KLEINE COURANT
't Vliegend Blaadje
voor Helder9 7exmlP Wieringen en Anne Paulewnsm
No. 4274.
Woensdag 28 Januari 1914.
42ste Jaargang.
't Vliegend Blaadje p. 3 m. 50 eb, fr. p. poit 75 et, buitenland f 1.25
Pre.Zondagsblad37445 f0.75
tnilnModeblad 65 75 ft.—
(Voor het buitenland bij vooruitbetaling.)
AdvartentiëD van 1 tot 5 regelt (btj veoruitbetaling) 10 cast
Hke regel saear8
Bevrijs-eiemplaar2J
Vignetten en groote letters worden naer plaatsruimte berekend.
i
tfapsohilnt
mn VrUtqn
Uitgaven O. DE BOER Jrt| HtMir.
Baroam Kaaiagatraat SB.
■t. «laf. *0.
Eerste Blad.
Door de stijgende oplaag
van ons blad zijn wij ^ge
noodzaakt vroeger af
te drukken. Wij kunnen
daarom niet instaan voor
de plaatsing van adver-
tentiën, die nk 9 uur des
morgens op den dag der
uitgifte worden bezorgd.
■IEUWSBERICHTEH.
HELDER, 27 Januari.
.Enk»" over geheel-onthouding.
Oa afdeeling Helder van de «Nederlandtoho
Vereeniging tot afschaffing van alcohol
houdende dranken" had Vrijdagavond eene
propaganda-vergaderinguitgesehreven,waarop
Bnka eene rede soa uitspreken over den
«Alcohol en de Arbeiders". De zaal van
«Casino" was bjjna geheel gevuld met een
aandachtig luisterende menigte.
Nadat de Voorzitter der afdeeling, de heer
Ybes, de vergadering geopend en zjjne vol
doening uitgedrukt had over de goede op
komst, deed het geh.-onth. zangkoor onder
leiding van den heer Rusting zich hooren.
Dit gesohiedde tijdens de pauze nog eenige
len constateeron, dat het
ontwikkeld was en een
t indruk maakte, al zou men dan over
sommige opvattingen van den directeur van
andere meening kunnen «ijn.
De spreekster, die hierop het woord ver
kreeg, hield een boeiende en gloedvolle rede
over het alcoholisme. Dr. Kuyper schreef
in 1891: wil men erkennen, dat er een sociale
kwestie bestaat, dan dient men te erkennen,
dat er een font sohuilt in het maatschappelijk
leven zelf. De oplossing van de sociale
kwestie is dus het streven naar het herstol
van die fout. Maar een fout zoeken in de
fundamenten van een gebouw is allesbehalve
gemakkelijk. Daarvoor moet heel wat opge
ruimd worden. Des te dankbaarder mogen
we er voor wezen, dat velen zich hebben
opgeworpen die moeielijke taak te vervallen.
Maar allen, die daaraan bezig sjjn, die do
maatschappij op andere, hechter fundamenten
willen vestigen, vinden als een struikelblok
ook het alcoholisme op hun weg.
Wat ii alcoholisme? do ziekte der per
soonlijke bedwelming tot een maatschappelijke
kwaal verkankerd, die knaagt aan de welvaart
en de mogelijkheid van een gelukkige samen
leving der naties. Aleoholisme onttrekt
duizenden aan nuttigen produotieven arbeid.
Willen wij de maatschappij op hooger plan
brengen, de mensohheid omhoogvoeren, dan
moeten allen in do maatschappij daarvoor
hun arbeid geven. Maar de alcohol onttrekt
er velen aan dien arbeid, niet alleen de
drinkers, maar allen, die in eenige
den drank in verbinding staan, de
in stokerijen, caféhouders eto.
Nauw verband bestaat tusschen alcohol en
ziekte, tussohen alcohol en krankzinnigheid.
De doktoren in de krankzinnigengestichten
spreken luchtig vanOdat komt van wijntje
en Trijntje, Ziekenhuizen, krankzinnigen ge
stichten onttrekken honderden en honderden
aan de maatsohapptj oa houden bovendien
een leger van beambten in stand. Dus de
alcohol houdt de maatschappelijke ontwikke
ling tegen.
Oob, er is al zoo ontsettend veel over
gesproken. Sr is na absoluut niets nieuws
meer over te zeggen. Maar 't gaat ons als
Panlus in Athenede Grieken zagen nieuws
gierig naar hem op, benieuwd wat h$ hun
te zeggen zon hebben. Maar zich superieur
voelend boven allen, zeide PaulusHet gaat
niet om wat nieuws, maar om de waarheid.
