f
KLEINE COURANT
't Vliegend Blaadje
voor HeldorToxe!Wieringen on Anno Paulowna.
Nèerlands Onafhankelijkheid
No. 4147.
Woensdag 6 November 1912.
40ste Jaargang.
•t Vliegend Blaadje p. 3 m.50 ct, fr. p. post 75 ct., buitenland f 1.25
Pre- Zondagsblad i 37# i t 45 10.75
(Voor het buitenland bij vooruitbetaling.)
Advertentiën van 1 tot 5 regels (bq vooruitbetaling) 30 cent.
Elke regel meer6
Kewijs-exemplaarIj
Vignetten en groote lettert worden naar plaatsruimte berekend.
Interc.-
Telefoon 50.
Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag.
Uitgavar i G. DE BOER Jr. (v,/b. BERKHOUT a Co.), Haldar.
Bareauxi Spoorstraat an Koningstraat.
Eerste Blad.
Alle stukken bestemd voor de Redactie
en voor de administratie, te richten aan
C. DE BOER Jr., te Helder.
W. G. DE BAS,
le Luitenant der Vesting-Artillerie,
gedetacheerd aan de Hoogere Krijgsschool.
IV.
Van 27 30 November heerschte in den
Melder een levendig vertier, door het ver
trek der schepelingen naar hunne haard
steden, alsmede bezetting, bewapening en
approviandeering der forten „Lasalle" en
„Morland". Gepakt en gezakt verlieten de
matrozen de stelling of betrokken de beide
forten.
Op den 27sten November vestigde de
Admiraal zijn hoofdkwartier te fort „Lasalle"
op dat oogenblik nog onvoltooid en onvol
doende bewapend. De ellendige barakken
waren, zoo goed en kwaad als dat ging,
bewoonbaar gemaakt; de menigvuldige
regens van het vergevorderde jaargetijde
hadden het inwendige van het fort in een
modderpoel herschapen. Ieder, de Admiraal
inbegrepen, zag zich genoodzaakt bagger-
laarzen te dragenhet ellendige gebouwtje,
dat Ver-Hoell tot verblijf diende, en waar
van de planken wanden, zoo goed en kwaad
dit ging, waren gebreeuwd, bestond uit een
klein slaapvertrek, een eetkamer, die tevens
dienst deed voor ontvangsalon en een nauw
verblijf voor den particulier secretaris. (We
verwijzen hier ter illustratie naar de twee
schilderijen, hangende in de raadzaal van
hot Stadhuis onzer gemeente, voorstellende
het inwendige van het fort „Lasalle". Ze
werden in 1811 naar de natuur ge teekend
door den kapitein ter zee Maübice (Q. M. R.)
Ver-Hüell, neef van den Admiraal, capi-
taine de fregate op het linieschip Doggers-
bank". Zijn zoon Alexander(Hi'. A. W. M. O.)
Vbrhuell gaf beide schilderijen inOctober
1885 aan de gemeente den Helder ten ge
schenke.)
Ook het overschot van het 4e battaljon
Etrangers (meerendeels Pruisen) onder
Overste St. Just, was binnen de stelling
teruggekeerd. Zij hadden in bezetting ge
legen te Haarlem, Alkmaar of aan de kust
en waren verplicht geweest hunne posten
te verlatenvele hunner officieren en man
schappen waren reeds overgeloopen. Ze
werden op den voet gevolgd door een twin
tigtal gendarmen, die, 't ergste vreezend,
wegens- beleedigingen in het binnenland
ondervonden, uit Holland en West-Friesland
waren gevlucht. Deze troepen werden ter
versterking binnen fort „Lasalle" opge
nomen. De Overste St. Jüst overhandigde
Ver-Huell een pakket, dat hem te Alk
maar was overgereikt door iemand, die
zich afgevaardigde noemde van Van der
Ddyn van Maasdam en van Hogendorp,
met verzoek dit persoonlijk aan den Admi
raal ter hand te stellen. Het bevatte eenen
door die heeren onderteekenden brief, waar
in zij Veb-Hdell op gebiedende wijze ge
lastten, tot hen over te gaan, onder be
dreiging hunnen eisch met geweld van
wapenen te zullen ondersteunen. Aan dezen
brief waren alle door het Voorloopig Bewind
afgekondigde publicatièn toegevoegd. De
Admiraal echter, wien men geruimen tyd
met opzet in onwetendheid had gelaten
omtrent de beraamde plannen en het lot
van het overige deel des Lands, had een
maal zijn besluit genomeu en was bereid
dit volledig ten uitvoer te brengen.
Op den avond van de terugkomst der troe
pen braken ongeregeldheden op het eskader
uit. Kanouneerbooten en tlottilleschoeners
dreven onbeheerd rond en botsten op tegen
de nog bemande vaartuigen met onmisken
bare sporen van brandstichting. Van het
linieschip „Doggersbank" deserteerden in
één nacht het meeremleel der officieren en
bemanningslechts de commandant Frede-
riks, de eerste officier Q. M. R. Ver-Huell,
een adelborst en enkele matrozen bleven
aan boord. In den omtrek wapperden Hol-
landsche vlaggen; de geest in het dorp
was door de terugkomst der Etrangers
rumoerig. Het achtergebleven scheepsvolk
kon slechts met dwangmiddelen in toom
worden gehouden; de weerspannigen wer
den buiten de barrières gezonden met ver
bod zich verder op 't eskader te vertoonen.
