KLEINE COURANT
't Vliegend Blaadje
voor Holdor, Texel, Wieringen en Anna Paulowna
GEWROKEN.
"Ho. 4174.
Zaterdag 8 Februari 1918.
41ste Jaargang.
'I Vliegend Blaadje p. 3 m. 50 ct,, tr. p. post 75 ct., fcuitoalzad I
Pre- Zondagsblad37t-. 45 f
«iëa j ModeWad »»:55>»»>75> f
(Voor het buitenland b$ vooruitbetaling.)
Advertentie* van 1 tot 5 regels (bq vooruitbetaling) 80 cent.
Elke regel meer6 i
Bewjjs-exemplaar2t
Vignetten en groote letten worden naar plaatsruimte berekend
Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag.
UitgeverC. DE BOER Jr., Helder.
Bureau: Koningstraat SS. Intarc. Ttlaf. <0.
Eerste Blad.
RIEUWSBERICHTEH.
HELDER, 7 Februari.
Programma
van bet Concert te geven door „Helders
Harmoniekapel", directeur de heer Q. H. J.
v. d. Bogaerde, beschermheer de WelEd.
Heer KI. F. Oortgjjsen, op Zondag 9 Februari
in het Casino-gebouw.
1. Bon Vojrage, J. Schreder.
2. Stella, Ouverture de Concert, L. Boyer.'
3. Alla Stella Confldente, Romanza, V. Roboudi.
4. Souvenir de Gampine, Faataisie, L. A, Schouten."
Pauze.
5. En Monome, Marsch, D. Dauwens.
6. Joies Festivale9. Ouverture, O. Coquelet,*
7. Oh41 Ohël Hopla, Aug. Bosc.
8. Fantastische Quodlibet, 1. Hoffman.
9 Finale: Werkstaking van „Helders
Harmeniekapel". (Op verzoek). H. Klein.
Bekroonde nummers met verguld zilveren
medaille, zilveren lauwerkrans en zilveren tak
(Keninklijke onderscheiding).
0« vlootpredikant.
In het orgaan der Nationale Christelijke
O ffleierenvereeniging schrijft kapitein-luitenant
ter zee C. J. van der Hegge Spies, lid van
kot hoofdbostuur, over den marine-predikant
het volgende:
•De vraag rijst, of uit tactisch oogpunt de
Nat. Chr. Off. Ver. met de benoeming van
een predikant te Helder, Bpeciaal voor de Kon.
Marine, destijds inderdaad een verstandig
boslnit heeft genomen ten aanzien der meer
dere verspreiding van de Christelijke begin
selen op de vloot. Een ongeloovig zeeman
zal waarschijnlijk te dien opzichte eerder
onbewust of bewust iets van zjjn kameraad
aannemen, dan een vreemdeling, voor hem
een zoogenaamde landrot, laat staan van
iemand, die zich aanmeldt als predikant, komen
de tot hem om propaganda te maken voor den
godsdienst. Wel neemt men allerwege waar een
opleving voor don ChriBtus, maar bij de Kon.
Marine is van zulk een réveil nog luttel te
bemerkeD. Ddar verkeert men nog over het
algemeen in de materialistische sfeer, welke
zoo spoedig niet veranderen zal, omdat door
bet eenigszi&s intieme scheepsleven de een
den ander steunt in eers bestaande denk
wijzen, opvattingen en gebruiken. En spot is
een wapen, dat maar al te vaak toepassing
vindt om andere geloofsovertuigingen als
huichelarij dwaasheid voor te stellen. Of
de benoemde predikant veel succes zal hebben
van *jjn hoogst loffelijk volhardend pogen,
meenen wjj te mogen betwijfelen."
Kamerverkiezingen.
In do Zondag te Alkmaar gehouden ver
gadering van afgevaardigden der kiesveree-
nigingen te Alkmaar (Centrale Liberale en
Vooruitgang), Harenkarspel, Heiloo, Koedijk,
Kolhorn, Schagen, Schoorl en Wieringer-
waard, werd geconstateerd, dat jhr. mr. P.
van Foreest met algeaeene stemmen is
candidaat gesteld.
De afd. Hoorn der 8. D. A. P. stelde den
heer L. Hoejjenbos uit Den Haag candidaat.
Ontploffing.
Maandagavond omstreeks half 10 had in
de nieuwe dextrinefabriek van de firma A.
v. Linge te Voendam een vreeselyke ont
ploffing plaats, die ver in de omgeving werd
gehoord. Kort daarop sloegen de vlammen
uit het dak en in een ommezien stond de
geheele fabriek in lichte laaie.
De voornaamste gedeelten van de aard
appelmeelfabriek zyn ook verbrand, als de
meeldrogery, het ketelbuis en de machine
kamer. Het keele bedrijf stopgezet. De
braadscbade wordt gesshat op ruim een ton.
Verbrand zyn 2000 balen dextrine, een waarde
hebbende van 40 mille.
