KLEINE COURANT 't Vliegend Blaadje voor HeldorTexel, Wieringen en Anna Paulowne. GEWROKEN. No. 4155. Woendag 4 December 1912. 40ste Jaargang. 't Vliegend Blaadje p. 3 m. 50 et, fr, p. post 75 ct, buitenland 11.25 Pre- Zondagsblads 371 45 0.75 miëa Modeblad 11 i 65 i i i 75» 0.90 (Voor het bnitenlaad bij <rooruitbetaling.ï AdTerleaUia san 1 tot 5 regels (bij vooruitbetaling) 80 cent Elke regel meer6 Be wijs-exemplaarij Vignetten en groote letters worden naar plaatsruimte berekead. Intare.- Telafoon SO. Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag. UitgeverO. DE BOER Jr. (v./h, BERKHOUT L Cs.), Helder. Bureaux: Spooretraatgea Koningatraat. Eerste Blad. W. G. DE BAS, le Luitenant der Vesting-Artillerie, gedetacheerd aan de Hoogere Krijgsschool. XL Op den 25en Maai t landde aan den zee dijk te den Helder een klein visschersvaar- tuig; een visscher sprong er uit met het Legioen van Eer op de borst, in wien men Vkb-Huell's kranigen adjudant begroette, die bevelen bracht uit Frankrijk. De Keizer gelastte den Admiraal het beleg nog zes weken vol te houden, daar hij dan zou worden ontzet. Grooten lof werd hem toe gezwaaid door Napoleon en diens Ministers over zijn standvastig een manmoedige hou ding. De bulletins uit Frankrijk gewaagden van zegepraal en voorspoed der Keizerlijke legerscharen, wat Veb-Hüell ter goeder trouw moest aannemen en in Davolging van Frankrijk, op last van den Minister van Marine, moest salueeren met 101 scho ten, ten teeken dat Napoleon en zijne legi oenen nog geenszins waren overwonnen. De reden dezer kanonnade met eene kleur rijke schildering van Ryk's gelukkig vol brachten tocht werd door den Maire Westeb- holt op 25 Maart den Generaal de Jonge bericht. Diezelfde Ryk nam later ontslag uit Franschen dienst en keerde naar Holland terug, waar hij langen tijd geene Staats betrekking kon krijgen. Koning Willem I wist echter de vijandige stemming jegens hem uit te wisschen met deze waardige woorden: „Mannen, die den eed eerbiedigen „zijn en zullen steeds blijven steunpilaren „van den troon. Thans zweert hij mij dien „eed van trouw, ik kan dus op hem bou- „wen, hij zal dien eed nimmer breken". Achtereenvolgens benoemd tot Kapitein ter zee, Gouverneur van West-Indiö en Vice- Admiraai, werd hij ten slotte Minister van Marine en bewees Vorst en Vaderland be langrijke diensten. Op den 14en Februari veroorloofde de Admiraal aan eene deputatie van Texel binnenslands te gaan, om de Nederlandsche Regeering in kennis te stellen van den toestand op 't eiland. Ofschoon Ver-Huell reden genoeg had zich ontevreden te toonen over het gedrag der eilandbewoners, wilde hij hen geenszins beletten in verbinding te treden met hun gouvernement en liet het gezantschap ongestoord hunne reis ver volgen. Reeds den Wen Februari „wierd op order „van den Generaal de Jonge, uit het thans „verlaten Fransche fort „Valga", tusschen „de linie der wederzijdsche voorposten ge- legen, alle de losse materialen en beddingen „voor de aangelegde battery aan de Grote „Keten benodigt, met 8 wagens en zonder „dadelijke verhindering weggehaald". Daar hij den vijand wilde beletten, zich in het onvoldoend geslechte werk „Dufalga" vast te nestelen, beval Veb-Huell op 22 Februari het fort gedurende den nacht verder te vernielen en gelastte den Overste St. Jüst, tot dekking van 't detachement, met de slechting belast, eene demonstratie uit te voeren tegen de voorposten. Deze keerde met zijn 150 manschappen omstreeks 4 uur 'soohtends binnen de stelling terug, zonder een schot te hebben gelost; het fort „Dufalga" was vernield. Op dienzelfden datum liet de Admiraal eenige loodsen