot hoenderhok de haan zou hem wel even dood bylen. En met die ge dachte 't was avond ging H. de kamer binnen. De volgenden morgen ging hy reeds vroeg weer naar 't hoenderhok. In zijn verbeelding zag hy de papegaai reeds akelig toegetakeld liggen. Maar jawel! Triomfantelijk stond onze «lorrie 1" op een stok ia hot hok, een kip lng doodgebeten voor de tralies. En (ergend riep hy al weer «H. wat zeg je d'r nó van 't Was echter voor de laatste maalwoedend draaide H. hem den nek om Apachen en politie. Berlijn, 21 Mei- De wandaden der Parifseho Apachen schynen in Dnitschland navolging te vinden. Hedennacht werden in Nauen door twee inbrekers drie inbraken gepleegd; zy vluchtten toen zy door gendarmes en spooorwegworkers ODtdekt on vervolgd werden. By die vervol ging schoot een der bandieten een politie agent dood, en poogde toen zich zelf te dooden. Wyl hy nog leefJe, schoot zyn mede plichtige hom neer. Deze poogde nog te vluchten, doch werd zelf ook door de gendarmes doodgeschoten. Beriyn, 21 Mei. Omtrent het gevecht in Nauen tusschen inbrekers en gendarmen, worden de volgende bijzonderheden medege deeld De dieven worden door een brigadier van politie betrapt, toen zy in een kleorenwinkel inbraken 's morgens om 5 uur. Het gelukte den drie inbrekers op fietsen te ontkomen in de richting Daar Bredow. De politie tefoneerde naar Bredow daar de boeven tegemoet te gaan. De bode van het stad huis, Kleinschmidt, begaf zich op weg met eon aantal spoorwegarbeiders en het gelukte hem de drie mannen in een bosch tot staan te brengen. Terwyl ééa zich ving uit de voeten maakte, begonnen de beiden anderen dadelyk te schieten op den bode, die spoedig doodelyk getroffen word. Hierop richtte een der inbrekers do revolver op zichzelf on schoot zich in de borst. Toen de tweede zag, dat zyn kameraad niet doodelyk getroffen was, schoot hy den zwaar gewonden een kogel in het hoofd. Met behulp van de, intusschen gealarmeerde, gendarmen werd regelrecht jacht gemaakt op den laatsten inbreker, die, toen by bsgreep dat ontsnap pen onmogelyk was, opnieuw op de gendarmen sohoot, gelukkig zonder iemand te raken, De politie opende nu een snelvuur op den bandiet, die eindelyk doodelyk neerviel. Of hy zelfmoord pleegde dan wel door de politie getroffen werd, zal later moeten blyken. Volgens de vorklaring van enkele spoor weg-arbeiders on gendarmon, zou de eerste inbreker niet getroffen zyn door een kogel van zyn achtervolgers, doch van zyn collega- inbreker, die bang geweest sou zyn, dat de man zich over zou geven en hem dan ver raden zou. Berlyn, 22 Mei. Do twee inbrekers, die te Nauen in een gevecht met de politie doodgeschoten zyn, zyn vanochtend herkend. Het zijn een paar bekende BerlynBche mis dadigers. Pieper en Koch, die zware straffen achter den rug hebben. Pieper, de gevaar lijkste van het tweetal, die dan ook zyn makker en den dorpsveldwachter gedood heeft was gewapend met een legcrrevolver. Zy was aan een gendarm, terwyl deze lag te slapen, ontstolen. Geëlectrocuteerd. Dinsdag is in Boston de ex-predikant Cla- ronco Richeson geélectrocuteord. Richeson had zich schuldig gemaakt aan een van de laagste en lafhartigste misdaden dm men zich bedenken k.in. Om tc kunnen tronwen met een schatryko vrouw, had hy zyn verloofde, een juffrouw Avis Linnell, die ongefortuneerd en van bescheiden komaf was, om het leven gebracht. Aanvankelyk hielden de leden van zyn gemeento, en daar onder vooral do dames die by hum kerkten, zich er van overtuigd, dat de predikant on schuldig verdacht werd. Maar na een lang durige voorloopige hechtenis viol Richeson door de mand en bekende hy den moord to kebben gepleegd. Hy schreef een berouwvollo bekentenis, die in do bladen kwam, en gedroeg zich in de gevangenis als een boetvaardige zondaar. Of dit berouw oprecht was, dan wel of Richeson door vertoon van deemoed aan deD electrischen