KLEINE COURANT N
't Vliegend Blaadje
voor Heldor, Texel, Wieringen en Anne Peulownem
GEWROKEN.
No. 4164.
Zaterdag 4 Januari 1918.
41ste Jaargang.
't Vliegend Blaadje p. 3 tn. 50 cL tr p pon 75 cl. bmteilaad 11.26
Pre- 1 Zoadagibl*'! 37J *5 i f 0.75
Modeblad 66 75 *09"
(Voor bet bmtentud bij vooruitbetaling.1
Adverteattta tu 1 tol s regelt (bij vooruitbetaling)
...75. isicnissstlb uiaaillC
1 bij vooruitbetaling.1 53» Jj Vi**ettea t« groote letten worde* tur plaatsruimte berekend.
Veraohijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag.
Uitgever: C. DE BOER Jr. (v./h. BERKHOUT t Co.), Heider.
BureauzSpoorstrnat en Koningstraat.
Eerste Blad.
Aan onze Lezeressen.
0« behoefte aan het bexit van een degelijk,
practiich Modeblad, hetwelk volledig voorlicht,
betreffende de eigenen welke de mode stelt, doet
zich thans het meest gevoelen.
„HET NIEUWE MODEBLAD",
hetwelk by den uitgever van dit blad is verkrijgbaar
gesteld, kost slechts 65 ets. p. 3 maanden (franco
p. post 75 ets.) verscliynt 2 maal per maand, alzoo
6 nummers in één kwartaal, en is
een Modegids bij uitnemendheid.
Het bevat afbeeldingen van de fraaiste toiletten
zoowel als van meer bescheiden costumes en eene
uitgebreide collectie voor kindergoed.
Het is onontbeerlijk voor elke huismoeder, die
er prijs op stelt, zich en hare kinderen smaakvol
en toch weinig kostbaar te kleeden. Elke aflevering
is vergezeld van een uitvoerig patronenblad, zoodat
men in staat is een betreffend costuum of model
daarvan zelf te vervaardigen.
Het blad is van groote waarde voor jonge Dames,
wegens een schat van afbeeldingen van handwerken.
Meerdere malen wordt eene modeafbeclding op
de voorpagina artistiek in kleuren afgedrukt.
Wij wekken onze lezeressen op, zich op dit
De Administratie van dit blad.
opzegging abonnement Zondags-
bja(| en Modeblad voor het eertte
kwartaal kan niet meer plaats hebben
Abonnementen op beide premiebladen
worden na den 15den dezer voor het eerste
kwartaal niet meer aangenomen.
In de serie artikelen over „Deu Helder
en 't Eeuwfeest van Neêrland's Onafhanke
lijkheid" welke dit blad in de laatste
weken uitgaf, werd bij herhaling er op
gewezen, hoe de handelwijze van den Vice-
Admiraal C. H. Graaf Veb Hdell uitslui
tend voortsproot uit hechte trouw aan
zijnen krjjgsmanseed voor den Franschen
Keizer en uit diepgevoeld militair plichts
besef. Tevens werd er op gewezen, hoe
het geslacht van 1813 en '14 algemeen en
dat van 't jaar 1912 nóg gedeeltelijk, het
gedrag van den Stelling-commandant be
vooroordeeld wist te laken en hoe onze
groote staatsman Thobbeckb het zwaard
te zijner verdediging uit de scheede trok
door het pleidooi: „In zulke dagen vindt
het gelukkig verraad toejuiching, maar er
is eene ongewone sterkte van wil noodig,
om niet met de menigte mee te loopen."
Voortgezette nasporingen op 't Algemeen
Rijksarchief te 's Gravenhage in de verba
len van 't Departement van Oorlog brachten
een merkwaardig document aan 't licht,
te gewichtig om 't U, Helderschen, die de
blokkade Uwer stelling deze weken in
deze courant zoo welwillend hebt willen
volgen, te mogen verzwijgen.
De „Scheepslieutenant" Bezemer, die de
Kozakken of voorposten aan 't Zand com
mandeerde, schreef 10 December 1813 o. m.
aan den Admiraal Verdooben te Arasterdam
Ik heb gisteren weer 4 Fransche
matrozen, die gedeserteerd waren, naar
Alkmaar opgezonden en daar ik aan de-
zeiven ontdekte, dat alle ontevreden waren,
en zij mij zelfs zeiden, dat indien hunne
kameraden wisten, zij zoo wel ontvangen
zouden worden, zij allen zouden overloopen,
heb 'k begrepen hun daarin te moeten
sterken en heb hedenochtend gelegenheid
weten te krijgen drie proclamatién (waar
van ik zoo viij ben U H EG. inliggende
copie aan te bieden) in hunne handen te
krijgen, waaraan ik hope te hebben wel
gedaan, terwijl mij de goedkeuring, van
U H E G. regt aangenaam zal wezen."
