f KLEINE COURANT 't Vliegend Blaadje voor HeldorToxe!Wieringen on Anno Paulowna. Nèerlands Onafhankelijkheid No. 4147. Woensdag 6 November 1912. 40ste Jaargang. •t Vliegend Blaadje p. 3 m.50 ct, fr. p. post 75 ct., buitenland f 1.25 Pre- Zondagsblad i 37# i t 45 10.75 (Voor het buitenland bij vooruitbetaling.) Advertentiën van 1 tot 5 regels (bq vooruitbetaling) 30 cent. Elke regel meer6 Kewijs-exemplaarIj Vignetten en groote lettert worden naar plaatsruimte berekend. Interc.- Telefoon 50. Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag. Uitgavar i G. DE BOER Jr. (v,/b. BERKHOUT a Co.), Haldar. Bareauxi Spoorstraat an Koningstraat. Eerste Blad. Alle stukken bestemd voor de Redactie en voor de administratie, te richten aan C. DE BOER Jr., te Helder. W. G. DE BAS, le Luitenant der Vesting-Artillerie, gedetacheerd aan de Hoogere Krijgsschool. IV. Van 27 30 November heerschte in den Melder een levendig vertier, door het ver trek der schepelingen naar hunne haard steden, alsmede bezetting, bewapening en approviandeering der forten „Lasalle" en „Morland". Gepakt en gezakt verlieten de matrozen de stelling of betrokken de beide forten. Op den 27sten November vestigde de Admiraal zijn hoofdkwartier te fort „Lasalle" op dat oogenblik nog onvoltooid en onvol doende bewapend. De ellendige barakken waren, zoo goed en kwaad als dat ging, bewoonbaar gemaakt; de menigvuldige regens van het vergevorderde jaargetijde hadden het inwendige van het fort in een modderpoel herschapen. Ieder, de Admiraal inbegrepen, zag zich genoodzaakt bagger- laarzen te dragenhet ellendige gebouwtje, dat Ver-Hoell tot verblijf diende, en waar van de planken wanden, zoo goed en kwaad dit ging, waren gebreeuwd, bestond uit een klein slaapvertrek, een eetkamer, die tevens dienst deed voor ontvangsalon en een nauw verblijf voor den particulier secretaris. (We verwijzen hier ter illustratie naar de twee schilderijen, hangende in de raadzaal van hot Stadhuis onzer gemeente, voorstellende het inwendige van het fort „Lasalle". Ze werden in 1811 naar de natuur ge teekend door den kapitein ter zee Maübice (Q. M. R.) Ver-Hüell, neef van den Admiraal, capi- taine de fregate op het linieschip Doggers- bank". Zijn zoon Alexander(Hi'. A. W. M. O.) Vbrhuell gaf beide schilderijen inOctober 1885 aan de gemeente den Helder ten ge schenke.) Ook het overschot van het 4e battaljon Etrangers (meerendeels Pruisen) onder Overste St. Just, was binnen de stelling teruggekeerd. Zij hadden in bezetting ge legen te Haarlem, Alkmaar of aan de kust en waren verplicht geweest hunne posten te verlatenvele hunner officieren en man schappen waren reeds overgeloopen. Ze werden op den voet gevolgd door een twin tigtal gendarmen, die, 't ergste vreezend, wegens- beleedigingen in het binnenland ondervonden, uit Holland en West-Friesland waren gevlucht. Deze troepen werden ter versterking binnen fort „Lasalle" opge nomen. De Overste St. Jüst overhandigde Ver-Huell een pakket, dat hem te Alk maar was overgereikt door iemand, die zich afgevaardigde noemde van Van der Ddyn van Maasdam en van Hogendorp, met verzoek dit persoonlijk aan den Admi raal ter hand te stellen. Het bevatte eenen door die heeren onderteekenden brief, waar in zij Veb-Hdell op gebiedende wijze ge lastten, tot hen over te gaan, onder be dreiging hunnen eisch met geweld van wapenen te zullen ondersteunen. Aan dezen brief waren alle door het Voorloopig Bewind afgekondigde publicatièn toegevoegd. De Admiraal echter, wien men geruimen tyd met opzet in onwetendheid had gelaten omtrent de beraamde plannen en het lot van het overige deel des Lands, had een maal zijn besluit genomeu en was bereid dit volledig ten uitvoer te brengen. Op den avond van de terugkomst der troe pen braken ongeregeldheden op het eskader uit. Kanouneerbooten en tlottilleschoeners dreven onbeheerd rond en botsten op tegen de nog bemande vaartuigen met onmisken bare sporen van brandstichting. Van het linieschip „Doggersbank" deserteerden in één nacht het meeremleel der officieren en bemanningslechts de commandant Frede- riks, de eerste officier Q. M. R. Ver-Huell, een adelborst en enkele matrozen bleven aan boord. In den omtrek wapperden Hol- landsche vlaggen; de geest in het