stoel hoopte te ontkomen, blljve hier onbeoordeeld. Zeker is, dat er, toen de terdoodveroordeeling was uitgespro ken, een merkwaardige actie werd begonnen, die er op gericht was, gratie voor den ver oordeelde te verkrygen. Het schynt ook wel, dat men aan Richeson had te verstaan gegeven, dat, zoo hy een volledige bekentenis afiegde, de kans op het behoud van zyn leven niet slecht was. Vast staat tenminste, dat, toen aan den veroordeelde medegedeeld was, dat hy niet op gratie had te hopen, de m&D aan oen geweldigo zenuwcrisis ten prooi word. Hij kon 's nachts niet slapen, had gil buien, enz. Ter terechtzitting zelve echter schynt Riche son zich goed gehouden te hebben. Een geea telyk lied zingende ging hy van zyn cel naar don stoel. Den ganschen vorigen dag had hy in den bybel gelezen. De zaak-Richeson had in de Vereonig» Staten in zeer hooge mate de belaug6telling van het groote publiek gewekt. 's Rijkswerven. (Tweede vervolg). De kapitein ter zee W. J. Q. Uuibgrove antwoordt den heer J. S. van Veen het vol gende De Redactie van het „Marineblad" was wederom zoo welwillend my het artikel „'s Rijkswerven" van den heer Van Veen toe te zenden, waardoor ik in de gelegenheid word gesteld in hetzelfde nummer van re pliek te dienen. Ik voel mij hier te meer toe geroepen, eerstens omdat het hier inderdaad een groot landsbelang geldt, en ten andere omdat het genoemde artikel van den geaohten heer Van Veen aan myn adres een bedekt verwijt bevat, waartegen ik mijverplicht acht met klem te moeten protesteeren. Ik zal dit echter voorloopig laten rusten. Om nu het vraagstuk zoo zaakkundig mogelijk te behandelen, wat tevens de be knoptheid ten goede zal komen, wil ik dadelijk beginnen met het betoog van den heer Van Veen aan te tasten in zijne con- clusien. De eerste hiervan luidt: „De vloot moet ten allen tijde een goede operatie-basis in het va derland vinden, waartoe een R ij k s w e r f moet behooren, ge schikt voor de uitvoering van alle herstellingen aan de vloot. Wanneer men naleest, wat door mij ge schreven is geworden in mijn artikel „De fensie-Politiek en Marinebeheer" op blz. 791 en 792 van het „Marineblad" over de werf te Willemsoord, dan zal men het volkomen logisch vinden, dat ik deze stelling ten volle onderschrijf, maar uit deze stelling van den heer Van Veen blijkt te vens, dat het zwaartepunt dezer conclusie ligt in de al of niet geschiktheid van het punt als operatiebasis. De vraag wordt dus of Amsterdam al dan niet geschikt is voor operatiebasis van onze scheepsmacht? Amsterdam nu is de moest on geschikte operatie-basis, die men zichvoor onze schepen zou kunnen d e n k o n en het is m. i. daardoor alleen glashelder, dat hetgeheele verder geleverde betoog ten gunste van de werf van aanbouw te Amsterdam in duigen valt. Had de heer Van Veen zich slechts even op het standpunt weten te plaatsen, dat niet de ingenieurs maar wel de militaire deskundigen moeten uitmaken, waar de operatiebasissen moeten liggen, dan had de logische lyn van zijn betoog geleld niet naar de instandhouding van de werf te Amsterdam, maar naar het stichten van oen werf van aanbouw te Willemsoord. Het hierboven gemelde omtrent de on geschiktheid van Amsterdam als operatie basis voor de vloot, moet m. i. de heer Van 'Veen toch ook weten, al was het al leen maar uit het feit, dat behalve enkele sloepen - te Amsterdam geen enkel vaartuig, dat bij de verdediging dienst moet doen, aanwezig is. Als hoofd van het vak van scheepsbouw te Amsterdam zal hy naar ik vertrouw toch wel eens hebben gelezen in de hem officieel verstrekte de fensie bescheiden. De zinsnede in zyn artikel „dat de werf te Willemsoord volgens my de operatie basis hier te lande zou moeien vormen" is dus onjuist. Den Helder is onze operatie basis en de heor Van Veen stount dus voor een goed deel zyn betoog op een verkeerden grondslag. Het zal my