Een ernstig ongeluk had bjj die ontploffing
plaats. De werkman J. Bakker is met brand
wonden overdekt nit de fabriek gered. Vooral
gezicht en handen zjjn erg gehavend.
Een Nederlandsch schip gestrand.
Maandagavond om half negen is bet Neder-
landsche stoomschip „Titan", van Amsterdam
naar Stettin, met een lading stukgoed (ijzeren
staven), by Diorhagen gestrand. De bemanning
bestond uit 15 man. De reddingsboot „Wus-
trow" was spoedig ter plaatse; verder zyn
de „Rügen", van de bergingsmaatschappjj
uit Warnemündc, en de „S.V.A." uit Gjedser
ontboden om hulp te verleenen. De deklading
is overboord gezet. De bemanning is aan
boord.
De huizennood te Soerabaja.
Naar het „Soer. Hdsbl." verneemt, heeft
het lagere Europeesche'personeel van het
marine-etablissement te Soerabaja een collec
tief request gezonden, waarin wordt uiteen
gezet, dat het hun in verband met hun lage
salarissen onmogelijk is een behoorlijke woning
te vinden en zjj genoodzaakt zullen zijn een
onderdak in den kampong te zoeken.
Adressanten doen het eerbiedig verzook,
het daarheen te willen leiden, dat van gou-
vernementswege woningen voor hen gebouwd
worden, en vestigen de aandacht op een
daarvoor bijzonder geschikt gelegen terrein
op Pasirian. Daar kunnen circa 20 huisjes
worden neergezet.
De directeur van het marine-etablissement
heeft, naar genoemd blad meedeelt, het ver
zoek met een zeer gunstig advies doorge
zonden. Er is dus kans dat de regeering tot
het boawen van woningen voor het marine
personeel besluit.
Jagers avontuur.
Uit Endeh wordt aan de „N. S. Ct." ge-
schrevonDe heer Bakor, bestauraassietent
te Laboan Badjo, een echte Nimrod, heeft
onlangs een niet allodaagsche ontmoeting
gehad. De overgang van oen rivier Werd
onveilig gemaakt door een kanjer van een
kaaiman en zoo besloot B. te trachten, hot
ondier onschadelijk te maken. Als lokmiddel
werd een hond san den oever vastgebonden.
Nauwelijks bad het beest zijn sobat canis
in de gaten, of hjj wilde deze een bezoek
brengen. Daar het water helder was, kon
de heer B. goed richten on toen hy zeker
was van zyn schot, trok by af en twee kogels
troffen het monster in de oogen. Nog een
enkele sparteling cn de overgang was weer
veilig. Het was een prachtexemplaar van
eventjes 18 voet en by opening vond men
nog onverteerd in de maag10 hertenpooten,
4 paardenpooten, 6 flinke schildpadden, 17
niot al te lichte steenen.
Eon paar dagen later kwam een datoe by
den heer B. zyn nood klagen; hy was zeer
bedroefd, omdat B. zyn gereïncarneerde
schoonmoeder van het leven had beroofd.
Zeker, het beest had in den loop der tyden
wel eeDige menschen opgepeuzeld, maar hem,
datoe, had het toch geen kwaad gedaan. Ja,
bygeloovig zyn de FJorineezen nog in hooge
mate, en moord wegens verdachte hekserjj
behoort nog niet tot de uitzonderingen.
Voor de Scheepvaart.
Liverpool, 4 Februari. De „Journal of
Commerce" verneemt, dat de regeering druk
onderhandelt met Atlantische stoomvaartlijnen
over de uitzending op gemeenschappelijke
kosten van een schip, voorzien van een seer
krachtige installatie voor draadlooze telegrafie
naar de ysstreken in het Noorden van den
Atlantischen Oceaan, dat rapport zal moeten
uitbrengen over den toestand der ijsbergen
en over andere gevaren voor de scheepvaart.
Scheepsrampen in het Kattegat.
Kopenhagen, 4 Februari. In het K&ttegat
by Kaap Kullen had een ernstig acheepo-
ongelnk plaats, waarbjj een groot aantal
personen als door een wonder aan den dood
door verdrinking ontkwamen. Het Noorsche
stoomschip „Fancy" liep, bjj een hevigen
sneeuwstorm en dichten mist, met volle kracht
op de Finsche passagiersstoomboot „Urania",
die midscheeps bijna geheel werd doorge
sneden en na enkele minuten zonk. Onder
de passagiers van het kleine schip brak een
paniek uit. Allen stormden naar het dek,
terwjjl verscheidene vronwen nit angst te
water sprongen. De bemanning van het
Noorsche schip slaagde er in, alle passagiers en
de geheele equipage der „Urania", in het
geheel 65 personen, aan boord der in allerjjl
uitgezette reddingbooten op te nemen. Nadat
allen in de booten hadden plaats genomen,
richtte het aangevaren schip zich met den
achtersteven omhoog en vordween daarop in
do diepte.
