KLEINE COURANT
'4 Vliegend Blaadje
voor HelderTexel, WleHngen en Mnnm Peulawne
Nieuwjaarsgroet.
«o «61
Zaterdag 18 December 1918.
41ste Jaargang.
'I Vliegend Blaadje p, 3m. 50 ct., fr.;p. post 75 ct., boitenland f 1.25
Hre-Zondagcblmi 37} *5 i f0.75
miëc j Modeblad i 65 i i 75 fl.
(Voor het boitenland bij ronrnitbetaling.)
Advertentie» vaa 1 tot 5 regelt (bij Toornltbetaling) 30 cent.
Elke regel meer6
Bewiji-exemplaar2}
Vignetten en groote lettert worden naar ptaattraimte berekend
Hiraohfat Dinsdag- n Vrijdagmiddag.
Uitgavar i O, DE BOER Jr., Haldar.
■uraan i Koningatraat 2». intarc. teler. so.
Eerste Blad.
Door de stijgende oplaag
van ons blad zijn wij ge
noodzaakt vroeger af
te drukken. Wij kunnen
daarom niet instaan voor
de plaatsing van adver-
tentiën, die na 9 uur des
morgens op den dag der
uitgifte worden bezorgd.
Onze lezers, ële met 1 januari a s aan
Familie, Vrienden of Begun*
stigers In onze Courant een
Welkomstgroet
willen plaatsen, worden beleefd ultge-
noodigd hunne opgeven tijdig in te
zenden.
DE UIT6EVER.
■IEUWSBERICHTEH.
HELDER, 12 December,
Bond voor Staatspeniioneerlng.
De Boud voor StaaUpeusiouoering bad
Dinsdagavond in „Casino'' oen f aestvergade-
ring belegd, waarop alle oaden, die dien dag
voor het eerst eene nitkoering van rente
hadden gekregen, gratis toegang hadden. De
meesten hadden er gebruik van gemaakt,
bovendien waren nog verscheidene belang
stellenden aanwesig, zoodat de zaal geheel
gevold was.
De Voorzitter der afdeoling Helder, de
heer W. de Boer, opende de bijeenkomst
met eene toespraak, waarin by de geschie
denis van het thans verkregen staatspensioen
naging. Allereerst eohter heette hjj de aan
wezigen welkom, in het bijzonder de ooden
die vandaag iets ontvangen van de groote
schold, die al jaren lang het Rijk aan hen
heoft. Thans is een zonnestraaltje op hun
pad gevallen, moge het nog jarenlang hon
pad verlichten I leder mensch heeft oogea-
blikken, waarop het hem eene behoefte is
achterom te zien en nogmaals de afgelegde
levensbaan te doorleven. Zoo ook gaat het
met een vereeniging, thans, na voor ons de
eerste vracht wordt binnengehaald, is het
oogenblik gekomen voor een terugblik.
Spr. vertelde nn hoe pas in het laatste
der vorige eenw de gedachte ontstond bjj de
wetgeving ook te denken aan hen die ontberen.
Men nam de beide nitersten der samenleving,
n.l. jeugd en grijsheid. Kinderwetten kwamen
tot stand, ook aan onderdomspensioneering
werd gedacht, hoewel het nog lang zon
dnren alvorens die tot stand kwam. De pioniers
zijn in dit opzicht geweest Doitschland,
Denemarken en Australië. Wel is in die
landen het donkbeeld niet op dezelfde wijze
verwerkt, in Dnitschland b.v. hoeft men een
pensioenverzekering voor loontrekkenden, in
Denemarken staatspensioen, in AnBtr&lië aan
vallend staatspensioen. In ons land echter is
wel veel geschreven en gepraat maar weinig
gedaan op dit gebied. Spr. zet in het kort
uiteen de oprichting van den Bond voor
Stsatspensioncering, die 9 Sept. 1900 opge
richt word. Telde bij aanvankelijk ééae af
deeling, thans bestaat hij nit 451 afdeelingen
met moer dan 58000 leden.
Niet echter door het werken van onzen
Bond alleen is thans een begin van staats
pensioen gemaakt, ook de meeste linksche
partijen werkten mede. Wat er aan de wet
ook nog ontbreke, het beginsel van recht
doen is er. Wjj,hopen van harte, dat én diakenen
én armbesturen hunne benrsen niet zullen
sluiten en zich menschenlievend genoeg znllen
toonen hunne uitkeeringen te bleven doen
FEUILLETOR.
aan hen, die thans eene staatsnitkeering
krijgon.
Ia verband met het ontwerp van minister
Trenb, waaraan, doordat de bedeelden uitge
sloten worden, alweder oen groote onbillijk
heid kleef f, besprak spr. nog het werk vsn
en voor den Bond en wekte op om toch
vooral toetetreden, waut wjj zijn er nog lang
niet waar we zijn moeten. Er zal dan ook
een storm van verontwaardiging tegen dit
ontwerp opgaan. De B nd staat los van
politiek en kerkelijke secte, dus ieder kan
toetreden.