Deze proclamatie, uit 't Fransch over
gezet, luidde als volgt:
PROCLAMATIE:
Tot U, ongelukkige Fransche matrozen,
die zich nog binnen de stelling van den
Helder bevinden en die nog zuchten onder
't ondragelijke juk van Napoleon, den over
weldiger van Frankrijk, de verwoester van
gansch Europa! tot U, Franschen, die
men gedwongen heeft ouders en verwanten
te verlaten, richten we de volgende regelen
Dank zij de hulp der Verbonden Mogend
heden zijn Nederland en de meeste volken,
die aan den tyran van 't vaste land waren
onderworpen reeds bevrijd. Deze verbon
denen zullen ook Uw ongelukkig vaderland,
Frankrijk, bevrijden. Zij hebben reeds de
grenzen van Frankrijk overschreden en
zullen niet rusten, voordat de wereld
verlost is.
De omwenteling, die reeds in Holland
bijna overal heeft gezegevierd, openbaart
zich ook in Frankrijk en Belgiö. Ieder, die
ontevreden is met zijn lot, hoopt bevrijd te
worden van de banden, die hem kwellen.
Dappere Fransche matrozen, we noodigen
U uit Uwen commandant te verlaten en
't voorbeeld te volgen van Uwe kameraden,
die ons reeds in de armen zijn gesnéld.
Gij zult door ons als vrienden ontvangen
worden en behandeld, zooals dappere maar
ongelukkige militairen betaamt. De Hol
landers zullen op U nooit het onheil wreken,
dat de onderdrukker, die nog over Uw
Vaderland den scepter zwaait, over ons
heeft gebracht.
Komt dus tot ons, dappere matrozen,
ontvlucht l'wen commandant, die de ver
rader is van zijn land en die U zeker in
het grootste ongeluk zal stortenvreest
de Russische Kozakken niet! Zij worden
aangevoerd door eenen officier van de
Nederlandsche Marine en ze achten U even
zeer als ons.
Geschiedenis dient gestaafd door bewijs
stukken ziehier, onloochenbaar bewijs hoe
men van Hollandsche zijde heeft getracht,
ook de lagere Fransche schepelingen tegen
hunnen commandant op te hitsen, waar
door de positie van den Vice-Admiraal Ver-
Huell ondragelijk werd.
De Admiraal Verdooben meende uit dat
van den Souvereiuen Vorst toegezonden
document „het beleid en de goede conté-
nance van dien zee officier te zien in 't
volbrengen der hem opgedragen taak". Hy
betuigde den luitenant Bezemer dan ook
bij dagorder zjjne hooge tevredenheid en
vond zich verplicht, dezen ten zeerste bij
Z.K.H. aan te bevelen.
Zoo geschiedde het voor 100 jaar
Den Haai/, 15 Dec. 1912.
Ie Luitenant der Vesting-Artill.
gedetacheerd a. d. H. K. S.,
W. G. de Bas.
NIEUWSBERICHTEN.
HELDER, 3 Januari.
Tweede Kamer.
De afdeelingen der Tweede Kamer zullen
7 Januari des voormiddags half twaalf bijeen
komen voor het onderzoek van de vroeger
vermelde wetsontwerpen in de openbare ver
gadering dienzelfden dag te houden.
Te half twee ie aan de orde geateld een
regeling van werkzaamheden, waarbij de
voorzitter aal vooratellen Donderdag
9 Januari ook des avonds te vergaderen.
Meu vermeent dat dit geschiedt met de
bedoeling om, waar voor den aanvaDg der
behandeling van de Oorlogsbegrooting ie
vastgesteld 8 Januari 11 nnr, in die avond
vergadering de behandeling te beginnen van
een der andere overgebleven hoofdstukken,
zeer ve. moedelyk, dat van binnenlandscho
zaken.
Roof.
Men meldt nit Rotterdam:
Zooals reeds werd gemeld werd Maandag
op het wisselkantoor van 't Hof en Pikaar,
aan een Belgisohe dame een portefeuille
inhondende f 6000 ontrold.
Een niet minder brntaal stnkje werd
Dinsdagmiddag op de Wissel- en Effecten-
bank alhier uitgehaald. Een sekere S. v. d. V.
nit 's-Gravenhage kwam op genoemle bank
eenige effecten koopen en om deze te be
talen legde -bij twee bankbiljetten elk van
f 1000 neer. Op een gegeven oogenblik
waren beide bankbiljetten spoorloos ver
dwenen. De politie die onmiddellijk met
dezen brntalen roof in kennis werd gesteld,
ving dadelijk met haar onderzoek aan. Een
onbekend, omstreeks 50-jarig man wordt van
den diefstal verdacht. Niet onwaarschijnlijk
is het dezelfde persoon, die gisteren de Bel
gische uame tot zijn slachtoffer maakte.
Eergisterennacht kwam een 27-jarige
chanffenr bij de politie te 's-Gravcnhage
aangifte doen dat hy in een huisje aan het
Hnygenspark de gescheiden 40 jarige vrouw
A. H. S.j met wie hy eenigen tyd leefde,
na een twist had gewurgd. De dader" moet
ontkend hebben dat bij het voornemen had
de vrouw te dooden. De verslagene zou hem
vooraf met een sleutel in het gelaat hebben
geslagen.
