KLEINE COURANT
DE-SOLIST
't Vliegend Blaadje
D
voor HeldorTexel, Wleringen en Anna Peulownom
Nieuwjaarsgroet.
DenHelder en 't Eeuwfeest Yan
Nèerlands Onafhankelijkheid
EïSNo. 4161.
Woensdag 25 December 1912.
40ste Jaargang.
't Vliegend Blaadje p. 3 m.'SO ct. tr p. post 75 ct^ buitenland 11.25
Pre. Zondagsblad37* 45 f 0.75
MiënJ Modeblad »;65 75 (0.90
(Voor het buitenland bij vooruitbetaling.)
Ad verten tién van i tol 5 regels (bjj vooroitbotaling) 80 cent
Elke regel nseer6
Bevrgfr-exemplaarij
Vignetten en groote letters worden naar plaaurnimte berekend
tntero..
Talafoon BO.
Verschijnt Dinsdag- sn Vrijdagmiddag.
Uitgever: C. DE BOER Jr. (v./k. berkhout t Co.), Helder.
Bureann: Spooretraat en Koningstraat.
Eerste Blad.
Aan onze abonné's buiten
de gemeente wordt beleefd
verzocht 't verschuldigde abonnements
geld Vliegend Blaadje, Zon
dagsblad en Modeblad 4de kwar
taal 1912 te willen overmaken per
postwissel of aan postzegels vóór 5
Jan. a*s., zullende anders daarover
met 5 cents verhooging per post worden
beschikt.
P o s t w i s s e 1 s voor dat doel behoeven
slechts met een zegel van 21/» cent be
plakt te worden.
Zij, die zich met
I Januari a.s. op
dit blad abonneeren, ont
vangen de tot dien datum
verschijnende nummers
GRATIS.
Onze lezers, die mBt 1 Januari a s. aan
Familie, Vrienden of Begun
stigers in onze Courant een
Welkomstgroet
willen plaatsen, worden beleefd uitge-
noodigd hunne opgaven tijdig in te
zenden.
DE UITGEVER.
W. G. DE BAS,
1* Luitenant der Vesting-Artillerie,
gedetacheerd aan de Hoogere Krljg«sobodl.
6. De Ontruiming.
(4 Mei 1814.)
„Op den 4en Mei, 's morgens vroeg,"
zoo schrijft de Generaal de Jonge „wer
den de Hollandsche troupes en de schut
terij van Alkmaar in de Linie van den
„Helder geplaatst en ten 8 uren de forten
„„Mirland" en „Dugommier" door dezelve
„bezet. Om 9 uur zond men een detache-
„ment infanterie met eenige artilleristen
„in „la Salie", ten einde de meest benoo-
„digde posten aldaar over te nemen."
's Ochtends om 10 uur liet de Admiraal
de geheele bezetting aantreden en dankte
haar voor hare bewezen diensten, trouw
en standvastigheid. Hij overhandigde baai-
een wit vaandel met den wensch daaraan
trouw te blijven en dit te beschouwen als
vereenigingsteeken op 't Veld van Eer;
daarbij wees hij op de schitterendste tijd
perken der Pransche geschiedenis.
Met vliegende vaandels en slaande trom
men trok Ver-Huell om elf uur aan het
hoofd der bezetting uit 't fort „Lasalle".
Generaal de Jonge, om 10 uur met eenige
Hollandsche troepen binnen de barrière dei-
gemeente gerukt, stond met deze op eeni-
gen afstand. Beide bevelhebbers bewezen
elkaar de militaire eer. Daarop trok de
Generaal het fort „Lasalle" binnen; de
Nederlandsche vlag werd op de forten en
het eskader geheschen en met saluutschoten
begroet. De Admiraal geleidde de bezetting,
die zich via Antwerpen naar Rijssel in
Frankrijk zou begeven, tot een half uur
N.V. Stoombooidienst van GEBR8. ZUR MUHLEN.
Dagelijks i Nieuwediep—Amsterdam. V.V.
Vertrek van Nieuwediep, 's morgens 7.45 uur. Van Amsterdam, 's morgens 10 uur.
Retour onbepaald geldig. 1ste klasse fl.60, 2de klasse fl.10.