Daar onder de bezetting der forten meer
en meer de gisting merkbaar werd, liet de
Admiraal „Morland" en „Lasalle" bezetten
door Fransche soldaten, waarop hij beter
kon rekenen en door minder betrouwbare
troepen, als Nationale Garde en kustkanon-
niers, de buitenposten betrekken.
Aanvankelijk bestreed de Admiraal de
tractementen en soldijen uit eene som gelds
die vóór de omwenteling van den Préfect-
Maritime Frogüet uit Amsterdam was
ontvangen, vermeerderd met de door het
eskader bijeengebrachte gelden tot aankoop
van paarden voor de ruiterij na de neder
lagen in den Russischen veldtocht. Einde
lijk ontbloot van alle verdere fondsen, be
sloot Ver-Hüell den Overste St. Jdst met
oen detachement uit keur van soldaten
bestaande naar Alkmaar te zenden, om
aldaar de kas van den betaalmeester der
17e militaire divisie te lichten, waarin zich
volgens stellige berichten 70.000 francs voor
de bezetting te den Helder moesten be-
viuden. (24 November St. Jdst wist deze
zilvervloot behouden binnen te loodsen;
in alle dorpen die bij doortrok waren de
Oranjevlaggen uitgestoken en't kostte hem
veel beleid en moeite, om ingevolge de
bevelen van den Admiraal, elke schermut
seling tusschen zijne soldaten en de burgers
te vermijden. In een dorp zag by zich zelfs
genoodzaakt zijn detachement in een kerk
op te sluiten. Gedurende een geheelen
dag vertoond* zich dicht onder de kust
een Engelsch smaldeel, beslaande uit twee
linieschepen, een fregat en twee brikken,
met de oud-Hollandsche vlag in top en de
Fransche daaronder, ten teeken dat Holland
Frankrijk had overwonnen, en de Spaansche
vlag aan den kruistop als symbool dat
Engeland zich 't lot der Spaansche krijgs
gevangenen aantrok. Tegen den avond ver
wijderden zich deze schepen. Een gedeelte
van de llottillo der Zuiderzee, onder den
fregats-kapitein de Roth, en die der kusten
van Friesland, onder den luitenant Dillié,
kwamen voor het Nieuwe Diep teu anker.
De geest onder de bemanning was slecht,
enkele officieren en adelborsten waren reeds
door 't scheepsvolk mishandeld. De Admi
raal liet de schepen binnenloopen en nam
officieren en adelborsten binnen de wallen
van „Lasalle" op.
Alom verspreidden zich te den Helder
de geruchten, dat de Russen en Pruissen
ons land binnenrukten en zich reeds te
't Zand bevonden. Officieren en schepelingen
deserteerden in vaartuigen uit liet Nieuwe
Diep of over land onder de kogels der
voorposten. Naarstig deed de Admiraal
voortwei ken aan den staat van verdediging
der stelling. De Fransche soldaten beschouw
den dit aardwerk als een minderwaardig
baantje, speciaal geschikt voor galeiboeven,
inzonderheid voor de Spaansche krijgsge
vangenen. Hoewel zij niet slaagden zich
er geheel aan te onttrekken, bleven toch
een groot aantal personen door rang of
stand van deze werkzaamheden uitgesloten.
Beseffend dat ledigheid des duivels oor
kussen is en voedzamen bodem vormt voor
onzekere en overdreven berichten of praat
jes van buiten, organiseerde de Admiraal
onder deze personen een Keurkorps, dat
hij gewoon met 't-geweer liet oefenen. Een
Fransch dokter begon op een goeden dag
al dat geöxcerceer te vervelen en deze ver
klaarde dan ook onomwonden dat hij zich
meer geroepen voelde om wonden te heelen
dan om ze te maken, waarom hy ontslag
vroeg uit 't Keurkorps. Yer-Huell ant
woordde hierop„Ik ben Groot-Officier van
,,'t Keizerrijk, en als het er op aankomt,
,zal ik een der eersten zijn om den Fran-
,schen naam met eere te verdedigen en
,het geweer te hanteeren. Ik heb me in
,u vergist, u bent onwaardig lid van 't
Keurkorps te zijn, ik casseer u van uw
rang als Chirurgijn-Majoor en voortaan
„zijt ge gewoon soldaat", 't Mocht niet
baten of Overste St. Jdst en de Chef van
den Geneeskundigen dienst Sper, trachtten
ditmaal nog genade voor recht te doen
gelden, ten bate van den „lijntrekker".
Deze diende daarna als gewoon soldaat in
!t gelid, en 't krasse voorbeeld bleek gun
stig te werken.
By de nadering der Kozakken werd de
post aan de Groote Keet, bestaande uit
de bemanning der brik „!e Genie", belast
met afsluiting van 't binnenland, ingetrok
ken. Dit detachement voerde bij terugkomst
eenige gejutte koeien en schapen binnen
de stelling mede, die echter later aan de
eigenaars zijn vergoed.