De kracht van onzen strijd ligt in de waar
heid, en zoo worden wjj het niet moede het
gansche land door te trekken en altijd en
altijd weer te zeggenKent gij wel do oude
mats met
arbeiders
FEUILLETOR.
Na eenigen
hun achyn-
q de beleefd-
HET PLEEGKIND,
40)
De vergelijking met de Spartaansehe jongens
«tl den vos was in dit geval nog toepasse
lijker dan voorheen, want Horaee en Herbert
verzekerden Frank met vriendelijk lachen,
dat de zaak niets beteekende, in 't geheel niet.
Zy sohelden niet eenmaal om hulp, wat
ook niet noodig was, daar Whittaker, die bjj
de catastrofe aanwezig was, met een arm vol
doeken toesnelde en de mishandelde tafel
zorgvuldig begon af te drogen. Na
t(jd geloofden de broeders door hun
bare onverschilligheid ge
heid te hebben gedaan en aamen eveneens
deel aan het reddingswerk.
Zy draaiden de tippen der doeken te zamen
en drukton ze in alle hoeken en tusschen-
ruimten, ongeveer zoo, als een zindelijke
kindermeid de ooren en oogeu van de aan
haar zorg toevertrouwde kinderen behandelt.
Frank was veroordeeld, den ganschen tijd
daarbij te staan en toe te zien en zich duide
lijk te maken, hoe lomp hij geweest was,
Hij haalde verlicht adem, toen Whittaker
eindelijk de doeken bijeen pakte en naar
buiten droeg.
Het onderhoud werd slepend voortgezet
en het ongeval met de tafel scheen de zorg
om Beatrice geheel naar den achtergrond
hebben verdirongen. Frank gevoelde, c
Horace en Herbert nog steeds aan het m
handelde meubel dachten. Hij had gelijk.
Plotseling ging Horaee naar buiten en kwam
waarheid van de slang die gij aan den
boezem koestert?
Vooral voor de arbeiders geldt ons woord.
Beleven w{j niet een prachtigen tijd, een tijd,
waarin de machtige gestalte van den arbeider
zich hoog opricht en zich bewust wordt dat
hijzelf sleohts de maatschappij zal kunnen
hervormen? En aan den anderen kant buigt
zieh diezelfde trotsche arbeider nog onder
het juk van het alcoholisme. Zoolang gij u
van dien vijand niet losmaakt, makkers, zoo
lang wordt de overwinning niet behaald.
Maar al te veel wordt vergeten, dat de
maatschappelijke kracht in de persoonlijke
kracht wortelt. Een porsoonlijkheid te zijn!
Te zijn, wat de christenen noemen een eike
boom der gerechtigheid! Scherp van geest,
sterk van persoon, moet gij als een eikeboom
Btaan waar de vogelen en alle zwakkeren
een toevlucht kunnen vinden voor de winden
en de kou. Maar wat blijft er onder den
invloed van den drank van uw persoonlijk
heid over? De drank doet met een persoon
lijkheid wat de lupus doet met het lichaam:
hü vreet het in.
Ea niet alleen de persoon, maar ook het
gezin wordt verwoest. Ea het kind. Weet
gij wat het zeggen wil voor een kind, erfelijk
belaBt te zijn? Hoe het voorbestemd is zelf
eenmaal een drinker te worden Wilt gij,
arbeiders, uw kindoren brengen op een hooger
levensplan en dat wilt ge toch dan
moet ge natuurlijk iets van uw schamel
weekloon offoren. Maar een drinkende ar
beider offert niet voor zijn kind, hij zou u
uitvloeken als gij hem wees op zijn schrander
meisje, dat zoo voor iets beters bestemd
was dan op de fabriek te gaan. Natuurlijk,
z{j moet geld inbrengen opdat hij drinken kau
Tot nog toe sprak ik nog maar zoo „neutraal"
mogelijk. Maar wij sociaaldemocraten, wij kan
nen niet begrijpen, dat er Bog dén drinkende
sociaaldemocraat is, wij begrijpen niet, dat hij,
oogenblik zijnor bewustwording af
it do roode vlag ook de blauwe vaan
heeft geheaohen. De drinkende arbeider is
niet bewuBt, hij leest geen kranten, hunkert
naar het gebral in de kroegen. Voor samen
werking is organisatie noodig, maar de drin
kende arbeider organiseert zich niet, dat kost
geld en daar kan hij geen borrols voor koopsn.
