KLEINE COURANT
't Vliegend Blaadje
woor Melder, Texel, Wieringen en Anna Pmulownm
Ten doode vervolgd.
No. 4300
Zaterdag 10 Mei 1918.
41ete Jaargang.
t Vliegend Blaadje p. S m, 60 cl, fr. p. poit li cl. Veilea'.ead 1 i.ti
Pr*» Zoadagiblad i 87J i s t 45 0.71
»i>» Modeblad 65 v 75 j 11.
(Voor bel fcalle-lcaS bij fooroitbetehmg;)
M'erleatiia tot regel» (bij vooraitbotaliag) ZO czt
rik., regel eaeer. ft
Rsw|i-ex»»pl*a, ]i
VijteltM ea zroote leMen wor4»« nu plaateraiartt StvektaS
Verschijnt Dinsdag- «i Vrijdagmiddag.
Uitgever: C. DE BOER Jr., Helder.
Siirrni: Koningstraat 29. Intorc. Teler. 60.
Eeimte Blad.
DIEUWSBERICHTEH.
HELDER, 9 Moi.
Uit Oost lndië.
Uit Soerabaya schrijft men aan hot „N. v.
d. D. v. N.-I."
Binnenkort zullen, naar ik verneem, weer
eskader-oefeningen worden gehouden in de
wateren van Ampenan. Aan de oefeningen
zouden deelnemen de panteerechepen „Hertog
Hendrik", „Tromp", „Do Boy ter" en „Zeven
Pro vinciën", benevene de torpedojagers „Wolf
„Pret", „Jakhale" en „Bulhond".
De „Tromp" echter wordt op het oogen-
blik gerepareerd en ligt in het Marine Eta
blissement alhier en de „Hertog Hendrik",
die 9 April te Soerabaya zou aankomen,
moet óók enkele herstellingen ondergaan
het schip zon bij aankomst dadelijk in het
dok gaan.
Op den 12den April zal van de helling
van het Marine Etablissement te Soerabaya
te water worden gelaten de Gouvernement»
etoomer „Aldebaran", waarvan de kiel eonige
maanden geleden werd gelegd. Orer eenige
maanden zal het Bchip geheel voltooid knnnen
zijn.
De „Aldebaran" iB een mooi schip, even
als de ook te Soerabaya gebouwde „Orion"
die ongeveer twee jaar geleden van stapel
liep. Bif het Marine Etablissement heeft men
het in den scheepsbouw reeds ver gebracht;
verscheidene motorbooten en andere vaar
tuigen door genoemd Etablissement gsbonwd,
getuigen daarvan. Ook wordt er tegenwoor
dig voor particnlieren gewerkt. Bestellingen
wordoD uitgevoerd van de Koninklijke Psket-
vaart Maatschappij m van andere reederijen,
van prauwenveren, enz. Ook worden booten
gebouwd voor de Hollandsche Aannemers
Maatschappij, ten dionste van de Soorabaia-
sche havenwerken.
Jullanadorp
Den 6sn dezer vergaderde ten haize van
Marees do Vereeniging tot bevordering van
getrouw schoolbezoek.
De rekening van den penningmeester, na
gezien door de heeren Zander, Stipriaan en
Slikker, leerde, dat ontvangsten en uitgaven
f 218.25 hadden bedragen, zoodat geen saldo
was.
In plaats van den beer P. Blaauboer, die
niet herkiesbaar was, werd als bsatiurslid
gekozen de hoer J. Zander.
Het schoolfeest van de drie hoogst* klassen
werd bepsald op 10 Jnni, en zal bestaan ia
oen boottocht naar Alkmaar, terwijl men
verder per tram naar Egmond gaat. Toor
de drie luagsto klassen is de dag nog niet
vastgesteld. Dit zal weer op 't dorp worden
gevierd, en daarvoor zal men dien dag een
draaimelen en een gooohelaar zien te krijgen.
Straatroof.
Op den N.Z. Voorburgwal bjj het Postkan
toor te Amsterdam werd Dinsdagmorgen aan
een bejaarde vrouw een aangeteekende brief
ontrukt, welken zy 100 ja'Bt had afgehaald.
Do dader zette het onmiddellijk op een loopen,
doch werd op het geroep „hondt den dief'
door verschillende voorbijgangers nagezeten.
Hij trachtte te ontkomen in het stoeencom-
plex tnsschen N.Z. Voorburgwal en Nieuwen-
djjk, doch te vergeefs. Spoedig werd bjj ge
vat en aan de politie overgeleverd, 't Bleek
een 21-jarig wei klooi boekdrukker te zijn.
De brief met geldswaardigen inhond, dien
de brntale straatroorer bij zjjn vlncht had
weggeworpen, word door een bnrger ge
vonden on aan de politie ter hand gesteld.
Kerkbrand te Landen.
Dinsdagmiddag ontstond door tot dusverre
onbekjendo oorzaak brand in St. Catharine's
Church te New Cross, een voorstad in het
zuidelijk deel van Londen. De vlammen
grepen spoedig woest om zioh hoen en aan
gezien de kerk stond op een heuvel, bloot
gesteld aan den feilen wind, kon de brandweer,
ofschoon spoedig genoeg ter plaatse, niet
heel veel meer uitrichten om het gebouw
te redden. Een paar nnr, nadat de brand
was uitgebroken, stortte het dak in en viel
van de kerk niets
r te redden.