Op den 2en December werd Groote Keet
door de Kozakken bezet, op 2 uur afstand
der Fransche voorposten. Op dien datum
bleek 's ochtends de post aan de barrière
overgeloopen. Men vierde dien dag den
Kroningsdatum des Keizeis, de schepen
vlagden en de officieren begaven zich naai
de receptie bij den Admiraal, 't Was verre
van rustig te den Helder, men vreesde
eene overrompeling door de Kozakken, wat
den Helder met bombardement uit „Lasalle"
en het eskader met verbranding zou be
dreigen. 't Geschut van „Lasalle" stond op
't dorp gericht en de batterijen der schepen
met schroot geladen naar de gebouwen van
den Helder gekeerd. By gebrek aan troepen,
door voortdurende desertie en pasporteering,
werden „l'Ecluse" en „Falga" door de
equipage der „Zoutman" ontruimd, de voor
naamste werken door kruit vernield en
de stukken vernageld. Dit schijnt echter
zeer overhaast en onvoldoende te zijn ge
schied, daar de Generaal de Jonge in zijn
dag-verhaal van de blokkade rapporteert,
dat op 10 Februari „de kazernen en barak
ken in het door de Franschen weleer be-
zette en nu verlaten fort „l'Ecluse" door
den vijand met de zich aldaar bevindende
..materialen weiden verbrand en vernield";
22 Februari geschiedde insgelijks met fort
Falga".
Op dien 2en December, terwijl de stelling
nog geenszins gereed was eenen eventueelen
aanval krachtdadig te keeren, bereikte den
Admiraal de eerste sommatie van den Prins
van Oranje, d.d. 1 December 1813, luidende:
„Wij, Willem Frederiksommeren den
„Commandant van den Helder, om zich met
„de schepen en manschappen, onder zijn
„commando staande, onmiddellijk over te
„geven aan de Hollandsche natie, die Wij
„op dit oogenblik het geluk hebben te
„representeeren, en daar Wij niets vorderen
„dan hetgeen Haai wettig eigendom is,
„maken Wy staat op eene prompte vol
doening, stellende Wy hem, Commandant,
„verantwoordelijk aan God en het Vader-
„land". Hierop antwoordt Ver-Huell 3
December, na zijnen Raad van Verdediging,
bestaande uit alle hoofdofficieren van zee-
en landmacht, te hebben gehoord, in Fran
schen test: „Koninklijke Hoogheid! De
„stelling, welke ik de eer heb tecomman-
„deeren, is mij toevertrouwd door Z.M. den
„Franschen Keizer. De krachten, waarover
„ik beschik, zijn ten volle in staat om de
„vlag, die van mijn schip waait, te doen
„eerbiedigen door een geheel leger. Mijn
„plicht, zoowel als die van alle dapperen,
„die onder mijne bevelen dienen, gebiedt
„ons tot 't uiterste te verdedigen. Vanuit
„het centrale fort beheersch ik de vloot
„en alle naburige werken en als Uwe
„Koninklyke Hoogheid er prys op stelt de
„vloot en dit marine-station, die van zoo'n
„groot belang voor Holland zyn, te zien
„gespaard, is het geraden, dat Zij bevel
„geeft mij hier niet aan te vallen en de
„grenzen van den Helder te doen eerbie
digen, opdat slechts de uitslag der krijgs
verrichtingen zijn lot beslisse. De heiligste
„plichten van eer bevelen mij de stelling
„te verdedigen". Op 4 December verzendt
Veb-Hdell een gelijkluidend schrijven aan
den Commandant der Kozakken in Noord-
Holland, by opzending van 13 Russen, die
op de kust schipbreuk hadden geleden.
Deze brief kwam in handen van den lui
tenant A. Bezemer die, als hoogste in rang,
hem doorzond aan den Vice-Admiraal Ver
doren te Amsterdam.
(Wordt vervolgd.)
UIT HET RUITER LAND.
De eerste vraag is natuurlijkerwijzehoe
it 't nu met den oorlog in den Balkan?
En daar een jaist antwoord op te geven is
niet gemakkelijk. Want nog altyd spreken
de berichten elkaar tegen. Als een der vier
oorlogvoerende partyen van een overwinning
seint laat de Tnrksche regeering berichten
pnbliceeren van „een aanval die werd afge
slagen en den vijand op groote verliezen te
staan kwam". We weten reeds dat de Tur-
hunne nederlagen slechts druppelsge
wijze bekend maken.
de oorlogscorrespondenten daD, wat
die? Als we de brieven van die
3n lezen mag men wel zeggen dat ze
voor hun pleizier uit zyn. Ter kenschetsing
van hun toestand volge hier een gedeelte uit
een brief van den oorlogscorrespondent van
de „Daily Chronicle", die in bet Tnrksche
hoofdkwartier zit, maar de Tnrksche auto
riteiten wist te verschalken en een brief te
CoDStanza in Roemenië deed posten:
„De zes-en-dertig vertegenwoordigers van
Enropeesche nieuwsbladen, die hier (in het
Tnrksche hoofdkwartier) zyD, kunnen feite
lijk worden beschouwd als gevangenen in
het kamp van Abdoellah pasja.
