KLEINE COURANT DE-SOLIST 't Vliegend Blaadje D voor HeldorTexel, Wleringen en Anna Peulownom Nieuwjaarsgroet. DenHelder en 't Eeuwfeest Yan Nèerlands Onafhankelijkheid EïSNo. 4161. Woensdag 25 December 1912. 40ste Jaargang. 't Vliegend Blaadje p. 3 m.'SO ct. tr p. post 75 ct^ buitenland 11.25 Pre. Zondagsblad37* 45 f 0.75 MiënJ Modeblad »;65 75 (0.90 (Voor het buitenland bij vooruitbetaling.) Ad verten tién van i tol 5 regels (bjj vooroitbotaling) 80 cent Elke regel nseer6 Bevrgfr-exemplaarij Vignetten en groote letters worden naar plaaurnimte berekend tntero.. Talafoon BO. Verschijnt Dinsdag- sn Vrijdagmiddag. Uitgever: C. DE BOER Jr. (v./k. berkhout t Co.), Helder. Bureann: Spooretraat en Koningstraat. Eerste Blad. Aan onze abonné's buiten de gemeente wordt beleefd verzocht 't verschuldigde abonnements geld Vliegend Blaadje, Zon dagsblad en Modeblad 4de kwar taal 1912 te willen overmaken per postwissel of aan postzegels vóór 5 Jan. a*s., zullende anders daarover met 5 cents verhooging per post worden beschikt. P o s t w i s s e 1 s voor dat doel behoeven slechts met een zegel van 21/» cent be plakt te worden. Zij, die zich met I Januari a.s. op dit blad abonneeren, ont vangen de tot dien datum verschijnende nummers GRATIS. Onze lezers, die mBt 1 Januari a s. aan Familie, Vrienden of Begun stigers in onze Courant een Welkomstgroet willen plaatsen, worden beleefd uitge- noodigd hunne opgaven tijdig in te zenden. DE UITGEVER. W. G. DE BAS, 1* Luitenant der Vesting-Artillerie, gedetacheerd aan de Hoogere Krljg«sobodl. 6. De Ontruiming. (4 Mei 1814.) „Op den 4en Mei, 's morgens vroeg," zoo schrijft de Generaal de Jonge „wer den de Hollandsche troupes en de schut terij van Alkmaar in de Linie van den „Helder geplaatst en ten 8 uren de forten „„Mirland" en „Dugommier" door dezelve „bezet. Om 9 uur zond men een detache- „ment infanterie met eenige artilleristen „in „la Salie", ten einde de meest benoo- „digde posten aldaar over te nemen." 's Ochtends om 10 uur liet de Admiraal de geheele bezetting aantreden en dankte haar voor hare bewezen diensten, trouw en standvastigheid. Hij overhandigde baai- een wit vaandel met den wensch daaraan trouw te blijven en dit te beschouwen als vereenigingsteeken op 't Veld van Eer; daarbij wees hij op de schitterendste tijd perken der Pransche geschiedenis. Met vliegende vaandels en slaande trom men trok Ver-Huell om elf uur aan het hoofd der bezetting uit 't fort „Lasalle". Generaal de Jonge, om 10 uur met eenige Hollandsche troepen binnen de barrière dei- gemeente gerukt, stond met deze op eeni- gen afstand. Beide bevelhebbers bewezen elkaar de militaire eer. Daarop trok de Generaal het fort „Lasalle" binnen; de Nederlandsche vlag werd op de forten en het eskader geheschen en met saluutschoten begroet. De Admiraal geleidde de bezetting, die zich via Antwerpen naar Rijssel in Frankrijk zou begeven, tot een half uur N.V. Stoombooidienst van GEBR8. ZUR MUHLEN. Dagelijks i Nieuwediep—Amsterdam. V.V. Vertrek van Nieuwediep, 's morgens 7.45 uur. Van Amsterdam, 's morgens 10 uur. Retour onbepaald geldig. 