Nader is gebleken, dat de vrouw bij de
worsteling ook een scheermes in de hand
hoeft gehad. De verdachte, dit aan de politie
mededeelonde, verklaarde toen uit zelfver-
"iging do vrouw bi) de keel te hebben
gegrepen en haar ruim drie minuten te heb
ben vastgehouden.
Scheepsramp.
Zaterdagavond bracht do Eogelsche stoom
trawler tlbis" den kapitein- Oerbach en oen
matroos van het Zweedsche stoomschip
iVolmer", dat Donderdag op weg van
Swansea naar Nizza in ren zwaren storm
zniden van de Scilly-eilandeD gezonken
was, te Newlyn aan. De twee zeelieden
hadden twee dagen in een open boot door
gebracht en waren totaal uitgepnt van ver
moeienis en ontbering. Zij waren de eeoig
overgeblevenen van een bemanning van 17
koppBD.
De beide schipbreukelingen gaven een nit-
roerig relaas van de scheepsramp. Op dm
Tweeden Kerstdag kreeg hnn schip een groot
lek, zoodat het water met geweld binnen
drong. Daar het onmogelyk bleek het gat te
dichten, de kapitein last het schip te
verlaten. De eerste reddingsboot die werd
neergelaten, sloeg tegen het schip en werd
vorbryzeld. De acht mannen, die er in had
plaats genomen, verdronken. De tweede
reddingsboot met acht man en den kapiteio
kenterde. Men slaagde er in de boot weer
op te richten en allen namen er weor in
plaats. Maar 's nachts stierven twee stokers.
De eerste stnnnrman werd waanzinnig en
sprong in zee, nadat hy eerst getracht had
don kapitein te wnrgeD. Later sprong nog
een matroos in zee, die gek was van den
dorst en drie andere matrozen stierven nog
van nitpntting.
Ia sommige berichten wordt melding ge
maakt van een stoomschip dat dicht bjj de
plaats van de ramp sich bevond, maar alle
noodsignalen onopgemerkt liet en doorvoer.
Julia Culp bntolen.
Uit Berlijn ontving het «Maandagochtend
blad" de volgende mededeeliug
Toen Julia Culp Zaterdagmiddag met den
trein naar Liverpool vertrok en in Londen
afscheid nam van verschillende vrienden,
werd haar valies door treindieven gestolen.
De jnweelen en prachtige geschenken, die
Julia Cnlp van verschillende gekroonde Euro-
peesche hoofden ontving, benevens haar vele
ordeteekenen, waren in dit valies gepakt.
Het valies draagt de initialen J. C. Ver
schillende kostbaarheden zyn van dezelfde
initialen voorsien. Naiuurlyk werd onmiddel
lijk door de Londensche vrienden van me-
vronw Culp alles in het werk gesteld om de
dieren op het spoor to komen. Scotland Yard
h eft een nitgebreid onderzoek ingesteld. De
DnifacLe gezant en de Hollaodache gezant
zullen al hnn invloed gebruiken om detec
tives aan te zetten overal inlichtingen te
vragen. Men schat het gestolene op ongeveer
,000 mark waarde. Een groote belooning
zal uitgeloofd worden, om de daders machtig
worden. De echtgenoot van Jnlia Culp
vertrekt naar Londen, om nauwkenrige in
lichtingen te geven van de gestolen jnweelen.
Hierbij slnit zich aan wat nit Londen aan
dat blad wordt gemeld.
De jnweelen van mevrouw Julia Cnlp zyn
gestolen, terwijl zy Zaterdag aau het Euston-
station plaats nam in den boottrein naar
Livorpool, teneinde naar Amerika te vertrek
ken. Mevrouw Culp was vergezeld van haar
meid en haar accompagnateur, Coenraad Bos.
Zy plaatste haar blauw-lederen taschje in een
eerste-klas coupé en nam vervolgens op het
balcon van haar vrienden afscheid. Toen z(j
eenige minuten voordat de trein vertrekken
moest in de conpé plaats nam, miste zjj haar
jnweelen kistje.
De stationschef was zoo vriendelijk het
vertrek van den trein eenige minHten op te
honden, waarvan mevrouw Cnlp en haar
vrienden gebruik maakten om overal te
maar tevergeefs. Op weg naar Li'
word de trein van het begin tot het
onderzocht, doch ook zonder eenig resultaat
:e zoeken,
jiverpool
iet einde
op to leveren. Het kistje
schynlyk door een der leden van een inter
nationale dievenbende, die mevrouw Cnlp
vermoedelijk van het vasteland gevolgd is.
Maar daar niemand, die een spoorweg-
nniform droeg, in de nabijheid gezien was,
vermoedt men, dat do dief sich als krnier
vermomd en ongemerkt onder het pnblick
bad gemengd en soo de gelegenheid had ge
vonden om te ontsnappen. Scotland Yard
werd terstond met het feit in kennis ge
steld, doch een onmiddellijk ingesteld onder
zoek leverde geen resultaat op.