Na doze opwekkende woorden werd met
de afwerking van het program een begin
gemaakt. De Mandolino-clnb „Serenata" ver
leende haar belangeloozo medewerking en
slaagde er in een veelzijdig en interossant
programma op te stollen, dat in alle opzichten
slaagde. Bü eene vorige gelegenheid zeiden
wij reeds dat deze vereeniging in de lautsto
jaren zoozeer vooruitgegaan is. Dit bleek ook
nu weder, want er was oon keur van fraaie
nummers. Een aardig intermezzo „Sylveen"
opende dc rjj} gevolgd door de „Valse d'nn
jour", terwijl aan bet eind van het eerste
gedeelte een mooio Barcarole nit „Hofftnanna
Vertellingen" van Oflenbaoh volgde en bet
geheel besloten werd door een Potpourri
populaire van den heer L. B. M. Polak,
waarin op smaakvolle wijze verschillende
bekende motieven werden verwerkt. Een en
ander oogstte dankbaar en herhaald applauB.
Tusschon de bedrijven door werd aen
tooneolstnkj e opgevoerd, getiteld „Vrede op
aarde", dat voor de propaganda geschreven
was en dan ook slechts als zoodanig waarde
had, na de pauze gevolgd door son grooter
dergelijk stnk, dat echter door de vele interes
sante tooneeltjes interessanter en boeiender
was. Ofschoon niet op het programma ver
meld, werd als toegift een vroolijk nustnkje
vertoond, dat de lachspieren eens weer in
beweging bracht.
Wij gelooven wel te kunnen vorzekeren,
dat de oudjes Dinsdag een onvergetelijke dag
hebben gehad en het idee van den Bor.d om
hen dezen feestavond uantebicden was alles
zins sympathiek. Vormeiden wij nog, dat de
ondste inwoonster van Den Heldor, wed.
Roerdomp, 96 jaar, aanwezig was in de zaal
on van oen en ander mode genoot.
„Das Paradies und die Pari".
Het oratorinm van Schamaan, ffDa*Paradies
nnd die Pari", hetwelk a.s. Dinsdag door de
afdeoling Helder van de Maatschappij tot
Bevordering der Toonkunst wordt uitgevoerd,
is een der fraaiste werken van dezen componist.
Het is b(j uitstek rjjk aan melodieuss solo
zangen en is als concertnummer alzoo een
zeer dankbaar werk. Tot rocht begrip ervan
is het wellicht niet ondienstig een en ander
van den inhond te vertellen.
Ontloend aan het Eogelsche epos «Lalla
Rookh" van Thomas Moore, waarvan het
zelfstandig onderdeel uitmaakt, is dover-
taling, door Sohnmanns vriend EmilFlechsig
van dit gedicht gegeven, niet alleen buiten
gewoon mooi, maar overtreft zy in sommige
opzichten schier het origineel. Het staand
Engelsch rijm, zoo veelvuldig in het Eagelsche
taaleigen voorkomend, is door den bewerker
rangen door het slopend Duitsche, dat
zich 'aan hét taaleigen der Germaansche
landen aanpast. Ter vergelijking schrijven
wij een viertal regels af in het origineel met
Flecbsigs vertaling ernaast. Het is het begin
van het Liefdelied, dat in het tweede ge
deelte van het oratorium, de jonkvrouw zingt
tot haren stervenden geliefde
Oh, let me only breathé the air,
That blessed air, that breathcd by thee,
And, whethor on its winge it bears
Healing or death, 't is eweet tot me.
O, lass mich vou der Luft durchdringen
Der sel'gen Luft gehaucht von dir,
Und was aie trag' suf ihren Schwingen,
Tod oder Leben, siiu ist's mir.
Men ziet boe het origineel getrouw ge
volgd ie, doch het metrum terwille van
's componisten moedertaal veranderd ie in
slepend en staand om beurten. Dit is in het
goheelo gedicht gevolgd, waardoor het de
beteekenis krijgt van een origineel Duitsch
gedicht.
Het gedicht zelve althans de intrigue
ervan is vrijwel bekend. Peri, volgens de
Perzische sage een geest, die het rijk der
duisternis verliet, om zich naar dat des lichts
te begeven, etaat voor de poorten van het
paradijs en vraagt toegang aan den engel,
die ze bewaakt. Zjj kan echter slechts dhu
toegelaten worden wanneer zy den hemel
het schoonste, aan' Allah meest welgevallige
HET PLEEGKIND.
•27)
Plotseling begon Beatrice te spreken op
verwijtenden, wellicht ook eenigszine op
verachtelijken toon„Zeg mjj, waarom u het
waagt, oen kind voor het uwe te verklaren,
dat u voor weinige dagen voor de een
maal gezien heeft?"
Juffrouw R&wlings scheen verlegen. Zij
kon de oogen van haar bezoekster niet zien,
had echter het pijnlijke gevoel alsof deze
vast op haar gericht waren en de waarheid
van haar trekken wilden lezen.
„Wij verloren een kleinen knaap," stamelde
z\j eindelijk, „een lieven, kleinen jongen,
juist van dion leeftijd. Myn man is over
tuigd, dat het de onze is."