1ste klasse fl.60, 2de klasse fl.10. Kinderen beneden 10 jaren half geld, beneden 3 jaren vrij. buiten de Stelling, en gaf daar het bevel aan den Brigade-Generaal Meyer over. Diep ontroerd scheidde hij van zijne trouwe krijgsmakkers. Bij zijne terugkomst te den Helder was eene groote volksmenigte aan den ingang van 't dorp saamgestroomd. Bevreesd, wat deze samenscholing had te beduiden, wilden zijne adjudanten halt houden en de reden er van onderzoeken. De Admiraal gaf echter zijn paard de sporen, reed midden onder 't volk en werd daar geestdriftig begroet. Onder de_ kreten: „Leve Admiraal Ver- Huell, onze Redder en Weldoener" werd hij in triomf naar 't fort „Lasalle" gevoerd. Hier werd hij door Generaal de Jonge uitgenoodigd eene inspectie over de Hol landsche troepen te houden. By die ge legenheid trad een kapitein dei- schutterij uit en dankte den Admiraal, namens de ingezetenen van Noord-Holland, voor het behoud der provincie en de handhaving der rust. Toen een der adjudanten van Generaal de Jonge, de Stelling overziende, zich ontvallen liet: „we zouden er moeilijk „meester van geworden zijn", werd hem geantwoord: „dat zou ook niet makkelijk „zijn gegaan, want de Admiraal had ge zworen, zich onder de puinhoopen te be- „graven". Voorloopig werd de Stolling bezet door 40 Landkozakken, het 15e bataljon Linic- Infanterie, een detachement van het 13e bataljon Linie-Infanterie en 4 compagnien Schutterij-Landstorm uit Alkmaar. 's Middags om half vier arriveerde „de „heer Gouverneur van het Departement, „dewelke met alle mogelijke honneurs inge haald en buiten de eerste barrière aan 't „Weeshuis gerecipieerd wierd doordeMili- „taire en Civiele autoriteiten; na eene „proclamatie aan de Ingezetenen wegens „do hereeniging onder de regeeriug van „Z. IC. Hoogheid gedaan te hebben, 't ont slaan van den Eed der Bestuur's en Amb tenaren, bezichtiging des fort „La Salie", „vertrok des avonds om zeven uuren. De „vreugde dor ingezetenen was bij deze ge beurtenis onbeschrijfelijk groot, en werd „op allerlejj wyze uitgedrukt des avonds „waren allo huisen verlicht". (Brief Burge meester van Westerholt aan den Com missaris van het district Alkmaar d.d. 5 Mei 1814.) De bedoelde proclamatie luidde: „Overgang in het Hollands. „Willem den Ie als Souverein van Holland. „Do Staatsraad Gouverneur van „Holland voor het Noordelijk Ge- „deelto. „De Bewoneren aan de Helder. „Nederlanders. Ja na maanden angst en „lijden kondig ik uwlieden aan, dat gy „een vaderland hebt, dat uw belangen, met „die uwer landgenooten vereenigt zyn, dat „gij van uwe knellende banden van uwe „vorige juk ontslagen, dat gij Hollanders „zijt in naam van Willem de Eerste, „Souverein Vorst van Nederland. „Neem ik uwlieden onder zijn bescher ming, zult gij uwlieden op dit oogenblik „hulde en trouw sweeren aan een Vorst, „wien geheel de Natie als Haren Verlosser „eerbiedi'gd, en wien de geschiedenissen der „volkeren als der twede Grondvester van „onse Staad roemen zal. Bevelhebbers, tros „op de dwingelandij van hunne alleen- „heeracher en doof voor den voorspoed van „ons vaderland, hebben telang uw verlos zing en met dezelve de handel en wel- „vaard van Holland gestremd, de voor zienigheid alleen gebood, eu de ijsere „Septer, met welke ene vreemdeling schier „alle de Staten van Europa poogde te be- „heerschen, werd vernietigd, de vrede en „rust onder de Staten herboren en alle „lijdende deelen der volken alsmede hunne „wettigen regeeringen en alzoo het volks geluk en welvaart terug te geven. Ook „dit valt u lieden te beurt, gij keert terug „onder het bewind van Oranje, een naam, „dewelke nog voor weinige weken als een „strafwaardig oproerkreet moest beschouwd „worden, is nu het punt van algemeene „vereeniging van Nederland met het her geven van vrijheid en onafhankelijkheid. „Zijn alle partyschappen verdwenen, een „wijse Grondwet heeft een einde gemaakt „aan vroegere twisten en al wat deugtzaam „en verligt is schaart zich rond een ge- „liefd Stamhuis welks Vorsten óns ook „voor 't vervolg Vrijheid, Zeden en Wel vaart en den Godsdienst verzekeren. „Verheugt uw dan met alle uwe Land genoten ovh* het geluk, dat de goede voor zienigheid u schenkt, na treure en vreese, „en treure worden door bliischap en dank baarheid afgewisselt en 't "geroep van lang „leve Willem de Eerste, Souverein Vorst van „Nederland zij het bewijs, dat gij met alle „uwe landgenooten, op het oogenblik, plech tig sweert, voor een eigen vaderland en „voor een eigen Vorst te leven*. „Gedaan aan den Helder, „den 4en Mei 1814. „Van Tets Goudriaan." Nog dienzelfden dag schreef Generaal de Jonge aan den Souvereiucn Vorst: „Ik reken mij gelukkig, Uwe Koninklijke „Hoogheid te kunnen melden, dat het be langrijk punt van den Helder, en de niet „minder bolangrijke vloot, thans wederom „voor de dienst van Uwe Koninklijke Hoog heid en van het Vaderland, verzekerd „zijn." Hot Engelsche jacht „The British Mare" kwam op de Reede ten anker; de com mandant meldde zich bij den Admiraal, overtuigde hem van den lof die algemeen in Engeland aan zijn staudvastig gedrag werd toegezwaaid en stelde namens zijne Regeering deze brik te zijner beschikking. De Admiraal, zonder vloot, zelfs zonder sloep; zooals Ver Huell zich noemde, aldus^ vereerd en gehuldigd door zijne tegenstan-" ders en vijanden, dankte voor die eer. Reeds den 2en Mei had hij zijnen Adjudant Ryk naar den Haag gezonden met eenen brief aan Minister van der Hoop, waarin hij dezen verzocht den Souvereinen Vorst zijne diensten aan te bieden. In afwachting van hot antwoord zou hij met zijnen Staf nog oenige dagen by Generaal de Jonge te „Lasalle" vertoeven. Intusschen ontbood hij zijnen gewezen schipper Matthijsen, en beval dezen de brik „le Genie" voor eene reis naar Frankrijk in orde te bren gen. Het antwoord van den Minister, dat den Admiraal op 7 Mei bereikte, staafde de opmerking van Ryk, dat men in den Haag veeleer geneigd was Ver-Huell te verwijderen dan te behouden. Dit antwoord eindigde :-„het zal mitsdien van Uwe Ex cellentie en Uwe drie adjudanten afhan gen, om, hetzij ter verantwoording of ter „voortzetting van Uwe dienst naar Frank rijk te vertrekken, hetzij, om hier te lande „te verblijven, in welk geval Uwe Excel- „lentie en hun alle die wetten te stade „zullen komen, welke de veiligheid van „stille ingezetenen verzekeren". Geen letter antwoord op de aanbieding zijner diensten aan den Lande! De Maire van den Helder betuigde den Admiraal, uit naam der ingezetenen, dank voor alle goedheid, de bevolking bewezen hij bood hem de eerste jonge groenten uit zijnen tuin. Later herhaalde eene deputatie van notabelen mondeling de bewijzen van erkentelijkheid der burgerij. Na persoonlijk afscheid genomen te hebben aan boord van alle schepen van het eskader, verliet Ver-Huell op 9 Mei, 's ochtends om 6 uur, aan boord der brik „le Genie", onder commando van den luitenant de Vaisseau des Landes, en vergezeld door zijne drie adjudanten diep ontroerd 't Vader land. „Ik verliet het Vaderland, vervuld „van de treffendste gemoedsbewegingen, „die ik hoogst moeyelijk in al hare kracht „op het papier kan uitdrukken." Zoo leest Inspringend