Hoewel men in d... d.g.O ,d.d„]tjk
ittes wijt, c
gelijke branden aan suffragettes
men natuurlijk voorzichtig te zijn de mili
tanten van het stichten van den brand te
betiohten. Toch moet gezegd, dat het
FEUILLETOD.
Er heerscht# onder de bedrijvige bevolking
een levendig gejoel, nog nimmer had men
zulk een voortstuwen en dringen in de stad
gezien. De buitengewone toevloed in de haven,
van schepen uit alle werelddeelen, maakte
het de gezondheidspolitie ondoenlijk, met de
gewone strengheid te handelen. De gebruike
lijke quarantaine werd verkort, ten einde een
deel der in de haven liggende schepen ge
legenheid te geven, spoedig voor de stad te
komen.
Deze eu nog andere voorzorgsmaatregelen,
die ten doel hadden het invoeren van personen
eu waren uit besmettelijke plaatsen tegen te
gaan, alvorens daartoe gerechtelijk verlof was
verleend, beletten niet, dat hier en daar de
waakzaamheid der ambtenaren te kort schoot
en het gebod overtreden werd.
Aan boord van een koopvaardijschip, dat
uit Turkije kwam, was, onder meer passa
giers, ook een jonge ma- van Marseille.
Verlangend om zijn bloedverwanten terug te
zion, kon de onbedachtzame jongeling zyn
ongeduld niet bedwingen. Hij pakte eenige
kostbare stoffen, die hij voor zyne zuster
uit het Morgenland had meegebracht, bjj elkaar
en liet zich des nachts door eeu schipper,
dien hjj omgekocht had, aan wal zetten.
Onbemerkt kwam de van ongeduld brassende
jongeling in het ouderlijk huis; hij over-
schijn vnn heeft dat deze de oorzaak van den
brand zijn geweest. De vicar heeft verklaard,
dat hjj een uur vóór het vuur ontdekt werd,
nog in de kerk was geweest en daar niemand
anders gezien had dan drie vrouwen de
kerk staat don geheelen dag voor het publiek
Hjj kan zich niet verklaren hoe het
mogelijk zou zijn geweest dat in dit gebouw
midden op den dag brand zon hebben knnnen
ontstaan, wanneer hier geen moedwil in het
spel is geweest en de aanwezigheid dier drie
vrouwen, heeft het vermoeden gewekt dat
zij de brandstichtsters waren, dit to meer nn
later gebleken is, dat drie korkbankknssens
in petroleum gedrenkt waren.
Het gaat wèl van kwaad tot erger, wan
neer zelfs een kerkgebouw niet meor veilig
is voor de schendende hand der militanten.
Londen, 7 Mei. In de nabijheid van St.
Panls Kathedraal is hedenmorgen een bom
ontdekt. Eveneens is een bom gevonden in
de burcelen van do „Daily News and Leader".
Het paviljoen op het cricketterrein van
Bishopspark te Fulhalm is door brand ver
nield. Men schrijft dezen brand aan de
snffragettes toe.
Achtaruitgang der bevolking.
De afneming van het aantal geboorten
begint ook in Duitsohland een brandende
kwestie te worden, waarvan het nationaal
belang niet meer to ontkennen valt. In twee
Pruisische provinciën heeft de overheid zelfs
de gewone openbaarmaking in do kranten
van iio namen der ondertrouwde en getrouwde
paren verboden, ten einde te voorkomen dat
zjj met aanbavelingen en prijsoonranten van
anticocoeptioneele middelen overstroomd wér
den. De afneming.. van het geboortogetal is
dit jaar ook merkbaar in het mindere aantal
kinderen, dat voor de lagere school is inge
schreven. De statistiek over 1912 is nog niet
volledig, maar voor 42 groote steden zijn de
opgaven beschikbaar. Algemeen wijst zjj,
tegenover een gestadige verbetering van het
sterftecijfer een vermindering van het ge
boortegetal aan. In vergelijking met 1911,
is de afneming van het aantal geboorten
vooral in het óogloopend in de welvarende
steden Frankfort a/d M., Nea-Kölln (Berljjr.),
Scböneberg (Berljjn) en Wiesbadeo, alle woon
steden waar welgestolden en renteniers zioh
'j voorkeur vestigen.
De gele Journalist.
Een Eogelsohman, die vele jaren in de
Amerikaacscho journalistiek is werkzaam
geweest, vertelt daarvan iets in een boek dat
den onviiecdeljjken titel „The prepoaterous
Yankeo" draagt. Hij geeft het volgende
beeld van deu Amerikaauschen roporter:
De Amerikaanscbe „gele" journalistiek is
feiteljjk eon detective-agentschap, dat een
specialiteit maakt van echtscheidingen, afper
singen, ongelukkige huwelijken, verbroken
verlovingen en bedriegerijen en dan alle
feiten, die het heeft weten te verzamelen,
publiceert Stelt n voor dat het politiebureau
dagblad uitgaf, waarin alles verteld werd
wat het gedurende de laatste 24 nren bad
uitgevonden
Het Amerikaanscho dagblad agcort op
groote schaal. Het geeft per dag evonveol
geld uit als de Londensohe „Times in een
aand. Maar zjjn inkomen is ook groot.