Mevronw Cnlp loofde een belooning nit
voor de terugbezorging van haar waarde
volle gestolen jnweelen, waaronder zich een
1'roche met de Duitsche kroon in robijnen
bevond, haar door den Dnitschen keizer ge
schonken, alsmede een zilveren medaille van
Koningin Wilhelmina, een goudon medaille
van den hertog van Anhalt, twee paarlcn
halssnoeren met saffieren en brillanten, drie
armbanden met brillanten en paarlen, twee
ringen met paarlen en edelgesteenten, een
paar zilveren armbanden met diamanten be
zet, twee zilveren sigarettenkokers en verder
zilveren toiletbenoodigdheden, voorzien van
de initialen der beztoleno. De totale waarde
der juweelen bedraagt f 80,000, doch is
voor mevrouw Cnlp veel grooter.
Mevrouw Cnlp begeeft zich voor het
maken van een tournée naar Amerika per
s.s. „Germania" van de Cunard-Line.
De lersche kroonjuweelen.
Ia Juli 1907 veroorzaakte het bericht ge
weldige opschudding, dat de lersche kroon
juweelen nit de kluis op Dnblin Castte waren
gestolen. Het waren de diamanten stor van
don grootmeester van de orde van St. Patrick,
geschat op een waarde van 50,000 pd.st.,
een diamanten band van dezelfde orde, ter
waarde van 16,000, pd. st. en vyf halsketonen
van ridders dier orde, ter waarde van 1000
pd.st. het stuk. De kluis was met een sleu
tel geopend. De dief werd niet ondekt en
de kostbaarheden bleven weg.
Het is een geheimzinnige gesohied enis ge
weest. TelkeDB is in sommige bladen cd in
het Parlement de beschuldiging geuit, dat het
onderzoek werd gesmoord, dat men om schan
daal te voorkomen alles in den doofpot
wilde doen. Herhaaldelijk is ook het gerucht
opgedoken, dat het gestolene in do kluis
t«rng was gebracht. Dinsdagochtend kwam
de „Daily Telegraph" weer met die mede-
deeling, maar evenals de vorige keeren werd
dat officieel tegengesproken.
Nn zegf echter de „Daily News" dat z(j
van onbetwistbaar gezaghebbonde zyde heeft
gehoord, dat de kostbaarheden inderdaad
teruggebracht zyn, en wel reeds een week
of zes na den diefstal, zooal niet weer in de
kluis gelegd, dan toch in handen van de
bevoegde overheid. Daar berusten zy nog,
en ze zyn niet, gelyk men het heeft voor
gesteld, door namaak vwangen. Volgens
het blad, had men indertijd ook het verdwijnen
van de kostbaarheden niet bekend willen
hebben. Het lekte nit. Verder acht het blad
het waarschijnlijk, dat het Lagerhnis binnen
kort geheel op de hoogte zal worden gebracht
van wat er in Juli, 1907 „zoowel op Dnblin
Caslle als te Parys", is gebeurd.
Nog iels over Mode dieren.
Dezer dagen vermeldden wij een en ander
over een» te Amsterdam gehonden lezing
betreffende het denken van dieren, in 't bij
zonder over het beroemde „sprekende paard"
te Berly'n. De Dnitsche professor, die deze
voordracht hield, kwam aan het slot van
zyn betoog tot de conclusie, dat dieren niet
denken, en dat de handelingen van de be
doelde paarden berusten moesten op het zien
van teekens, die hun door hnn leermeester
worden gegeven. Zelfs toen professor Van
Rees opmerkte, dat een der paarden blind
was, en dus geen sprake was van iets te
zien, zei de Duitschor, dat zQ ze dan wel
licht op eene andere manier gewaarwerden.
In verband met deze conclusie is het wel
eens interessant te vernemen wat anderer
ervaringen hebben geleerd. In het .Handels
blad" nn verscheen over dit onderwerp een
zeer lezenswaardig artikel, waarnit wjj een
en ander willen aanhalen.
De schrijver heeft «elf met zijne twee
katten typische ervaringen opgedaan. Het is
moeder en zoon, en toen zoonlief oud genoeg
was, at hy met mama nit één schotel.
,Dat ging in den beginne best", zoo ver
telt de schrijver. «Op een goeden dag echter,
toen mama nog midden in haar diner, maar
zoonlief reeds klaar was, wist deze in jeug
digen overmoed niets beters te doen dan aan
moeders staart te gaan trekken. Moeder, die
al vrij 0Qd en tamelijk kribbig is, keert zich
plotseling om en dient zoontje een oorveeg
toe, die hem omver doet tuimelen. Van dien
dag af was het met liefde en vriendschap
gedaaD. Vroeger had de oude haar kind vaak
gelikt en met hem gespeeld, dat het een
aard hadnn nooit meer. En als zoontje nn
b(j don gevnlden schotel durfde komen, ter-
wijl i, moeder aan het eten was, werd
onmiddellijk door een kwaadaardigen slag
verjaagd. Toen ik dat eenige malen had
gezien, begon het me to ergeren. Ik ging er
heen, joeg de onde kat weg, nam het jong,
dat op eenigen afstand schnw zat toe te kyken,
op, plaatste hem by den schotel en streelde
hem over den kop. Zoolang het beest at,
hield ik de waoht, opdat de oude kat hem
niet «on verjagen. Eenigo malen herhaalde
zich dezelfde geschiedenis. Maar ziet, op
zekeren keer zet ik zelf den schotel met
spijs neer. De jonge kat komt snel aanloopen
en begint te etende onde komt schoor
voetend nader, blijft, terwyl ik me een paar
pas van den schotel verwijder, even zitten
en kijkt me aan. Ik verroer geen vin. Zy
waagt het, tot by den schotel te komen, ter
wijl ze my van terzy nogmaals schnw aanziet.