Balcon Lang 10 M. Breed 1.20 M. Lang 16 M. Breed 1.20 M. Hoog 12.80 M. men in zijne aanteekeningen. Aan boord schreef hij den Generaal de Jonge deze weinige^ woorden, die beide bevelhebbers zoozeer 'tot eer strekken„Ik dank U zeer, waarde Generaal, voor alle bewijzen van „beleefdheid, welke U me hebt gegeven, sedert we elkaar de hand hebben mogen reiken." Den lOen Mei 's avonds liep de „Genie" de haven van H&vre in Frankrijk binnen, waar Ver-Huell des anderen daags dooi de autoriteiten met alle eerbewijzen, ver schuldigd aan zynen hoogen rang, werd ontvangen. Zijn vertrek sluit de geschiedenis der blokkade van den Helder, waar „de „door de hooge Verbonden Mogendheden „met Frankrijk zoo heugelijke als denk- waardig gesloten Vrede op Zondag 12 Juni "plechtig zou worden herdacht". (Slot volgt.) Lang 1.75 M. Breed 0.80 M. Hierboven geven wy eene teekeaing van het nieuwe Tehuis voor Militairen, dat aan don Kanaalweg in aanbouw is. Zaterdagmiddag 14 December bad op eenigszins plechtige wijze, hoewel in besloten kring, de eerste steenlegging plaats door de Huismoeder Mejuffrouw A. Tbitsma. Het gebouw, dat bij eene gevelbreedte van pl.m. 16.50 M., eene diepte van ruim 17 M. en eene hoogte van ruim 12 M. krijgt, zal ruime conversatiezalen, zalen voor vergaderiugen, schrijf- en leeszalen, studeerkamertjes en eene badkamer bevatten. Achter in den beschutten tuin komt eene kegelbaan. Het werk wordt onder directie Yan den Heer L. Vinmnbobn uitgevoerd door de Heereu Guus. Smit, Aannemers alhier. ZIJN KERSTGESCHENK. DOOR NORM A. Met een pijnlijken zucht boog ze het bovenlijf achterover, steun zoekend tegen de harde, rechte leuning van den matten stoel, waarop ze den geheelen dag onafge broken zat te naaien. Door het eenige raam van het achter- bovenkamertje wolkte de vroege avond binnen. Buiten tikte met zijn spichtige, kale takken een uit zyn kracht gegroeide populier telkens heel eventjes tegen de ruiten en dikke neveldroppels vielen triest als tranen omlaag. Pa3 drie uur, vertelde de groote gangklok beneden en nu reeds schemerde het in de hoeken. Even wachten", dacht Leentje, eer ze de keuken lucifers ging halen, een oogenblikje rusten, ze was zoo moe in haar rug en hoofdpijn had ze ook. Dat kwam natuurlijk van dat nare petroleumkacheltje, die dingen stinken altijd. En dat mevrouw nou toch den heelen dag niet naar haar omzag. Van morgen, toen ze kwam, mocht ze even bij mevrouw in de huiskamer, waar een stapel verstelwerk haar wachtte. Kort werden de bevelen uitgedeeld. Hier een paar nieuwe mouwen ip, daar een stuk en dat weer omgeboord en voor Hans van een pantalon van papa een nieuwe schoolbroek maken en zoo belast en beladen strompelde ze met haar manke de trap op naar de zoogenaamde •ommelkamer, achter, op 't noorden. Om twaalf uur bracht 't kindermeisje haar op een blaadje haar dejeuner met de boodschap van mevrouw er bij, dat die uitging en of ze 't wel allemaal alleen kon klaarspelen voor den avond. Misschien kwam mevrouw om een uur of vijf eerst thuis. Zuchtend liet Leentje de verstelde kleeren door de vingers gaan. Zou 't wel naar ge noegen zijn, kreeg ze weer niet het noodige te hooren? Ja, die naad was wel wat dik en die eene hoek trok en die mouw? Hemel, zag ze goed, zat ie er heusch ver keerd in, o, o, hoe kon ze zoo stom toch wezen, wat was ze weer aan 't knoeien, wat een prul yan een naaister was ze toch Als mevrouw dat zagen zoo vlug