„Maar u is niet overtuigd. En man
kan zich vergissen omtrent zyn kind, een
vrouw echter nimmer. Een moeder kan haar
kind niet vergeten en dat oenB vreemden
voor haar eigen üouden."
„Mijn man is zoo vast overtuigd; hij kan
zich niet vergissen. Sinds onze knaap ver
dwenen is, heeft by hem overal gezocht en
menigmaal is hij byna krankiinnig geworden.
Thans, nu hij het kind gevonden heeft, wil
hy het ook behouden."
De laatste zin klonk iets uitdagend.
„Hy zal het nimmer bekomen," zei Beatrice
bedachtzaam. „Hoor, wat ik u zeg. U heeft
geon uitlicht, dat kind t« bekomen. Zyn
moeder weet, wie het is. Blyft u by uw eisch,
dan zal het bewjjs geleverd worden, wie het
geschenk brengt. Pori gaat teleurgesteld
heen, weet niet waar zj5 het schoonste vinden
kan, en zwoeft- over Indië, dat door oen
overwoldigor, Gazna, onderdrukt wordt. Een
jongeling, eenzaam staande, met slechts één
pyl in zijn koker, zal don overwoldigor weer
stand bieden, doch wordt heel spoedig neer
gelegd. Do Psri, die van verre het woeden
van den krjjg «iet, spoedt zich naar den ge
vallen jongeling, ontneemt hem het laatste
droppeltje bloed vóór hij sterft en biedt dit
den engel, die de poorten van het paradijs
bewaakt aan. Maar de grendel wijkt niet:
rViel heiliger muss die Gabe sein", zoo «egt
de engel, *die dich zum Tor dot Lichts
lasst ein".
Peri trekt vorder en ziet, ,im Waldrsgtilo
sm stillen Soe" een jon goling- Do pest heerecht
in hot land en door do vroeseljjke ziokte
aangetast, heoft hij zich naar eon eenzaam
hoekje gesleept om daar te sterven. Doch
zyn geliefde viDdt hem, cd, ofschoon bij ha«r
waarschuwtWeg vac mijéén ademtocht
van mij zal je den dood brengen I wijkt zy
niet van z|jn zijde, en gaat met hem don
dood in. Te dezer plaatse behoor; het wouder-
schoono liefdeslied, waarvan w|j boven de
beginstrofen aanhaalden. Pari brengt thans
dese laatste levenszuebt vac de stervende
jonkvrouw; dat, zoo denkt zij, is toch wel
allerschoonste, wat men Allah geven kan.
Een koor van hemellingen «ingt Ioflioderen
versiert do treden van Allaho troon, en,
terwijl Peri hoogcr en hooger stygt, den
hemel tegemoet, peinst tjj on fantaseert zij
of zy toegang zal kragen.
Helaas! weder wordt Peri teleurgesteld;
de engel spreekt:
Noch nicht! Treu war die Maid, und dio
[Geschichte-
Geschrieben Uber 'm Haupt des Herrn
Liest lange noch der Seraf gern,
Doch, Peri, noch wëhrt der Verschluss
[vor Edens Tor:
Viel heilger muis die Gabe sein,
Die dich zom Tor des Licht lfiist ein.
Eindelyk komt Peri in het dal van Bslbok,
waar eon spelend kind zich bevindt au esa
.sa met een somber gelaat, waarop allo
hartstochten, allo slechtheid der wereld weer
kaatst wordt. En alls nu de zondige man,
by het zien van het onschuldig epol van het
knaapje, tranen van berouw weent, haast
Peri zich met een traan naar Allah te
spoeden, en wordt nu eindelijk, eindelijk
toegelaten.
Dit is in 't kort de inhoud van bet in
hooge mato dichterlijke werk. Zooals men
begrijpen kan voor een componist als Schu-
mann een bij uitstek dankbaar ondernemen.
Zien wij nu hoe de componist zjjo taak heeft
opgevat.
Het oratorium vangt unu met eeu zeer
korte, uitorat melodieuse inleiding, waarvan
de melodie door do strijkinstrumenten ge
dragen wordt, waarna onmiddellijk eon alt-
solo met hot verhaal begint. Het verhaal
wordt nu eens door een alt, dan weder door
tenor gezongen. Bijzonder mooi is, in
het eersto dee!, hst solo-kwartet: „Q stlues
Land, o Gö'.terpracht
W$ bomerken nu allengs een climax in de
uitingen, waarmee de componist de verschil
lende phasen van Peri's ziel rievcn weergeef
Loste iu het eerste deel haar naar sy meende
vervuld verlangen zich op in de vrij kalme
mededeeling van Peri: „Heilig iet das Blut,
fü r die Freiheit vereprilzt vom Heldenmut",
zij scbynt in het tweede deel reeds te govcelen
dat de liefdesadem der stervende jonkvrouw
iets hoogers is dan het voor de vrijheid
sterven. Immers, na den goddelijk-schoonen
zang der jonkvrouw, begeleid door sopraan
en tenor„O lass mich von dor Luft durch
dringen", waarin al de geweldige hartstocht,
waarover de componist beschikte, tegelijk
met al zyn teerste en edelste gevoelens tot
uiting komen, zet zQ den ontroerend schoocen
doodensang in waarmede het tweede deel
■luit: „Schlaf nun und ruhe in Traumen
voll Duft".