Op de zuidkust van Zweden ishetZweed-
sohe stoomschip „Kattegat" gestrandwaar-
schynlyk zyn twaalf man der bemanning
omgekomen.
De loodsdlenst in de Oostzee.
Het Russische departement van marine
heeft een rapport in de wereld gezonden,
waarin wordt gemeld, dat de loodsdienst na
de Russificatie uitstekend werkt, on de scheep
vaart voortreffelijk geregeld is.
Dit nu wordt in de Finsche bladen, aan
de hand van feiten, beslist tegengesproken.
Alleen het aantal gevallen in de bladen
gemeld, dat schepen door Russische loodsen
geveerd, aan den grond liepen of andere
averjj bekwamen, bedroeg sedert de Russifi
catie meer dan 100; en dan zyn er nog een
aantal gevallen niet vermeld.
Volgens dimededeelingen uit Finsche bron
komt het herhaaldelijk voor, dat deschepeo,
ondanks het signaal, geen loods krijgen
inen, alleen al omdat de Russisohe loodsen
i by heftig weer niet buitengaats wagen,
faar daarbij blijft het niet. Komt een
Is aan boord, dan beleeft men allerlei
sonderlinge .avonturen. De loodsen sturen
het sohip in eon verkeerde koers. Zjj kennen
de zeeteekens niet. De boeien liggen niet op
de goede plaatsen. De vuurtorens werken
niet of niet goed
Zoodat ondanks de schitterende rapporten
van het departement van marine de loods
dienst sedert de russificatie heel veel te
wenschen over laat.
Dat niet meer ongelukkon voorkomen is
alleen te danken aan het feit, dat vele bniten-
lanctsche reederjjen er de voorkeur aan geven
in plaats van Russische loodsen aan boord
nemen, met hun eigen loodsen to varen.
Vroeger was het aantal averijen ongeveer
85 per jaar. Sedert do Russificatie van het
loodswezen is het met 200% toegenomen.
Een faillissement.
Graaf Herman van Ostheim, de vroegere
prins Herman van Saksen-Weimar-Eisenacb,
is sedert eenigen tjjd failliet. Wjj hebben on
langs nog in herinnering gebracht, dat hy
in 1909 afstand heeft gedaan van rang en
titel, om in het buwolyk te treden met de
Italiaansche Wanda Paola Lottero, v&n wie
jj reeds twee jaar later gescheiden is.
Uit de uitdeelingsljjst in zjjn faillissement
bljjkt nu, dat er een actief van 18,009 mk.
beschikbaar is, waaruit 276 mk. aan preferente
vorderingen moeten voldaan worden. Deniet
preferente vorderingen beloopen te zamen
1428,287 mk. Eolti Ct)
Een geheimzinnige geschiedenis.
Een in Charleroi bekend koopman heeft
een buitenhuis te Marcinelle. Sinds de vorige
week Woensdag gebeuren daar vreemde
dingen: een onvindbare stille kracht slingert
bjj onregelmatige tusschenpoosen, maar met
groote juistheid keieteenen door do ruiten
van de woning, waardoor grooto schade wordt
aangericht. Woensdagochtend om tien uur
viel het eerste projectiel op de glasen over
kapping van een binnenplaatsje. Eerst dachten
de bewoners aan kwajongens of aan een of
ander toeval, maar het bombardement duurdo
voort tot twaalfuur. Daarop trad tot twee
uur een pauze in, waarna de spotgeest zjjn
vernielingswerk weer hervatte tot 's avonds
ruim zes uur. 's Nachts was het rustig, maar
's morgens in do vroegte kletterde alweer
de eerste steen door een serrernit. IntusBchen
was de justitie gewaarschuwd en werd een
onderzoek ingesteld zonder resultaat. De
villabewoner riep toen de hulp in van de
gendarmerieeen kapitein met zes man in
bnrgerkleeding kwamen in het spookhuis en
betrokken de waoht, doorzochten tuin en
omgeving; niets te vinden. Maar de steenen
bleven vallen. Vermoedelijk kwamen zjj over
een afstand van ongeveer twee honderd
meter aangevlogen.
Vrijdagmiddag onderzochten de kapitein
de officier van justitie, voor een venster
ir bovenverdieping geposteerd, onafgebroken
Bt hun verrekijkers het voorterrein maar
de schatter was niet te vinden. De bewoner
heeft vrouw en kinderen naar bloedverwanten
gebracht, omdat hc-t verblyf in de villa lang
zamerhand gevaarlijk werd.
De geheele buurt is natuurlijk in opschud
ding en allerlei geruchten sjjn in omloop
volgens den een is het het werk van een
krankzinnige, volgons anderen is hier wraak
neming in het spelterwyl velen natuurlijk
ook aan bovennatuurlijke machten denken
De Europeesche bevolking.
Wjj maken dankbaar gebruik van de cjjfers,
die dr. Ditzel in de „Grenzboten" geeft over
de bevolkingsdichtheid der verschillende
werelddeelen, met name van Enropa. Zjjn
opgaven loopen tot 1 Januari 1911. Het
Europeesche bevolkingscijfer bedroeg toen
433.900.000, aldus over de voornaamste
landen verdeeld:
Rusland 117 millioen.