Kinderen beneden 10 jaren half geld, beneden 3 jaren vrij.
buiten de Stelling, en gaf daar het bevel
aan den Brigade-Generaal Meyer over. Diep
ontroerd scheidde hij van zijne trouwe
krijgsmakkers.
Bij zijne terugkomst te den Helder was
eene groote volksmenigte aan den ingang
van 't dorp saamgestroomd. Bevreesd, wat
deze samenscholing had te beduiden, wilden
zijne adjudanten halt houden en de reden
er van onderzoeken. De Admiraal gaf echter
zijn paard de sporen, reed midden onder
't volk en werd daar geestdriftig begroet.
Onder de_ kreten: „Leve Admiraal Ver-
Huell, onze Redder en Weldoener" werd
hij in triomf naar 't fort „Lasalle" gevoerd.
Hier werd hij door Generaal de Jonge
uitgenoodigd eene inspectie over de Hol
landsche troepen te houden. By die ge
legenheid trad een kapitein dei- schutterij
uit en dankte den Admiraal, namens de
ingezetenen van Noord-Holland, voor het
behoud der provincie en de handhaving
der rust. Toen een der adjudanten van
Generaal de Jonge, de Stelling overziende,
zich ontvallen liet: „we zouden er moeilijk
„meester van geworden zijn", werd hem
geantwoord: „dat zou ook niet makkelijk
„zijn gegaan, want de Admiraal had ge
zworen, zich onder de puinhoopen te be-
„graven".
Voorloopig werd de Stolling bezet door
40 Landkozakken, het 15e bataljon Linic-
Infanterie, een detachement van het 13e
bataljon Linie-Infanterie en 4 compagnien
Schutterij-Landstorm uit Alkmaar.
's Middags om half vier arriveerde „de
„heer Gouverneur van het Departement,
„dewelke met alle mogelijke honneurs inge
haald en buiten de eerste barrière aan 't
„Weeshuis gerecipieerd wierd doordeMili-
„taire en Civiele autoriteiten; na eene
„proclamatie aan de Ingezetenen wegens
„do hereeniging onder de regeeriug van
„Z. IC. Hoogheid gedaan te hebben, 't ont
slaan van den Eed der Bestuur's en Amb
tenaren, bezichtiging des fort „La Salie",
„vertrok des avonds om zeven uuren. De
„vreugde dor ingezetenen was bij deze ge
beurtenis onbeschrijfelijk groot, en werd
„op allerlejj wyze uitgedrukt des avonds
„waren allo huisen verlicht". (Brief Burge
meester van Westerholt aan den Com
missaris van het district Alkmaar d.d. 5
Mei 1814.) De bedoelde proclamatie luidde:
„Overgang in het Hollands.
„Willem den Ie als Souverein van Holland.
„Do Staatsraad Gouverneur van
„Holland voor het Noordelijk Ge-
„deelto.
„De Bewoneren aan de Helder.
„Nederlanders. Ja na maanden angst en
„lijden kondig ik uwlieden aan, dat gy
„een vaderland hebt, dat uw belangen, met
„die uwer landgenooten vereenigt zyn, dat
„gij van uwe knellende banden van uwe
„vorige juk ontslagen, dat gij Hollanders
„zijt in naam van
Willem de Eerste,
„Souverein Vorst van Nederland.
„Neem ik uwlieden onder zijn bescher
ming, zult gij uwlieden op dit oogenblik
„hulde en trouw sweeren aan een Vorst,
„wien geheel de Natie als Haren Verlosser
„eerbiedi'gd, en wien de geschiedenissen der
„volkeren als der twede Grondvester van
„onse Staad roemen zal. Bevelhebbers, tros
„op de dwingelandij van hunne alleen-
„heeracher en doof voor den voorspoed van
„ons vaderland, hebben telang uw verlos
zing en met dezelve de handel en wel-
„vaard van Holland gestremd, de voor
zienigheid alleen gebood, eu de ijsere
„Septer, met welke ene vreemdeling schier
„alle de Staten van Europa poogde te be-
„heerschen, werd vernietigd, de vrede en
„rust onder de Staten herboren en alle
„lijdende deelen der volken alsmede hunne
„wettigen regeeringen en alzoo het volks
geluk en welvaart terug te geven. Ook
„dit valt u lieden te beurt, gij keert terug
„onder het bewind van Oranje, een naam,
„dewelke nog voor weinige weken als een
„strafwaardig oproerkreet moest beschouwd
„worden, is nu het punt van algemeene
„vereeniging van Nederland met het her
geven van vrijheid en onafhankelijkheid.