Dat iB een ernstige sohending van het
internationale recht, daar de Tnrken met
hier menschen vasthouden, die niet
tegenover hen hebben gestaan,
n onzer, eenEngelschjournalist- fotograaf,
deze behandeling van de militaire auto
riteiten begon te vervelen, vroeg zyn paspoort.
ook dit werd hem geweigerd en zelfs
bedreigde men hem met arrest, wanneer hy
ra poging mocht doen om te ontsnappen.
Toen wy aankwamen, verklaarde het
Tnrksche ministerie van oorlog zich bereid
om aan de oorlogscorrespondenten verlof te
»even met het leger mede te gaan en be-
oofde het hun allerlei faciliteiten. De minis
ter verklaarde zelfs zeer gesteld te zyn op
de aanwezigheid der correspondenten, daar
het leger niets te verbergen had en geen
kritiek vreesde. Hy beloofde te zullen zorgen,
dat de correspondenten hnnne telegrammen,'
nadat zy door den censor gezien waren,
zonden kunnen verzenden, maar deze belofte
word evenmin gehouden als die omtrent de
hervormingen in Macedonië.
Do Turken hebben zich dus eerst schul
dig gemaakt aan trouwbreuk eu zyn daar
na nog vorder gegaan door te trachten En-
gelsche, Fransche, Russische, Oostenryksche
en Duitsche non-combattanten van hnnne
vrijheid te berooven. Nadat wy twee dagen
lang in een trein hadden doorgebracht, kwamen
wy eindelijk hier en werden hier neergekwakt
in een concentratiekamp op veertig mijlen
afstand van het kamp, waar wy behandeld
worden als gevangenen en Bcherp bewaakt
door militairen.
Wy mogen het kamp niet ait en zonden
dat ook niet kannen, want wy zjjn dag en
nacht omgeven door een cordon schildwachten.
De autoriteiten verklaren, dat dit niets
anders is dan een preventieve maatregel
om ons te beschermen tegen de soldatesk».
De telegrafisten alhier beweren, dat de
gecensureerde telegrammen door de militaire
autoriteiten naar Konstantinopel worden ver
volgens zyn meening echter worden
zy heel laat of in het geheel niet geëxpedieerd.
Aan wien eigenlijk de onduldbare toestand
te wijten is, valt niet uit te makeD. De conEor
schuift de schuld op den opperbevelhebber
deze verklaart op zyn beurt, dat het
ministerie van oorlog verantwoordelijk moet
worden gesteld voor de slechte behandeling,
die wij ondervinden.
Enkele faciliteiten, die ons toegestaan
worden, zyn van ongeveer denzelfden aard
als die, welke in de gevangenissen als be
looning voor goed gedrag worden toegekend.
Zoo werd ons gisteren medegedeeld, dat wy
tweemaal per week in het Fraosch aan onze
familie mogen schrijven, maar dat de brieven
aan zeer strenge eensnnr onderworpen zullen
"ln.
Niet ontwikkelde films mogen in het geheel
niet worden verzonden."
Ook prettig dat alles, nietwaar
Omtrent het gevecht by Loele Boergas
wordt aan de „Reichspost" te Berlyn bericht:
„Woensdagmorgen vroeg ondernamen de
Bulgaren met sterke krachten, die zy ge
deeltelijk betrokken hadden, door geforceerde
marschen, van de afdeelingen, die Adrianopel
omsingelen, een aanval op het centrum van
de vyandelyke posities der Turken. De aan
val was gedeeltelijk gericht op de Zuidelijk
van de straat Kirk Kilisse Wisa staande
Tnrksche troepen, gedeeltelyk op de ver
schanste posities der Turken Noord-Westelyk
van Loele Boergas.
In de eerste uren van den middag begon
de algemeene terugtocht der Turken op de
linie Loele Boergas-Beresköj langs den spoor
weg. De Bulgaren begonnen direct met de
achtervolging- en zetten deze met buiten
gewone energie ook in dea nacht voort,
hetgeen den terugtocht der Turken deed
ontaarden in een wilde vlucht en in vol
komen desorganisatie. Gelyktydig hadden dn
Bulgaren op den eigen linkor vleugel Z.-O.
van Banar Hissar de Turken volkomen om
singeld, en by het aanbreken van den dag
op Donderdag volgde op de linie Urum-Wisa
de beslissende aanval op den rechter vleugel
der Turken.
De Turken, die door de vorige govechten
ontzettend geleden hadden, konden byna geen
tegenstand bieden en hun terugtochtslinie
over Sarai pry'Bgevend, gingen zy in byna
volkomen desorganisatie in haast direct Zui
delijke richting naar Tsjorloe terug."
Adrianopel schijnt nog niet gevallen; dat
schijnt echter een questie van eenige dagen
te zyn, daar bericht wordt dat de stad nog
slechts enkele dagen levensvoorraad heeft.
De Tnrksche bezetting wordt op 40.000
geschat.