Duitschland 64
Oostenrjjk-HoDgarjje 51 t
Engeland 45
Frankrjjk 39
Italië 34
Spanje 19 f
België 7
Roemenië 7
Tarkjje 6
Holland 5
Portugal 5
Zweden 5
Bulgarije 4
Zwitserland 8
Servië 2
Denemarken 2
Griekenland 2
Noorwegen 2
Europa is nog altjjd het werelddeel met
de dichtste bevolking; terwyl in Australië
per vierkanten kilometer 8/10 inwoner voor
komt, in Amerika 4, in Afrika 5 en in Azië
19, leven er in Europa op een vierkanten
kilometer 44 menschen.
Deze bevolking is in Europa zelf weer
zeer ongeljjk verdeeld; België geldt nog
altjjd als het dichtst bevolkte land, met 255
bewoners per vierk. kilometer; dan volgt ons
land met 177, Engeland met 146, Italië met
120, Duitschland met 112, Zwitserland met
91, OosteDryk-Hongaryo met 76, Frankrjjk
met 74, Rusland mot 23 en achteraan Noor
regen mot 8 menschen per vierk. kilometer.
De geboorte-cjjfers zjjn in Europa on
gunstiger dan in de vier andere wereld
deelen. Rusland staat van de Europeesche
landen bovenaan mot 44.2 geboorten per
1000 inwoners per jaar; vervolgens Oosten
rijk 32.4, Duitschland 29.8, Nederland 28.6,
Denemarken 27.5, Noorwegen 26.1, Sohot-
land 25.2, Zwitserland 25, Zweden en Engeland
beide met 24.8, België 28.7, Ierland 23.3 en
Frankrjjk achteraan mot 19.7. (H.blad).
Advertentiana
„Een nette Juffr., zag zich, wegens over-
ljjde gaarne weder geplaatst voor huishouding."
Lóós Oaloarm.
Het had den geheelen dag geweldig ge-
Btormd uit het noordwesten. Het geruoht
liep 's middags reeds, dat achter de Westen
,'n skip atroacd woas, wèèrbee 24 mensche
het leve hoadde late."
De storm was zoo heftig, dat de tjjd van
vroeger weer levendig werd over de men
schen. De tijd van vroeger, toen bjj eiken
storm vast en stellig ééa of meer schepen
op Texel's kust strandden.
De bulderende stormvlagen doorhuiverden
de eilandbewoners: er moest en zou iets
gebeuren aan hot strand, vandaar dat het
geruoht der stranding achter de Westen aan
stonds werd geloofd.
Doch officieele berichten kwamen niet
binnen en men bleef toch ook wel twijfelen
aan het gerucht, hoe gretig men ook het
oor er aan leende.
Tot 's avonds bjj den voorzitter der red
dingcommissie het telegraphisch bericht kwam,
dat men achter de Westen vuurpijlen had
zien opgaan van een in nood verkeerend
schip.
Docht ik 't Diet," sprak men elkaar toe,
„mit zèö'n weer; 't kon ook niet aars, der
most woas beure."
Hoel den Burg stond op stelten. Oogen-
blikkeljjk was de reddingcommissie in functie
en men telegrafeerde naar Oude-Schild om
de bemanning der reddingboot, terwijl de
boot te de Koog in gereedheid moest wor
den gebracht.
De voorzitter en secretaris der commissie
begaven zich onverwjjld per rjjtnig naar het
strand.
Lloyd's agent stond te stampvoeten en te
mopperen op de vrouw van den stalhouder,
omdat de voorzitter der reddingcommissie
hem, die toch het eerst het rjjtuig had be
steld, dat afhandig had gemaakt.
Ik had me een plaatsje weten te ver
schaffen bjj Lloyd's agent in het rjjtuig en
na nog een passagier opgenomen te hebben,
ging 't nu voort; zoo bard de twee paarden
konden loopen, ratelden we den Burg door.
Op den Koogerweg voelden we hoe door
de kracht van den wind, de paarden hun
gang verminderden. Hevige hagelbuien klet-
uit de luebt en rammelden de glazen
van het rjjtuig, terwijl de wind er omheen
floot.
Gehuld in onze ulsters zaten we met z'o
drieën in het rijtuig. Het was zoo pikke-
H.V.
Stoombootdienst van GEBR8. ZUR MUHLEN.
Dagelijks i Nïeuwediep- Amsterdam. V.V.
van Nïeuwediep, '8 morgens 7.45 uur. Van Amsterdam, 't morgens 10 uur.
Retour onbepaald geldig. 1ste klasse f160, 2de klasse fllO.
Kinderen beneden 10 jaren half geld, beneden 3 jaren vrij.
donker, dat we eikaars gezichten niet kon
den onderscheiden. Lloyds agent en diens
metgezel, die al zooveel strandingen hadden
bijgewoond, dischten allerlei verhalen op en
de atmosfeer in het rjjtnig was zwanger
zwaar van beleefde strandingeevenementen.