en andere gebouwen aan den Zeedijk bij den Helder afbreken; waarschijnlijk zijn dit de koepel en heiningen van 'sLands werk plaats en 't arsenaal geweest. Na eene aanhoudende vorst sedert 15 Februari begon het 22 Maart te dooien. Allerlei geruchten deden in den Helder de ronde: dat de Admiraal voornemens was zich met de bezetting in te schepen op de fregatten „Meuse" en „Issel", om zoodoende eene Fransche haven te bereiken; dat hy van plan was het eskader in brand te stekendat hij 't bevel zou overgeven aan Generaal Mayeb en met de overgebleven Hollandsche officieren zou vertrekken en anderen onzin. Deze praatjes verwekten zooveel onrust in de gemeente, dat eene deputatie, bestaande uit den Maire van Westehholt, den baljuw van Hebwebden en den predikant de Koning naar „Lasalle" werd afgevaardigd, om den Admiraal te smeeken, van deze plannen af te zien. Deze glimlachte over deze beuzelpraat en wist spoedig aller vertrouwen te herwinnen. Ter loops zij hier de merkwaardige omstan digheid vermeld, dat reeds in een rapport der politie Yan 't jaar 1811 de Maire van Westebholt door den Préfect van politie te den Helder met een twintigtal andere in gezetenen wordt opgegeven als pro-Engelsch en anti-Fransch gezind en dientengevolge onder voortdurend politietoezicht gesteld 1 Zoodra Veb-Huell na den terugkeer van Ryk besliste bevelen des Keizers had ont vangen, werd den Commissaris-Ordonuateur der Marine de Fbigny gelast een algemeen onderzoek in te stellen naar de hoeveelheid en hoedanigheid der levensmiddelen. Dit onderzoek wees een diefstal uit van 28 vaten levensmiddelen, die bij een der in woners te den Helder waren verborgen, en die in beslag genomen werden. Verder bleek het gezouten vleesch en spek, bestemd voor 't fort „Lasalle", meerendeels bedorven; er waren nog voor 4 maanden vivres aan wezig, als 't gewone rafcion bleef gehand haafd, voor 5 maanden, als dit gedeeltelijk werd verminderd. Tot overmaat van ramp bleek het eenige drinkwater in den grooten regenbak van 't fort met zoutwater ver ontreinigd. Het grachtwater aan de zijde van Huisduinen werd nu onderzocht en bleek bij filtreering geschikt voor koken der spijzen. Weer gaf Veb-Hüell in dezen zelf 't voorbeeld, door aan tafel nooit anders dan dit water te gebruiken. Er werden een groot aantal watervaten, gevuld met put water uit Huisduinen, van 't eskader naar 't fort overgebracht, zoodat het gevaar van drinkwatergebrek vooreerst was bezworen. 10 Maart vroeg de Maire van den Helder, ingevolge een verzoek van 't Ministerie van Marine, den Admiraal vergunning het kust- vuur op het „Kykduin" weer te ontsteken. Ver-Huell stond dit verzoek toe onder contröle van den commandant van „Mir- land". Dit verschijnsel duidt er op, dat de omwenteling in ons land meer en meer vasten vorm begon aan te nemen. Toch bloef de Admiraal trouw aan de bevelen des Keizers, welke Ryk hem had gebracht. Wilde hij echter tot 't einde toe op zijne soldaten kuunen vertrouwen, dan moest hy in staat worden gesteld hunne soldijen ge regeld te betalen. De 70.000 francs uit de kas van den betaalmeester te Alkmaar waren reeds lang verteerd; zoo ook eene geldleening van 20.000 francs, die de Ad miraal reeds 7 Januari had uitgeschreven onder de inwoners van den Helder en Huis duinen in wissels op de Fransche Ministeries van Oorlog en Marine, waarvoor hij zijne eigen middelen had borg gesteld. Deze leening bleek aanvankelijk bezwaarlijk te kunnen worden volteekend, ondanks alle moeite, die de Municipale Raad zich ge troostte en niettegenstaande de Burge meester zelf 't voorbeeld gaf, door voor 1000 francs te teekenen. Den 13en