Om rechtvaardig te zjjn moet erkend
worden, dat het Amerikaanschn dagblad
wonderen heeft gedann met de tecbn'ek, met
machines, illustraties en drukken. Maar het
ongeluk is, dat evenveel als het op technisch
gebied vooruit is gegaan, het op artistiek,
sociaal en geesteljjk gebied achteruitging.
De zorgon der journalistiek zjjn daar zoo
groot, dat er weinig aan ethiek of fatsoen
gedaan kan worden.
~len reporter van oen blad ia Chicago
vond een dwarsbalk op den spoorweg liggen,
welke, als die daar gebleven ware, den
trein zou hebben vorwoest en vjjf-en-zoventig
menschtn gedood. Op een kranige maDier,
alle beroepsinaticoton vergetend, verwijderde
hjj het voorwerp en redde vijf-en zeventig
mi Hjj werd door zjjn werkgever ont
slagen wegens hot „verhinderen van het tot
icd komen van belangrjjk nieuws".
In hetzelfde Amerika worden misdaden
vaak persklaar gemaakt, ten einde nieuws
te hebben. Ia een stad in Indiana kocht een
verslaggever een dood lichaam in een hospitaal.
Hjj heeft datzelfde ljjk *15 verschillende
malen gevonden, onder omstandigheden die
op een gruweljjkeu moord wezen. Hjj kreeg
15 prachtige sensatie-berichten voor de
hulp kon verleenea. Het kostte veel moeite,
genosg lieden te vinden, die tegen buiten
gewoon hooge betaling de Ijjken wilden weg
voeren.
Daar er geen levensmiddelen meer aan
gevoerd werden, begon het spook van den
hongersnood ook rond te waren en zocht
diegenen op, die tot dusverre van de pest
verschoond waren gebleven. Zoo vond men
iederen morgen op de straten menschen liggen,
die gestorven waren als het offer van de
een of andere of wel van beide plagen.
Tot nu toe was het huis van Pajol van
de vreeseljjke ziekte bevrjjd gebleven. Daar
door de ongewone toestanden de goldeljjke
middelen ophielden te vloeien, deed weldra
het gebrek zijne intrede en daardoor werd
de weg gebaand voor de ziekte.
Pajol en zjjne vrouw werden ook aangetast,
en hoewsl Mathilde en Louis hunne ouders
zoo goed verpleegden als ze konden, zagen
ze toch met schrik de vorderingen, die de
ziekte maakte.
Terwjjl de kinderen met tranen in de oogen
voor het bed hunner ouders lagen ea jam
merden, trad er een geestelijke binnen, door
een geneesheer gevolgd. De geneesheer zag,
dat het uiet lang nuer zou duren, en deelde
dit den geestelijke mede, die bezig was de
kindereu te troosten, en zich nu wijdde aan
dc ouders, die weldra den laatsten adem
uitbliezen.
Wis vermag de diepe verslagenheid der
ongelukkige weezen met woorden te schilde
ren Van onbeschrijfelijken weemoed ver
vuld, konden zy hunne bekleiAde borst door
geen -jammerklachten, hun oogen door geen
tranen verlichting geven.
Eindelijk zonk Mathilde, als uit een be
nauwden droem ontwakend, by de Ijjken
billijke som van 25 dollars, den prjjs van
het ljjkZjjn salaris werd door zjjn werk
gever verdobbeld.
Het is een veel voorkomend gebruik van
Amerikaansche reporters om zich onder het
bed van iemand te veratoppen eD dan er
plotseling onder nit te schieten ten einde
het slachtoffer te interviewen.
Do eigenaar van een der grootste New-
Yorksche dagbladen had zjjn eerste journa
listieke succes door don burgemeester van
New-York, den heer Oakly Hall, in een
W. C. op te slniten on hem niet vrjj te
laten,' alvorens hjj zich had laten interviewen
over een zaak, waarover hy tot nn toe
pertinent geweigerd had to spreken. Deze
prestatie was het keerpunt in de carrière
van den journalist.
De Amerikaansche reporter kan de opdracht
krijgen zakken te rollen in Broadway, dood
neer te vallen in de Bowery, midden in de
Hndson van een ferryboot af te springen,
een geheelen nacht in de morgno te liggen
of waar ook anders en overal andere, of
zich van zjjn vrouw te laten scheideD, alles
om zjjn indrukken neer te kunnen schrjjven.
In hnn jacht op nieuws zullen reporters zich
als dokters verklocden cn binnen komen
stormen bjj het sterfbed van een staatsman,
■zich voordoende als een beroemd dokter
ten einde den doodsnik van een beroemd
man te knnnen besohrjjven. De gele reporter
zal elke vermomming aanvaardenbehalve
die van een gentleman. Daar zon natuurlijk
geen sprake van knnnen zjfn. Hjj zon, zonder
vrees om gesnapt te worden zich voor een
boom of een piano knnnen uitgeven, maar
in de rol van gentleman zou hy oogenblik-
kolijk herkend worden.