Dat kortte den tjjd en vöbr we er ons
rekenschap van konden geven, stonden we
stil te de Koog.
Een man met een stormlantaarn was het
middelpunt van een groepje mannen, zwaar
gestoken in pjjjekker, stampvoetend en
haardenbeukend om in de warmte te bljj ven.
„Niks te zien oan 't stroandl" riep
men ons reeds toe. Moet bepaald oal unt
mekaar alage weze."
Zonder verder te informeeren liepen wjj
het pad naar de reddingboot in. Door het
mulle sand stappend, stjjgend tegen het
hooge doio, kwamen we hjjgeud op den top
en daar beneden, in het dalletje, zagen we,
by een walmende flambouw, voorzitter en
secretaris der commissie sich onderhouden
met don fakkeldrager.
De boot stond reeds uit de tent, de paar
den stonden aangespannen, de kisten, be-
hoorende bjj het vuurpijltoestel werden nit
de tent gedragen. Met ernst was n 0.0 btrig
alle voorbereidende maatregelen te nemen.
De zee hoorden we bulderen in eentonig
gebrom; de wind zweepte het schuim over
de duintoppen, waarvan brokken, vermengd
met opgewaaid zand, ons in het gezicht
sloegen. Felle windvlagen huilden door de
helmbossen. Verder drongen we, don kraag
opgezet, de kin er in gedrukt, de h ndenin
de zakken gestoken naar het strand. Op
de uiterste duinrichel sloeg de volle storm
wind ons tegemoet; we deinaden even terug,
knepen de oogen toe; de ademhaling stokte,
we draaiden ons om, toen een forsche stap,
het gebogen hoofd vooruitgestoken en we
stonden aan den duinvoet op strand.
Zoover we konden waarnemen in de
duisternis stond de branding geweldig hoog,
■makte op het strand, breed uitvloeiend tot
den voet van de duinen, waar hopen schuim,
ruilend en opvlokkend lagen te bibberen en
waardoorheen we soms tot onze knieën baad
den. Het strand gaf juist ruimte om erlangs
te loopen.
Hoe we ook speurden, we konden mets
van eenig licht of teeken onderscheiden.
Verder trokken we het strand langs. Een
zwarte klomp trok de aandacht. Wat zou 't
zjjn? Een menech? een ljjk? Een vlammetje
flitste een moment: het was oen boomstam.
De juttersnatuur was bevredigd; men wiet
wat het was. Als we eens iets vonden? Dat
iets moest natuurlijk van waarde zjjn.
Hoe onze oogen ook tuurden, niets was er
te ondersoheiden. Rondom ons de zware
duisternis, het heftig brullen van de steeds
aandonderende branding, het loeiend blazen
van den stormwind. Het groezelig schuim,
vermengd met allerlei zeegewaasen zoomde
de waterljjn.
Langzaam werd het strand breederde eb
deed zich gelden.
«Kiek déér hei je 'n lichie", en onze
oogen wendden zich in de aangeduide richting.
«Ja, ja, we zien 't, nag ienl" en we
versnelden onzen stap en bespraken de si
tuatie, waarin het schip en de schipbreuke
lingen zich bevonden en we betreurden het,
dat de reddingboot nog niet aanwezig was.
Het stakelen werd al drukker. SomB sagen
we het op drie plaatsen te geljjk en we
meendeD, dat zo daar aan boord in vreese-
1 jjken nood zaten en daarom zoo druk seinen
gaven.
Het spoorde ons aan. Ons loopen geleek
een draf.
tik zion z'n woant".
z/En ik z'n bbörd. 't Is 'n twiemoaater".
Dit meenden we te ondersoheiden bjj het
felle stakellicht.
Snel naderden we nu de strandingsplaats
en de seinen «het stakelen" werden al hel
derder zichtbaar.
Tot we het plotseling in het geheel niet
meer zagen.
We waren opgewonden. Onze gedachten
uitten sich na en dan in angstig uitgesproken
woorden; Wat zou het lot «jju der menschen
Zou het scheepje uit elkaar geslagen zyn?
We snelden het strard langs, zoo hard
onze voeten ons konden dragen.
«Hè, woat is doat?" we hielden elkaar
vast; hjjgend bleven we staan; hielden allen
onzen adem in. Ja, duideljjk nu, hoorden we
//Gelukkig, ze hswe dereen wete te
reddol"
Nader kwam het geluid, steeds luider en
luider. Weldra stonden we van aangezicht
tot aangezicht tegenover een troep mannen.
.Wie ben jullie
Een schaterlach uit zeven kelen.
tHewe ze jullie ok te pakke vroeg
men ons.
»Woat is 'r doan?"
(Nikt; oalles löès oaloarm. D'r is 'r
ien mit- 'n lichtbak, 'n sturke fiesloantèère
in de duuno oan 't atrèèpe woest en doat
hewe de Höörnders oankeke vor 'n vuurpijl."