Januari werd die leening verplichtend over bepaalde ingezetenen omgeslagen en later geheel ver goed. Een onderschepte cijferbrief van den Commandant der belegerde vesting Naarden, dd. 22 Maart gevonden op het lijf van eenen gevangen genomen spion Mulleb, onder officier van het voormalige regiment van Waldeck, wijst uit dat de Admiraal getracht heeft, flnancieele hulp van deze zijde te erlangen, waar het echter met de geldmid delen even slecht bleek gesteld al3 binnen „Lasalle". De Commandant van Naarden antwoordt in 't Fransch dd. 19 Maart: „Ik lees tot myn spy't, dat u geldgebrek „hebt; 't is me niet mogelijk u te helpen, „daar ik zelf genoodzaakt ben de tracte- „menten der hoofdofficieren en van de helft „der officieren in te houdende soldij van den „troep is zelfs tot 1 Augustus uiterlijk niet „verzekerd". 24 Maart bezocht de Souvereine Vorst persoonlijk met Generaal de. Jongh de voorposten der Holldndsche troepen tegen den Helder. Den 29en Maart vertrok eene deputatie uit den Municipalen Raad, be staande uit de heeren Pieteb KoBPF,adjuuct- maire, Anthony van Hanxleden en Simon Riekels, Municipale Raden en clercq FbansBoomsma naar den Souvereinen Vorst. Hunne instructie luidde deels als volgt: „De deputatie zal zich adresseeren aan „den Heer G. F.Vebschodb, Arrondissements „Commissaris en den heer Commandeerende „Generaal de Jongh, aan dezelven verzoeken „alle mogelijke railigatie en ophef van t' „verbod van communicatie met de niet door „militairen bezette Gemeente Helder en „Huisduinen en trachten te verkrijgen per missie totinvoer van eenige voor ons hoogst „benoodigde goederen en met dezelve zoo danige schikkingen te beramen als noodig ,mogt geoordeeld worden, ten einde voor te „komen, dat hiervan geen misbruik ten „voordeele des vyands in de forten gemaakt „kan worden. „Dezelve zal met zich nemen alle de „wissels, welke de Maire voor de gedane „leverantien der Gemeente als anderzints „van den heer Admiraal Veb-Heull heeft „ontvangen en thans bedragende totaal eene „somma van acht en zeventig duizend zeven „honderd twee francs en vier en negentig „centimes ten einde door hun Edelens, na „best bevindt en oordeel ten meesten nutte „der Gemeente vernegotieerd te worden, „waartoe hun onbepaalde volmagt wordt „gegeven en noodig oordeelende den raad „en adsistentie van den heer G. F. Ver schuur of Commissaris van het Departe ment te verzoeken. „Aan Z. K. H. onzen Souverein, zoo „audiëntie bekomen, voorgedragen de blijd schap, welke de ingezetenen dezer Gemeente „gevoeld hebben over de mare van deszelfs „terugkomst en bevrijding van het Vader hand, dat de .nabijheid der nog door den „vijand bezette forten hun belet heeft daar- „van eerder blaken te geven, wenschen „spoedig onder deszelfs vaderlijk bestier te „komen. „Dat openlijk alhier geene inzameling „van penningen tot eene vrijwillige offer- „hande in de behoeftens van 't vaderland, „thans geen plaats kunnende hebben, de „deputatie niets meerder als 't geene in „hun vermogen was, thans konde doen; „verzekerende Z. K. H. de ingezetenen „dezer gemeente geen opofferingen te groot „of te zwaar zullen rekenen, als noodig tot „herstel van 't Vaderland en luister van „deszelfs bij alle Nederlanders geliefd vor stelijk Huis mogte of kunnen zijn. „Indien de gelegenheid hun daartoe voor- „komt 't Ministerie nogmaals te onderrichten „wegens de enorme pretentien voorge- „nomene en nog onbetaalde Landerijen en „gebouwen voor de forti-ficatien en mari- „tieme werken en deszelfs protectie solli- „citeeren tot verkrijging van betaling. „Actum Helder, 27 Maart 1814". (Wordt vervolgd.) larine-Begrooting. (Voorloopig