dorp was door de terugkomst der Etrangers rumoerig. Het achtergebleven scheepsvolk kon slechts met dwangmiddelen in toom worden gehouden; de weerspannigen wer den buiten de barrières gezonden met ver bod zich verder op 't eskader te vertoonen. Daar onder de bezetting der forten meer en meer de gisting merkbaar werd, liet de Admiraal „Morland" en „Lasalle" bezetten door Fransche soldaten, waarop hij beter kon rekenen en door minder betrouwbare troepen, als Nationale Garde en kustkanon- niers, de buitenposten betrekken. Aanvankelijk bestreed de Admiraal de tractementen en soldijen uit eene som gelds die vóór de omwenteling van den Préfect- Maritime Frogüet uit Amsterdam was ontvangen, vermeerderd met de door het eskader bijeengebrachte gelden tot aankoop van paarden voor de ruiterij na de neder lagen in den Russischen veldtocht. Einde lijk ontbloot van alle verdere fondsen, be sloot Ver-Hüell den Overste St. Jdst met oen detachement uit keur van soldaten bestaande naar Alkmaar te zenden, om aldaar de kas van den betaalmeester der 17e militaire divisie te lichten, waarin zich volgens stellige berichten 70.000 francs voor de bezetting te den Helder moesten be- viuden. (24 November St. Jdst wist deze zilvervloot behouden binnen te loodsen; in alle dorpen die bij doortrok waren de Oranjevlaggen uitgestoken en't kostte hem veel beleid en moeite, om ingevolge de bevelen van den Admiraal, elke schermut seling tusschen zijne soldaten en de burgers te vermijden. In een dorp zag by zich zelfs genoodzaakt zijn detachement in een kerk op te sluiten. Gedurende een geheelen dag vertoond* zich dicht onder de kust een Engelsch smaldeel, beslaande uit twee linieschepen, een fregat en twee brikken, met de oud-Hollandsche vlag in top en de Fransche daaronder, ten teeken dat Holland Frankrijk had overwonnen, en de Spaansche vlag aan den kruistop als symbool dat Engeland zich 't lot der Spaansche krijgs gevangenen aantrok. Tegen den avond ver wijderden zich deze schepen. Een gedeelte van de llottillo der Zuiderzee, onder den fregats-kapitein de Roth, en die der kusten van Friesland, onder den luitenant Dillié, kwamen voor het Nieuwe Diep teu anker. De geest onder de bemanning was slecht, enkele officieren en adelborsten waren reeds door 't scheepsvolk mishandeld. De Admi raal liet de schepen binnenloopen en nam officieren en adelborsten binnen de wallen van „Lasalle" op. Alom verspreidden zich te den Helder de geruchten, dat de Russen en Pruissen ons land binnenrukten en zich reeds te 't Zand bevonden. Officieren en schepelingen deserteerden in vaartuigen uit liet Nieuwe Diep of over land onder de kogels der voorposten. Naarstig deed de Admiraal voortwei ken aan den staat van verdediging der stelling. De Fransche soldaten beschouw den dit aardwerk als een minderwaardig baantje, speciaal geschikt voor galeiboeven, inzonderheid voor de Spaansche krijgsge vangenen. Hoewel zij niet slaagden zich er geheel aan te onttrekken, bleven toch een groot aantal personen door rang of stand van deze werkzaamheden uitgesloten. Beseffend dat ledigheid des duivels oor kussen is en voedzamen bodem vormt voor onzekere en overdreven berichten of praat jes van buiten, organiseerde de Admiraal onder deze personen een Keurkorps, dat hij gewoon met 't-geweer liet oefenen. Een Fransch dokter begon op een goeden dag al dat geöxcerceer te vervelen en deze ver klaarde dan ook onomwonden dat hij zich meer geroepen voelde om wonden te heelen dan om ze te maken, waarom hy ontslag vroeg uit 't Keurkorps. Yer-Huell ant woordde hierop„Ik ben Groot-Officier van ,,'t Keizerrijk, en als het er op aankomt, ,zal ik een der eersten zijn om den Fran- ,schen naam met eere te verdedigen en ,het geweer te hanteeren. Ik heb me in ,u vergist, u bent onwaardig lid van 't Keurkorps te zijn, ik casseer u van uw rang als Chirurgijn-Majoor en voortaan „zijt ge gewoon soldaat", 't Mocht niet baten of Overste St. Jdst en de Chef van den Geneeskundigen dienst Sper, trachtten ditmaal nog genade voor recht te doen gelden, ten bate van den „lijntrekker". Deze diende daarna als gewoon soldaat in !t gelid, en 't krasse voorbeeld bleek gun stig te werken. By de nadering der Kozakken werd de post aan de Groote Keet, bestaande