Een luide vloek was de weerklank op deze
ontnnohterende ontknooping van het drama
op zee.
Do lichten, het stakelen, dat we gezien
hadden was afkomstig van deze mannen, van
wie een paar een fietslantaarn bjj zich droe
gen en die al zwaaierig omhoog hadden ge
stoken. De suggestie had het overige gedaan.
Toch verzoenden we ons weldra met deze
oplossing, want we dachten „beter zoo, dan
anders".
Met de mannen trokken we terng, en 't
duurde niet lang of we ontmoetten do man
schappen der reddingboot, die we mededeel
den, wat we wieten. 't Was ook voor hen
ontgoocheling en wel een van bljjden
aard, want, ofschopn ze rnstig hun plicht
zonden hebben gedaan, was het toch pretti
ger Ie weten, dat met de boot in deze woeste
zee niet van wal behoefde gestoken te
worden.
Rusteloos dreunde nog de golfslag op het
strand; de vlokken schuim dwarrelden rond
onze hoofden, een schorre schreeuw van een
meeuw drong nu en dan tot ons door, de
wolkgevaarten waren weggevaagd en de lucht
waa helder met tintelende sterreD.
Somber sjokten we voort langs het strand
tot het Koogerslag waar we doortrokken langs
de reddingboot, waar inmiddels de boot
terugkwam, die binnenwaarts van de duinen
op weg was gegaan naar de strandingsplaats.
In het herbergje aan het dorp de Koog
was ongewone bedrijvigheid. Stoere kerels
met dikke jekkers, de halsdoek omgeknoopt,
groote laarzen aaD, zuidwesters op den kop
zaten daar byeen, mokkend om de poets,
die hun onwillens gestoofd was.
[en plakte nog wat na, joch na een half
was ook de rust in dat dorpje terugge-
In het dorp den Burg wachtte men orsal
op. Men vroeg wat er van het schip bekend
was en eon vertegenwoordiger der sleepdienst-
maatschappij te Nieuwediep, die met een
extra-boot naar Texel was overgestoken,
konden we slechts mededeelen, hetgeen we
hadden vernomen op het strand.
Evon na het middernachtelijk uur lagen
we te ronken onder de dekens, droomend
van hoogloopende zeeën en stakelen van in
nood verkeerende schipbreukelingen.
Den volgenden morgen vernamen we, dat
troepjes menschen den vorigen avond waren
uitgetrokken om de scheepsramp van nabjj
te kunnen gadeslaan.
In de duisternis waren ze in een pas om
geploegd heideveld terecht gekomen. De voren
van een halve meter diepte, hadden ze moeten
oversteken en waren er telkens en telkens
ingedoikeld. Uren hadden ze noodig gehad
om het strand te bereiken en daar ontnuchterd
te worden. Eén hunner hadden ze achter
moeten laten in een diepe voor, waarin
hy, door vermoeidheid overmand, moest
bleven liggen. Anderen weer waren niet
voor het krieken van den dag terecht ge
komen na allerlei wederwaardigheden op
het duistere, ongebaande pad beleefd te
hebboD.
Het „lóès oalarm" had aan menigeen
buitengewone teleurstelling plus eenige ont
vellingen en geschenrde kleeren bezorgd en
aan de meerderheid der thnisbljjvenden baarde
het een lichtelijk gevoel van „schaden-
freude".
De ty'd van vroeger was zoo vaardig over
de menschen geworden, dat zelfs een licht
bak werd aangetien voor een vuurpjjl.
FEUILLETOH.
48)
Haudeooemr had zich opgericht en be
schouwde dit tooneel, dat hem scheen 'o
vermaken. Zich plotseling omwendende, sag
hij Loiseau. Ofschoon hy hem niet kende
herkende hy toeh dadelijk in den als een
voudig burger gekleeden vreemdeling een
vjjand. Hij verbleekte. Dus had het rustige
leven, dat hy in deze eenzaamheid had
meenen te genieten, niet lang geduurd. De
gedachte, om weer te vluchten, kwam dadelijk
by hem ophet bosch was immers zoo dicht
by. Maar daar zag hij ook van den anderen
kunt een man naderenhy stond dus tussohen
twee vuren en nu ontzonk hem alle moed.
Zyn beenen konden hem niet meer dragen
en h|J was genoodzaakt, op den rand van
een sloot te gaan zitten, die in zijn nabijheid
was.
Loiseau en Chaumont naderden al meer
en meer, en eenige oogenblikken later stonden
zjj rechts en links van den man, dien zy zoo
lang te vergeefs hadden vervolgd.