Sedert gisterennacht (I Nov.) heeft
verschrikkelyk gevecht met afwisselend suc
ces by de Maritzabrug by Marasj plaats,
waar de Turken met buitengewone hardnek
kigheid vechten en steeds weer nieuwe strijd
krachten in het gevecht brengen. Dit is het
bloedigste gevecht, dat de Bulgaren tot nu
toe voor Adrianopel te leveren hadden. De
Bulgaarsche troepen toonen ook in dit gevecht
een bewonderenswaardigen moed. In de dagen
voor den beslissenden slag werden krachleo,
die men te Adrianopel kon missen, naar het
hoofdkwartier gezonden en toen ik in de
laatste Octoberweek op weg naar het front
Moestafa pasja passeerde, zag ik ook daar
onafgebroken nienwe troepen in do richting
naar Adrianopel trokken. Waarschijnlijk wordt
thans, nadat het Tnrksche hoofdleger z:io
goed als vernietigd is, het insluitingscorps
voor Adrianopel krachtig versterkt en zal
do aanval op de vesting met verhoogde
energie doorgezet worden."
Uit Belgrado wordt door Reuter geseind
dat volgens betrouwbare berichten uit Priz-
rend de Serviërs op 31 October die stad
hebben vermeeaterd.
De Grieken hebben een stout stuk onder
nomen, een aanval op een Turkschen kruiser
in de haven van Saloniki, een aanval die
schitterend geslaagd is, naar ook nit Kon-
stautinopel wordt toegegeven.
De aanval op dtn Turkschen kruiser „Feth-
I-Bulend" werd ondernomen, omdat de Tnrk
sche kruiser van de westzijde van de haven
de tegen Saloniki opmarcheerende Griekscbe
troepen het lastig zoude kunnen maken. De
onderneming zelf was zeer moeilijk en ge
vaarlijk. Het groote Tnrksche fort Karaburnu,
dat slechts 12 zeemijlen van de haven en
van de stad verwijderd ligt, bemoeilijkte het
bionenloopen in de haven. De wachtschepen
hadden bij de minste verdenking den kruiser
dadelyk kanoen waarschuwen. De zee is
daar zeer ondiep. De bemanning van de
Grieksche torpedoboot, onder aanvoering vau
den jongen commandant Votsis, zette dus
haar leven ep het spel. De torpedoboot
stoomde binnen den tyd van slech'a elf unr
van Katerini de golf van Saloniki binnen.
Om half twaalf zond de boot nit een af
stand van 150 M. drie torpedo's tegen den
breeden kant van den Turkschen kruiser,
één naar links, één naar rechts en één in
het midden. Alle drie de schoten hadden het
gewenschte gevolg. De kruiser legde zich op
do rechterzijde. De torpedoboot wachtte het
resultaat niet af, dooh keorde naar Katerini
terug.
Van Turksche zyde wordt bericht dat de
equipage voor het grootste deel gered is.
Van den Status quo" hoort men niet
meer.
De Bnlgaarsche zaakgelastigde verklaarde
dat de regeering zal moeten zwichten voor
den aandrang van 't volk en 't leger, dat
naar Konstantinopel wil oprukken.
Da oorlogvoerende partijen beschuldigen
elküider over en weer van gepleegde wreed
heden.
licht waardig znllen maken om met zyn voor
ganger Gleichman, den zeer-voortreffelyke en
nog-niet-overtrofiene te worden vergeleken.
Misschion werpt de stortvloed van 1918
ook hèm, O. van Nispen, van zyn hoogen
zetel. Het avontnur nit Ommen is, door
het bedanken, zich wijselijk terugtrekken
door baron Aeneas Mackay Jr. wel minder
gevaarlijk geworden voor wat Rechts zich
van dat 1918 denkt, nog steeds voorstelt.
Maar toch I
Blijven we binnen do grenzen, ons-zelf ge
steld in deze vluchtige week-meditatie.
Wy hadden 't over de slagvaardigheid van
in president Van Nispen.
Toen, nadat Links vele dagen en uren
had kannen volpraten, de heer Troelstra
den grijzen heer De Savornin Lobman met
interruptiën bostormde, pangde weer O. van
Nispen's houten hamer.
„Gy hebt alle gelegenheid gohad, te zeg
gen wat n op het hart lag. Laat thans ook
n anderen de kans
Dat woord sloeg in.
De heer Troelstra boog het hoofd en
zweeg. Eere zy hem. WaDt hij beBefte, er
kende, dat de strikt-onpartydigo voorzitter
hier het gelyk aan zijn kant had.
Niet door vertoon van autoritair schijn-
gezag verovert men eene vergaderingtoont
men waardig te zyn het oppergezag, de lei
ding, in handen to hebben.
Maar juist door toe te passen de zeer-
verstandige methode, thans door den heer
Van Nispen gebruikt.
Om na praeses van ons Lagerhnis te zyn,
inderdaad, dat brengt meer dan ooit in
herinnering het rympje waarmee wijlen Judels
eene halve eeuw geleden de harten veroverde
„Schoolmeester wezen
Dat is een slavernij".