uit de bemanning der brik „!e Genie", belast met afsluiting van 't binnenland, ingetrok ken. Dit detachement voerde bij terugkomst eenige gejutte koeien en schapen binnen de stelling mede, die echter later aan de eigenaars zijn vergoed. Op den 2en December werd Groote Keet door de Kozakken bezet, op 2 uur afstand der Fransche voorposten. Op dien datum bleek 's ochtends de post aan de barrière overgeloopen. Men vierde dien dag den Kroningsdatum des Keizeis, de schepen vlagden en de officieren begaven zich naai de receptie bij den Admiraal, 't Was verre van rustig te den Helder, men vreesde eene overrompeling door de Kozakken, wat den Helder met bombardement uit „Lasalle" en het eskader met verbranding zou be dreigen. 't Geschut van „Lasalle" stond op 't dorp gericht en de batterijen der schepen met schroot geladen naar de gebouwen van den Helder gekeerd. By gebrek aan troepen, door voortdurende desertie en pasporteering, werden „l'Ecluse" en „Falga" door de equipage der „Zoutman" ontruimd, de voor naamste werken door kruit vernield en de stukken vernageld. Dit schijnt echter zeer overhaast en onvoldoende te zijn ge schied, daar de Generaal de Jonge in zijn dag-verhaal van de blokkade rapporteert, dat op 10 Februari „de kazernen en barak ken in het door de Franschen weleer be- zette en nu verlaten fort „l'Ecluse" door den vijand met de zich aldaar bevindende ..materialen weiden verbrand en vernield"; 22 Februari geschiedde insgelijks met fort Falga". Op dien 2en December, terwijl de stelling nog geenszins gereed was eenen eventueelen aanval krachtdadig te keeren, bereikte den Admiraal de eerste sommatie van den Prins van Oranje, d.d. 1 December 1813, luidende: „Wij, Willem Frederiksommeren den „Commandant van den Helder, om zich met „de schepen en manschappen, onder zijn „commando staande, onmiddellijk over te „geven aan de Hollandsche natie, die Wij „op dit oogenblik het geluk hebben te „representeeren, en daar Wij niets vorderen „dan hetgeen Haai wettig eigendom is, „maken Wy staat op eene prompte vol doening, stellende Wy hem, Commandant, „verantwoordelijk aan God en het Vader- „land". Hierop antwoordt Ver-Huell 3 December, na zijnen Raad van Verdediging, bestaande uit alle hoofdofficieren van zee- en landmacht, te hebben gehoord, in Fran schen test: „Koninklijke Hoogheid! De „stelling, welke ik de eer heb tecomman- „deeren, is mij toevertrouwd door Z.M. den „Franschen Keizer. De krachten, waarover „ik beschik, zijn ten volle in staat om de „vlag, die van mijn schip waait, te doen „eerbiedigen door een geheel leger. Mijn „plicht, zoowel als die van alle dapperen, „die onder mijne bevelen dienen, gebiedt „ons tot 't uiterste te verdedigen. Vanuit „het centrale fort beheersch ik de vloot „en alle naburige werken en als Uwe „Koninklyke Hoogheid er prys op stelt de „vloot en dit marine-station, die van zoo'n „groot belang voor Holland zyn, te zien „gespaard, is het geraden, dat Zij bevel „geeft mij hier niet aan te vallen en de „grenzen van den Helder te doen eerbie digen, opdat slechts de uitslag der krijgs verrichtingen zijn lot beslisse. De heiligste „plichten van eer bevelen mij de stelling „te verdedigen". Op 4 December verzendt Veb-Hdell een gelijkluidend schrijven aan den Commandant der Kozakken in Noord- Holland, by opzending van 13 Russen, die op de kust schipbreuk hadden geleden. Deze brief kwam in handen van den lui tenant A. Bezemer die, als hoogste in rang, hem doorzond aan den Vice-Admiraal Ver doren te Amsterdam. (Wordt vervolgd.) UIT HET RUITER LAND. De eerste vraag is natuurlijkerwijzehoe it 't nu met den oorlog in den Balkan? En daar een jaist antwoord op te geven is niet gemakkelijk. Want nog altyd spreken de berichten elkaar tegen. Als een der vier oorlogvoerende partyen van een overwinning seint laat de Tnrksche regeering berichten pnbliceeren van „een aanval die werd afge slagen en den vijand op groote verliezen te staan kwam". We weten reeds dat de Tur- hunne nederlagen slechts druppelsge wijze bekend maken. de oorlogscorrespondenten daD, wat die? Als we de brieven van die 3n lezen mag men wel zeggen dat ze voor hun pleizier uit zyn. Ter kenschetsing van hun toestand volge hier een gedeelte uit een brief van den