ze kon hompelde ze de trap af om lucifers te halen bij Jans. He, wat rook het heerlijk in de keuken, even bleef ze staan en Snoof de lekkere geuren op. Ze kon soms zoo ontzettend flauw worden van dal onafgebroken zitten naaien en half hoopte ze al op de goedertierenheid van Jans, die haar wel eens meer tusschentijds wat lekkers toestopte. jGut, meid, sta je der nog?" vroeg Jans omkijkend, terwijl ze krenten en rozyneu waschte om in het tulbandbeslag te doen. Ze had het meer dan druk. De Kerstgans moest nog gestopt en gebraden worden, de tulband gaar, alles voor morgen en dan je gewone eten voor vandaag er nog bij. „Ge- makkelijk toch, die mevrouwen. Je gaat uit, cadeautjes koopen en 't werk wordt thuis evengoed gedaan. Zulke rijke lui geven meikaar bij elke gelegenheid cadeautjes. Sinterklaas pas achter den rug, nou weer kersttijd en dan met nieuwjaar moet er al weer wat $vezen", bromde Jans. „Sinterklaas", had mevrouw eens in een goede bui gezegd tot haar getrouwe, „da's Hollandsch zie je, nu, en kerstmis vieren de Duitschers en de Franschen geven elkaar met nieuwjaar geschenken zoo zijn we op zyn tijd Hollander, Duitscher en Franschman compris?" lachte me vrouw en ze gaf Jans van louter joligheid onder 't heengaan een tikje op den schouder. _Sta je daar nog?" herhaalde ze en keek meteen in de soeppan. Kom, een enkel bordje kon er wel af, dan maar straks wat verdund en er een beetje Liebigs bij gedaan, 't Was toch ook zoo'n broodmagere, kreu pele stakkerd. „Gaan even zitten", noodigde ze on schepte een kom vol geurig vleeschnat. „Mevrouw komt nog in geen paar uur en zoo'n warm happie zal je goed doen. 't Is niet alles om daar maar zoo toejoers te zitten trappen en draaien. Meid, wat ben je begonnen? Naaister, 'k zou nog liever!" riep Jans en haar stevige armen met hoog opgestroopte mouwen gingen bedrijvig rond. „Je moet maar anders kunnen", zei de bleeke bezoekster en slurpte behaaglijk de warmte binnen. „He, daar knap je van op 1 Je moet maar anders kunnen, wat schoot er voor mij, zwakke stumperd anders OYer, toen eindelijk uit was met ziekenhuis en weer by grootje en weer ziekenhuis en al dat gedokter en mijn heupziekte dan tenminste genezen was. Wat moest ik? Ben ik nou geschikt voor zwaar werk of scharrelen met kinderen of staan in een winkel? De dokter zei zelf nog „Meid", riep ineens Jans, „die dokter van je, je weet wel, is weer terug uit Indie, hij woont hier vlak bij, op kamers bij juffrouw Wolters!" „Wat?" zei Leentje en haar gezicht ver dorde van schrik, haar handen beefden plotseling zoo, dat ze soep op haar schortje morste, „wat, is ie terug en dat.hoelang?" Ingezonden Modedoeling. D ATI^ KINDERTIJDSCHRIFT Mr\nl_J VERSCHIJNT AllE-14 DAGEN EN-IS OVERAL-GRATIS VERKRUGBAAR-VOOR*IEDER KOOPER VAN solo MARGARINE«45tT PER POND „Nou, nog niet lang, een paar weken maar. Gossimijne, wat zie je der uit, zeg, schrik je daar nou zoo van? Nou, je zal hem welderes zien, hij is dikker geworden, zou 'k zoggen en hij heb ook veel grooter snor als op dat portret van je, maar knap is ie nog wel, hoor, al heb het Indische zonnetje hem lekker bruin gebakken!" Met moeite dronk Leentje haar kom leeg. „Dank je wel, hoor, heerlijk gesmaakt, he, daar knapt een mens'ch van op, nou kan 'k weer lekker aan 't werk", en ze wipte de keuken uit en de trap op. „Terug, terug", zong het in haar hoofd, „terug" suisde het in de gasvlam, „terug" tikte het in