Ia het derde deel eindelijk komt de climax
op het toppunt en is de jubel groot, getuige
het slotkoor „Freud, ewge Freude, mein
Werk ist getan", ingezet alweder door Peri,
terwijl een koor van Zaligen haar het wel
kom toeroept. Ze khi er maar niet genoeg
van krijgeD, Peri, telkens on telkens weer
kind behoort; dit zal kommer en smart v<
oorzaken, maar geschioden zal het, als het
noodig is. Zie hier," zy trok de kaart, die
aan de kleoren van het kind was vastgenaaid
geweest, te voorschijn, „de persoon die recht
op het kind heeft, moet het andere gedeelte
der kaart kunnen tooncn."
„Ik weet niets van kaarten en bewijzen,
juffrouw, ik weet slechtB, dat myn man zweert,
dat het onze jongen is en dat ik hem geloof.
Hy heeft deze twoo jaar zwaar genoeg er
onder geleden hy was sinds dien de oude
niet meer."
„U gelooft hem niet, maar om hem gerust
te stellen, sterkt u hem in zyn dwaling en
wil een andere vrouw berooven. U schijnt
goed te zyn en toch wil u een andere moeder
ontzettend leed doen."
„Ik wil niemand leed doen, juffrouw. Wan
neer het ook myn kind niet ware, dan komt
toch de moeder, die het achtergelaten heeft
niet in aanmerking. Maar ik heb u lang ge
noeg aangehoord en meer gezegd dan ik had
mogen zeggen. Als u met mijn man wil
spreken, kan ik hem roepen."
„Juffrouw Rawlings stond op, om aan het
onderhoud een eind te makenook Beatrice
verhief zich en trad naar haar toe. Zy sloeg
de sluier terug en toonde voor de eerste maal
haar gezicht.
„Neen," sprak zy hartstochtelijk. „Ik heb
nog meer, nog veel meer te zeggen. Zie my
in de oogen en wee9 overtuigd, dat ik de
waarheid spreek. Hoe, wanneer ik de moeder
van den knaap kende, waarom zy het naar
Hazlewood gezonden had wist, dat zy,
200 ze daartoe god wongen wordt het
openljjk wil erkennen trots allo schande
veel liever dan het eou ander te lateu. Zal
dit u niet overtuigen, zal dit gesn invloed
op de handelwyze van
geeft ze uiting aan haar verrukkingen.
Prachtig is ook hierin het Solo kwartet met
koor „O heiige TrKuen ian'ger Reue".
Wij meenen door bovenstaand beknopt
overzicht aangetoond te hebben, dat de op-
vooriDg van dit oratorium van Sehumann
wetkeljjk een avond van hoog muzikaal ge
not belooft, niet het minst door de mede
werking van eene ar'iste als Hanna Verbena.
Examen voor 6l/j maandert
Om met kans op succes te kunnen voldoen
aan bovenbedoeld examen moot men een
alzfjdig ontwikkeld turner zijn. Daartoe is
hot noodzakelik reeds op jeugdigen leeftijd
aan te vang-n en dan natuurlijk onder goede
leiding.
't Spreekt van zelf dat jongens van 10 k 11
jaar niet hetzelfde gymnastiek-onderricht
kunnen ontvangen als jongens van 15 k 16
jaar. De klassen moeten dan ook verdeeld
worden naar bepaalde leeftijdsgrenzen. Zoo
zyn bijv. bij do plaatselijke gymnastiekver
eniging „Pro Patria" de klassen verdeeld
als volgt
Klas A jongens van 10—1*2 jaar, klas B
jongens van 12—14 jaar on klas C jongens
van 14—16 jaar, terwijl do hoofdafdooliug
wordt govormd door jongelui van 16 jaar en
daarboven. Klas A staat onder leiding van
den heer F. C. H. Schlahmilch, de klassen
B C en de hoofdafdeeling onder leiding
van don heer M. Ph. van Hooydonk, directeur
der vereeniging.
Maandag 15 dezer sal het juist 25 jaar
geleden zjjn, dat do heer Van Hooydonk
benoemd word tot directeur van „Pro Patria".
25 jaar lang was hy trouw op zijn post,
heeft hij met ijver, opgowoktheid en toe
wijding zijn niet alt(jd gemakkelijke taakj
vervuld. Dat «ijn werk niet vergeefs is, is
o.a. 14 November j.1. nog gebleken. Toen
slaagde de heer A. van Pelt, lid van „P.P.",
met glans voor het examen voor 6} maander
on dat zonder dure extra lessen, alleen door
geregeld de oefeningen bij te wonen. Dat
het examen niet to licht moet wordon opge
nomen, heoft do seor ongunstige uitslag, dien
men uit de dagbladen heeft kunnen vernemen,
wol bewezen.