Een zoo. dem. arbeider moet idealist ziJo, schud
uw hoofd en neg, dat de s.d. allereerst
materialist zijn. Wjj kunnen het samen sijs.
een drinkende arbeider is dat niet,
van vergaan geloof en uitgebrand vuur
zijn nog in het drinkende arbeidershart, maar
niet hot sterke weten. Niet alleen, dat hy sist
archeert in het proletarische leger,
valt het zelfs aan: de drinkende
is voorbestemd om onderkruiper te
worden.
Het eenig-afdoende middel is geheel-ont
houding. De matigen kijken met minachting
op ons neer. W$ sjjn de dwepers. Ik feliciteer
alle geh.-onthouders met dat door het z.g.
Anti-Drank weer-comité verspreide pamphlet.
Er is oen tyd geweest, dat het drankkapitaal
geen notitie nam van ons en dat thans geen
geld wordt gespaard om ons te bestreden
is een bewijs hoe sterk wy zijn geworden.
Na de panse had spr. gelegenheid nog op
een en ander nader terug te komen. Wij vragen
de matigen rekenschap van hun standpunt.
Z(j zeggen: wij oofenen ons voortdurend in
zeifbeheersohing en staan daardoor hooger
dan gij die alle verleiding hebt afgesneden.
Vreemde redeneering I Alsof voor den geheel
onthouder, midden in een veralcoholiseerd
land, niet ook de zelfbeheersching groot was I
Neen, vele matigen missen de kracht om tot
do grootere geheel-onthouding over te gaan.
Met verschillende voorbeelden toonde de
spr. san hoezzer bij den alcoholicus de
wilskracht verlamd wordt en hoo weisig men
van hem eischen kan zich in zeifbeheersohing
te oefenen, waar zijn geheele wilskracht ver
lamd is.
Tenslotte besprak spr. de noodzakelijkheid
van organisatie. Bij de actie voor plaatselijke
keuze is het dringend noodig, zich aante-
sluiten. Het drazkkapitaal is zeer maohtig,
het intrigeert en stookt, legt beslag op hoog
staande menschen, die in de volksvertegen
woordiging gekozen zijn. Ook moet mon niet
als sommige soo.-dom., niet-oathouders rede
neeren het is voor oub voldoende als wy
het kapitalisme bestrijden, daar in een niet
kapitalistische maatschappij vanzelve geen
drankstrijd meer noodig zal zijn. Spr. is het
daar niet mee eens, het is èen geheol aparte
strijd. Het alcoholisme Acclimatiseert gemak
kelijk, het zou zich, ook in een socialistische
maatschappij, zeer spoedig acclimatisceren.
opmat
r höÉ
met een fleschje politoer en een stuk flanel
weer binnen. Ernstig en bedaohtzaam begon
hjj hot kostbare kleinood op te politoeren.
Frank kon het niet langer uithoudon. Er
is een grens van straf; als zij nl. gaat boven
hetgeen een mensch verdragen kan. Carrot's
zenuwen waren door de gebeurtenissen van
don dag zoo geprikkeld, dat hy vreesde,
indien hy F
Horaee nog langer moest
in con niet te onderdrukken gelach te zullen
uitbarsten.
„Kunnen wij niet gaan en een sigaar
rooken vroeg hy.
„Zeker," zei Herbert, die nu over het lot
der tafel gerustgesteld was. Hy ging met
Frank naar do eetzaal. Na eenigen tjjd kwam
ook Horace by hen, die een zoo eterken
politoorreuk meebracht, dat Frank's gewetens
wroeging opnieuw werd opgewekt.
„Wjj hebben nog een anderen pynlyken
plicht te vervullen," zei Horace, terwyl hy
een cigarette aanstak.
Frank kreeg terstond het vermoeden, dat
die pijnlijke plicht in betrekking stond met
de tafel.
„Wy hebben de verplichting Sir Maingay
mee te deelen, wat gobeurd is."
„Natunrljjk, het is haar vader'.
„Ja, hy moet het vernemen; wy vinden
het beter, die mededeeling mondeling te doen.
Wy gaan morgen naar de stad en zoekt
hom op."
Dit kwam Carrot, die reeds immer gezocht
had naar een omstandigheid om zyn bezoek
te verkorten, zeer gelegen. Trots zyn genegen
heid voor de broeders, scheen hem een langer
oponthoud op dit oogenblik onverdragelyk
te zyn.
„Ik ryd mee," zei hy.
Zij maakten tegenwerpingen, maar Frank
Met enkele woorden besprak do spreekster
nog het door den drankhandel verspreidde
pamphlet je.