Verslag.) Beleid van den Minister. Algemeen gaf men zyne iostemming to kennen met de opvatting van den Minister, dat geen gel den behooren te worden aangevraagd voor den bouw van marinematerieel voor Iodig, nu een Staatscommissie is benoemd, onder meer tot opdracht hebbende het instellen van een onderzoek naar de wijze'waarop de verdediging van Indië in de toekomst zal moeten worden georganiseerd. Over de vraag of de Minister goed doet vast te houden aan het door zyn voorganger voor nieuwen aanbouw noodig geacht be drag van 4.2 millioen en dit byna geheel te bestemmen voor do verdediging van Ne derland, waren de meeningen verdeeld. Vele leden konden zich in beginsel met dit voorstel vereenigen. Echter betwijfelden eenige leden, of de Minister by zijn voorstel wel rekening heeft gehouden met het feit, dat spoedig op de eene of andere wyze zal moeten worden voorsien ia de vervanging van de schepen van het type »Kortenaor". Dit pnDt was h. i. van te meer gewicht, nu by de Mem. van Antw. betreffende het wetsontwerp tot instelling van een fonds ter verbetering van de kust verdediging nitgaven voor materieel uitgeschakeld waren, 's Mi nisters voorganger wenschte de schepen van het type „Koningin Regentes", alsmede Hr. Ms. pantserschip »De Zeven Provinciën" voor die vervanging in aanmerking te laten komen. By sommigen dezer leden stond het in- tusschen geenszins vast, dat dergelijke sche pen voor de verdediging van Nederland ge schikt zyn en zy zonden, nn het vraagstuk van de verdediging van Indië aan een nauw gezet onderzoek wordt onderworpen, tevens ernstig willen zien overwogen of het niet aanbeveling verdient deze schepen, als zy blijken noch voor die van Nederland bruik baar te zyn, van de hand te doen. Sommige leden vroegen o. a. of het niet voorzichtiger ware zich thans te beperken tot hetgeen strikt noodig is en hetgeen rest van de te besteden som van 4.2 millioen te reserveeren voor de volgende begrooting, wanneer de S:aatscommissie hare meening zal hebben kenbaar gemaakt? Sommige andere leden hadden principieel bezwaar tegen 's Ministers beleid ten aan zien van zyne aanvraag van maerieel. Zy oordeelden het voorzichtiger op de nog niet vastgestelde organisatie Diet vooruit te loo- penNaar hunne meening zon later zeer wel kunnen blyken dat het nu voorgestelde mate rieel in een ander stelsel niet pazt. Anderzijds werd er echter op gewezen, dat wanneer elke aanbonw thans werd ge staakt, groote achterstand zonde ontstaaD, een achterstand die te bezwaarlijker kon worden indien de voorstellen der Staats commissie, hetgeen toch niet ondenkbaar is, nog grootere eischen aan de schatkist znllen •tellen dan waaraan tot dusver reeds moest worden voldaan. Omtreat den stand van de werkzaamheden der Staatcommissie zonde men gaarne wor den ingelicht. Vele ledon betuigden hunne voldoening er over dat de Minister op grooter schaal overgaat tot opruiming van verouderd mate rieel. Gevraagd werd of 't naar 'e Ministers meening geen aanbeveling verdient de her stellingen der in Indië verblijvende schepen aldaar te doen plaats vinden. Men meende dat de werkplaatsen te Soerabaja thans voldoende daartoe waren ingericht. Met voldoening had men uit het antwoord, door den Minister gegeven op de vraag des tijds door den heer Van Idsinga gesteld in zake de leverantie Skoda gezien, dat de cononrrentie met Krnpp open blyft, maar deze opvatting werd ook bestreden door degenen, welke met leede oogen hadden ge zien, dat men de firma Krnpp, welke steeds tot tevredenheid had geleverd, ontrouw werd. De prorfoemingen met ander geschut vonden deze leden ook te kostbaar wegens de