Door eeu geregeld en oordeelkundig oefenen
komt men voor de eisohen wel klaar, maar
dan- ook niet te laat begonnen. Heeft de
adspirant voor bovenbedoeld examonbyv.de
hierboven genoemde klasssn van „Pro Pntria"
met vrucht doorloopsn en op de hoofdafdeeling
flink aangepakt, dan is hij seker van te sullen
slageD, daar sorgt de beer Van Hooydonk
wel voor. Verder verwijsea we naar de in
dit blad voorkomende advertentie.
De hoogere beteekenis vsn het dichtwerk is
deze, dat 'smenschen ziel'aldus verlost k&n
worden, door berouwvol aan de kinderj iren
terag te denken, als men, groot geworden,
verdoold ia in het net der zonde, en iu over
eenstemming met het bijbelwoord: dat er
vreugie is in den hemel over één zondaar,
die zich bekeert.
De verdediging van Ned.-lndlö.
De gep. kapt. ter zso, de heer C. W. de
Visser, heeft een brochure het licht doen zien,
getiteld„De verdediging van Ned.-Iadië tegen
het Oost-Aziatisohe gevaar" (uitg. H. D. Tjcenk
Willink, Haarlem), in hoofdzaak bedoelend te
geven een aanvulling op en een beoordeeling
van het werk der Staatscommissie, die de
verdediging van Nad.-Indië tegen een buiten-
landschen vijand had te ontwerpen.
De heer De Visser noemt het bekende vlug
schrift van „O.izo Vloot", getiteld,,'s Lands
welvaart in gevaar", en wijst er op, dat daarin
slechts vaag aangeduide gevaren worden
gegeven.
Dat kan ook niet anders, zegt hy, want iu
het hoofdbestuur van „Oaze Vloot" setelen
vele hooggeplaatste ambtenaren, die krachtens
hun positie de gevaren, die van buiten voor
onze koloniën dreigen, bezwaarlik kunnen
gaan precieseren, en dat kan om begrjjpoljjke
redenen ook de Staatscommissie niet.
Do achrtj ver verklaart nit den dienst te zyn
getreden, om de vrijheid te vinden, die bs-
zwarcc onomwonden te kunnen noemen.
Hy wijst er dan op, dat het gevaar groot is,
dat ons dreigt van het Aziatische eilandenrijk.
Er zijn, schrijft hjj, tal van zaken, die wijzen
op hot brstaaD van een krachtige strooming
onder de Japanners, die gericht is op een
;ebeele of gedeeltelijke verovering onser
coloniën.
Op het bestaan vun die strooming wjjzen
onder anderen de volgende foiten:
le. dat aan boord van de schepen, deel
uitmakende van het Japansche acbooles-
kader, dat dikwerf en zoo ook in 1912,
toen ik in Indië was, onze koloniën bezocht,
op de dagen, dat de inlanders en de vreemde
Oosterlingen werden uitgenoodigd die
schepen te komen b'sichtigen, aan dek op
een groot, zwart bord in het Maleisch stond
geschreven
Haar hartstochtelijkheid maakte indruk op
juffrouw Rawliugs, dié onrustig werd en de
oogen neersloeg.
„Het is nutteloos," zei ze hoofdschuddend,
„geheel nutteloos! Hij heoft zyn hart a
den knaap gehecht. Hy zal zeggen, dat 1
slechts een list is."
„Dan heb ik nog moer to zeggen! Zie my
nogmaals in de oogen en luister! Denk u
zelf in myn toestand, dau kan u afmeten,
wat u my dwingt te doen. Ik zeg: het kind
oort my het is mijn eigenIk ben
moeder' Spreek ik niet duidelijk gern
Deze kuaap is myn zoon! Ik heb her
kommer en nood, in verborgenheid gebaard.
Zal uw man hem nog steeds voor zich wen-
scben zal hy het wagen te zweren, dat
het zyn kind is? Antwoord my!"
„Ach God, aoh God!" steunde juffrouw
Rawlings, Beatrice was bleek als de dood;
haar adem vloog. Nu daar haar hot geheim
haars levens ontrukt was, sprak zy verder
als iemand, voor wie niets verschrikkelijks
meer komen kan.
„Buiten my en één ander weet niemand
van zyn geboorte; ik had het kind lief en
verlangde cr naar, het by my te hebben en
toch durfde ik bet jarenlang slechts zelden
en in het verborgen te zien. Eindelijk bood
zich een gunstige gelegenheid aan en ik kon
het zoo inrichten, dat ik mijn jongen by my
had, zonder dut iemand vermoedde, dat h(
myn kind was. Ik deed daardoor niemanr.
schade en had myn kind by my, kon het
liefko;en en verplegen. Ik was byna geluk,
kig. En nu komt u on wilt mjj dwingen, de
wereld myn geschiedenis te verhalen of my
van myn kind te scheiden. En tooh is u
„Deze schepen zyn veroverd op de Euro
peanen."