Doch in plaats van te gaan eten, begint ze
zoontje te likken als in de dagen van Olim.
Nn en dan kijkt se mij aan, als wilde ze
vragenis het nu goed Ik blijf roerloos
toekijken. Na nog wat gelik zet ook mama
zich aan 't eten. De vrede is dus geteekend,
denk ik, en ik ga weg. Maar nanwelyks heb
ik twee stappen gedaaD, of daar zie ik, ter-
wjjj ik omkyk, dat het jong weer een slag
krjjgt, die hem van den schotel doet weg
stuiven. Wat nn verder gebeurde, doet hier
niet ter zake. Doch het vermelde bewijst
zonneklaar, dat myn oude kat alles behalve
een zielloos automaat is. Eerst had ze er
varen en begrepen, dat ik haar niet by den
schotel duldde, zoolang het jong at. Daarna
ging ze sluw berekenen, welk middel ze te
baat zon nemen, om my genadig te stemmen.
En wjjl ze zag, dat ik haar zoon begunstigde
en liefkoosde, besefte zy, hetzelfde te moeten
doen, om toegang tot den schotel te krijgen.
Haar nyd moest ze dus tjjdeljjk onderdrukken
want dat die in haar was blijven voortleven,
bleek spoedig genoeg. Een ingewikkeld denk
proces moet zich dus in de hersenen dezer
kat hebben afgespeeld. Wie verklaart het
me anders?"'
Eenige Amerikaansche profsssoren hebben
proeven genomen met katten, om te zien in
hoeverre de aandrang tot bet dooden van
muizen een natuurlijk instinct is.
Aan een drachtige kat werd een eenzaam
plekje aangewezen, waar se drie jongen ter
wereld braoht. Vjjf maanden lang werden
deze jonge katten in strenge afzondering
opgekweekt, tot ze sterk genoeg waren, om
zelfs een volwassen muis te dooden. Toen begon
de professor zyn proeven. Laten we gemaks
halve de oude kat A, de jongen B, C en D
Doemen. In een hok had men een gevangen
muis gezet. Toen D by de muis in het hok
werd gelaten, begon se te blazen en bleek
eenigszins onrustig, ofschoon ze nooit een
muis had gezien. Zoodra echter de muis een
beweging maakte, liep de kat er op toe en
gaf haar een lichten tik. Daarop volgde een
langdurig verstoppen jasspel, waarbij G geen
enkele maal meer knorde en geen enkele
maal de klauwen gebruikte. Na een nnr werd
de muis nit het hok genomen en onderzocht;
ze had aan het geheele lichaam geen enkele
krabwond. Vervolgens werden C en B, elk
afzonderlijk, met de muis samengebracht Ze
deden juist als hnn broertjeze deden de
mnis niet het minste leed, maar speelden
met haar, zooals jonge katten met alle be
wegende voorwerpen doen.
Zes weken later, de katten waren toen
natuurlijk aanmerkelijk grooter en sterker,
hervatte hy de proeven.
Hy liet B tien minuten met de mnis spelen
toen werd de moeder A in het hok toegelaten.
Onmiddellijk Btortte dese zich op de mnis,
doodde ze en at ze op, alles onder de oogen
van B. Toen het maal ten einde was, werd
A nit het hok genomen en een andere mnis
bü B gezet. In weerwil van het voorbeeld
der moeder, begon B ook met deze mnis het
oude spel. Na enkele minuten werd ook D
in het hok gelaten. De twee broertjes
speelden nn met de mnis naar hartelust,
zonder haar het minste kwaad te doen.
Weldra echter werd D verwijderd en de onde
kat ten tweeden male binnengelaten. Onmid
dellijk werd de muis door haar met een
enkelen beet gedood, maar niet opgegeten.
De onde keek nn naar haar jong B om, die
□ader kwam en in de doode mnis beet, zonder
meer. Van eten was nog geen sprake. Toen
schenrde de moeder de muis opencd nadat
B htt vleesch gezien en geroken had, begon
hy te eten. Dns eerst nadat B zyne moeder
tweemaal een mnis had zien vangen en eten,
waagde hy er zich ook aan.
Nog tallooze andere proeven zyn op dit
gebied genomen. Zoo verhaalt de schrijver
van proefnemingen met apen, die eveneens
heel merkwaardig zyn, doch die het ons te
ver zon voeren hier uitvoerig te vermelden.
Het bovenstaande leek ons merkwaardig ge
noeg en wel in staat om twyfel aan de door
dr. Pfnngst verkondigde theorie te doen op
komen.
SPORT.
Tex. Sportclub-H.F.C. I. 1-7.
Zondag 29 Dec. 1912.