Er zjjn maar zeer weinig hoofdredacteurs,
ook niet van de grootste Amerikaansche
bladen, wier inkomens eenige millioecen
dollars per jaar zjjn, die beschaafd Engelsch
kunnen spreken
Toen mrs. Langtrey in Amerika optrad,
hebben de Amerikaaneche bladen zoo goed
als niets of heelemaal niets over haar tooneel-
spel gezegd. Maar de couranten waren vol
met diagrammen van haar slaapappartementen
in de hotels, waar zjj logeerde, en nietige
persoonlijke bijzonderheden die nergeDS iets
mede te maken hadden.
Toen de Engelscho dichter Watson
Poet Watson, word bjj genoemd in Amerika
kwam, werd den schrjjvor van het hier
besproken boek opgedragen hem alles te
vragen over zjjn manier van worken, of hij
sterken drank gebruikte vóór hy aich aan hoi
dichten zetto en hoeveel eu wat hjj at; hy
moest een afbeelding geven van de pen
waarmede bjj schreef en v?n den dubbeleD
decimeter waarmede hjj de „vooten" van zyn
dichtregels mat.
Zoo is er moer fraais I Wy zullen het er
maar by laten. N. („Hblad")
Drinken op de lat.
Door P. N. v. R.
III.
De dikke haringtrekker met zyn doorge
rookte meerschuimen beeldengroep had het
zich gemakkelyk gemaakt in den hoek van
't cafë. Met zjjn zwart dopje heelemaal achter
op het hoofd, zoodat een glimmende kale
schedel zichtbaar was, zat hy op het stoeltje,
de becnen lang-uit gestrekt, een arin.ondor
bet hoofd gekromd. Lurkend aan zijn fraaie
pyp, waar muffige rook uit opkringelde, staar
den zyn lodderige oogen poinzend naar de
overigen, om als 't ware hun woelig gedoe
te doorgronden. Naast hem stond z'n biertje,
waarvan hij nu en dan een klein teugje nam,
het glas telkens met 'n handsmak neerzettend,
z'n snor reinigend van schuimvlokjes. Toen
het laatste restantje met lange slurpen op
gezogen was, klepperde hy ineens energiek-
driftig op tafel, stak zyn hand in de hoogte
en liet een snerpende schreeuw hooren.
De waard, die al opruimend de glazen eu
flesschen, zyn omgeving stond te beloeren,
trippelde terstond toe, boog zich tot vlak bij
de lippen van het vleezige gelaat.
't Gevolg was, dat even later een glaasje
bitter werd gebracht.
Direst proefde hy er van, trok een vies
gezicht en zei in zichzelf
„Veel te sterk foei 't brandt op je
darmen".
Geknipoog tot my en toen, alsof zyn tong
handigdo zyne verbljjde zuster de prachtvolle
stoffen, niot vermoedende, dat de jjdele vreugd
van het meisje de oorzaak zou zyn van
onbeschrijfelijk veel jammer en ellende voor
de geheele bevolking. De noodlottige stoffen,
welke evenals de slang eene bonte kleuren
pracht ontplooiden, terwyl zy van binnen een
doodelyk gift inhielden, vrerden door het
gelukkige meisje voor de afgunstige blikken
harcr vrieudinnen ten toon gespreid. Allen
bewonderden bet ongemeen prachtvolle kleed
van gewerkte zyde, de kostbare cachemiren
sjaal van de fijnste Indische wol en een
smaakvol patroon, en benijdden de gelnkkige
heimelijk om dit ydele tooisel, dat haar, hare
gehsele familie, en duizenden harer mede
burgers zoo verraderlijk inst onheil en ver
derf bedreigde.
Nauwelyk» waren er eenige dagen ver-
loopen, ol het meisje, hare hnisgenooten en
verscheiden andere personen werden door
eene boosaardige ziekte aangetast en spoedig
daardoor in het graf gesleept. De ongelukkige
bezitster der Turksche stoffen en hare familie
waren de eerste slachtoffers. Deze plotselinge
sterfgevallen verspreidden ondpr alle klassen
der bevolking een schrik, die nog vergroot
werd, toen de art9en in de vreeseljjke ziekte
de pest herkenden. Met verbazende snelheid
breidde zy zich in allo deelen der stad uit,
ondanks de genomen maatregelen. Dagelijks
eisohte do dood honderden slachtoffer».
In dezen toestand werd de zwarte vaan
op de muren der stad geplant; de schepen
verwijderden zich uit do haven; alle verkeer
met de omstreken der stad werd gestaakt.
Het lot dor armen, die lage, dicht op
elkander gebouwde huisjes bewoonden, was
hartbrekend; zy werden ziek en stierven bij
honderden, zonder dat men hun de geringste
plots door dit spraakwater was losgekomen,
op vertrouwelyken toon
„Zou uwes voor myn rekening ook niet
zoo'n pieren-verschrikkertje nemen
Hy zweeg een oogenblik, zyn glaasje tus-
•eken duim en wysvinger vattend, om het
my aanmoedigend voor te houden.
Er was even stilte. Ik dacht een paar
seconden na. Hy trok zjjn liphoeken omlaag,
wiegelde met het hoofd en zonder eeu ant
woord af te wachten klopte hij om den kas
telein. Die kwam aandraven, bleef by ons
tafelde met bedenkelyk vragend gekijk staan.