Wel is dit zoo luid verkondigen onder
do genoemde omstandigheden van de voor
de Japanners zoo roemvolle gebeurtenissen,
op zich zelf genomen geon aanwijzing voor
het bestaan van plannen, hen door mü toe
gedicht, maar wel hoeft deze handeling de
duidelijke bedoeling het overwicht, dat wjj
nog genieten, te schaden.
Zulk een middel werkt te krachtiger,
omdat onzo oorlogsschepen in den regel
geen bezoek vau inlanders of vreemde
Oosterlingen aanmoedigen, maar eerder het
tegendeel, een handelwijze, die, zoolang
onze vaartuigen zoo ver de mindere zijn
zelfs van de oudere Japansche schepen, nog
de meeste raadzame is.
2e. dat de officieren van dat Japansche
eskader te Makasier aan de iclandscha
schooljeugd vertelden, dat over 15 jaar, zij,
de Japanners, meester zouden zjjn van Cc-
lebes, on dat officieren van een kleiner
Japassch oorlogsschip, dat Menado besooht,
in oen der scholen aldaar, ditzelfde verhaal
deden aan de leerlingen.
8s. werd den Minahaasaërs in samen
komsten medegedeeld, dat de Japanners
volstrekt niet vijandig gezind «{ja tegenover
het Christendom.
4. uit een gesprek, gevoerd met oen
Japancoh bevelhebber, bleek mij, dat in
Japan wordt aangenomen, dat in sommige
streken onzer O.-I. Archipel vroeger groote
Japansche volksplantingen geweest zyo.
Op deze wijze wordt do weg gebaand tot
inmenging in ons bestaan, zoodra daartoe
de gelegenheid gnnstig wordt geacht.
5e. de veel in onsen Archipel voorkomen
de Japansche epionnage.
En dan komt hij tot de conclusie dat Neder
land do volgende gedragslijn moet volgen:
Javanen en Sumatranen zullen in de
Japannors evenals in de Chineezen hun
aartsvijanden blijven zien en geen eerlijke
bondsgenooten.
Willen wy echter in de vereeniging
„Nederland en de Maleisohe Archipel" het
leidende volk blijven, dan moeten wij onze
bruine broedora het vertrouwen kunnen
schenken, dat zij b(j ons steun en leiding
kunnen vinden tegen Oost-Az'ë en dat ge
loof kan in desen tijd van snelle ontwik
keling dier eilandbewoners alleen wortel
schieten en blijven bestaan, indien wij wer
kelijk in staat «ijn in deze ook onze roeping
te volbrengen hen te beschermen en te leiden.
Het in het leven roepen van een weer
macht, in staat om het veroveren van een
deel der archipel, tegen den wil van Javanen
en Snmatraaen in, te beletten, wordt daarom
ook geëisobt, niet alleen door het onmid
dellijk dreigend gevaar, maar evenzeer, ja
bijna nog meer door het middellijk van een
losscheuring van de koloniën van hot moeder
land, uit wantrouwen in onse kracht.
Ia ons bestuur, zooals nu algemeen in
Nederland wordt aangenomen on naar ik
hoop in de toekomst ook in Indië, niet een
druk maar een srgen voor ons Aziatisch
staatsdeel, dan moeten wij ook gereed zijn
dien zegen (e doen blijven bestaan.
B(j het maken van de verdedigingsplan
nen tegenover O.'et-Azië moet dan ook de
grondslag «ijn, dat wQ op den Bteun der
meer ontwikkelde volkeren van den Archipel
kuonen rekenen, terwijl wij indien een
oproerige inlandsche verzetspartij de hulp
van een Europeesch volk inriep, geheel op
eigen kraoht souden zijn aangewezen.
Een aldus voreenigd rijk heeft, alleen de
bewoners van Java en Sumatra meetellende,
ongeveer 40 millioen inwoners en sal, mits
de verdedigingsplannen goed in olkaar gezet
zyo, niet te vernietigen sjjn en daarom niet
aasgovallen worden door een gelijke sterke
macht als Japan.
Na deze staatkundige beschouwingen geeft
de heer De Visser dan teobnische, waarbij hy
o.a. do wenacheljjkheid betoogt om het middel
baar geschut van de pantserschepen te ver
zwaren tot 17 o.M. De hoof Ibewapening moet
echter de torpedo blijven.
Een snelle aanbouw is z. i. noodzakelijk.
le. omdat het niet aan te nemen is, dat
Japan met het aanvallen zal wachten tot
het jaar '88, als ons laatste pantsersohip
gebouwd is.
2e. Uit een zuinigheidsoogpunt.
Voorts moet de aanbouw, volgens den beer
De Visser geschieden op particuliere werven
in Nederland, met de hnlp van vreemde wer
ven. De Staat moet een belangrijk aandeel
nemen in het maatschappelijk kapitaal eener
particuliere werf en daardoor medezegging-
sohap krijgen.
Als vlootbasis wil do schryver kiezen eeu
>t, gelegen op of in de nabijheid van Java,
benoorden het midden van dat eiland gele-
i groep der Kariman Diawa, hetgeon nader
ir hem uiteengezet wordt.
Amsterdam, 10 December. Het stoomschip
„Kangean" is gisteren van Lissabon naar
hier vertrokken.