de naaimachine, 't Was of haar ziel in de eerste verbijstering slechts dat eene woord kon bevatten: „terug". Koortsachtig snel tornde ze de verkeerde mouw uit, repten haar vingers zich om 't kwaad te herstellen. Hij was dan weer hier, terug na lange jaren, ademde weer dezelfde lucht in met haar. Ze zou hem weer ontmoeten, in zijn lieve oogen zien, de zachte aanraking van zijn handen voelen. Maar, en dan kwam er plots iets als een donderwolk voor het lichtend verschiet „een paar weken" had Jans gezegd, was ie terug en ze wist er niets van. Hij beloofde toch stellig, dat hij haar vinden zou, „al was 't ook aan 't audere eind der wereld". Zou hy naar gezocht hebben? 't Was waar, grootje was verhuisd in dien tijd, maar was 't stadje dan zóó gioot, dat hij haar niet kon vinden? Als hij 't eens niet gemeend had en haar al lang vergeten? Nee, dat kon niet. Daarvoor was hy yeel te eerlijk en goed, wat ging hij zacht en lief met haar om, hield haar pols tyden achtereen zoo teedor vast, streek haar innig over 't bleeke gezicht. En dan zijn portret met zijn naam er op. Gustaaf Bender voluit. Andere patiënten kregen er toch geen, alleen zij, „zijn lief vriendinnetje" had ie gezegd en dan die trouwe, blauwe oogen, waarmee hij haar toen aanzag. Zoo dobberde Leentje tusschon hoop en vrees, maar hoop overwon, telkens weer. Ze zag zich nog in 't ziekenhuis, arm zwak schepseltje, sukkelend van 't eene jaar op 't ander, dan weer thuis in een bed voor 't raam, alleen oude grootmoe tot hulp. Vader en moeder, allebei dood. De busdokter deed wat hy kon, probeerde van alles, beterschap bleef uit toen kwam hijEen jong, pas aangesteld marine- doktertje, een heel jeugdige blonde man met beginnend kneveltje - een mensch, aan den ingang van zijn leven, idealist in den volsten zin des woords. Ze was zyn eerste burgerpatiènt en dade lijk herinnerde haar onknap lijdonsgezichtje met de diepe, donkere oogen en 't blauw zwarte haar hem aan een vroeggestorven zusje. Hij nam de behandeling op zich en er kwam spoedig merkbaar beterschap. De pijnen en koorts verminderen, de krachten namen wat toe. Hij, in de wolken over zijn blijkbaar succes, kwam dagelijhs, bracht lekkers of soms een aardig boek mee, zat tijden lang te praten over koetjes en kalfjes. Hy voelde sympathie voor haar, het geduldig lijderesje met de dank bare oogen. Voor hem was en bleef ze het arme, misdeelde, erfelijk belaste kind, die nooit zoo zou worden als haar medezusters, die nooit volop genieten zou het rijke, volle menschenleven. Hy begreep niet, dat in dat achterlijke, teere meisjeslichaam vrouwenverlangens ontwaakten, verlangens vol zengenden hartstocht, die- in de stille, lange waak- nachten uitgingen tot hem, tot den eenigen jongen man, die haar met goedheid om ringde. Hoe ze zich dan alle gezegden, alle blikken van hem terugriep, hoe daar zyn hand had gerust en ze dan haar gloeiend gezicht legde precies op diezelfde plaats, snakkend naar de zachte streeling zijner handen. Als dan 't afscheid kwam en hy ook zijn herstellend patientje, die in 't zonnetje voor 't raam zat, voor 't laatst kwam toe spreken, schoot zijn gemoed vol, wanneer hij dat jonge lichaam zag schokken van ingehouden smart en de oogen benevelen door tranen. „Nu kan ik niet beter worden, nu u weg gaat I" had ze geroepen ten laatste en met de magere, klamme handen greep ze zijn rechterhand, of ze hem nooit kon loslaten. „Nu, zie ik