oorlogscorrespondent van de „Daily Chronicle", die in bet Tnrksche hoofdkwartier zit, maar de Tnrksche auto riteiten wist te verschalken en een brief te CoDStanza in Roemenië deed posten: „De zes-en-dertig vertegenwoordigers van Enropeesche nieuwsbladen, die hier (in het Tnrksche hoofdkwartier) zyD, kunnen feite lijk worden beschouwd als gevangenen in het kamp van Abdoellah pasja. Dat iB een ernstige sohending van het internationale recht, daar de Tnrken met hier menschen vasthouden, die niet tegenover hen hebben gestaan, n onzer, eenEngelschjournalist- fotograaf, deze behandeling van de militaire auto riteiten begon te vervelen, vroeg zyn paspoort. ook dit werd hem geweigerd en zelfs bedreigde men hem met arrest, wanneer hy ra poging mocht doen om te ontsnappen. Toen wy aankwamen, verklaarde het Tnrksche ministerie van oorlog zich bereid om aan de oorlogscorrespondenten verlof te »even met het leger mede te gaan en be- oofde het hun allerlei faciliteiten. De minis ter verklaarde zelfs zeer gesteld te zyn op de aanwezigheid der correspondenten, daar het leger niets te verbergen had en geen kritiek vreesde. Hy beloofde te zullen zorgen, dat de correspondenten hnnne telegrammen,' nadat zy door den censor gezien waren, zonden kunnen verzenden, maar deze belofte word evenmin gehouden als die omtrent de hervormingen in Macedonië. Do Turken hebben zich dus eerst schul dig gemaakt aan trouwbreuk eu zyn daar na nog vorder gegaan door te trachten En- gelsche, Fransche, Russische, Oostenryksche en Duitsche non-combattanten van hnnne vrijheid te berooven. Nadat wy twee dagen lang in een trein hadden doorgebracht, kwamen wy eindelijk hier en werden hier neergekwakt in een concentratiekamp op veertig mijlen afstand van het kamp, waar wy behandeld worden als gevangenen en Bcherp bewaakt door militairen. Wy mogen het kamp niet ait en zonden dat ook niet kannen, want wy zjjn dag en nacht omgeven door een cordon schildwachten. De autoriteiten verklaren, dat dit niets anders is dan een preventieve maatregel om ons te beschermen tegen de soldatesk». De telegrafisten alhier beweren, dat de gecensureerde telegrammen door de militaire autoriteiten naar Konstantinopel worden ver volgens zyn meening echter worden zy heel laat of in het geheel niet geëxpedieerd. Aan wien eigenlijk de onduldbare toestand te wijten is, valt niet uit te makeD. De conEor schuift de schuld op den opperbevelhebber deze verklaart op zyn beurt, dat het ministerie van oorlog verantwoordelijk moet worden gesteld voor de slechte behandeling, die wij ondervinden. Enkele faciliteiten, die ons toegestaan worden, zyn van ongeveer denzelfden aard als die, welke in de gevangenissen als be looning voor goed gedrag worden toegekend. Zoo werd ons gisteren medegedeeld, dat wy tweemaal per week in het Fraosch aan onze familie mogen schrijven, maar dat de brieven aan zeer strenge eensnnr onderworpen zullen "ln. Niet ontwikkelde films mogen in het geheel niet worden verzonden." Ook prettig dat alles, nietwaar Omtrent het gevecht by Loele Boergas wordt aan de „Reichspost" te Berlyn bericht: „Woensdagmorgen vroeg ondernamen de Bulgaren met sterke krachten, die zy ge deeltelijk betrokken hadden, door geforceerde marschen, van de afdeelingen, die Adrianopel omsingelen, een aanval op het centrum van de vyandelyke posities der Turken. De aan val was gedeeltelijk gericht op de Zuidelijk van de straat Kirk Kilisse Wisa staande Tnrksche troepen, gedeeltelyk op de ver schanste posities der Turken Noord-Westelyk van Loele Boergas. In de eerste uren van den middag begon de algemeene terugtocht der Turken op de linie Loele Boergas-Beresköj langs den spoor weg. De Bulgaren begonnen direct met de achtervolging- en zetten deze met buiten gewone energie ook in dea nacht voort, hetgeen den terugtocht der Turken deed ontaarden in een wilde vlucht en in vol komen desorganisatie. Gelyktydig hadden dn Bulgaren op den eigen linkor vleugel Z.