Haudecoeur bleef onbeweeglijk «itten en
w&ohtte den afloop af. Een ding was hem
cahter reeds duidelijk, dat hy opnieuw ver
loren was. De tranon rolden hem over de
wangen, zonder dat hy «ioh moeito gaf ze
te verbergen, en zjjn geheele houding drukte
zulk een hevige wanhoep, zulk oon diepe
motdeleosheid lit, dat de heide agenten
onwillekeurig een oogenblik naast hem bleven
staan, zonder iets te zeggen. Deze man, die
zooveel bewjjzen van moed, koenheid en list
had gegeven, verklaardo zich overwonnen
en schreidde. Dat ging hun, tegen hun wil,
aan het hart.
Toon seide Loiseau eindelyk„Arme
Haudecoeur, het is niet anders; wjj moeten
onsen plicht doen 1"
„Brengt mjj, waarheen gij wilt!" gaf hy
terneergeslagen ten antwoord.
In dit oogenblik kwam Gérard Beaupré
met het jachtgeweer over den schouder uit
het bosch. Loiseau had hem in het huis in
de rue du Marcbé gezien en herkende hem
dadeljjk weer. Hy groette hem, terwyl
zjjn collega zeide „Dit is de jonge mjjnheer
Beaupré."
Chaumont nam toen oveneens zjjn hoed
af; Haudecoeur echter zeide treurig, toen
hy haastig naderde „Zjj hebben mjj herkend,
mjjnheer Gérard. Er is niets [meer aan te
doen."
De gelaatstrekken van den jongen i
verrieden zjjn leedwezen. Hjj vroeg: „Wilt
gjj Haudecoeur in hechtenis nemen en naar
Parys brongen?"
De beide agenten herinnerden zioh het
bevel van hun chef en waren blijkbaar on
zeker, wat zjj zouden doen. Dit ontgiog Gérard
niet, en hjj ging op overtuigenden toon voort:
„Ik bezweer u, mjjne heeren, dat hjj onschul
dig is 1 Ik verzoek u, laat hem op vrye voeten,
want misschien kunnen ook binnen weinige
dagen de bewjjzen van zjjn onschuld geleverd
worden. Spreekt tenminste eerst met mjjn
stiefvader, den heer Domari, als hjj van
Parijs terugkomt. Ik beloof u, dat Haudeooeur
zioh ieder oogenblik ter uwer besohikking
zal stellen, en gjj aeegt alle maatregelen
zyn vlucht te verhinderen. Maar
neemt hem niet opnieuw in hechtenis, de
brav^ man heeft het niet verdiend I"
Loiseau en Chaumont beraadslaagden een
oogenblik met zachte stem, toen verklaarde
de eerste„Eer wjj daarover een besluit
nemen kunnen, mjjoheer Beaupré, moeten
wjj met u en Haudecoeur verschillende dingen
bespreken. Laten wjj in de hoeve gaan."
„Gaat liever met mjj mee," stelddo de joDge
man voor; „op. het kasteel zjjn wjj veel
vrijer."
Loiseau stemde er ia toeHaudecoeur
kreeg weer hoop, en een half uur later zaten
de vier personen in een ernstig gesprek en
beraadslagingen verdiept in de kamer van
Gérard.
HOOFDSTUK XXI.
Toen Jean Demari in het bureau van den
chef der reiligheids-politie kwam, vond hjj
dezen niet alleen. Pe beide agenten waren
juist teruggekomen en hadden hem hun ver
slag gedaan. De chef stelde hen aan den
advocaat voor, terwyl hjj er bjj voegde„Ik
mjj niet, toen ik u voorspelde, dat
mjjn ambtenaren de hun opgelegde opdracht
souden vervullen."
„Hebben zjj Haudecoeur gevonden
„Ja, in de hoeve la Rivaudiére, waar gjj
hem hadt verborgen."
Demari kon zjjn smartelijke ontroering niet
verbergen. Het kostte hem moeite de woor
den te uiten „En heb gjj hem gearresteerd
„Neen, Haudecoeur is nog altjjd op vrjjo
voeten. Maar vertelt mjjnheer Demari zelf,
wat er heeft plaats gehad," voegde hjj, zich
tot de agenten wendende, er bjj.
„De bijzonderheden sullen u niet interes-
seereu, manheer," zeide Lslseau. „Genoeg,
wjj vonden den gezochte bjj de hoeve la
Rivaudiére, juist op hot oogenblik, toen de
heer Beaupré er ook kwam. Wjj begaven
ons mot den heer Beaupré en Haudecoeur
naar een buiten en verhoorden hem daar in
een gesloten kamer gedurende langen tjjd."
„Nu, en wat kondet gjj vaststellen vroeg
de heer Domari ongeduld g.
„Mynheer Beaupré is onschuldig aan de
aanslagen, die tegen het leven en de vrjjheid
van Haudecoeur sjjn gedaan sedert zjjn vlucht
uit Bourail. Hjj staat naar onze overtuiging
geheel buiten die zaak. Nu bljjft alleen Colli-
vet over, dien bjj medenam naar Nieuw-Cale-
donië, opdat deze hem behulpzaam zou zjjn
bjj het door hem beraamde ontvluchtingsplan
van Haudecoeur. Collivet heeft echter het
tegendeel gedaan; hjj alleen heeft tweemaal
den dooi van Haudecoeur trachten te ver
oorzaken, en van hem zjjn ongetwjjfeld alle
bjj de politie ontvangen mededeelingen uit
gegaan. Nn ligt zeker do vraag voor de hand
„Waarom haat hjj Haudocoenr in die mate
Welk belang heeft hjj bjj zjjn dood
Loiseau zag eerst zjjn chef en toen Demari
aan.