aangenaam zijn hem by ge legenheid eens duidelijk te maken, waarom het Marinebestuur Amsterdam als operatiebasis absoluut ongeschikt acht, dit thans nader te bespreken, zoude m. i. te Yeel van de gastvrijheid van het „Marine blad" vergen en is bovendien ook niet noodig, omdat dit geen bewering van mij is, maar als «vaststaand mag worden aan genomen. De heer Van Veen heeft het hierboven genoemde m. i. eenig juiste - stand punt niet ingenomen, doch gaat verder met het spannen van de paarden achter den wagen, ondanks het feit, dat ik meen te hebben aangetoond, dat de Engelsche Admiraliteit teRosyth een operatie basis en geen werf van aanbouw maakt. De door hem gemaakte gevolg trekking, dat men er ook schepen wil gaan bouwen, is m. i. niet juist, en in de aan halingen van het geschrevene door „the First Lord", vind ik niets, wat wyst op aanbouw, maar wel herhaaldelijk zinsneden, die wijzen op het inrichten van een vloot- basis. Op bladz. 987 van het „Marineblad" heb ik reeds vermeld, dat aan de werf in de operatie-basis te Rosyth, wat de capaciteit betreft, zeer zware eischen worden gesteld, hetgeen door bovengenoemde aan halingen wordt bevestigd. 's Rijkswerf te Willemsoord is naarzyne meening niet geschikt om als operatiebasis te dienen, wat thans niet aan de orde is, gelyk ik reeds hierboven aantoonde. De heer Van Veen vervalt dus weer in dezelfde fout, want daar ligt niet het zwaartepunt van de zaak. De militaire deskundigen hebben te beslissen of den Helder operatie basis voor onze scheepsmacht noodig is. Blijkens alle officieele beschei den is zulks voor de Regeering een uit gemaakte zaak; volgens haar is daar ter plaatse een operatiebasis onmisbaar: hier door is dit het doel en moet worden ge tracht om zich aldaar de noodige middelen te scheppen om dit doel te kunnen be reiken. De heer Van Veen noemt verschillende verbeteringen op die daartoe noodig zullen zijn, maar had dit m. i. gerust achterwege kunnen laten, want al die punten zijn ook doorjmij genoemd in myn artikel „Defensie- Politiek en Marinebeheer" en maken dus geen punt van geschil uit. Maar toch ben ik den heer Van Veen dankbaar, dat hij deze punten zoo heeft uitgewerkt, want uit de door hem gegeven - en mij niet bekende - cyfers blijkt i) Het eenige, wat Ik in die studie nietoiet name heb genoemd, is de buitenhaven, waar voor ik eene bepaalde reden heb gehad, die ik nu zal laten rusten on» niet te veel af te dwalen. overtuigend, dat de aanlegkosten van het droge dok verreweg het grootste deel hobben gevormd van die voor de toenmalige (1857 t/ru 1868) verbetering van 's Rijkswerf te Willemsoord. Met de publicatie van deze cyfers heeft de heer Van Veen de Marine een grooten dienst bewezen, want zy werpen opnieuw 6en vreemd licht op de zinsnede in de Memorie van Antwoord dienstjaar 1912 „dat het schatten zoude kosten al de in richtingen in -het leven te roepen" onver mydelïjk noodig voor de bediening van een oorlogsbodem van 15000 ton. De heer Van Veen, die zich blijkbaar ook op dit standpunt stelt, weet toch ook, dat voor Hr. Ms. „De Zeven Provinciën" en dus eveneens voor de schepen Yan 7600 ton, te Willemsoord geen dokgelegenheid is, zoodat hierin moet worden voorzien. De eerlijkheid gebiedt dan ook om te spreken van het meerdere bedrag dat noodig zal zijn om de werf te Willemsoord geschikt te maken voor schepen van 15000 ton boven het bedrag, dat eveneens reeds nu noodig is om te voorzien in de behoeften voor schepen van 7600 ton. Ook in de „Nieuwe Courant" van 11 April j.1. is hierop m. i. zeer terecht gewezen. Ik zeide, dat de heer Van Veen verder gaat inet het spannen van de paarden achter den wagen en ik kom tot deze volgcrekking, omdat doel en middel worden verwisseld. De Marine heeft met zeldzame eensgezindheid zich uitgesproken over de minimura-eischen aan onze vloot te stellen. Hetgeen noodig is aan