-O. van Banar Hissar de Turken volkomen om singeld, en by het aanbreken van den dag op Donderdag volgde op de linie Urum-Wisa de beslissende aanval op den rechter vleugel der Turken. De Turken, die door de vorige govechten ontzettend geleden hadden, konden byna geen tegenstand bieden en hun terugtochtslinie over Sarai pry'Bgevend, gingen zy in byna volkomen desorganisatie in haast direct Zui delijke richting naar Tsjorloe terug." Adrianopel schijnt nog niet gevallen; dat schijnt echter een questie van eenige dagen te zyn, daar bericht wordt dat de stad nog slechts enkele dagen levensvoorraad heeft. De Tnrksche bezetting wordt op 40.000 geschat. Sedert gisterennacht (I Nov.) heeft verschrikkelyk gevecht met afwisselend suc ces by de Maritzabrug by Marasj plaats, waar de Turken met buitengewone hardnek kigheid vechten en steeds weer nieuwe strijd krachten in het gevecht brengen. Dit is het bloedigste gevecht, dat de Bulgaren tot nu toe voor Adrianopel te leveren hadden. De Bulgaarsche troepen toonen ook in dit gevecht een bewonderenswaardigen moed. In de dagen voor den beslissenden slag werden krachleo, die men te Adrianopel kon missen, naar het hoofdkwartier gezonden en toen ik in de laatste Octoberweek op weg naar het front Moestafa pasja passeerde, zag ik ook daar onafgebroken nienwe troepen in do richting naar Adrianopel trokken. Waarschijnlijk wordt thans, nadat het Tnrksche hoofdleger z:io goed als vernietigd is, het insluitingscorps voor Adrianopel krachtig versterkt en zal do aanval op de vesting met verhoogde energie doorgezet worden." Uit Belgrado wordt door Reuter geseind dat volgens betrouwbare berichten uit Priz- rend de Serviërs op 31 October die stad hebben vermeeaterd. De Grieken hebben een stout stuk onder nomen, een aanval op een Turkschen kruiser in de haven van Saloniki, een aanval die schitterend geslaagd is, naar ook nit Kon- stautinopel wordt toegegeven. De aanval op dtn Turkschen kruiser „Feth- I-Bulend" werd ondernomen, omdat de Tnrk sche kruiser van de westzijde van de haven de tegen Saloniki opmarcheerende Griekscbe troepen het lastig zoude kunnen maken. De onderneming zelf was zeer moeilijk en ge vaarlijk. Het groote Tnrksche fort Karaburnu, dat slechts 12 zeemijlen van de haven en van de stad verwijderd ligt, bemoeilijkte het bionenloopen in de haven. De wachtschepen hadden bij de minste verdenking den kruiser dadelyk kanoen waarschuwen. De zee is daar zeer ondiep. De bemanning van de Grieksche torpedoboot, onder aanvoering vau den jongen commandant Votsis, zette dus haar leven ep het spel. De torpedoboot stoomde binnen den tyd van slech'a elf unr van Katerini de golf van Saloniki binnen. Om half twaalf zond de boot nit een af stand van 150 M. drie torpedo's tegen den breeden kant van den Turkschen kruiser, één naar links, één naar rechts en één in het midden. Alle drie de schoten hadden het gewenschte gevolg. De kruiser legde zich op do rechterzijde. De torpedoboot wachtte het resultaat niet af, dooh keorde naar Katerini terug. Van Turksche zyde wordt bericht dat de equipage voor het grootste deel gered is. Van den Status quo" hoort men niet meer. De Bnlgaarsche zaakgelastigde verklaarde dat de regeering zal moeten zwichten voor den aandrang van 't volk en 't leger, dat naar Konstantinopel wil oprukken. Da oorlogvoerende partijen beschuldigen elküider over en weer van gepleegde wreed heden. licht waardig znllen maken om met zyn voor ganger Gleichman, den zeer-voortreffelyke en nog-niet-overtrofiene te worden vergeleken. Misschion werpt de stortvloed van 1918 ook hèm, O. van Nispen, van zyn hoogen zetel. Het avontnur nit Ommen is, door het bedanken, zich wijselijk terugtrekken door baron Aeneas Mackay Jr. wel minder gevaarlijk geworden voor wat Rechts zich van dat 1918 denkt, nog steeds voorstelt. Maar toch I Blijven we binnen do grenzen, ons-zelf ge steld in deze vluchtige week-meditatie. Wy hadden 't over de slagvaardigheid van in president Van Nispen. Toen, nadat Links vele dagen en uren had kannen volpraten, de heer Troelstra den grijzen heer De Savornin Lobman met interruptiën bostormde, pangde weer O. van Nispen's houten hamer. „Gy hebt alle gelegenheid gohad, te zeg gen wat n op het hart lag. Laat thans ook n anderen de kans Dat woord sloeg in. De heer Troelstra boog het hoofd en zweeg. Eere zy hem. WaDt hij beBefte, er kende, dat de strikt-onpartydigo voorzitter hier het gelyk aan zijn kant had. Niet door vertoon van autoritair schijn- gezag verovert men eene vergaderingtoont men waardig te zyn het oppergezag, de lei ding, in handen to hebben. Maar juist door toe te passen de zeer- verstandige methode, thans door den heer Van Nispen gebruikt. Om na praeses van ons Lagerhnis te zyn, inderdaad, dat brengt meer dan ooit in herinnering het rympje waarmee wijlen Judels eene halve eeuw geleden de harten veroverde „Schoolmeester wezen Dat is een slavernij". Zoover gekomen, legde de beroemde komiek eene hand op 't hart, trok een klagelijk ge zicht en neuriede verder „Veel liever zon ik nachtwacht z^n Dan was 'k bij dag nog vrij!" 