„Zijn alle partyschappen verdwenen, een
„wijse Grondwet heeft een einde gemaakt
„aan vroegere twisten en al wat deugtzaam
„en verligt is schaart zich rond een ge-
„liefd Stamhuis welks Vorsten óns ook
„voor 't vervolg Vrijheid, Zeden en Wel
vaart en den Godsdienst verzekeren.
„Verheugt uw dan met alle uwe Land
genoten ovh* het geluk, dat de goede voor
zienigheid u schenkt, na treure en vreese,
„en treure worden door bliischap en dank
baarheid afgewisselt en 't "geroep van lang
„leve Willem de Eerste, Souverein Vorst van
„Nederland zij het bewijs, dat gij met alle
„uwe landgenooten, op het oogenblik, plech
tig sweert, voor een eigen vaderland en
„voor een eigen Vorst te leven*.
„Gedaan aan den Helder,
„den 4en Mei 1814.
„Van Tets Goudriaan."
Nog dienzelfden dag schreef Generaal de
Jonge aan den Souvereiucn Vorst:
„Ik reken mij gelukkig, Uwe Koninklijke
„Hoogheid te kunnen melden, dat het be
langrijk punt van den Helder, en de niet
„minder bolangrijke vloot, thans wederom
„voor de dienst van Uwe Koninklijke Hoog
heid en van het Vaderland, verzekerd
„zijn."
Hot Engelsche jacht „The British Mare"
kwam op de Reede ten anker; de com
mandant meldde zich bij den Admiraal,
overtuigde hem van den lof die algemeen
in Engeland aan zijn staudvastig gedrag
werd toegezwaaid en stelde namens zijne
Regeering deze brik te zijner beschikking.
De Admiraal, zonder vloot, zelfs zonder
sloep; zooals Ver Huell zich noemde, aldus^
vereerd en gehuldigd door zijne tegenstan-"
ders en vijanden, dankte voor die eer.
Reeds den 2en Mei had hij zijnen Adjudant
Ryk naar den Haag gezonden met eenen
brief aan Minister van der Hoop, waarin
hij dezen verzocht den Souvereinen Vorst
zijne diensten aan te bieden. In afwachting
van hot antwoord zou hij met zijnen Staf
nog oenige dagen by Generaal de Jonge
te „Lasalle" vertoeven. Intusschen ontbood
hij zijnen gewezen schipper Matthijsen,
en beval dezen de brik „le Genie" voor
eene reis naar Frankrijk in orde te bren
gen. Het antwoord van den Minister, dat
den Admiraal op 7 Mei bereikte, staafde
de opmerking van Ryk, dat men in den
Haag veeleer geneigd was Ver-Huell te
verwijderen dan te behouden. Dit antwoord
eindigde :-„het zal mitsdien van Uwe Ex
cellentie en Uwe drie adjudanten afhan
gen, om, hetzij ter verantwoording of ter
„voortzetting van Uwe dienst naar Frank
rijk te vertrekken, hetzij, om hier te lande
„te verblijven, in welk geval Uwe Excel-
„lentie en hun alle die wetten te stade
„zullen komen, welke de veiligheid van
„stille ingezetenen verzekeren". Geen letter
antwoord op de aanbieding zijner diensten
aan den Lande!
De Maire van den Helder betuigde den
Admiraal, uit naam der ingezetenen, dank
voor alle goedheid, de bevolking bewezen
hij bood hem de eerste jonge groenten uit
zijnen tuin. Later herhaalde eene deputatie
van notabelen mondeling de bewijzen van
erkentelijkheid der burgerij.
Na persoonlijk afscheid genomen te hebben
aan boord van alle schepen van het eskader,
verliet Ver-Huell op 9 Mei, 's ochtends
om 6 uur, aan boord der brik „le Genie",
onder commando van den luitenant de
Vaisseau des Landes, en vergezeld door
zijne drie adjudanten diep ontroerd 't Vader
land. „Ik verliet het Vaderland, vervuld
„van de treffendste gemoedsbewegingen,
„die ik hoogst moeyelijk in al hare kracht
„op het papier kan uitdrukken." Zoo leest
Inspringend
Balcon
Lang 10 M.