„Voor rayn een klaartje en doe er dan
een tikje maag elixer in voor de verwarming,
maar niet zoo straf hoor, want zoo pas kon
'k het niot door m'n strot krygen. Enne voor
deze man
Toen het bestelde was gebracht scheen hjj
te schrikken.
„Wat heb 'k nou au-de-hand? Drinkt u
dat altjjd Nee, da's niks voor m'n bok, dat
zou rao te slap weze. Zooiets gebruike de
vrouwe, is 't niet? Hoe heet 't ok weer?''
Hij keek er naar met minachtend-veront
waardigden blik.
„Je mot jenever leere drinke, daar zit ten
minBte nog wat, in, die maakt alle baccile in
jé pens dood. 'k Dronk ze vroeger ok niet,
kon d'r wel in spuge. Maar toen was 'k zoo
mager as 'n brandhout, geregeld an de dokter.
M'n moeder zei altyd dat 't kliere ware,
m'n vader beweerde dat 'k die schralerigheid
uit de Engelsche ziekte had gehouwe en
onze huisdokter zei dat 'k aanleg bezat om
tuberculoo8 te worde. Klespraat, 't kwam van
de schoolbanke. Toen 'k daar af was beu ik
in de haringboot gegaan en met m'n veer
tiende jaar zag ik glad over m'n vaders
hoofd heen. Die was klein maar gezet, mis
schien wel van de Boonekamp, want m'n
e werd voor 'n eerste liefhebber verslete.
Och, hoe gaat '4 in den regel 't moet al
wonderlijk loopo as je nou niet iets van je
stamboom heit dat er op gaat lyke. Nou lust
'k ze not zoo graag. Toen ik pas haring
trekker was, op m'n woord, geen spatje sterke
drank "konue ze in me krijge. De jonges uit
de boot, die er lang niet vies van ware,
hebbe me dikwyls opgedronge dat 'k mee
zou zuipe, maar 'k vertikte het. En zelfs voor
m'n vader wou ik in de beginne niet buige,
want toen die schipper was stond-ie er op
dat 'k zou drinkc. An koffie en chocola had-ie
't land, dat was goed voor ouwe wyve, zei ie
as 't zoo in de spraak te pas kwam. Jenever
moest ik drinke, daar werd je flink en gezond
van. 'n Borrel hoorde voor 'n man, dat was
z'n vasto overtuiging. Maar 'k bleef me ver
zette, zoo hardnekkig alsof het vergift was.
Toen ik de lat kon opneme, bedankte ik er
voor, want ik mocht er niet anders dan
jenever voor koope. 'k Vroeg an m'n vader,
die in dit geval de baas was, of-ie de eente wou
beware, dat ik er later dan hoze en oliegoed
van kon inslaan. Doch dat zat me niet glad.
M'n vader sprong uit z'n vel en hy liet me
kiezedrinke op do lat, jenever drinke op
de lat of anders niks en as 'k 't laatBte aan-
am dan zon ie van mijn portie gebruik raake.
Zoo is 't ook gegaan. M'n vader dronk z'n
lat en die van my liet ie er byBchrij ve. Ja,
't werd zoo kras, dat, as we biunenkwamme
en ik trek had in koffie of melk, 'k een pak
,l«ag kon krjjge. Je hebt eenmaal geweigerd
om er jenever voor te neme, nou zal je toe-
kijke, zóó redeneerde m'n vader, 'k Heb 't
lang volgehouwe, maar d'r is niets veranderlijker
dan een menscli. Door het steeds en steeds weer
omgaan met mannen en jongens, die voor hun
lat sterke draok dronke, ben 'k ten slotte
bezweke en an de borrel gegaan. Ach, waar
niet? Is 't voor de varkens gemaakt?
NeeAlleen voor do rijke lui Ok niet
'k Zou zegge, dat 'n haringtrekker nog eerder
een borrel toekomt dan 'n rentenier. As je
ty heb meegemaakt en je komt nat on
styf an 't Niouwediep, dan geef ik je op jo
briovie, dat een klaartje er wel in wil.
Wat u
Door don ingang verscheen een meisjes
figuur, een neBtig cn by de hand diDg, lang
babyschort voor, met kort geknipt haar als
van een jongen, een brutaal wipneusje tus-
schon haar gittige zwarte oogen. Ze sprong
bij een op schoot, aaiend met haar kleine
handjes zijn baardigo waDgen. Dan dronk ze
dorstig groote slokken uit zyn glas bier, deed
eens parmantig een haaltje aan zyn sigaar,
liet zich dan meteen weer gelaafd van de
knieën glyden en riep komiekig bedillend
met haar stemmetje van een schor straat
kinddat vader nou naar hnis moest. Maar
deze verveelde zich nog niets, had een been
op 'n stoel, een kleur-als bloed, glimlachte
haror ouders neder, in hartverscheurend
gejammer haar geprangdoa boezem lucht
gevend. Toen zij weer tot zich zelve kwam,
barstte zij in een hevig geween uit, eu smeekte
God, uit eene wereld, waarin zy alles ver
loren had, verleat te worden; zy was der
vertwyfeling naby.
De medelydende geestelyke troostte de
kiaderen zooveel hy vermocht, zoodat zij wat
opgebeurd werden maar toen zy zich weer
alleen bevonden, drukte het verschrikkelijke
van hun toestand opnieuw loodzwaar op hen,
daar zij zonder ouders, zonder vrienden en
zonder middelen van bestaan waren.