't Is, woord voor woord, van toepassing op Parloments-praeses np to date Zal het verkeeren Ik heb er weinig kyk op en bitter weinig verwachting van Evenmin als prof. Troub gelooft, dat wy vóór het eind der een- of twee-en-twintigste eeuw zullen komen tot vermindering der defensie-uitgaven En do donkere dagen véór Kerst naderen En de Kamer praat, wandelt, delibereert, al-maar Triestige, weemoedwokkende vooruitzich ten en andera niet, eilacy I MB. Antowi"1. DE WEEK. 2 November. Tact IJa, dat is een wel zeer wonder baar ding. In de jongste dagen hebben de vroede vaderen der hoofdstad 't daar wel zeer druk over gehad, in verband met de houding van den hoofdcommissaris der hoofd stad, ook wel genaamd stalen Bart* Wat is tact De vraag lykt, in deze onze dagen, niet gansch en al onactneel. Is het bijgeval, wilde ik al vragen, wanneer het Parle ment, terwyl de natie snakt Daar de vervul ling v«n sociale hervormingen*, niet slechts uren en dagen, maar weken en maanden, straks nog meer, wydt aan de theoretische bespiegeling van doisendmaal- en-een geponeerde, aan de orde gestelde vragen Is 't tactvol, wanneer, terwyl in Begrootingstiid eigenlijk met elke minnnt moet worden gevochten, men in de colle- giën der vroeden van grootere en kleinere gemeenten allerlei zeer-principiëele vraag stukken aan de orde stelt, zooalsof de burgemeester moet worden benoemd door de Kroon of wel door den Raad En tien tallen principiëele vragen meer Heeft dit eenig verband met tact? Ik vraag slechts. In het Nederlandsche Parlement is thans iemand belast met de leiding der vergade ringen, die naar mjjn innige overtuiging zeer goed en duidelijk begrip heeft van wat tact beduidt. En tevenseene zeor heldere voorstelling van zyne taak en zijn plicht als president van het Parlement. Dat is, wil ik toch even aanstippen, in de afgeloopen weok zeer helder aan den dag gekomen. De schrandere, zeer bekwame afgevaar digde van Zaandam, Schepen Dnys, had scherpe kritiek geoefend op het wiskundig rapport van prof. Kluyver, zich daarbij zeer terecht beroepend op de verantwoorde lijkheid van den minister. Dat was zijn recht. Toen werd minister Talma warm, nydig, verontwaardigd. Wyl de heer Dnys dat rapport aanviel Volmaakt ten onrechte, niet waar De voorzitter, de Njjmosgsche heer Van Nispen, zweeg dan ook. "Toen werd 't minister tè-erg. En hy strekte z'n rechterarm dreigend uit »ar den Zaandammer. Verbood hem, den afwezigen prof. aan te vallen Pang 1De hamer van den voorzitter, tikte, met het eydig-ketsend geluid, met den antoritair-bonkenden klank, dien de heer Van Nispen aan zyn hamer weet to geven. Wat nn, Excellentie, gij waagt U op mjjn presidentieel gebied. Achteruit asjeblieft! Ieder op z'n eigon territoor. Gjj, ramp zalige, en veelgeplaagde, achter uwe groene tafel. Ik, thans veilig-geïsoleerd gezeten, hoog boven de veelbewogen vergadering des Par- lements, haas t-on genaak baar Maar, heer minister, gij zult niet op myn terrein komen I Toch had praeses Van Nispen gelijk. En betoonde hy ook hier tact, in het scherp-omlijnec der bevoegdhedon van elke autoriteit. Inderdaad, over tact en tegenwoordigheid van geest gesproken, deze praeses Van Nispen vertoont eigenschapper, die hem al' DIT DB HBLDBRSGH8 SAMBNLBYIM6. Door P. N. v. R. Kolenzoekers. VII. «Maar Miene kind, je maakt je kwaad voor niets." Om Diets Noemt u dht om niets 't Is wat moois I Ik sloof me hier nit met 't werk en n, n doet net'als de kleine kinderen, die stout en ondeugend alles weer bederven." Komnan, nu maak je het toch een beetje al te erg. Wil je binnen maar gaan dekken en ook hier voor twee personen." Voor twéé personen Hoe heb 'k het nou met u Wie moet hier dan nog meer eten M'n