Breed 1.20 M.
Lang 16 M.
Breed 1.20 M.
Hoog
12.80 M.
men in zijne aanteekeningen. Aan boord
schreef hij den Generaal de Jonge deze
weinige^ woorden, die beide bevelhebbers
zoozeer 'tot eer strekken„Ik dank U zeer,
waarde Generaal, voor alle bewijzen van
„beleefdheid, welke U me hebt gegeven,
sedert we elkaar de hand hebben mogen
reiken."
Den lOen Mei 's avonds liep de „Genie"
de haven van H&vre in Frankrijk binnen,
waar Ver-Huell des anderen daags dooi
de autoriteiten met alle eerbewijzen, ver
schuldigd aan zynen hoogen rang, werd
ontvangen. Zijn vertrek sluit de geschiedenis
der blokkade van den Helder, waar „de
„door de hooge Verbonden Mogendheden
„met Frankrijk zoo heugelijke als denk-
waardig gesloten Vrede op Zondag 12 Juni
"plechtig zou worden herdacht".
(Slot volgt.)
Lang 1.75 M.
Breed 0.80 M.
Hierboven geven wy eene teekeaing van het nieuwe Tehuis voor Militairen, dat aan don Kanaalweg in aanbouw is.
Zaterdagmiddag 14 December bad op eenigszins plechtige wijze, hoewel in besloten kring, de eerste steenlegging plaats
door de Huismoeder Mejuffrouw A. Tbitsma.
Het gebouw, dat bij eene gevelbreedte van pl.m. 16.50 M., eene diepte van ruim 17 M. en eene hoogte van ruim 12 M.
krijgt, zal ruime conversatiezalen, zalen voor vergaderiugen, schrijf- en leeszalen, studeerkamertjes en eene badkamer bevatten.
Achter in den beschutten tuin komt eene kegelbaan.
Het werk wordt onder directie Yan den Heer L. Vinmnbobn uitgevoerd door de Heereu Guus. Smit, Aannemers alhier.
ZIJN KERSTGESCHENK.
DOOR
NORM A.
Met een pijnlijken zucht boog ze het
bovenlijf achterover, steun zoekend tegen
de harde, rechte leuning van den matten
stoel, waarop ze den geheelen dag onafge
broken zat te naaien.
Door het eenige raam van het achter-
bovenkamertje wolkte de vroege avond
binnen. Buiten tikte met zijn spichtige,
kale takken een uit zyn kracht gegroeide
populier telkens heel eventjes tegen de
ruiten en dikke neveldroppels vielen triest
als tranen omlaag.
Pa3 drie uur, vertelde de groote gangklok
beneden en nu reeds schemerde het in de
hoeken.
Even wachten", dacht Leentje, eer ze
de keuken lucifers ging halen, een
oogenblikje rusten, ze was zoo moe in haar
rug en hoofdpijn had ze ook. Dat kwam
natuurlijk van dat nare petroleumkacheltje,
die dingen stinken altijd. En dat mevrouw
nou toch den heelen dag niet naar haar
omzag. Van morgen, toen ze kwam, mocht
ze even bij mevrouw in de huiskamer,
waar een stapel verstelwerk haar wachtte.
Kort werden de bevelen uitgedeeld. Hier
een paar nieuwe mouwen ip, daar een
stuk en dat weer omgeboord en voor
Hans van een pantalon van papa een
nieuwe schoolbroek maken en zoo belast
en beladen strompelde ze met haar manke
de trap op naar de zoogenaamde
•ommelkamer, achter, op 't noorden.
Om twaalf uur bracht 't kindermeisje
haar op een blaadje haar dejeuner met de
boodschap van mevrouw er bij, dat die
uitging en of ze 't wel allemaal alleen kon
klaarspelen voor den avond. Misschien
kwam mevrouw om een uur of vijf eerst
thuis.
Zuchtend liet Leentje de verstelde kleeren
door de vingers gaan. Zou 't wel naar ge
noegen zijn, kreeg ze weer niet het noodige
te hooren? Ja, die naad was wel wat dik
en die eene hoek trok en die mouw?