dokken, sluizen enz, is middel, geen doel en moet zich aanpassen aan de behoeften van de vloot. Draait men de zaak om, dan bereikt men by vergrooting- der tonnenmaat een punt, waarboven elke vooruitgang wordt afgesneden en dit punt hebben wij bereikt, zelfs al overschreden. Kan het verwondering baren of ovor- dreven worden.genoemd, dat, aangezien de laatste verbetering in de dokgelegenheid te Willemsoord dateert van een halve eeuw geleden, dat thans dat vraagstuk weer urgent is on dat waar de eischen voor de vloot volgens de plannen van den Minister, ja zelfs zooals de vloot nu al Is meer vragen, dan wat een 50 jaar geleden op dit gebied werd tot stand gebracht - met klem wordt aangedrongen de reeds nu noodige verbeteringen op zoodanige schaal uit te voeren, dat de noodzakelijke groei van onze weermacht ter zee niet langer zal worden tegenhouden Immers neen. Allo Marines hebben tengevolge van de vergrooting der waterverplaatsing van de slagschepen hetzelfde probleem moeten oplossen en ook inderdaad opgelost; ook wy zullen dit moeten doen, wy kunnen daar niet aan ontkomen. Dit to willen tegenhouden getuigt niet van eene breede opvatting van zaken. En nu wil ik den heer Van Veen nog oen vraag stellen. Indien aan de reeds sedert jaren telkens weer met klem dooi den Marinestaf gevraagde opheffing van de werf te Amsterdam ware voldaan en dien tengevolge in de laatste jaren by een zelfde Marinebudget meer gelden be schikbaar zouden zijn geweest, hadden wy dan al niet daardoor alleen heel wat van de noodige verbeteringen aan de werf te Willemsoord kunnen tot stand brengen? Is het dan te verwonderen, dat wy, zee officieren, de mannen van de practjjk, die de behoefte aan grootere schepen kennen en telkens weer ondervinden, dat wy geen waar voor ons geld krijgen, spreken van de „parasiet, die zich aan de Marine vast gehecht en gezogen heeft", doelende op de voor ons niet noodige werf te Amsterdam? Wij zijn op een zoodanig punt gekomen, dat ingegrepen moet worden, alle lapmid delen zijn reeds lang uitgeput. Ik ga nu over tot de tweede conclusie luidende: „Zul k een Rijkswerfmoct, om die geschiktheid te kunnen bezitten, in vredestijd oen deel van den nieuwen aanbouw uit voer e n." Als de heer Van Veen had gezegd, dat het voor groote mogendheden ter wille van een zoo economisch mogelijk beheer wellicht wenschelijk is, dat zulk een werf een deel van den nieuwen aanbouw moet kunnen uitvoeren, zoude ik daarmede vol mondig mijne instemming kunnen betuigen dat een Rijkswerf, onderdeel van een ope ratiebasis voor de vloot een werf van aan bouw moet zyn, is m. i. niet duideiyk en volgt ook niet uit het door hem geleverde betoog. Wol het tegendeel, waar erkend wordt dat vole doskundigen van do bovenste plank met Mahan deze stelling niet. onder schrijven. Al9 consequentie van deze tweede con clusie zoude het noodzakoiyk zyn, dat ook het Marine-Etablissement te Soerabaja werf van aanbouw zoude moeten worden, want dio inrichting moot - waar een groot deel van onze Maritieme macht steeds in Oost- Indle is en men daar tot nu toe geen krachtige particuliere scheepsbouw-industrie te hulp kan roepon - toch zokor ook die geschiktheid (tot uitvoering van alle her stellingen) bezitten. Maar niemand denkt er aan die inrichting zoodanige uitbreiding te geven en daarmede wordt m. i. ook deze conclusie in het hart, aangetast. Toch wensch ik hieromtrent volledig heidshalve nog het een en ander in het midden te brengen. De mate van wenschelykhoid om oen deel van den nieuwen aanbouw uit te voeren, wordt naar mijne raeening geheel behcerscht door de vraag of er al dan niet finantieel voordeel uit valt te trekken en daarvan heeft do heer Yan Veen, wat onze toestanden betreft, m(j niet overtuigd en kan hy ray ook niet overtuigen, omdat mij de cyfers van het ingestelde onderzoek bekend zyn. In hot „Marineblad" op bladz. 