vrijer Maar die heeft de wacht, die is vanavond geen passagier en die «Die krijgt volop aan boord, Miene. Toontje daarentegen last wel wat en voor hem moet je aanstonds maar eens royaal opscheppen." Miene maakt rechtsom-keer. En als ze langzaam wegschommelt om de tafel gereed te maken, dan mompelt ze by zichzelve 't Wordt al fraaier, nou moet 'n fatsoenlijk mensch met zoo'n opraapsel aan tafel zitten." oogenblik is alles stil en hoort men slechts bet eentonig getik van de keukenklok. Onwillekeurig had Toontje geluisterd naar de bitse woorden van Miene, die de ellende schuwde en haar liefst van verre hï Bleek, met starende oogen en vast opéén- geklemde lippen, de armen slap langs 't ljjf haDgend on het hoofd voorover gebogen zat by een tydje roerloos op zyn stoel. Wat ging daar om in dat jeugdige brein? Zonder zelf te weten welk gevoel hem bezielde, was hy ;an 't oogenblik dat men hem hier bracht gelnkkig geweest. Met schroomvalligen bied zag hij op tot zyn weldoenster. De weldadige uitwerking van haar zachte Dieren en vriendelijke belangstelling hadden hem onweerstaanbaar aangetrokken. En zyn dankbaarheid en bewondering jegens haar waren onvermengd en zuiver. Maar die ruwe, opvliegende Miene nee, 't was vreemd en onverklaarbaar instinctmatig boezemde zy hem antipathie in. Zy, kruidje-roer-my- niet, maakte hem zenuwachtig on gejaagd. In een oogwenk vloog hem al het bloed naar 't hoofd wanneer hij in haar nabyheid was. Gek toch, die prikkelbaarheid. Doch haar scherpe en snijdende taal kwetste zyn jong gemoed, waarin een snaar trilde, die, zachtkens bewogen een heerlijken toon voort bracht, maar een schrille dissonant liet hooren, zoodra zy ruw werd aangeraakt. Nog zat Toontje in gepeins verzonken keek doelloos voor zich uit, toen Mieno weer verscheen om een hagelwit laken ovi de tafel te spreiden. Haar gelaat is van rood min of meer violet geworden en herhaalde lijk hnmt en kocht ze, totdat eindelyk de laatste schotels, gehuld in een wolk geurigen damp, zyn aangebracht en de juf frouw met tact en vrouwelijke behendigheid Toontje aanmoedigt om uit de benauwende verlegenheid te geraken. Voordat hy goed en wel weet wat er met hem gebenrt, heeft ze den jongen met stoel en-al opgenomen dichterbij geschoren, zoodat hy oen bekoring van vreemd-stil en wyd geluk over zich voelde komen, toen-ie plots tegenover de kruimig dampeudo aardappels zat, vlak bij een groote sauskom, een schaal appelmoes en een pan met gebraden vleesch. Miene slaakte heimelijk een zucht vaD verlichting, toen de juf zelf haar kleinen gast bediende, want s(j had dat jong gewoon weg laten toekijken. «Zeg, lust je eendvogel?" Dht werkt machtig. Eendvogel? Wat is dat eigenlyk Hy heeft wel eens een heele zwerm op 't water zien vliegen en fladderen als-ie op den dyk, aan den zeekant aan 't spelen was. Maar hoe ze smakon Nee, daar weet-ie niemendal van. Zyn oogen worden groot van verbazing als hy zoo'n geplukt beest lekker bruin gebakkon en dryvend in 't vet, byna onder z'n neus ziot. Werktuigelijk en vol begeerte greep hy al vast Daar zyn vork on, niettegenstaande een driftigen wenk, een borende, priemende oog opslag van Miene, rekte bü den hals naar voren om met kinderlijke vrijmoedigheid hei wonder te bespieden. Ja, ja, die lust hij graag, dolgraag, en, ofschoon Miene hem een tweeden hatelyken blik toewerpt, pakt hy haastig zyn bord met twee handon vast, tilt het met mannenmoed naar den kant van de juf on terwijl deze er een flink hompje haalt hy een paar maal diep adem en glydt een nauwelijks hoorbaar «dank n" van ,ün lipp.D. Weer spalkt Miene kwaad aardig de oogen op dep guizigen indringer, maar Toontje, wiens vreoze na dit hartelijk onthaal voor een groot deel was geweken, greep met vlugge vingertjes zyn vork en toen z'n bord haast overladen was begon hy on- neerd te smullen. Nimmer zag de juf kind zoo dapper happoD. Maar Miene vond dat het schorem stond, zoo'n bord-vol grootendeels met jo handen leeg-eten. Zy gevoelde zich beroerd onder dat ongemanier de kan wen en smakken en haar gezicht was zuur vertrokken van ongedurigheid. Foei, wat een brutaal sinjeurtje. Zonder aarzelen ging een tweede bord er in, een oDmetelyke berg, waarvan de lucht een fatsoenlek mensch al te voel is. Hoe is hot in 's hemelsnaam mogelijk, dat een straatjongen zoo vreten kim. Ja, v-r-o-t-e-d, want het is by de beesten af. Gande hy zich wel een minnnt rnst? Nee. 