Hemel, zag ze goed, zat ie er heusch ver
keerd in, o, o, hoe kon ze zoo stom toch
wezen, wat was ze weer aan 't knoeien,
wat een prul yan een naaister was ze toch
Als mevrouw dat zagen zoo vlug
ze kon hompelde ze de trap af om lucifers
te halen bij Jans.
He, wat rook het heerlijk in de keuken,
even bleef ze staan en Snoof de lekkere
geuren op.
Ze kon soms zoo ontzettend flauw worden
van dal onafgebroken zitten naaien en half
hoopte ze al op de goedertierenheid van
Jans, die haar wel eens meer tusschentijds
wat lekkers toestopte.
jGut, meid, sta je der nog?" vroeg Jans
omkijkend, terwijl ze krenten en rozyneu
waschte om in het tulbandbeslag te doen.
Ze had het meer dan druk. De Kerstgans
moest nog gestopt en gebraden worden, de
tulband gaar, alles voor morgen en dan je
gewone eten voor vandaag er nog bij. „Ge-
makkelijk toch, die mevrouwen. Je gaat
uit, cadeautjes koopen en 't werk wordt
thuis evengoed gedaan. Zulke rijke lui geven
meikaar bij elke gelegenheid cadeautjes.
Sinterklaas pas achter den rug, nou weer
kersttijd en dan met nieuwjaar moet er al
weer wat $vezen", bromde Jans.
„Sinterklaas", had mevrouw eens in een
goede bui gezegd tot haar getrouwe, „da's
Hollandsch zie je, nu, en kerstmis vieren
de Duitschers en de Franschen geven
elkaar met nieuwjaar geschenken zoo
zijn we op zyn tijd Hollander, Duitscher
en Franschman compris?" lachte me
vrouw en ze gaf Jans van louter joligheid
onder 't heengaan een tikje op den schouder.
_Sta je daar nog?" herhaalde ze en keek
meteen in de soeppan. Kom, een enkel
bordje kon er wel af, dan maar straks wat
verdund en er een beetje Liebigs bij gedaan,
't Was toch ook zoo'n broodmagere, kreu
pele stakkerd.
„Gaan even zitten", noodigde ze on
schepte een kom vol geurig vleeschnat.
„Mevrouw komt nog in geen paar uur en
zoo'n warm happie zal je goed doen. 't Is
niet alles om daar maar zoo toejoers te
zitten trappen en draaien. Meid, wat ben je
begonnen? Naaister, 'k zou nog liever!"
riep Jans en haar stevige armen met
hoog opgestroopte mouwen gingen bedrijvig
rond.
„Je moet maar anders kunnen", zei de
bleeke bezoekster en slurpte behaaglijk de
warmte binnen.
„He, daar knap je van op 1 Je moet maar
anders kunnen, wat schoot er voor mij,
zwakke stumperd anders OYer, toen
eindelijk uit was met ziekenhuis en weer
by grootje en weer ziekenhuis en al dat
gedokter en mijn heupziekte dan tenminste
genezen was. Wat moest ik? Ben ik nou
geschikt voor zwaar werk of scharrelen
met kinderen of staan in een winkel? De
dokter zei zelf nog
„Meid", riep ineens Jans, „die dokter
van je, je weet wel, is weer terug uit Indie,
hij woont hier vlak bij, op kamers bij
juffrouw Wolters!"
„Wat?" zei Leentje en haar gezicht ver
dorde van schrik, haar handen beefden
plotseling zoo, dat ze soep op haar schortje
morste, „wat, is ie terug en dat.hoelang?"
Ingezonden Modedoeling.
D ATI^ KINDERTIJDSCHRIFT
Mr\nl_J VERSCHIJNT AllE-14 DAGEN
EN-IS OVERAL-GRATIS VERKRUGBAAR-VOOR*IEDER KOOPER
VAN solo MARGARINE«45tT PER POND
„Nou, nog niet lang, een paar weken
maar. Gossimijne, wat zie je der uit, zeg,
schrik je daar nou zoo van? Nou, je zal
hem welderes zien, hij is dikker geworden,
zou 'k zoggen en hij heb ook veel grooter
snor als op dat portret van je, maar knap
is ie nog wel, hoor, al heb het Indische
zonnetje hem lekker bruin gebakken!"
Met moeite dronk Leentje haar kom leeg.