989 heb ik de reden genoemd, waarom ik deze cyfers niet mag bekend maken; ik kan dus, hoe treurig de heer Van Veen het ook vindt, deze cyfers niet nader toe lichten. De goede trouw onder mannen, die zaakrijk zulke groote belangen als deze bespreken, had m. i. den heer Van Veen moeten weerhouden in dit verband het woord „raadselachtig" te gebruiken. Ik wil nu tot geruststelling omtrent dio cyfers nog mededeelen, dat zij niet van mij af komstig zyn, maar wol van eon zyde, die door den heer Van Veen als bij uitstek deskundig wordt beschouwd. Ook is het my opgevallen, dat hy de aan het slot van myn vorig naschrift aan hem gestelde bolangryke vragen, in onder ling verband en samenhang beschouwd, onbesproken heeft gelaten en daardoor over de kern dei zaak heenglydt. Aangezien ik er vast van overtuigd ben dat een werf van aanbouw financieel nadeel oplevert, d. w. z. dat het militaire rendement van ons Marinobudget dientengevolge klei ner is dan anders het geval kan zyn, is zulk oen werf m. i. niet noodig. Eene ver gelijking met de ons tmiringende groote mogendheden gaat niet op, omdat de grootte hunner vloten gehoel andere eischen stelt en omdat die mogendheden niet in het buitenland ter markt gaan. Het is mij dan ook niet duideiyk, waartoe als antwoord op myn vorig naschrift de opsomming dient, dat Dnitschland en Amerika voor een doel bouwen op hunne Rijkswerven, en dat het laatste land daarvoor zelfs verbeteringen heeft aangebracht op eenige werven. Ik heb dien aanbouw nooit ontkend, het te gendeel van dien, men herleze slechts bladz. 937 -en 938 van het „Marineblad", waar ik wees op de gezonde economische organisatie wat betreft de werven in Duitsch- land, waardoor hot aantal wer ven van aanbouw klein is gebleven. Natuurlijk bouwt men op eon werf van aanbouw en die opsomming omtrent Amerika doet toch niets af aan het feit - feiten zyn au eenmaal niet te weerleggen dat Amerika krachtig gereorganiseerd heeften zyn aantal werven heeft ingekrompen. Dat Spanje zyn nieuwe schepen op Ryks werven bouwt, bewijst ook nog niet veel, want zoover my bekend is, bezit Spanje geen particuliere scheepsbouwwerveii van voldoende belang. Dat wij een goede reparatiewerf moeten hebben - en wel in onze operatie-basis is iets dat van zelf spreekt, en daarom is ook door my aangedrongen op verbete ring van de werf te Willemsoorddat zulks echter een reden zou wezen om de werf' van aanbouw te Amsterdam te behouden een aanvulling van die to Willemsoord, kan ik niet inzien. Dit is verkeerd beleid, want een ieder weet, dat onze vloot nooit zoo groot zal worden, dat één werf hier te lande - mits behoorlijk ingericht het onderhoud der vloot niet zal kunnen verrichten. Men kyke hiervoor maar weer eens naar hetgeen het Marine Etablissement to Soerabaya presteert, terwyl het boven dien niet voor tegenspraak vatbaar is, dat twee kleine werven het onderhoud der vloot veel duurder maken dan één groote. (Slot volgt). FEUILLETO*. VB IJ BKWIBKT DOOB AUO. //Wat ia er gebeurd?" vroeg ctf angstig. wWaar zijn mijnbeer en mevrouw Heigelaar?" De inspecteur lachte spottend. z/Mynheer Heigelaar is gevangen genomen en zal in de gevangenis er over kunnen nadenken, dat het niet altyd goed gaat, den oplichter te spelen. Mevrouw Heigelaar, die haar man krachtig steunde, heoft zich met een medeplichtige uit de voeten gemaakt. Ik hoop, dat wy haar kunnen opeporen, hoewel zy met groote behendigheid en veel overleg te werk is gegaan. U, juffrouw, hebt uw opsluiting aan mevrouw Heigelaar te danken. Z\j wist daardoor een ongewenscht toezien van uw kant te vermydeD. Wees maar niet bezorgd, u geschiedt niemendal." Lena was bovenmate geschrokken. Zy beefde over het geheele lichaam. Mynheer Heigelaar gearresteerd! Zy kon het niet geloovenzy meende nog steeds te droomen. „Hoe is dat alles gekomen vroeg zy stamelend. De inspecteur was goed