Zoover gekomen, legde de beroemde komiek
eene hand op 't hart, trok een klagelijk ge
zicht en neuriede verder
„Veel liever zon ik nachtwacht z^n
Dan was 'k bij dag nog vrij!"
't Is, woord voor woord, van toepassing
op Parloments-praeses np to date
Zal het verkeeren
Ik heb er weinig kyk op en bitter weinig
verwachting van
Evenmin als prof. Troub gelooft, dat wy
vóór het eind der een- of twee-en-twintigste
eeuw zullen komen tot vermindering der
defensie-uitgaven
En do donkere dagen véór Kerst naderen
En de Kamer praat, wandelt, delibereert,
al-maar
Triestige, weemoedwokkende vooruitzich
ten en andera niet, eilacy I
MB. Antowi"1.
DE WEEK.
2 November.
Tact IJa, dat is een wel zeer wonder
baar ding. In de jongste dagen hebben de
vroede vaderen der hoofdstad 't daar wel
zeer druk over gehad, in verband met de
houding van den hoofdcommissaris der hoofd
stad, ook wel genaamd stalen Bart*
Wat is tact
De vraag lykt, in deze onze dagen, niet
gansch en al onactneel. Is het bijgeval,
wilde ik al vragen, wanneer het Parle
ment, terwyl de natie snakt Daar de vervul
ling v«n sociale hervormingen*, niet
slechts uren en dagen, maar weken en
maanden, straks nog meer, wydt aan
de theoretische bespiegeling van doisendmaal-
en-een geponeerde, aan de orde gestelde
vragen Is 't tactvol, wanneer, terwyl in
Begrootingstiid eigenlijk met elke minnnt
moet worden gevochten, men in de colle-
giën der vroeden van grootere en kleinere
gemeenten allerlei zeer-principiëele vraag
stukken aan de orde stelt, zooalsof de
burgemeester moet worden benoemd door de
Kroon of wel door den Raad En tien
tallen principiëele vragen meer
Heeft dit eenig verband met tact?
Ik vraag slechts.
In het Nederlandsche Parlement is thans
iemand belast met de leiding der vergade
ringen, die naar mjjn innige overtuiging
zeer goed en duidelijk begrip heeft van wat
tact beduidt.
En tevenseene zeor heldere voorstelling
van zyne taak en zijn plicht als president
van het Parlement.
Dat is, wil ik toch even aanstippen,
in de afgeloopen weok zeer helder aan den
dag gekomen.
De schrandere, zeer bekwame afgevaar
digde van Zaandam, Schepen Dnys, had
scherpe kritiek geoefend op het wiskundig
rapport van prof. Kluyver, zich daarbij
zeer terecht beroepend op de verantwoorde
lijkheid van den minister.
Dat was zijn recht.
Toen werd minister Talma warm, nydig,
verontwaardigd. Wyl de heer Dnys dat rapport
aanviel
Volmaakt ten onrechte, niet waar
De voorzitter, de Njjmosgsche heer Van
Nispen, zweeg dan ook.
"Toen werd 't minister tè-erg.
En hy strekte z'n rechterarm dreigend uit
»ar den Zaandammer. Verbood hem, den
afwezigen prof. aan te vallen
Pang 1De hamer van den voorzitter,
tikte, met het eydig-ketsend geluid,
met den antoritair-bonkenden klank, dien de
heer Van Nispen aan zyn hamer weet to geven.
Wat nn, Excellentie, gij waagt U op mjjn
presidentieel gebied. Achteruit asjeblieft!
Ieder op z'n eigon territoor. Gjj, ramp
zalige, en veelgeplaagde, achter uwe
groene tafel.
Ik, thans veilig-geïsoleerd gezeten, hoog
boven de veelbewogen vergadering des Par-
lements, haas t-on genaak baar
Maar, heer minister, gij zult niet op
myn terrein komen I
Toch had praeses Van Nispen gelijk.
En betoonde hy ook hier tact, in het
scherp-omlijnec der bevoegdhedon van elke
autoriteit.
Inderdaad, over tact en tegenwoordigheid
van geest gesproken, deze praeses Van
Nispen vertoont eigenschapper, die hem al'
DIT DB HBLDBRSGH8 SAMBNLBYIM6.
Door P. N. v. R.
Kolenzoekers.
VII.
«Maar Miene kind, je maakt je kwaad
voor niets."
Om Diets Noemt u dht om niets 't Is
wat moois I Ik sloof me hier nit met 't werk
en n, n doet net'als de kleine kinderen, die
stout en ondeugend alles weer bederven."
Komnan, nu maak je het toch een beetje
al te erg. Wil je binnen maar gaan dekken
en ook hier voor twee personen."
Voor twéé personen Hoe heb 'k het
nou met u Wie moet hier dan nog meer
eten M'n vrijer Maar die heeft de wacht,
die is vanavond geen passagier en die
«Die krijgt volop aan boord, Miene. Toontje
daarentegen last wel wat en voor hem moet
je aanstonds maar eens royaal opscheppen."