„Dank je wel, hoor, heerlijk gesmaakt, he,
daar knapt een mens'ch van op, nou kan
'k weer lekker aan 't werk", en ze wipte
de keuken uit en de trap op.
„Terug, terug", zong het in haar hoofd,
„terug" suisde het in de gasvlam, „terug"
tikte het in de naaimachine, 't Was of
haar ziel in de eerste verbijstering slechts
dat eene woord kon bevatten: „terug".
Koortsachtig snel tornde ze de verkeerde
mouw uit, repten haar vingers zich om 't
kwaad te herstellen.
Hij was dan weer hier, terug na lange
jaren, ademde weer dezelfde lucht in met
haar. Ze zou hem weer ontmoeten, in zijn
lieve oogen zien, de zachte aanraking van
zijn handen voelen.
Maar, en dan kwam er plots iets als een
donderwolk voor het lichtend verschiet
„een paar weken" had Jans gezegd, was ie
terug en ze wist er niets van. Hij beloofde
toch stellig, dat hij haar vinden zou, „al
was 't ook aan 't audere eind der wereld".
Zou hy naar gezocht hebben? 't Was waar,
grootje was verhuisd in dien tijd, maar was 't
stadje dan zóó gioot, dat hij haar niet kon
vinden? Als hij 't eens niet gemeend had
en haar al lang vergeten?
Nee, dat kon niet. Daarvoor was hy yeel
te eerlijk en goed, wat ging hij zacht en
lief met haar om, hield haar pols tyden
achtereen zoo teedor vast, streek haar innig
over 't bleeke gezicht. En dan zijn portret
met zijn naam er op. Gustaaf Bender
voluit. Andere patiënten kregen er toch
geen, alleen zij, „zijn lief vriendinnetje" had
ie gezegd en dan die trouwe, blauwe oogen,
waarmee hij haar toen aanzag.
Zoo dobberde Leentje tusschon hoop en
vrees, maar hoop overwon, telkens weer.
Ze zag zich nog in 't ziekenhuis, arm
zwak schepseltje, sukkelend van 't eene
jaar op 't ander, dan weer thuis in een
bed voor 't raam, alleen oude grootmoe tot
hulp. Vader en moeder, allebei dood. De
busdokter deed wat hy kon, probeerde van
alles, beterschap bleef uit toen kwam
hijEen jong, pas aangesteld marine-
doktertje, een heel jeugdige blonde man
met beginnend kneveltje - een mensch,
aan den ingang van zijn leven, idealist in
den volsten zin des woords.
Ze was zyn eerste burgerpatiènt en dade
lijk herinnerde haar onknap lijdonsgezichtje
met de diepe, donkere oogen en 't blauw
zwarte haar hem aan een vroeggestorven
zusje.
Hij nam de behandeling op zich en er
kwam spoedig merkbaar beterschap. De
pijnen en koorts verminderen, de krachten
namen wat toe. Hij, in de wolken over
zijn blijkbaar succes, kwam dagelijhs,
bracht lekkers of soms een aardig boek
mee, zat tijden lang te praten over koetjes
en kalfjes. Hy voelde sympathie voor
haar, het geduldig lijderesje met de dank
bare oogen. Voor hem was en bleef ze het
arme, misdeelde, erfelijk belaste kind, die
nooit zoo zou worden als haar medezusters,
die nooit volop genieten zou het rijke, volle
menschenleven.
Hy begreep niet, dat in dat achterlijke,
teere meisjeslichaam vrouwenverlangens
ontwaakten, verlangens vol zengenden
hartstocht, die- in de stille, lange waak-
nachten uitgingen tot hem, tot den eenigen
jongen man, die haar met goedheid om
ringde. Hoe ze zich dan alle gezegden, alle
blikken van hem terugriep, hoe daar zyn
hand had gerust en ze dan haar gloeiend
gezicht legde precies op diezelfde plaats,
snakkend naar de zachte streeling zijner
handen.
Als dan 't afscheid kwam en hy ook
zijn herstellend patientje, die in 't zonnetje
voor 't raam zat, voor 't laatst kwam toe
spreken, schoot zijn gemoed vol, wanneer
hij dat jonge lichaam zag schokken van
ingehouden smart en de oogen benevelen
door tranen.
„Nu kan ik niet beter worden, nu u weg
gaat I" had ze geroepen ten laatste en met
de magere, klamme handen greep ze zijn
rechterhand, of ze hem nooit kon loslaten.