„Wjj hebben getracht dit te doorgronden,"
zeide de advokaat, „maar te vergeefs. Als
mjj dit 'was gelukt, had ik geen gebruik be
hoeven te maken van uw hulp," voegde hjj
er bjj, zich tot den chef der veiligheids-politie
wendende.
„Ik ben vast overtuigd," antwoordde dezs,
„dat gjj er geen beronw over behoeft te
hebboD."
„Alles komt er nu op aan, te vernemen,
uit welke oorzaak Collivet den vluchteling
uit don weg trachtte te ruimen," liet do agent
sieh weder hooren. „Ik sou er nu reeds borg
veer wlUsa stelles, dat wjj het entdekkea
zullen, ofschoon wjj odb nu nog maar tot
vermqpdens kunnen beperken. Laat ons voor
eerst als bewezen aannemen, dat Haudecoeur
den heer Beaupré niet heeft doodgeschoten."
„Hjj is onschuldig I" verzokordej Demari
ik ben geneigd, dit aan te nemen.
ir wie is dan de schuldige? Geen ander
dan Collivet zelf. In dit geval had hjj de
terugkomst van Haudecoeur ten zeerste to
«en, die natuurlyk alles in het werk zou
len, om zjjn onschuld aan het licht to
brengen. Hjj zou hem natourljjk het liefst
uit de wereld geholpen hebben, want dan zou
met Haudecoeur de geheelo zaak begraven
zjjn geweest. Maar toen dit niet gelukte,
wilde hjj hem tenminste weer in het bagno
terugbrengen."
„Het is wel mogeljjk, zelf waarschjjnljjk,
dat de hand van Collivet den dood van
Beanpré heeft veroorzaakt; maar als men
dit aanneemt, moet men ook alweer vragen:
„Waarom
„Ja zeker, als wjj dat wisten, dan hadden
wjj het doel reeds bereikt. Maar ik herhaal
wjj znllen het wel ontdokken."
„Hebt gjj dan reeds esn vingerwjjzing
vroeg de dief zjjn beambten,
„Do heer Gérard Beaupré heeft ons mede
gedeeld, dat het adres van Collivet geheel
onbekend is. Hjj laat alle voor hom bestemde
brieven naar een huis op den boulevard de
Courolies adresseeren, die de conciërge dan
voor hem bewaart. Op zoor ongeregelde
tjjden vorsebjjot hjj dan, om ze af te halen
maar waar hjj zich tusBohentjjds ophoudt, of
wat hjj uitvoert, weet niemand. Dit begin
was voor ons volstrekt niet bomoedigend
maar wjj hebben aan den heer Beaupré toeh
een zeer gowisktig speer te danken. Hjj
heeft onder de papieren, die na de liquidatie
bewaard zjjn gebleven, do photographio go-
vonden, die in den lessenaar van Collivet
waa gevonden, en op welks achterzjjdo ge
schreven staat„Marie, o Marie I" Hier
is ze; mjjnheor Beaupré heeft ze ons mede
gegeven."
Het was een portret van Marioette. De
chef en Demari beschouwden het, maar beiden
kenden de dame niet en de algemeene naam
Marie kon hen natuurljjk niet op hot spoor
brengen. Zjj gaven de photographio aan
Loiseau terug, die toen verder mededeelde:
„Het ging ons eerst oven als u, heeren. Wjj
wisten niet, wat met de photographio te be
ginnen. Nog sufceu wjj er over, toon mevrouw
Demari binnenkwam. Zjj was eerst zeer ver
schrikt, en wjj trachtten haar gerust to
stellen. Toon viel haar oog toevallig op de
photographio, die ik in do hand had, en het
was dadeljjk te zien, dat daardoor zeer
smarteljjke herinneringen bjj haar werden
opgewekt. Ik gaf haar de photographio, die
zjj langen tjjd beschouwde, waarna zjj ze op
de tafel wierp, terwjjl zjj uitriep„Zjj I
„Wat, kende mjjn vrouw deze dame?" riep
Demari verbaasd uit.
Loiseau knikte. „Uw stiefzoon vroeg haar
er naar, en sjj vertelde nn, dat Collivet haar
deze photographio had laten zien, op dien
nootlottigen dag, toen Beaupré werd gedood,
en haar had gezegd, dat deze dame do zangeres
Marinette was. Alle intime bekenden van
haar echtgenoot wisten, dat hjj dolsinnig op
die schoone vrouw verliefd was en besloten
had echtscheiding aan te vragen, om met
deze Marinetto to kunnen huwon."
(Woi
rolgd.)