Na een aangenaam boottochtje kwamen we
weer op Texel aan en brachten als gewoon
lijk regen mede. Hier stond do deli reeds te
wachten, maar ze was te klein voor ons
allen, vandaar dat al ganw eenigen er bovenop
klanterden om toch maar mee te knonen. Ik
had ook de eer zoo'n mooie plaats te ver
overen, maar, daarom niet getreurd, we
hebben er nog lol genoeg gehad, niet waar
Willem.
Eindelijk was het doel van onze reis be
reikt en weldra stonden beide elftallen als
volgt opgesteld:
De Jager.
Dros. Parlevliet
Plaatsman. Keizer. Schraman.
v. Arke). Dros. Dienaar. Koorn. Schraman.
O
Gorthals. Riemers. Kater. Dito. Dorlyn.
Wal. Reijnders. Bak.
Vogt. Goes.
Riemerts.
Texel won den toas en Kater trapt af met
den wind in den rng. Nn ontwikkelt zich
een apel van weinig beteekenia. De voorlinie
knoeide erbarmelijk en schot zat er niet in.
De halfs beperkten het spel wel tot de Tex.
helft, maar toch niet als anders. Een en
ander moet echter toegeschreven worden aan
den te lichten bal. B|j de verdediging van
Tex. doel vielen de backs op en de keeper
redde meermalen. Toch moest hij tenslotte
swichten als een voorzet van Ko door Kater
met den kop in een doelpnnt wordt omgezet
(01). Tusschenbeide valt Texel nit, maar
de backs keeren dit spoedig. De helft van
den tyd ia haast verstreken, als Dorlyn eens
gelukkig is en een schot van syn wing door
de handen van don doelman ziet glippen,
zoodat de rust ingaat met 0—2 voor H.F.C.
Na half-time wordt 't spel wat beter.
Koorn, die eerst als back fungeerde, gaat na
voor en met Dienaar en Dros bezorgt hy 't
doel van H.F.C. nog eenige benanwde oogen-
blikken. HF.C. herstelt zich eohter, en als
Bak den bal by Kees deponeert, moet een
oornor tot tweemaal toe redden. De laatste
maal is 't weer den kop van Kater, die den
doelman ten derde male doet viaschen. Dit
werkt ontmoedigend op Tex*l, want als
Riemers eens los komt, jaagt hjj onhoudbaar
een keihard schot tusschen de palen lO—4).
(We moeten de bnit wat verdoelen Kees).
Maar Tex-1 komt nn ook wat on dreef, weer
is 't het bekende trio, dat aan Rei) oders en
Bak weet te ontsnappen, en als Goes valt,
weet Koorn onhoudbaar te scoren (1—4).
Groote vreugde ooder het publiek, die echter
spoedig plaats moet maken voor nieuwe te
leurstelling. Want daar Dudeheele voorlinie
al een goaltje gemaakt heeft, weet Rejjnders
ook te doelpanten, maar in de rniten van
een goede bunrvronw, die naast 't veld
woonde. Dit was nog niet het ergste. Er was
n.1. nog ongeveer een kwartier te spelen en
deze 15 minnten brachten de volkomen
nederlaag aan de Tex. Want wist Oorthuis
eerst den voorsprong nog to vergrooten, kort
daarop volgde een onhoudbaar schot van
Kees, zoodat weldra de stand op 1—6 kwam.
Wel vielen de Tex. nog eenige malen nit,
maar de backs en de keeper redden steeds.
Tenslotte wilde Corthals nog het laatste
woordje hebben, en weldra plaatste hy het
7de en laatste pnnt tusschen de palen. Kort
daarna wordt inrnkken e «blazen. Algemeens
indruk. Van H.F.C. was de keeper goed
en redde dikwjjls door tydig nitloopen. De
backs waren als altjjd, maar kregen weinig
werk. De halfs werkten hard. Bak heeft
tenminste zjjn goeden naam weer terng ge
kregen. R«jjnders was overal, maar toch kon
hjj den bal niet byhonden. Wal was weer
in orde. De voorlinie kon niet goed wennen
aan den lichten bal, maar was na half-time
beter dan daarvoor. C. v. S.
FEUILLETON.
«5)
Eerst was de gedachte bty hem opgekomen,
dadelijk naar de politie te gaan, om de
schuilplaats van Haudeeoenr bekend te maken
en syn inhechtenisneming te bewerken. Maar
hoe zou hy dan den zonderlingen haat ver
klaren. waarmede hy dezen man vervolgde,
hoe zich tegenover Gérard rechtvaardigen
Dit was dus niet mogeljjkhy moest het
geheim niet verklappen en op zjjn eigen
handelen. Het betrof hier de vraag,
wie son blijven bestaan. De andere streed
voor »ljn goeden naam en syn vrjjheid
Collivet voor sfyn leven. Eerst als Handeooeur
dood was, kon de laatste de toekomst zonder
angst te gemoet ziendan was de saak
Beanpré voor goed van de baan. En een
betere gelegenheid, om hem to verderven,
dan die, welke het toeval Collivet nn onver
wacht aanbood, zou zich wel nimmer voordoeD.