HOOFDSTUK in.
Eindelyk had de onverbiddelijke maaier
zyne zeis neergelegd; slechts hier en daar
eisclite hy nog een offer uit de verminderde
bevolking. De pest had dus uitgewoed. De
voorheen zoo bloeiende stad loverde een
trenrig schouwspel op; in elk huisgezin had
men het verlies van dierbare personen te
betreuren. De storm was voorbij, maar de
sporen zyner vernieling waren to diep, om
die spoedig te doen uitslyten. Toen alle ge
vaar geweken was en moi het eindelyk
waagde de woningen met hun verpeste
atmosfeer te verlaten, gaf dit aanleiding tot
treurige tooneelen. Vele, door honger, ellende
en diep hartzeer gebogen gestalten, die onder
hun zwart rouwgewaad een nog ijaelyker
voorkomen hadden, zochten in hun grenzen
loozen jammer troost by vrienden en beken
den, maar overal kregen zy hun eigen beeld
voor oogea en vonden slechts ellende en
vertwyfeling.
De toestand van Mathilde en Louis, de
ongelukkige weezes, was zeer verontrustend,
bedarend geruststellend en stuurde de kleine
weer heen.
„Breng me een klare snauwde myo buur
man den waard toe en dc rook uit zyn meer
schuimen beeldengroep bracht iemand aan 't
hoesten, een middelmatig groot man naast
hem, met dun grijsachtig baar, aan de slapen
tot een lok gekamd, die, met zyn sluwe bruine
oogjes in het gladgeschoren pokdalig gelaat,
al nydig naar hem had gekeken.
Doch de dikkerd smookte stevig door. her
nam onverstoorbaar kalm:
„Zie je, dat kan me nou van streek make.
Wat zyn zulke kinderen toch brutaalVader
halen. Ja, ja, dat liedje ken ik. Natuurlyk
wordt zoo'n wurm door moeder gezonde.
Maar manlief heit nog geen trek. Nou, dat
is net 't goeie kantoor, een haringtrekkor
die een bijzonder groote bergplaats voor natte
waar in zich omdraagt. Hy woont 'n huis of
wat by me vandaan, 'k ken 'm van haver tot
gort, 't is een door-en door besto kerel voor
z'n huishouwe, maar as ie eenmaal in 't cafó
verdwaalt, dan is 't mis, dan denkt-ie er niet
meer ora, dan vergeet-ie z'n hecle hebbe en
houwe, dan krijgt-ie zoo gaaudeweg een stuk
in z'n kraag, dan draait het op buitensporig
heid uit, waar ie misschien strak kies berouw
van heeft as z'n wijf, 'n duivel in d'r soort,
'm nuchter gescholden heeft. Ja, alle vrouwo
ie 't lang niet gegeve om 'n dronke man te
leie. Die van my had «r aardig slag vaD, dat
mot 'k haar nageve. 't Wordt in Juli zeve
jaar, dat 'k haar stoffelyk overschot naar 't
kerkhof bracht. Zo had de kanker in d'r
maag, mot je wete, en daar is vanzelf geen
redde an. 't Schepsel heeft dertien maande
lang gemarteld en tot m'n schande mot 'k
bekenne, dat ik haar ellendig leve bovedien
nog vergalde wanneer 'k zoo eens flink ange
schoto binnerolde. Op d'r ziekbed heit ze me
dikwijls daarover angepakt, in 't fatsoenlijke,
snnp ie, want van 't scherpe, van kabaal, van
vechto hield ze nou eenmaal niet. God nee,
't was de lieve zachtheid zelf. As ik in d'r
gezonde dage veel pieredoodertjes bad ge
slikt na 't oneindige plakke hier of daar, dan
was 'k altyd in de vroolykste stemming, ging
op straat lollig te keer on werd dan geregeld
door een bende jonges thuis gebracht, waar
door de heele straat in rep en roer kwam.
Nog zie 'k in m'n geest zoo'n paar bengels
hard vooruit loopé, m'n deur opegooie en
ankloppe in 't portaaltjebuurvrouw, daar
is je man. kyk 'r is, lekker vet hoor! As
dat tuig gewete bad wat een doodelyk ver
driet ze met zoo'n boodschap bezorgde, dan
badde ze 't wel gelate, want m'n vrouw i»g
al halt van d'r stokkie as zo zoo'n bericht
ontving. Maar goedig en knap en eerzuchtig
van aard, hield ze d'r zoo ferm mogelyk.
Was ik vlak by de deur, met een stoet jonges
achter me, dan deed ze pas opo en trok me
met 'n vaartje binne. Dan bralde de mensche
buite nou, die zal d'r van luste Toch niet.