slijtage aan de kanonnen. By voldoening wegens de benoeming van de commissie tot herziening der traktementen der onderofficieren en minderen, sprak men teleurstolling uit, dat niet tevens dc pen- sioensregeliag ter hand was genomen en geen minderen in de commissie zitting hebben in weerwil van het verzoekschrift van den Bond voor minder Marinepersoneel. M n vroeg naar de plannen tot vereeniging >r Departementen van Marine en van Oor- g. Enncrzyds was men met de plannen ingenomen, anderzijds werd gevreesd, dat het Departement van Marine niet in de meest gewenschte handen zon komen en ook werd gezegd dat men wachten zon tot de reorgani satie van de Indische zeemacht tot stand zon 7.\jn gekomen. Omtrent de nieuwe torpedobooten werd geïoformeerd naar de waterverplaatsing, de aanschaffingskosten enz. Sommigen wilden 4 ervan door torpedobootjagers vervangen. Omtrent de nieuwe onderzeebooten wilde men weten of deze op voldoende bemanning en reserve konden rekenen. Omtrent de >Wolf" en de iFret", waar van het rapport van hnn reis naar Indië niet voor de leden ter inzage kon worden gelegd werd gevraagd waarin de herstel lingen na de reis hadden bestaan of ze in de tropen bewoonbaar waren en zoo meer, omtrent de „Bulhond'' en de „Jakhals" of wel snel genoeg varen konden en het waar was, dat de ketels hooger werden be last dan toelaatbaar is, omtrent de onderzee boot II, of deze niet te zwaar was en waarom ze anders niet by de manoeuvres was gekomen. Is zoo werd ook gevraagd de reddings- lichter nog niet klaar? De commercieele boekhouding by Ryks werven had nog niet tot resultaat gehad, dat men een duidelyk inzicht kreeg in het bedryf; men zoo werd beweerd er heele- maal geen inzicht in. Als de werf te Am sterdam blyft, zou de boekhouding geheel als in het particuliere bedryf moeten zyn ingericht en het gansche bedryf zóó moeteD zyn, dat men met gewone particulieren in relatie kon treden, waardoor het gebrek aan werk zou ophouden. Een accontant werd gewenscht. Hiertegen werd opgemerkt, dat de werf beter deed door slechts by uitzondering voor particulieren te werken en men niet in bet KINDERTIJDSCHRIFT Verschijnt iedere 14 dagen en is overal gratis verkrijgbaar voor lederen kooper van SOLO Margarine a 45 cl. per pond. botsing moest komen met het particulier bedryf. Omtrent de overeenkomst met de Neder landsche Scheepsbouwmaatschappij werd ge vraagd of de Staat tegen risico gewaarborgd was en of na het einde van dit werk het overtollige volk op wachtgeld kan. worden gesteld. Andermaal werd een uitvoerige bespre king gewijd aan den geest onder het perso neel. Verschillende feiten werden genoemd, die zondon wijzen op een niet langer duld baren toestand. O. m. werd herinnerd aan den internationalen roeiwedstryd to Sbanghai, aar door do opzettelijke onthouding onzer atrozen Nederland een pover figuur maakte, aan de weigering van matrozen om gebruik te maken van het aangeboden geleide van officieren ter bezichtigirg van de merkwaar digheden van door hen bezochte steden, aan de afwijzing van aangeboden ontspanningen en versnaperingen op feestdagen en aan de bekende feiten voorgevallen aan boord van Hr. Ms. „De Rnyter": o.m. het overboord werpen van een mondstop van een kanon en van den stoel van den commandant. Vele leden spraken hnone afkeuring nit over deze gedragingen, vooral over de sabo tage aan boord van genoemden bodem ge pleegd. Verscheideno leden, die toegaven, dat ver schillende feiten daiden op een verkeerde gezindheid van het personeel, zochten de oorzaak daarvan in verschillende toestanden in de marine, welke reeds meermalen tot klachten hebben aanleiding