Op afbetaling!
Een der Amsterdamsohe medewerkers schrijft
aan de „Alk. Courant":
De een sQn dood is de ander zijn brood,
zegt het oude spreekwoord. Helaas, het is
de treurige werkelijkheid, de sombere waar
heid. Zelfs wanneer men begint to veronder
stellen, dat bet einde van dese of gene niet
zoo heel lang op zich zal laten wachten,
ziet men al in z'n verbeelding dikgesmeerde
fijntjes.
Maar in onsen modernen tijd vroeger
zal het ook wel zoo zijn geweest I behoeft
niet moer dood te gaan, om z'n mede-
ch brood te bezorgen. Ook de armoe
wordt geëxploiteerd. Zeker, de meeste nering
hebben liever, dat er bloei heerscht.
Hoe meer er verdiend wordt door de arbeiders,
des te koopkrachtiger worden si). Evenwel
ztjn er ook individuen, die wachten op de
magere jaren, die in do dagen van crisis de
befte zaken doen.
We bedoelen de eigenaars van de sfbe-
talingemagasijnen. O zeker, wjj weten wel,
de menschen hebben risico, en hnn prjjien
moeten dus hooger zijn, maar wanneer ze
een tafel, die hun f 10.— gekost heeft, „af
laten tegen f 1.in do
vrouw en draagt een vrouwenhart in
boezem !"j
Zy zag tranen in juffrouw Rawlingi oogen
cu vervolgde: „Ik geloof, dat u goed is. U
heelt my gedwongen, alles te zoggen, maar
ik geloof, dat u mjjn geheim bewaren on my
helpen zal."
Zy wilden niet verzoeken, maar haar stem
had onwillekeurig oen smoekendon klank ge-
kregen. Juffrouw Rawlings vouwde haar
dikke handen; tranen stroomden haar langs
de wangen.
„4ch, gy arme, jonge dame! Gy arme,
jonge dame!" riep z\j uit. „Gy, zoojoDg,zoo
trotsch, zoo schoon! En u heeft don rechten
weg kunnen verlaten! Ach God! Ach God!
Hoe slecht zyn toch de mannon! Voornaam
of gering, zy zyn allen even sleoht!"
Juffrouw Clayton kleurde tot de haar
wortelen. Zy wilde spreken, maar drong de
woorden weer terug.
„Is u nu tevreden?" vroeg zy na een poos.
„Ja, juffrouw. Ach, het spijt my zoo om
1 U heeft recht, mij te vertrouwen. Geen
woord zal over myn lippen komen."
„Maar, uw echtgenoot?"
„Ach God, ach God! Ik moet doon, wat
ik kan. Ik moet hem zeggen, dat het kind
niet van ons is. lly is goed yan barte, kan
ik u zeggen, slechts wat opgewonden. Ik
verzeker u, hy was vast overtuigd, dat de
lieve, kleine jongen de onze wa» en ik had
hem in ieder geval even lief gehad als myn
eigen kind. Nu beloof ik u, n zal niet meer
lastig gevallen wordon, maar myn arme man
zal zeer ontnuchterd zyn!"
„Kan soms een som begon Bea
trice schuchtor.
„O neen, juffrouw. Ofschoon myn man de
laatste jaren zyn zaak zesr veronachtzaamd
heeft en myn zwager daarop schimpt, zyn wy
toch welgesteld en hebben een goede som
gelds bespaard. Myn man is niet geldgierig,
liy wilde slechts zyn kind hebben."
„Hoe heoft u uw kind verloren?"
Juffrouw Rawlings zag iots verlegen,
i „Ik gelooi altyd nog, dat do arme, kleine
kerel verdronken is on nimmer opgevischt
werd, maar Rawlings staat er op, dat hy ge
stolen is en eenmaal teruggevonden zal
worden."
Juffrouw Clayton nam afscheid van juf
frouw Rawlings met waardigen ernst; dau
liet zy haar sluier neor en keerde tot Syl
vanus in het rytuig terug.
Zy had haar doel boreikt; maar wat het
haar gekost had, het geheim haars levenB
aan vreomden te verraden, kan men niet
hoog genoeg aanslaan. Het gevoel van ver
nedering, dat zy ondervond, was zoo machtig,
f dat zy byna wenschte, dat haar ooms giste
1 ren in de kamer goweost waren, toen zjj met
haar jongen binnenkwam, zoodat zjj hun had
kunnen zeggen, nat zjj heden aan juffrouw
I Rawlings had medegedeeld. „En dit alles
verschuift de kataslrofe toch niet," mompelde
zij in zich zelf. Daarbjj zuchtte zij onwil
keurig, wat aan de scherpe ooren van
Mordle niet ontging.
„Niets onaangenaams gebeurd, hoop ik?"
j vroeg hy.
„Myn a&ngelcgeuheid was nu juist met
aangenaam; z\j is echter bevredigend ge
regeld," antwoordde zjj. Dan liet ze zich by
een winkel van linnonstoffen afzette, waarin
j Mordle haar niet vergezellen kon. Zjj dankte
hem harteljjk voor zjjn dienst en hjj wiet,
dat hjj daarmee zjjn afscheid gekregen had.