„Nu, zie ik u nooit weer 1" snikte ze on
bedaarlijk en zoo liet ze zich gaan, dat
hij 't ergste voor haar gestel vreesde.
Toen was het gekomen, dat hy', om haar
tot kalmte te brengen, zijn portefeuille te
voorschijn bracht en er zijn portret uit
haalde, feitelijk voor een collega bestemd
en daarmee het woeste schreien als door
tooverslag bedaarde.
„Mag ik 't heusch houden, heusch, dok
ter?" vroeg ze met een zaligen lach over
haar behuild gezicht", is 't gerust van mij?
O, had ik nu maar een portretje van mezelf,
dan kreeg u dat. Zou u 't willen? Anders
vergeet u me zoo gauwl"
..lk jou vergeten, Leentje? nee hoor,
nooit zal 'k myn geduldig patientje ver
geten."
,Och", pruilde ze met een tikje coquet-
terie," als u over drie jaar .terugkomt, wie
weet, waar ik dan beu, als ik beter word
tenminstemisschien wel ver weg, ergens
in betrekking dan vindt u me nooit
meer", en de verradelijke tranen drongen
weer naar buiten.
Maar hij, vol enthusiasme, beloofde haar,
hy zou haar altijd weer vinden, al zat ze
aan 't andere eindje der wereld, maar ze
moest nu ook belooven,' trouw haar best
te doen om beter te worden, al zijn voor
schriften getrouw opvolgen, dan zag hij
haar terug als een gezonde, flinke meid.
Zoo was hij vertrokken, haar achter
latend vol illusieB en in de eenzaamheid
kuste ze zijn portret zoo meermalen, dat
het er door verbleekte. „Mijn Gustaaf"
noemde ze het.
„Beter worden", had hij gezegd en ze
deed haar best, nam zich zóó inacht,
volgde zijn raad zóó getrouw een poos
nog en ze kon voor zichzelf leeren zor
gen. Eerst één naaihuis, langzamerhand
meer. Haar rug bleef pijnlijk en 't loopen
ongelukkig, maar de hoop deed wonderen.
Als hij terug komt, moet ik gezond zijn,
wat is nu een ziekelijke vrouw in een
huwelyk!" 'N huwelijk, en de vlammen
sloegen haar uit. Ze zag in gedachten al
in hun eigen huis, zij. een doktersvrouw,
't Was waar, hy deftig en zij een arm,
min burgerkind, maar 't zou de eerste keer
niet zijn, dat een heer een arm meisje
trouwde!
Toen zon ze op een middel om hem
iets van zich te laten hooren. Briefschrij
ven Dar durfde ze niet goed. Ze had door
haar ziekte zoo weinig schoolgegaan en
schreef zoo'n ongelukkig krabbelpootje met
veel fouten.
Als ze dan eens een handwerkje maakte?
Dat ging haar goed af. Een sluiraerrol b.v.
van zij, met bloemen er op geborduurd.
Dus toog ze aan 't werk. Op een uit
verkoop wist ze een lap lichtblauwe zyde
te bemachtigen en het kussen werd wer
kelijk allerliefst.
Nu lag het al twee jaren in haar klee-
renkist, zorgvuldig ingepakt bij kamfer-
balletjes, wachtend op 't oogenblik van
besteraming
's Avonds om acht uur stond Leentje
met vuurroode wangen en ooren in den
snerpend kouden noordoostenwind in 't
laantje voor zijn huis. Mevrouw was nog
al genadig geweest, zei haar, dat ze mor
gen wel een stuk tulband mocht komen
proeven, stak haar voor grootje een bus
Blookers in den mantelzak. „Echt aardig
van mevrouw", dacht ze, „toch heusch
eeu goed mensch, al is ze wat lastig" en
dan weer gingen haar gedachton tot hem,
wiens verlichte vensters vertelden, dat hij
thuis was. Zag ze niet een schaduw, een
vorm Yan zijn hoofd zich bewegen op 't
helder gordijn? Zou hy 't zyn? O, als hy
eens wist, wie daarbuiten wachtte, o*> hem,
op hem alleen. Als ze eens even belde,
vroeg den doktor te sprekenMaar zoo
laat hield ie toch geen spreekuur, wat