gegeven. Tal van rechtmatige grieven werden veronacht zaamd. Verscheidene andere leden deelden niet de meening, dat de veronachtzaming van klachten en vooral de paesagiersregeling den geest onder het personeel zoo zeer hadden verslechterd, maar weten dit aan de actie van de leiders der vereenigingen, die feitelyk het personeel slechts ontevreden maakten en dienden voor propaganda van de sociaal democratische beginselen. Door eenige andere leden werd de Bond voor minder marinepersoneel in bescherming genomen. Aangedrongen werd op maatregelen tegen de hier bedoelde vereenigingen, o. a. het mogelyk maken van ontbinding, terwijl ook gevraagd werd een onderzoek naar gegronde grieven van het personeel. Inlichtingen werden gevraagd omtrent een sterfgeval te Soerabaja. Toen de zoon van den buffethonder der cantine aldaar cholera kreeg, zon do dokter van den torpedodienst zyne hulp geweigerd hebbeo, omdat de zieke niet tot de militairen behoorde. De haven dokter verleende geneeskundige hulp, doch kon geen medicijnen toedienen, wyl hij geen beschikking had over de apotheek van den torpedodienst. Men vroeg, of niet in zulk een geval, waarin hulp terstond noodig is, medicijnen van de schepen mogen worden verstrekt en op de diensten van marine dokters mag worden gerekend. Omtrent de voeding werden opnieuw door verscheidene leden klachten geuit. Gevraagd werd, wanneer de invoering van de militaire strafwetgeving kan worden tege moet gezien. Gewezen werd op de vele ontberingen, die Europecsche schepelingen hebben te verdu ren op de flottielje- en opnemingsvaartnigon. Door sommige leden werd bepleit, door an dere bestreden: ophoffiog van den verplich ten kerkgang aan boord. Gevraagd werd, hoe het staat met de ge legenheid tot oefening in het zwemmen. Men meende, dat moest worden voorkomen, dat schepelingen, die na beëindiging van hnn dienstverband niet voornemens zyn by te teekenen, kort vóór dat tydetip naar Indië FEUILLETOB. M) Handecoenr overlegde intnsschen, hoe hy in staat zon «tfn, zich te redden. Collivet had zich op een rotsplat uitgestrekt, Jacqnemin waakte alleen. Er was weer geruime tyd verloopen, toen Collivet eindelyk zeide „Hy moet inderdaad argwaan gekregen hebben, of by is onderweg omgekomen. In het eerste geval is hy thuis, en dan zal ik hem wel weten over te halen, dat hy de poging in den volgenden nacht waagt. Is hy omgeko men, dan heeft hij ons een kogel bespaard." „Het komt my in ieder geval het best voor, weer naar land te roeien. Daar kun nen wy opheldering vinden, wat er intns schen is voorgevallen." Zy maakten de boot los en roeiden weer naar het eiland Noumea terng. Maar hoe zon Handecoenr van die klip komen? Hy moest denielfden weg terugzwemmen, en wel spoedig, want de nacht zon naar zyn schat ting spoedig ten einde zijn, en dan volgt op deze breedte de heldere dag zeer spoedig zonder voorafgaande schemering. Hy wilde reeds in het water duiken, doch bleef eens klaps staan- Het lichten der zee hield op, en dit was voor hem een teeken, dat hy niet meer zooveel tyd had, om onder be scherming der schemering de kust te berei ken. Het werd na eenige minuten inderdaad lioht, en hg zag de kost van Noumea met alle by zonderheden duidelyk voor zich liggen. Hy moest zich dus noodzakelijk den ge- telen dag hier verschuilen; hy' kroop in een hol en sliep gedurende eenige oren zeer vast. Het gevoel van honger en bovendien een kwellende dorst wekten hem, maar wat hielp het? Hy moest gednldig wachten, tot de duisternis weer neerdaalde. Door uitput ting viel hij eindelyk weer in een diepe, lange sluimering, en toen hy weer ontwaakte, was het nacht, doch hy