u nooit weer 1" snikte ze on bedaarlijk en zoo liet ze zich gaan, dat hij 't ergste voor haar gestel vreesde. Toen was het gekomen, dat hy', om haar tot kalmte te brengen, zijn portefeuille te voorschijn bracht en er zijn portret uit haalde, feitelijk voor een collega bestemd en daarmee het woeste schreien als door tooverslag bedaarde. „Mag ik 't heusch houden, heusch, dok ter?" vroeg ze met een zaligen lach over haar behuild gezicht", is 't gerust van mij? O, had ik nu maar een portretje van mezelf, dan kreeg u dat. Zou u 't willen? Anders vergeet u me zoo gauwl" ..lk jou vergeten, Leentje? nee hoor, nooit zal 'k myn geduldig patientje ver geten." ,Och", pruilde ze met een tikje coquet- terie," als u over drie jaar .terugkomt, wie weet, waar ik dan beu, als ik beter word tenminstemisschien wel ver weg, ergens in betrekking dan vindt u me nooit meer", en de verradelijke tranen drongen weer naar buiten. Maar hij, vol enthusiasme, beloofde haar, hy zou haar altijd weer vinden, al zat ze aan 't andere eindje der wereld, maar ze moest nu ook belooven,' trouw haar best te doen om beter te worden, al zijn voor schriften getrouw opvolgen, dan zag hij haar terug als een gezonde, flinke meid. Zoo was hij vertrokken, haar achter latend vol illusieB en in de eenzaamheid kuste ze zijn portret zoo meermalen, dat het er door verbleekte. „Mijn Gustaaf" noemde ze het. „Beter worden", had hij gezegd en ze deed haar best, nam zich zóó inacht, volgde zijn raad zóó getrouw een poos nog en ze kon voor zichzelf leeren zor gen. Eerst één naaihuis, langzamerhand meer. Haar rug bleef pijnlijk en 't loopen ongelukkig, maar de hoop deed wonderen. Als hij terug komt, moet ik gezond zijn, wat is nu een ziekelijke vrouw in een huwelyk!" 'N huwelijk, en de vlammen sloegen haar uit. Ze zag in gedachten al in hun eigen huis, zij. een doktersvrouw, 't Was waar, hy deftig en zij een arm, min burgerkind, maar 't zou de eerste keer niet zijn, dat een heer een arm meisje trouwde! Toen zon ze op een middel om hem iets van zich te laten hooren. Briefschrij ven Dar durfde ze niet goed. Ze had door haar ziekte zoo weinig schoolgegaan en schreef zoo'n ongelukkig krabbelpootje met veel fouten. Als ze dan eens een handwerkje maakte? Dat ging haar goed af. Een sluiraerrol b.v. van zij, met bloemen er op geborduurd. Dus toog ze aan 't werk. Op een uit verkoop wist ze een lap lichtblauwe zyde te bemachtigen en het kussen werd wer kelijk allerliefst. Nu lag het al twee jaren in haar klee- renkist, zorgvuldig ingepakt bij kamfer- balletjes, wachtend op 't oogenblik van besteraming 's Avonds om acht uur stond Leentje met vuurroode wangen en ooren in den snerpend kouden noordoostenwind in 't laantje voor zijn huis. Mevrouw was nog al genadig geweest, zei haar, dat ze mor gen wel een stuk tulband mocht komen proeven, stak haar voor grootje een bus Blookers in den mantelzak. „Echt aardig van mevrouw", dacht ze, „toch heusch eeu goed mensch, al is ze wat lastig" en dan weer gingen haar gedachton tot hem, wiens verlichte vensters vertelden, dat hij thuis was. Zag ze niet een schaduw, een vorm Yan zijn hoofd zich bewegen op 't helder gordijn? Zou hy 't zyn? O, als hy eens wist, wie daarbuiten wachtte, o*> hem, op hem alleen. Als ze eens even belde, vroeg den doktor te sprekenMaar zoo laat hield ie toch geen spreekuur, wat

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1912 | | pagina 1