Nadenkend slenterde hjj naar Oakbury terug.
„Hst moest een goed wsrk geweest zijn,"
welke afbetaling moet geachiedon in don tjjd
van drie jaar, zoodat sjj er f 86.voor terug
krjjgen, dan mogen wjj dese menschen wer
kelijk woekeraars noemen. De verhouding
tusschen in- en verkoopsprijs is dikwijls .1
tot 4, soms I tot 5, een enkele maal wel 1
tot 6. Verder laton de afbetalingakooplui
hun klanten een contraot teekenen, waarin
staat, dat, wanneer de afbetaler in gebreke
bljjft, het geleverd meubel weer het eigendom
wordt van het verkoophuis.
Nu er in do hoofdstad weer veel werkloos
heid heersoht, verrijzen de „verkoophuieen
op crediet" als paddestoelen. Vooral in die
buurten, waar de meeste diamantbewerkers
wonen, vindt men haast in iedere straat een
dergeljjk meubelsaakj e, een manufacturen
winkel, waar het „moderne systeem" wordt
toegepast, of een brandstoffenhandolaar, die
op afbetaling levert (in den winter verstoken,
in den somer betalen). Meest ziet zoo'n winkel
er echter heel gewoon nit. De artikelen «ijn
I ;ewoon geprijsd, alleen maar wat te hoog.
)e eigenaars der verkoophuizen durven er,
naar het schjjnt, tooh niet goed voor uit
komen, dat zjj het systeem toepassen.
Maar in de onde stad, waar ook vele
menschen van buiten hun inkoopsn doen,
hebben zich in den laatsten tjjd „afbetslings-
apecialiteiten" gevestigd, die wèl willen laten
sien, op welke wjjs zjj zaken doen. Op den
Nieuwezjjds Voorburgwal staat sedert eeoigen
tjjd een groot „credict-verkoophuia". Voor
jonge paartjes, die willen trouwen, maar die
geen geld hebben, zijn de meubelon om van
te watertanden. En de prijzen! Een vulkachel
kost f 0.80per maand, een oompleet
huiskamer ameublement krjjgt men reeds voor
f4... in de maand, bed met toebehooren,
keukengereedschappen, alles, alles kan men
er krjjgen... per maand. Met enkele rijks
daalders meubileert men z'n heele huis. En
het contract wordt geteokend.
Ook in andere deelen van de stad wordt
verkapt of niet-verkapt propaganda gemaakt
voor het afbetalingssyitesm. Steed* neemt
het aantal menschen, die voor deze verleiding
bezwjjken, toe. Enkele maanden na hun koop
voelen sjj natuurlijk, hoe zjj erin gevlogen
zjjn. Dan hebben sjj spijt als haren op hun
hoofd. Maar het is te laat. De koopman
maant, en wanneer zjj niet betalen, dreigt
hjj met „rechtsmaatregelen".
Zou de Vereeniging tot Bestrijding van
m Woeker hier niet kunnen ingrjjpsn
Zoo'u verkoopbuis moest eigenljjk worden
gepost, en iedereen, die naar binnen ging,
zon door den wachter kunnen worden aan
gesproken, op dezelfde wjjse als de Midder-
nachtzending de mecschen waarschuwt, die
verdwaald raakten op den verkeerden weg.
zei hjj tot zich zelf, „waarom dan die ge
heimzinnigheid? Waarom „Kat en Cirkel?"
De Zaterdag kwam. Den ganschen morgen
waren Horacc en Herbert onrustig en opge
wonden. Lang voor den bepaalden tjjd zagen
zjj uit naar Rawlings wagon, die het kind
zou afhalen. Juffrouw Clayton daarentegen
was zoo rustig mogeljjk; zjj gevoelde, dat het
gevaar bezworen was. Tegen twee uur vroeg
Horace: „Myn beste, heeft juffrouw Miller
al toebereidselen tot het vertrek van het
kind gemaakt?
„Neen, in het geheel niet. Er zal niet om
hem gezonden worden; het was een ydele
bedreiging!"
Horace en Herbert wisselden een blik. Zy
wisten zeer goed, dat het geen looze be
dreiging was geweest, maar zjj vermoedden
niet, hoe de uitvoering or van verhinderd
was geworden.
Het werd drie vier vjjl uur; geen
rijtuig, geon Rawlings niomand kwam.
Ook de Zondag, Maandag on Dinsdag ver
liepen, zonder een teeken van loven, zonder
een heropening der vijandelijkheden te
brengen.
„Beatrice schjjnt ongemeen scherpzinnig
te zyn," zei Horace.
„Zeer ongomeon," beaamde Herbert.
Had Sylvanus Mordle, die dien avond bjj
de broeders doorbracht, zich aan woordbreuk
schuldig gemaakt, dan zouden de broeders
ontdekt hebben, dat ze hun nicht een eigen
schap toedichtten, waarop ze geen aanspraak
kon maken.
(Wordt vervolgd).