't Was gedurig haast-je-rep-je. Straks barst hij nog. En wie weet wat zoo'n over voeding bier nog brengt. Misselijk en brakeD, dat je er compleet naar van wordt. En daar zit de juf nou nog wel met een dikken traan van wee in d'r oogen naar te kijken 1 Is het niet Godgoklaagd Mieno was aldus in stilte ziedend-kwaad, had zeer veel lust er vandoor te gaan, voor goed! Zoo'd kwajongen kon 't feitelijk niet helpen, maar het was de schnld van znlk maltentig volk. Zóó trachtte zy zich in d'r eentje op to winden, doch haar vermoeide zenuwen wil- zich ten slotte niet meer spannen, zy voelde zich slap en futlooz, geneigd tot hnilen en erbarmelijk zelfbeklag. Ze zou ze zou geen notitie meer nemen van Tood, wien de verkwikkende spijzen zoo goed doen, dat hy waarlyk hcelemaal vorgeet hoe Miene wel over hem denkt. Hy eet zwygend voort. Alleen het getik van zijn vork op 't bord is hoorbaar. Nauwelijks heeft hy alles schoon genuttigd, of de oplettende juf biedt hem opnieuw een malsch stokje vleesoh aan. 't Moet er in, heeft ze gezegd. Met schaap achtig gezicht, met uitpuilende oogeD, mot een trek van afgrijzen ziet Miene toch nog oven naar Toon ze kon 't niet nalaten. Bah, wat 'n vreetzak 1 Toe maar, stomp het er inl Meteen stikt-ie nogl Maar Toontje doet net of ze ar Diet is. Hy hoort en ziot Hy proeft daar alweer van een verscho portie, blazend als een Noordkaper. Zyn gelaat wordt onrustbarend vurig, by glimt een tomaatappel en 't zweet breekt hem van alle kanten nit. Hy heeft driemaal aardappelen en twee maal eendvogel gekregen en volop vet. Toch eet hy niet langzaam, mot lange tandeD, zoo als iemand die genoeg hoeft. Integendeel, het is of zyn maag van geen verzadiging weet. De jnf, die bescheiden toezag, mnar geen stil oogenblik liet voorbijgaan om hem tci toetasten te dringen, wierp nog eens wat aan groote dobbelsteenen gesneden en hard ge braden stukjes vleesch op zyn bord, benevens flinke hoeveelheid appelmoes, datachyn- makkelijk naar binnen gleed. En toen hij aan 't eind kwam en voor 't laatst nog eens langs den rand van zyn bord slikte, vroeg de juffrouw vriendelijk „Hadt je dat nooit geproefd?" Toontje grinnikte, alsof hy wilde zeggen dat kan je begrijpen! ,,'k Dacht eerst dat hot strocp was," zegt hj} iets later. „Stroop „Ja, die haalt m'n moeder in een potje, als we geen boter voor 't brood hebbeD." „Krygen jullie dsn niets anders dan brood met stroop „M'n moeder eet d'r eigen brood op." „Haar «igen brood „Wat ze meeneemt uit de werkhuizen." „En is dat dan beter „Nou, of daar zit altijd wat op kaas of vleesch of worst." „Eu geeft je moeder daar nooit iets van weg „Nooit. Moeder zegt, dat brood met stroop al mooi genoeg is." Met zaamgetrokken wenkbrauwen ziet de jnf naar Miene, die oen snellen wenk krygt om voor het nagerecht te zorgen. Een over heerlijke pudding moest en zon geproofd worden en toen Toontje met zyn respectieve vork een aantal figuurtjes naar den mond had doen wippen, vroeg de juf hem goedig: „Wil je nog een paar stukjes Een blos Ideurdo Toontjes wangen. Hy heeft genoeg, méér dan genoeg. Maar daar schiet hem opeens wat te binneD. Hy denkt aan zyn broer Bart. Zou die vanmiddag róó- v ©él hebben gehad Geen Bprake van. Mis schien een opgewarmd lesje van den vorigen dag, misschien wel niets. En als Bart nu eons zyn bnik mocht vullen als hy nn eens zijn hart ophalen, al was 't maar aan een klein brokje van die taart. Daarom antwoordde hij niet, maar blikte stuksgewijs naur hot over schot pudding, dat in zjjn nabyheid stond, „Als je nog trek heb zeg het muar gerust. KomaaD, wou je graag?" „Mag ik het dan meenemen, jnfironw „Meenemen voor wie „Voor m'n broer Bart, juffrouw". Deze laatste woorden van Toon maakte Miene zóó woedend, dat ze aschgrauw nit de deur stortte, die wild rinkelend aohter haar dichtviel, en als eonig antwoord op 't onrust geroep van de juf, pruttelde zy „Die satan- sche jongen is non nog niet cons tevreden. Wat heb 'k je gezegd Brutale lui, die je tot 't hemd uitkleeden." (81ot volgt.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1912 | | pagina 1