wist niet hoe laat het was, en of by nog tyd had voor het aanbreker van den dag het land te bereiken. Hier kon hy in geen geval langer blyven, het waagstuk moest dos ondernomen worden. De ongelukkige deed een angstig schietge bed, en begaf zich toen in het water. Hy zwom langzaam, om zyn krachten niet uit te pntten, daarbij altijd in angst verkeerende, dat hy onderweg door een haai zon worden aangevallen. Nauwelyks had hy de helft van den weg afgelegd, toen het licht werd. Nn was het gevaar voor ontdekt te worden zeer groot. Bovendien raakten zyn krachten uitgeput, maar hy klemde de tanden op elkander en spande zich zooveel mogelyk in. Collivet en Jacqnemin waren, zoodra zy het land hadden bereikt, naar de hut van Handecoenr gegaan, en haddon daar het nest leeg gevondenzyn bed was blijkbaar niet beslapen. „Nn, dan is hy óf verdronken óf de prooi van een haai geworden," zeide Collivet. „Wie weet," antwoordde zyn makker. „Deze Handecoenr is slnw en energiek. Wie zegt ons of h|j niet in den vorigen nacht van de knst af onzen tocht naar de klip in de zee heeft opgemerkt en ons voornemen geraden, vooral wanneer hjj my in de boot herkende „Dat geloof ik niet, want dan was h(j hier zeker teruggekomen." Jacqnemin schudde het hoofdhy meldde in de stad, dat Handecoenr verdwenen was ea een poging seheen gedaan te hebben om te ontvluchten. De wachtposten werden ge alarmeerd en patrouilles langs de kasten en het binnenland van het eiland gezonden, die echter alle terugkeerden zonder een spoor te hebben gevonden. Gedurende den geheelen werd scherp opgelet, maar ook te Lang voor het aanbreken van den begaven Jacqnemin en Collivet zioh de roode klip, om van den top uitkijk te houden. De opziener droeg zyn karabijn aan een riem over den schouder, bovendien had hy een voortreffelyken nachtkijker mede genomen. Toen hy daarmede naar den kant der zee zag, zeide Collivet: „Daar behoeft gy hem niet te zoekenhy kan immers on mogelijk van de zeezijde komen." „Zeg dat niet," antwoordde Jacquemin, „van dezen Handecoenr is alles te verwach ten. Neem eens aan, dat hy voor ons op de klip is gekomen en zich daar verborgen heeft. Dan is het wel te denken, dat hy er voorloopig is gebleven, om ons op de dachte te brengen, dat hy onderweg ongelnkt is." „Maar in dat geval zou by toch dadelyk na het invallen der duisternis tereg zyn ge zwommen." „Wie weet?" zeide de opziener, die kijker niet meer voor de oogen verwijderde. „Die gedachte kwam van nacht bü my op en liet my geen rust meer. Daarom wekte ik zoo vroeg en nam dezen kyker mee. Zie er eens doorhet komt mjj voor, dat er be weging is op bet rotseiland." Collivet nam den kijker, maar kon niets bespeuren en gaf hem daarom aan Jacque min terug. Plotseling riep deze uit„Een zwart punt in zee het is een hoofd een mensch, die naar de kast zwemt I Dat kan alleen Handecoenr zyn zie zelL" Collivet staarde door den kyker en nn zeide hy: „Ja, het is Haudecour, ik her ken hem duidelijk. Gy hebt gelijk, hy komt van het rotseiland en is vermoedelijk reeds voor ons geweest. Hy moet zich tusschen de rotsen verborgen hebben en zal hoogst waarschijnlijk alles ge hoord hebben, wat wy spraken." De twee mannen zagen elkander aan, en Jacqnemin zeide: „Dan weet hy nn ook, dat gij hem in een val hebt willen die hem den dood moest brengen Gedurende de laatste oogenblikken was de dag aangebroken en men kon het hoofd van den zwemmer nu zeer duidelyk met het bloote oog zien. Collivet was nog bleeker geworden dan gewoonlyk, en zyn handen sidderden van opgewondenheid. Hy rnkte den opziener de geladen karabyn van den schouder en trachtte er mede te mikken, maar