Hfl begaf zieh naar een touwslagerswinkel
en kocht een laDg, sterk tonw, dat hjj liet
oprollen en in paklinnen wikkelen. Tegen
balf tien begaf by zich met een pakje onder
den arm naar het hnis, waar Gérard het
dakkamertje had gehnnrd en zeide tegen den
portier, dat hjj de bediende was, die dat
kamertje zon bewonon; by gaf voor, dat h\j
er voorloopig maar iets wilde brengen, daar
de meubels eerst den volgenden dag zonden
komen. Hjj drnkte den man een goed drinkgeld
in de hand, wat dezen dadeljjk ten gunste
van den nieuwen huurder stemde. Met groote
voorkomendheid nam de portier een blaker
op, stak de kaars aan en bracht Collivet
naar boven, waar hjj het kamertje opende.
Op versoek van Collivet liet hjj het lioht
boven en verwjjderdo zich toen weer.
Toen Collivet alleen was, sloot hjj de denr
en zag eens rond, nadat hjj den kandelaar
op den grond had geplaatst. Van de kamer
was door een paar zuilvormige balken, die
tot aan de zoldering reikten, een soort van
alcoof afgesohoten. Hjj pakte het tonw nit,
wond het eene einde om een der pilaren en
knoopte het zorgvuldig vast. Toen droeg hjj
een groote kist, die men in het vertrek had
achtergelaten, naar het venster en klom er
op, om bniten de omgeving te verkennen.
Maar nit voorzorg had hjj vooraf, opdat
Handeooenr hem niet sod herkennen, zjjn
vilten hoed diep over de oogen getrokken
en den kraag van zjjn jas in de hoogte gezet.
Doch dit was haast niet noodig geweest,
want het licht van de gaslantaarns op de
straat scheen niet tot op deze hoogte en de
kaars stond achter Collivet op den grond,
zoodat zjjn gelaat geheel in het duister was.
Juist daar tegenover, iets lager, vertoonde
zich het venster van het dakkamertje, waarin
Haudeeoenr sich moest bevinden. Het scheen
een kleinigheid het tonw op het afgesproken
oogenblik naar de overzjjde te slingeren
het was eohter de vraag, of vrouw Léon
gelegenheid had gevonden om Haudecoeur
met het plan bekend te maken. Als dat niet
het geval was geweest, omdat de politieagent
in huis te scherp toesag, dan moest Collivet
de aandacht van den vluchteling trachten
op te wekken door met het einde van het
touw tegen de rniten te kloppen; als Hand«-
coeur dan het veneter opende, zou hjj wel
begrjjpen, wat er aan de hand was en wat
hjj met het hem toegeworpen tonw moest
doeD.
„Hjj zal niet aarzelen, om er gsbrnik van
te maken en den dood vinden 1" dacht
Collivet.
Alsof het geschiedde om zjjn laatsten twyfel
te doen verdwjjnen of daar ginds werkeljjk
de verblijfplaats van Haudeeoenr was, word
het venster aan de overzjjde nn voorzichtig
geopend. Er verscheen een hoofd voor, dat
daar onbewegeljjk bleef. Collivet bnkte sich
zooveel mogeljjk en stapte toen zacht van
de kist af; niettegenstaande de duisternis
had hjj Haudecoeur duideljjk herkend.
Hy haalde een sakmes te voorschjjn en
sneed het tonw op zekere plaats tot op de
helft der dikte door. Zoodra Haudeeoenr er
met zjjn geheele gewicht aanhing moest h
breken; mocht het tegen alle verwachting
~i nog honden, dan zonden nog enkole
len het misdadige werk voltooien. In het
volgende oogenblik moest dan Haudeeoenr,
van een hoogte van zes vordiepingen naar
beneden gestort, verpletterd op de straat-
steenen liggen.
Collivet plaatste zich op de kist en waohtto
het geopende mes lag naast hem. Eindeljjk
sloeg het tien unr op do klok van Saint-Roche.
„Nu is het tjjd", mompelde bjj. „Nn mag
hjj zyn reis naar de eeuwigheid beginnen 1"
Hjj klom weer op de kist, rolde het tonw in
sjjD geheeleleDgte af en zwaaide het toen
behoedzaam soo, dat het einde tegen het
tegenover liggende venster aloetr, waar hjj
even te voren het hoofd van Haudecoeur
had gezien.
Even vóór negen nar in dien avond be
merkte vroaw Léon, die voortdurend Mn
waakzaam oog hield op al, wat er in het
buis voorviel, dat een man, blijkbaar ook
tot de politie behoorende, bjj Loisean kwam,
om dezen iets mede te doelen.
Dadeljjk daarop kwam de agent in baar
loge en zeide: „Ik kom, om afscheid van n
to nemen, vrouw Léon".
„Wat, heeft men Handecoenr dan gevangen
genomen
„Het schjjnt wel zoo, daar ik bericht heb
ontvangen, dat de bowaking van dit hnis
niet langer noodig is".
„Die arme drommel I Ik zal wel oppaaien,
dat ik zjjn vronw en dochter deze jobstijding
niet mededeel".