M'n Dieuwertje was daar veel te barmhartig
voor. Dan nam ze bedaard m'n hoedje af,
trok m'n jas en broek uit, deed de bedstee
deuren ope, pakte me as 'n poppetje beet en
liet me voorzichtig in de veere zakkc. En as
'k m'n roes uitgeslape had, stond er een fijn
kommetje koffie en 'n stukkie brood met 'n
hartigheidje 'r op klaar en ze liet me sprake
loos an m'n lot over. Geen kikkie kwam er
uit, m'n goeie man- Ja, dkt noem 'k wht
Onder 't ete schaamde ik dan m'n ooge uit
't hoofd, want 'k wist heel goed wat voor
heldefeit gepasseerd was. Langzamerhand
begon ze dan van d'r af te krake en nommer
óên kwam 't lat-drinken op 't appèl. Wat
had dat mensch 'n gloeiende hekel an die lat
Kobus waarom laat je 'm niet staan, was 't
dan. Neem geen lat op, vraag de cente d'r
voor en breng ze thuis, dan kunne wo er
mee doen wat we willen. Kom je terug
van 't ty en heb je trek in 'n borrel, dos
dan je mond ope en je krygt 'n groote
vnn m|j, maar drink niot in de kroeg want
dat is schadelyk, omdat het niet by de lat
blyft, as je de lat opgenomen heit dan mot
er nog óén en nog éón en nog óóntje by en
zoo raak je 't verstand kwijt, loop je voor
spot en kryg ik de last. 'n Enkele keer
volgde ik haar raad wel eens op, maar het
is zoo'n mirukcl om zelfstandig, om vast in
je schoene te blyve as je met je maats van
do have komt. Ik liet ze wel eens alleen
gaan, maar och, dan moest je wat hoore.
'k Stond niet zoo pal als toen myu vader
my letterlyk dwong om te drinke, daarom
was 't steeds mis eu door de sleur kon ik
nooit van 't lat drinke afstappe, zelfs nog
niet na de dood van Dieuwertje, die ae in
d'r laatste ure op m'n zwakheid geweze heeft.
'kBen de lat (borrel) blyve gebruike as 'n
want met hunne geliefde ouders hadden
alles verloren. Immers, wat zouden een
zestienjarig meisje en een zeventienjarig
jongeling aanvangen om het dreigend gebrek
cn de ellonde te ontgaan Zij hadden eene
opvoeding genoten, die hen in staat gesteld
zou hebben op velerlei wijzen in hun onder
houd te voorzien; doch voor het oogenblik
was hot niet gemakkelijk, by de treurige
omatandighedeu en het volstrekt gemis aan
bekenden en beschermers, een middel vaa
bestaan te vinden: Menige hoop, menig schoon
plan was reeds ydcl gebleken en hun toestand
werd steeds drukkender.
Toen Louis op een morgen aan ryke koop
lieden, die aan de haven belangryke zaken
deden, smeekend om bezigheid vroeg, en ieder
den onbekenden jongeling onder een of ander
voorwendsel afwees, zag hy eenige voorname
heeren, die met het schoone weder een pleizier
tochtje in de haveu weuschtcn te doen en
geen varensgezel vonden om hen rond te
varen. Een straal van hoop kwam by hem
op. Hoewel het noeh met zijn stand strookte
noch met zijne krachten, besloot by het
geringe en zware handwerk van bootsgezol
op te vatten. Zonder zich lang tc bedenken,
verkocht hjj zijn horloge, en denzelfden dag
reeds was hy eigenaar van een nette boot.
Ily hield dit besluit voor zyne zuster ver
borgen, daar hy wist, dat het de goede
Mathilde bedroeven zou, te vernemen, dat
hy een zoo gering en lastig beroep wilde
opvatten.
Met het aanbreken van den dag verliet
hy deu volgenden morgen het stüle hnis,
yldc naar de haven cn wachtte, in zyne vlet
gezeten, tot er iemand zou komen, die een
tochtje weniohte te maken of naar een der voor
aoker liggende schepen wilde geroeid worden.
zieke z'n medicyn en daar 'k op 'toogeblik
an kind noch kraai rekening en verantwoor
ding heb te doen, neem ik 'ter matig van
as dat zoo eens uitkomt. Met 't drinken op
de lat kom je onwillekeurig in 't cafó eu
wie zou my dan belette dat ik er nog wat
bleef hangen M'n vrouw rust in vrede, met
de dooien kan je onmogelyk leve en daar
ik nu moederziel alleen overgebleve ben,
mag 'k wel op tyd zoo'n kleine vertroosting
be, nietwaar In zoo'n slokkie op de
lat zie ik niks geen kwaad, omdat ik slechts
voor m'n oige heb te zorrege. Maar vraag
je nu keur je dat drinke op de lat over
't algemeea goed Nee, het is voor allen
een verlies van tractement, waardoor de
meeaten feitelyk móér armoe hebbe dan
noodzakelijk is. De getrouwde mannen iiebbe
daar zoo geen erg in, dat crediot drinkc is
voor sommige gemakkelyk cn wordt ondoor
dacht gedaan, maar de rrouwlui, de vrouw
lui die met het weokgeldje moelu woekere,
de vrouwlui bekyke het latdrinke met schele
ooge, wat je niat kw&lyk kan neme. Nu heb
ik van de week tien tyen gemaakt, tien lat
ten twaalf cent per stuk epgenome en dus
voor eón guldon on twintig cent verteerd. Be
merk het waarachtig niet in m'n portemonnaie,
een pop meer of minder beteekent niemendal,
maar stel je eens voor het groote huisgezin
van een haringtrekker, dat 's winters onder
de schuld zit cn smacht naar de zomer met
kansen vau verdienen, dan springt voor
zulke de schade in *t oog. Of 't niet afge
schalt kan worden? Het op de lat drinken
een moeite, geen wet het is een slenter,
eude gewoonte, dia ieder mag en kan
verbreken, niemand heeft geteekend om juist
nu het vissehen eens op te steken, maar dat
liet nog eens zóóver zal komen, ik gelooi'
't niet, van alle haringtrekkers in't Nieuwe-
diep zijn er maar zes of acht die do centen
kieze-, nagenoeg allen drinken op de lat.