Miene maakt rechtsom-keer. En als ze
langzaam wegschommelt om de tafel gereed
te maken, dan mompelt ze by zichzelve
't Wordt al fraaier, nou moet 'n fatsoenlijk
mensch met zoo'n opraapsel aan tafel zitten."
oogenblik is alles stil en hoort men
slechts bet eentonig getik van de keukenklok.
Onwillekeurig had Toontje geluisterd naar
de bitse woorden van Miene, die de ellende
schuwde en haar liefst van verre hï
Bleek, met starende oogen en vast opéén-
geklemde lippen, de armen slap langs 't ljjf
haDgend on het hoofd voorover gebogen zat
by een tydje roerloos op zyn stoel. Wat ging
daar om in dat jeugdige brein? Zonder zelf
te weten welk gevoel hem bezielde, was hy
;an 't oogenblik dat men hem hier bracht
gelnkkig geweest. Met schroomvalligen
bied zag hij op tot zyn weldoenster. De
weldadige uitwerking van haar zachte
Dieren en vriendelijke belangstelling hadden
hem onweerstaanbaar aangetrokken. En zyn
dankbaarheid en bewondering jegens haar
waren onvermengd en zuiver. Maar die ruwe,
opvliegende Miene nee, 't was vreemd en
onverklaarbaar instinctmatig boezemde
zy hem antipathie in. Zy, kruidje-roer-my-
niet, maakte hem zenuwachtig on gejaagd.
In een oogwenk vloog hem al het bloed
naar 't hoofd wanneer hij in haar nabyheid
was. Gek toch, die prikkelbaarheid. Doch
haar scherpe en snijdende taal kwetste zyn
jong gemoed, waarin een snaar trilde, die,
zachtkens bewogen een heerlijken toon voort
bracht, maar een schrille dissonant liet
hooren, zoodra zy ruw werd aangeraakt.
Nog zat Toontje in gepeins verzonken
keek doelloos voor zich uit, toen Mieno
weer verscheen om een hagelwit laken ovi
de tafel te spreiden. Haar gelaat is van rood
min of meer violet geworden en herhaalde
lijk hnmt en kocht ze, totdat eindelyk de
laatste schotels, gehuld in een wolk
geurigen damp, zyn aangebracht en de juf
frouw met tact en vrouwelijke behendigheid
Toontje aanmoedigt om uit de benauwende
verlegenheid te geraken. Voordat hy goed
en wel weet wat er met hem gebenrt, heeft
ze den jongen met stoel en-al opgenomen
dichterbij geschoren, zoodat hy oen bekoring
van vreemd-stil en wyd geluk over zich
voelde komen, toen-ie plots tegenover de
kruimig dampeudo aardappels zat, vlak bij
een groote sauskom, een schaal appelmoes
en een pan met gebraden vleesch.
Miene slaakte heimelijk een zucht vaD
verlichting, toen de juf zelf haar kleinen
gast bediende, want s(j had dat jong gewoon
weg laten toekijken.
«Zeg, lust je eendvogel?"
Dht werkt machtig. Eendvogel? Wat is
dat eigenlyk Hy heeft wel eens een heele
zwerm op 't water zien vliegen en fladderen
als-ie op den dyk, aan den zeekant aan 't
spelen was. Maar hoe ze smakon Nee,
daar weet-ie niemendal van. Zyn oogen
worden groot van verbazing als hy zoo'n
geplukt beest lekker bruin gebakkon en
dryvend in 't vet, byna onder z'n neus ziot.
Werktuigelijk en vol begeerte greep hy al
vast Daar zyn vork on, niettegenstaande een
driftigen wenk, een borende, priemende oog
opslag van Miene, rekte bü den hals naar
voren om met kinderlijke vrijmoedigheid hei
wonder te bespieden. Ja, ja, die lust hij
graag, dolgraag, en, ofschoon Miene hem
een tweeden hatelyken blik toewerpt, pakt
hy haastig zyn bord met twee handon vast,
tilt het met mannenmoed naar den kant van
de juf on terwijl deze er een flink hompje
haalt hy een paar maal diep adem
en glydt een nauwelijks hoorbaar «dank n"
van ,ün lipp.D. Weer spalkt Miene kwaad
aardig de oogen op dep guizigen indringer,
maar Toontje, wiens vreoze na dit hartelijk
onthaal voor een groot deel was geweken,
greep met vlugge vingertjes zyn vork en toen
z'n bord haast overladen was begon hy on-
neerd te smullen. Nimmer zag de juf
kind zoo dapper happoD. Maar Miene
vond dat het schorem stond, zoo'n bord-vol
grootendeels met jo handen leeg-eten. Zy
gevoelde zich beroerd onder dat ongemanier
de kan wen en smakken en haar gezicht was
zuur vertrokken van ongedurigheid. Foei,
wat een brutaal sinjeurtje. Zonder aarzelen
ging een tweede bord er in, een oDmetelyke
berg, waarvan de lucht een fatsoenlek mensch
al te voel is. Hoe is hot in 's hemelsnaam
mogelijk, dat een straatjongen zoo vreten
kim. Ja, v-r-o-t-e-d, want het is by de beesten
af. Gande hy zich wel een minnnt rnst?