gehumeurd, daar hem tenminste den voornaamsten schul dige, den bankdireoteur, gelukkig in handen was gekomen, en daarom was hy mede- deelaamer, dan hy anders wel geweest zou oljn. Lena vornam, dat de alom benijde «million- pair" geheel niota bezat, maar geleefd had van hot geld, dat lichtgeloovige menschen hem hadden toevertrouwd. Ook dit leven was hem op den dnnr niet bevallen en door het ledigen van de kas van een groot handelshuis had hy aich op een gemakkelijke manier in het bezit willen stellen van een groot kapitaal om daar mee in Amerika' goeden sier te maken. Het eerste was hem gelakt, maar voor hy het tweede plan, hoewel goed overlegd, nog had kuunen uitvoeren, had de politie er de lucht van gekregen. Lena was geheel terneergeslagen. Zy word in verhoor genomen en moest allerlei mede- deelingon doen, die alle nauwkeurig opge- teekend werden. Bovendien moest zy het dulden, dat al haar bezittingen werden door zocht. Wat hielp het haar of de inspecteur al zeer beleefd verzekerde: «Het is alleen, om aan de voorschriften te voldoeD, juffrouw. Persoonlyk wantrouwen is daarbij geheel buitengesloten." Zy vond zich onteerd, toen zy vreemde handen in haar goed zag woelen. Zy weende van ergernis en schaamte; eerst na eenige uren dnrfde zy met haar koffer het huis verlaten. O, welke vreeselyke uren hadden die slechte menschen haar doen beleven. En waarvoor 'i Alles, ja, alles had zy te vergeefs moeten verduren, want het was vandaag juist de eerste van het kwartaal en dat zy haar geld nu natuurlyk niet kreeg, kou zy wel begrijpen. Bleek en van angst bevend, kwam zy by de familie Helmers. Greta was naar school, maar de wednwe, die haar met een kreet van vreugde had begroet, schrok op het zien van haar uiterlyk. Lena zonk haar moederlijke vriendin in de armen en aan dit trouwe hart gaf zy lucht aan haar smart. «Voor niets". Met een heftig verwyt tegen het noodlot herhaalde zy dit. Steeds weer sprak zy deze woorden, als een zware aan klacht uit. De weduwe vatte haar hand. //Voor niets!" Zy sprak deze woorden zacht uit. «Voor niets gebeurt er niemendal op de wereld. Het gold, dat je met veel en moeitevol lyden hebt gedacht te zullen ver krygen, is verloren, maar nog kort geleden heb je me zelf bekend, dat je nu eerst hebt leeren werken. Die eigenschap is meer waard, dan het beetje geld, dat je nu ontglipt is." Lena knikte zwygend. Zy zag heel goed do juistheid van deze woorden in, maar toch kon zy die droeve gedachte niet van zich zetten. Haar moe hoofd zonk op den schouder der trouwe vriendin en do bleeke lippen stamel den: «De levensstrijd is verschrikkelijk, was ik maar dood." ZEVENDE HOOFDSTUK. Lena was ziek geworden. Wel niet erg, maar «Ij gevoelde zich zeer ellendig. Weken lang moest zy het bed houden en toen het zoover was, dat zy dit verlaten kon, dnnrde het nog geruimen tyd, voor zy weer eenig werk kon doen. Haar plan een onafhankelijk beroep te kiezen, moest zy door gemis aan geld opgeven. Haar bleef niets anders over dan nogmaals te trachten in betrekking te gaan. En dit viel haar nu nog moeielyker dan den eersten keer. Lena was moedeloos geworden. Zy haakte en naaide nu voor een groote zaak, om wat geld te verdienen, maar dat bracht haar zoo weinig op, en de zittende bezigheid was zoo vermoeiend voor haar verzwakt gestel, dat zy met byna ziekeiyken yver alle pogingen in 't werk stelde, een nieuwe betrekking te vinden. Op zekeren dag kwam Greta opgewonden uit school. Dat waB iets zoo buitengewoons, dat moeder en vriendin beiden verwonderd naar de reden vroegen. Greta wierp haar boeken, waar ze anders zoo zuinig op was, achteloos ter zyde. «Ik heb wat voor jou gevonden, Lenal" riep zy met stralende oogen. «Een leerlinge van my maakte eenige opmerkingen, en daarom bon ik mot de ouders zelf gaan spreken. Wel, Lena, heb je zin om by don leeraar Ankermans te komen Hy is een aangenaam