„Nu vaarwel, vrouw Léon! Waarschjjnljjk
heb ik het n wel eens zeer lastig gemaakt,
maar dat kon niet anders. Gij weet wel, dat
mjjn beroep dit zoo medebrengt".
„Wel, daarover behoeft gjj n niet te ver
ontschuldigen ik weet immers, wat uw
plicht is".
Daarop stak hjj zjjn pjjp aan en ging heen.
Vrouw Léon zag hem na en dacht„Gjj
moet mjj voor zeer dom honden, als gjj meent
dat ik er zoo zou inloopen. Het ia immers
duideljjk, dat gjj u slechts nit het hnis ver
wijdert, om bniten op den loer te gaan staan".
Maar dezen keer verongelijkte zjj den
politie-agent tooh door haar argwaan. Aan
de politie prefectenr was inderdaad een tele
gram gekomen, dat men Handecoenr in Brost
gevangen had genomen. Wel kwam den
volgenden morgen het bericht, dat men zich
door een toevallige gelijkenis had laten be
driegen en de gevangene volstrekt niet de
gezochte Handecoenr was, maar in dien
tntschentyd waren alle politie-ambtenarcn
nit de me du Marché rerwyderd.
In elk geval was het vronw Léon ia het
belaDg van haar beschermeling tooh aange
naam, dat Loiseau het hnis had verlaten.
Zjj sloot de hnisdenr aohter hem en kon
zich nu naar Haudeeoenr spoeden, om het,
haar bedachte en door den jongen heer
Beanpré voorbereide ontvluchtingsplan mede
te deeleD. Hjj kon ook onbevreesd naar de
zjjnen gaau, om afscheid te nemen. Nn
haastte zjj zich naar het dakkamertje, deelde
Handecoenr mede wat voor zjjn redding ge
daan werd en wees hem de tegenoverliggende
dakkamer, van waar het tonw precies te
tien uur zou overgeworpen worden. Daarop
bracht zjj hem naar de sjjoen, die hem met
vreugdetranen ontvingen, en begaf zich toen
zelf weer naar haar loge, om beneden in het
huis de wacht te honden. Vooraf eohter
vermaande zjj Handeooenr nog, den afge
sproken tjjd niet te vergeten en wenschte
hem een gelukkigen afloop.
Handecoenr bedankte de wakkere vronw
geroerd voor al, wat zjj voor hem en de
sjjnon had gedaan. Toen hjj echter met zjjn
vrouw en Louise alleen wae, vroeg hjj «eer
ernstig, met een ondersoekenden blik op zjjn
dochter„Wie heeft het op zioh genomen,
om de dakkamer in het hnis hier tegenover
te huren en mjj van daar he* -uw toe te
werpen
„Mjjnheer Beanpré", antwoordde Louiee
blozend.
„Nu, dan wil ik n iets zeggen. Te Boarail
kreeg ik eens een bezoek van den jongeheer
Beanpré en van zekeren Collivet, die vroeger
op het kantoor van zjjn vader werkzaam
was, en dien gjj n ook nog wel nit het proces
snit herinneren. Beiden verzekerden mjj, dat
ijj- waren gekomen, om mjj bjj te staan om
te ontvluchtenBeaupré verklaarde, dat hjj
van mjjn onschuld overtuigd was, dat hjj n,
mjjn kind, beminde, en dat hjj u had beloofd
mij te bevrjjden".
„Zoo is het, vader, en ik ben overtuigd,
dat hjj sjjn belofte gehonden en alles in het
erk gesteld heeft, om u te redden".
„Laat mjj uitspreken I Beiden stelden mjj
«en plan ter ontvluchting voor, dat ik aannam
maar -ten slotte bleek het een strik te zjjn,
dien zjj mjj hadden gespannen, en waarin
ik ook ztellig mjjn dood sou hebben gevonden,
als ik ten laatste nog niet op wonderbare
wjjze aan het verderf ontsnapt was".
„O, vader, dat is onmogelyk 1"
„Ik zeg n, het was een.>trik, door en door
gemeene schurkerij 1"
„Gérard is niet in staat om te liegen en
slecht te handelen 1"
„Maar ik heb het bewjjs van >yn verraad.
Door een zonderlingen samenloop van om
standigheden kon ik met myn eigen oogen
zien en met myn eigen ooren hooren, hoe
Collivet met een myner wachters cp myn
afgesproken vlocht loerde, om my dan door
laatstgenoemde of een der gealarmeerde
kustwachters te doen neerschieten. Die twoe
vermoedden niet, dat ik «eer dicht by hen
lag en zy spraken daarom zonder eenige
ternghonding met elkander. Zoo verkreeg ik
de zekerheid, dat men my naar het leven
stond, en dat het ontvlr 'Hingsplan slechts
een middel moest syn, Ooi my naar de andere
wereld te helpen. Zyt gjj nu overtuigd,
Lonise
Het arme meisje was doodsbleek geworden,
maar sy kon zoo iets vreeeeiyks niet van
Gérard geboren.
„Neen, vader, dat is niet te denken. Er moet
hier een noodlottig misverstand bestaan".
(Wordt vervolgd).