Nee. 't Was gedurig haast-je-rep-je. Straks
barst hij nog. En wie weet wat zoo'n over
voeding bier nog brengt. Misselijk en brakeD,
dat je er compleet naar van wordt. En daar
zit de juf nou nog wel met een dikken traan
van wee in d'r oogen naar te kijken 1 Is het
niet Godgoklaagd Mieno was aldus in stilte
ziedend-kwaad, had zeer veel lust er
vandoor te gaan, voor goed! Zoo'd
kwajongen kon 't feitelijk niet helpen, maar
het was de schnld van znlk maltentig volk.
Zóó trachtte zy zich in d'r eentje op to
winden, doch haar vermoeide zenuwen wil-
zich ten slotte niet meer spannen, zy
voelde zich slap en futlooz, geneigd tot hnilen
en erbarmelijk zelfbeklag. Ze zou ze zou
geen notitie meer nemen van Tood, wien de
verkwikkende spijzen zoo goed doen, dat hy
waarlyk hcelemaal vorgeet hoe Miene wel
over hem denkt. Hy eet zwygend voort.
Alleen het getik van zijn vork op 't bord
is hoorbaar. Nauwelijks heeft hy alles schoon
genuttigd, of de oplettende juf biedt hem
opnieuw een malsch stokje vleesoh aan.
't Moet er in, heeft ze gezegd. Met schaap
achtig gezicht, met uitpuilende oogeD, mot
een trek van afgrijzen ziet Miene toch nog
oven naar Toon ze kon 't niet nalaten.
Bah, wat 'n vreetzak 1 Toe maar, stomp het
er inl Meteen stikt-ie nogl Maar Toontje
doet net of ze ar Diet is. Hy hoort en ziot
Hy proeft daar alweer van een verscho
portie, blazend als een Noordkaper. Zyn
gelaat wordt onrustbarend vurig, by glimt
een tomaatappel en 't zweet breekt hem
van alle kanten nit.
Hy heeft driemaal aardappelen en twee
maal eendvogel gekregen en volop vet. Toch
eet hy niet langzaam, mot lange tandeD, zoo
als iemand die genoeg hoeft. Integendeel, het
is of zyn maag van geen verzadiging weet.
De jnf, die bescheiden toezag, mnar geen
stil oogenblik liet voorbijgaan om hem tci
toetasten te dringen, wierp nog eens wat aan
groote dobbelsteenen gesneden en hard ge
braden stukjes vleesch op zyn bord, benevens
flinke hoeveelheid appelmoes, datachyn-
makkelijk naar binnen gleed. En toen
hij aan 't eind kwam en voor 't laatst nog
eens langs den rand van zyn bord slikte,
vroeg de juffrouw vriendelijk
„Hadt je dat nooit geproefd?"
Toontje grinnikte, alsof hy wilde zeggen
dat kan je begrijpen!
,,'k Dacht eerst dat hot strocp was," zegt
hj} iets later.
„Stroop
„Ja, die haalt m'n moeder in een potje, als
we geen boter voor 't brood hebbeD."
„Krygen jullie dsn niets anders dan brood
met stroop
„M'n moeder eet d'r eigen brood op."
„Haar «igen brood
„Wat ze meeneemt uit de werkhuizen."
„En is dat dan beter
„Nou, of daar zit altijd wat op kaas
of vleesch of worst."
„Eu geeft je moeder daar nooit iets van
weg
„Nooit. Moeder zegt, dat brood met stroop
al mooi genoeg is."
Met zaamgetrokken wenkbrauwen ziet de
jnf naar Miene, die oen snellen wenk krygt
om voor het nagerecht te zorgen. Een over
heerlijke pudding moest en zon geproofd
worden en toen Toontje met zyn respectieve
vork een aantal figuurtjes naar den mond
had doen wippen, vroeg de juf hem goedig:
„Wil je nog een paar stukjes
Een blos Ideurdo Toontjes wangen. Hy
heeft genoeg, méér dan genoeg. Maar daar
schiet hem opeens wat te binneD. Hy denkt
aan zyn broer Bart. Zou die vanmiddag róó-
v ©él hebben gehad Geen Bprake van. Mis
schien een opgewarmd lesje van den vorigen
dag, misschien wel niets. En als Bart nu eons
zyn bnik mocht vullen als hy nn eens zijn
hart ophalen, al was 't maar aan een klein
brokje van die taart. Daarom antwoordde hij
niet, maar blikte stuksgewijs naur hot over
schot pudding, dat in zjjn nabyheid stond,
„Als je nog trek heb zeg het muar
gerust. KomaaD, wou je graag?"
„Mag ik het dan meenemen, jnfironw
„Meenemen voor wie
„Voor m'n broer Bart, juffrouw".
Deze laatste woorden van Toon maakte
Miene zóó woedend, dat ze aschgrauw nit de
deur stortte, die wild rinkelend aohter haar
dichtviel, en als eonig antwoord op 't onrust
geroep van de juf, pruttelde zy „Die satan-
sche jongen is non nog niet cons tevreden.
Wat heb 'k je gezegd Brutale lui, die je
tot 't hemd uitkleeden."
(81ot volgt.)