was nauwelijks in staat het wapen vast te honden. Jacquemin ontnam hem het geweer en zeide scherp„Geef hier, dat gaat my aan!" Jacquemin mikte nauwkeurig en gaf toen vuur. Handecoenr hoorde de kogel tamelijk dicht langs zyn oor gaan. Dadelyk, toen hy zich door het aanbreken van den dag ver rast zag, had hy zich verloren gegeven. Nu dacht hy „Men heeft my reeds ontdekt nn zal het spoedig gedaan zijn!" Tegelyk overviel hem in dit oogenblik een soort van wilde woede over het hem vervolgde noodlot, een verbittering over de vervolgingen, die hü onsohuidig moest verdragen, en dit gevoel van toorn deed zyn reeds verdwijnende krach- i opnieuw herleveD. Spoedig deed hy nog een diepe ademhaling en dook toen onder. Van de hoogte der klip volgden de beide spionnen zyn bewegingen met groote aandacht. „Een meesterschot, mijnheer Jacquemin," zeide Collivet, toen hy den banneling zag verdwijnen. „Ja, ik heb herhaalde malen pryzen ge wonnen by het schieten op beweegbare schij ven," antwoordde Jacquemin, terwijl h(j zyn geweer opnieuw laadde. Zyn schot had natunrlyk alles gealarmeerd, en men zag reeds van verre een troep marine- infantorie naderen. Ook de manschappen van de op eenigen afstand gelegen post naderden en overstelpten Jacquemin met vragen. „Hot was Handecoenr," verklaarde deze; „ik heb hem een kogel in den schedel ge jaagd." Nog altyd was Handecoenr niet weer te voorschijn gekomen, zoodat alle meendeD, dat by werkelijk dood was, tot Collivet, die voortdurend de zee in 't oog bield, op een maal zeide„Gij hebt toch misgeschoten I Zie maar I" Om weer adem te scheppen, was Hau decour inderdaad weer boven gekomen, en dadelyk vielen verscheidene schoten. Dade lijk verdween hy, en Collivet seide: „Dezen keer schijnt hy werkelijk getroffen te zyn." „Zeker is het niet." Beneden aan het strand waren de opzieners naar de boot geyld en hadden die gereed gemaakt. Reeds stiet zij van den oever en roeide in de richting, waar men Handecoenr het laatst had gezien, maar deze was voor loopig nóg vrij ver voor. Opnienw kwam zijn hoofd boven het water te voorschijn, en weer er vielen schoten. Dezo misten ook, en de vervolgde dook opnienw onder. Met door opgewondenheid hygenden adem volgde Collivet van syn hoog standpunt de ontwikkeling van dit drama. Er was immers ook sprake van zyn lot. ~~aie drijfjacht kon echter niet lang meer n. En de vervolgers vermoedden nog niet eens, dat zy ondertusschen een bondge noot hadden gekregen, die vreeselyker was dan zy allen te zamen. Toen Handecoenr den laatsten keer weer aan de oppervlakte kwam, voelde hy eens klaps, dat een lichaam hem snel voorbij schoot en een vreeselyke ontsteltenis over viel hem. Dat was een haai geweest I Hy bleef zonder zich om de geweren der opzieners en soldaten te bekomeren, aan de oppervlakte, om weer behoorlijk lucht te scheppen, trok zijn mes een wachtte de haai af. Zooals bekend is zyn deze gevaarlijke beesten door den eigenaardigen vorm hnnner kaken genood zaakt, zich om te draaien, als zy een prooi willen grijpen, of zich op zy te leggen. Ten gevolge van deze eigenaardigheid heeft een bekwaam zwemmer, die zyn koelbloedigheid niet verliest, altijd nog kans, het gevaar te ontkomen. De haai herhaalde zyn aanval. Handecoenr zag de rug vinnen van het monster, dat als een pijl op hem kwam toe schieten. Op het beslissende oogenblik liet bij zich zinken, maar hwam dadelijk weer boven, tot hy vlak onder den witten bnik van den haai was, stiet zyn mes er met alle kracht tot aan het hecht in en trok het door, om de wond zoo groot mogelijk te (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1912 | | pagina 1