menscb, zyn vrouw schynt wat zenuwachtig te zyn; zy heeft hulp noodig en de beide kinderen een toeziend oog. Het is bier in Amsterdam, Diet ver van ons van daan, het salaris is wel niet hoog, maar vast en je kant er terstond in dienst treden." Greta had snel en levendig gesproken, haar wangen gloeiden en haar oogen flik kerden. Lona zag haar vriendin geroerd aan. Zij was toch gelukkig, want zy bezat vrien dinnen, die haar welzyn zochten te behartigen. Het was juist als eenige maanden geleden, toen ze sich ook ergens ging voorstellen. Nn was ze niet zoo hoopvol gestemd als toen. Zy was nn lichamelyk en geestelyk zoo verzwakt, dat alleen de gedachte aan alles, wat haar nu weer te wachten stond, haar als oen centea aars last drukte. Toen zij aanbelde, deed een meisje van ongeveer zes jaar haar open en lachte haar met haar groote blauwe oogen vriendelyk tegen. Lena's schroom was als by tooverslag verdwenen. Het bekoorlyke, blonde krnllekopje scheen baar een engeltje toe, dat haar geluk en voorspoed beloofde. Liefkoozend streek sy het over het zyden haar. ,Ik sou mevrouw Ankermans gaarne wil len spreken. Is dat je mama vroeg Lena. De kleine knikte, stak den vinger in den mond en bleef zoo by de deur staan. Lena glimlachte. Breng my toch by mama, kleine. Hoe heet je?"' Het kind antwoordde niet en zag Lena maar aan. Zoo schoot zy niet op. Zy sloot daarom de deur achter zich eu wendde zich naar de eerste de beste deur, waar zij aan klopte. Binnen 1" Blykbaar word dit door een man geroepen. Zy trad binnen. Het was een goed ge meubileerd vertrek. Een tamelyk oud heer trad haar tegemoet; zjjn kortzichtige oogen, hoewel door een bril versterkt, hield hy onzeker en vragend op haar gericht. Hy was zoo onbeholpen en verlegen, dat Lena hem, toen hy zich als heer des huizos had bekend gemaakt, slechts kort vertelde, waarom zy kwam, en hem verzocht haar by zyn vrouw te brengen. Dankbaar en verheugd over dezen nitweg zag de heer haar aan. »U hebt gelyk, juffrouw. Ik weet werke lijk niet, wat myn vronwEn hij haastte zich naar een andere kamer, met lnider stem roepende: *Ida"I Maar Ida was er niet. *Dat is mijn vrouw, moet u weten", verklaarde hy, terugkeerend. Lena glimlachtemen was echter nog niets verder. Plotseling hoorde men een lawaai, alsof de wereld verging. Het kleine meisje van straks stormde in gezelschap van een ouderen jongen de kamer binnen. De knaap had zijn zusje als een paard ingespannen en joeg haar met luid geschreeuw om tafel en stoe len heen. De leeraar riep smeekend «Niet hier, kinderen, niet hier!" Maar het hielp hem niets. Zy sprongen zoo woest in het rond, dat de losse blaadjes tspier van syn schrijftafel vlogen, en daar adden zy natuurlyk veel schik in. Ankermaos stond het sweot op zyn voor hoofd. Met samengeklemde lippen trachtte hy, her- en derwaarts loopend, vergeefs zyn kinderen tot ophouden te bewegen. ■Mijn nieuwste werk" jammerde hy „Daar raak ik vast wat van kwyt, juffrouw - Lena moest ingrijpen. Het gelukte haar ook werkelijk deze jonge lawaaimakers tot stilstand te brengen, een daad, die haar van den kant van den leeraar warme woor den van dank bracht, van de zyde der jeug dige deugnieten een kwaden blik. ■Zoo zijn se nu", zeide Ankermans klagend. „Wat moet men er mee beginnen Lena behoefde deze moeielljke vraag niet te beantwoorden, want jaist trad mevrouw binnen. Het was een teere verschijning, wat slordig gekleed, en met een afgematto ge laatsuitdrukking. „Ik word door het geschreeuw van die kinderen hoelemaal van streek gebracht", klaagdo zij, „wat ben ik toch een arme, gekwelde vrouw." Zy brak plotseling af, want nu eerst werd sjj Lena gewaar. „De juffrouw komt zich aanbieden als huishoudster", verklaarde de leeraar, bly omdat hij nu van verdere klaagliederen ver- ■ohoond zou blijven. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1912 | | pagina 1