Ja, wal zal ik je zeggen, in zeker opzicht
kan men er haast niet van buiten. Er zyn
schippers, die wanneer de geldschieter i iet
voorhanden heeft, twie, drie, vierhauderd
gulden noodig hebben en dan naar de her
bergier gaan, bij wie ze drinken. Die geefi
en als ie 't niet heb dan loopt-ie er-
zelf voor om 't krygen. Is dat niet mooi
Is dat niet wat waard Ga zelf eens op stap
om guld te leenen wie staat er direct
voor je klaar wie geeft er zonder borg,
zonder zekerheid Zoo'n herbergier moet
toch maar afwachten of ie 't wel terugkrygt.
e vraagt voor al die drukte en waag
halzery geen koperen cent rente 1 Is het dan
niet billyk dat er by hem, en nog wel op
crediet, wordt verteerd
Hy zat een oogenblik zwygend, zyn ledig
w as in de. band, de wagen bol opgeblazen,
hoog rood gekleurd. Plots rees ie mot een
schok overeind, riep kort en snel naar hot
buffet, waar de kastelein stond, de handcfl
reppend,, spoelend en drogend
„Schenk me er nog eentje
Ving goot ie de drunk in z'n keel, even
knippend met de oogen, zei toen:
„Lekker as koek maai-nou mot'k weg."
Hy wierp een riks op tafel, betaalde wat
hy extra, na het lat had gedronken en keerde
aich al naar de deur. Maar als die luid
piepend open ging, zag hy ineens een ge
daante voor zich, een kerel met rooden ge
rafelden halsdoek om den groezeliger! nek,
de pet scheef op den ruwen verwarden haar
bos. Grijnslachend keek hy Kobus in de
oogen, gluurde grinnikend het vertrek rond,
kwam dan nog wat dichter op hem toe. En
met aarzeling in de stem begon hy tot den
dikkerd, die zich hulds in een rookwolk uit
de meerschuimen beeldengroep
„Kobus, je mos me wat leene."
„Leene? Jou?"
„Waarom niet Je ken het doen daar
ben ik secuur ran. Je beat 'n ouwe rot, zon
vrouw of kinders, die wel 'n spaar
potje zal hebbe. 'k Wou eens pimpele, zie je
k ben zoo arm as Job. Nou, wat zegjo?
Wil 't doen Andore week terug, en 'n kwartje
rente, 'n Riks naar."
,Nee!" zei Kobus kortaf.
Dan 'n gulden."
,Nee, heb 'k gezeid".
./Drie kwartjes."
.Je zal ze nooit van me'krygen."
.Twee dan."
.Niet éón!"
Hy zag met boos-fonkslende oogen naar
Kobus. Deze schoot hem bot onverschillig
▼oorby, keerde zich nog even om, maakte
als groet een zwaaiende beweging met den
arm naar alle pratende en drinkende haring-
trekkers in de rookerige, seherp drankrui
kende zaal en was msteeii al buiten op de
stills, frissche avondstraat.
EINDE.
Louis' edele gelmatstrekkeu en fatsoenlyke
kleeding, die deden vermoeden dat hy tot
een hoogeren stand dan dien van varensgezel
behoorde, evenals de uitdrukking van wee
moed die op zyn aangezicht lag, trokken de
opmerkzaamheid van velen, die genegen waren
eens de frissche zeelucht in to ademen, cn
daar hy in het roeien ea sturen niet oube
dreven was, leverde het moeilijke handwerk
genoeg op, ora de noodzakelijkste uitgaven
to kunnen bestryden.
Wanneer Louis dan 's avonds bezweet en
door de zon gebruind thuis kwam «n de
bezorgde zuster, wie hy zyne dagelyksche
verdiensten overgaf, hem het voorhoofd al'
wischte en deelnemend vroeg, hoe hy zoo
vefhit was, gaf by ontwykende antwoorden,
om haar niet ongerust te maken.
Een tydlang begunstigde het fraaio weder
Louis' ouderneming, omdat het eene menigte
vreemdelingen uitlokte zeetochtjes te doen,
waarby men het heerlijke gezicht op de haven
en de stad genoot. Maar het weder verander
de. Het werd rogon en stormachtig, en meer
dan één dag ging soms voorby, zonder dat
Louis zyn bootje losmaakte.
De zorgen, die sinds eeuigen tijd geweken
waren, verschenen opnieuw.
Mathilde had zich alle moeite gegeven,
ergens eenig werk te vinden, om haar ge
liefden broeder de moeite te besparen ook
voor haar te zorgen. Toon de besmottclyke
ziekte heerschte, was het op strenge strafle
verboden, zioh uit de stad te verwyderen,
en werd dit door talrijke wachtposten onmoge
lyk gemaakt.
(Wordt vorvolgd).