„Arbeiders en arbeidersvrouwen", aldus
besloot de spr. ha»r vurige en in ademlooze
stilte aangehoorde rede, „goud en zilver hebt
gij niet en kunt gij uw kinderen niet nalaten,
maar gij knnt meer: bereid uw nageslacht
een drankvrije maatschappij, en uw kinderen
zullen uw nagedachtenis zegenen".
Van de gelegenheid tot het stellen van
vragen werd gebruik gemaakt door den heer
Bot (Orde der Goede Tempelieren), die de
volgende vragen stelde:
1. Do spreekster zeide het niet te kunnen
begrijpen, dat s.d. sterken drank gebruikei
Hoe staat de spreekster in dit opzicht tegei
over christenen?
2. Acht de spreekster het ook mogelijk, dat
het kapitalisme uitsterft vóór het alcoholisme
8. Ook vroeg de heer Bot eenige toelichting
ten behoeve der propaganda.
Antwoord. 1. Zeer zeker geldt dit ook voor
hot christelijk levensbeginsel. Ia de geh.-onth.
leeft het christelijk beginsel: Wfl dio
zijn, zijn sohuldig de zwakheden van am
2. Een pertinent antwoord daarop is moeioljjk
te geven. Mogelijk is hot, maar indien het
dan wordt in ieder geval de dood
kapitalisme door het alooholisme
vertraagd.
3. Hierop antwoordde de spr., dat door
lectuur van bladen, tijdschriften etc. de geh.-
onth. zich ontwikkelen kan.
Ean driehonderdtal menschen woonde deze
goed-geslaagde vergadering bij, waarvan zich
tien opgaven alz lid. Een aantal stelde zich
beschikbaar tot het verspreiden van eon biljetje
om het verspreidde pamphlet van don drank
handel, dat ook hier huis aan huis is rond
gebracht, te ontzenuwen.
Een
oplichter.
Omtrent een oplichting van horloges te
Amsterdam meldt het N. v. N.:
ij een horlogemaker in de Utreohtsohe
straat kwam Donderdag eau heer of een naboot
sing daarvan, met het verzoek, hem tusschen
vier en vijf uur, een aantal horloges op zioht
te zenden.
Hij beweerde Tan Pallandt te heeten en
te wonen Van Woustraat 10.
De heer D. zond zijn bediende met een
twaalftal gouden uurwerken naar het opge
geven adres, terwijl hij hem op het hart
drnkte, vooral óf mot de horloges óf met geld
terug komen.
De man zelf deed open en liet den bediende
in de voorkamer. Hjj gaf voor naar de ach
terkamer te moeten gaan, om met de menschen,
waarbij hij in woonde, zijn keuze te maken.
De man zei echter geen woord over de hor
loges en vertelde in de achterkamer alleen,
dat er iemand op hem zat te wachten, maar
dat h{j nog oven weg moest. Daarop ging
hij door de gang naar buiten.
De bediende wachtte, maar «P." koerde
niet weer. Toen begreep men, hoe de vork
in den steel zat, men waarschuwde de politio,
doch de vogel was gevlogen en is nog niet
geknipt, 's Morgens was hij. gekomen om de
kamer te huren, die hj} ia het begin van de
volgeude week zon betrekken. Hjj had dus
nog goon huur betaald.
De twaalf verdwenen horloges hebben een
waarde van ongeveer f525. De nummers
ervan z|jn genoteerd, en do politie doet ijve
rig onderzoek in do pandjeshuizen te Amster-
totnogtoe echter zondor resultaat. Ver
wordt, dat de oplichter de wijk naar
bulten heeft genomen.
De diefstal te Breda.
Omtrent het verblijf van den voortvluohti-
gen kantoorbediende der kassiers Van Mierlo
«Ss Zoon te Breda, des 22-jarigen S. Bordes,
is nog ïiets bekend. Alle aanwijzingen om
trent plaatsen waar hij zich zou opgehouden
hebben, bleken onjuist. Gelijk m«t hem wordt
vermist »y'n vriend Piet Boks te PrinBenhage
ook deze is na Donderdagmiddag v^jf uur
niet meer in de ouderlijke woning terugge
keerd.
Een Isdisehe Inktwerper.
Indertijd was heel Amsterdam in rep en
roer over den „inktwerper". Telkens werden,
vooral op de drukke punten, dames en
meisje» met inkt bespoten.
Dit werd toegeschreven aan sszueele aber
ratie van een individu. De man heeft nu in
Buitenzorg een navolger gevonden. Maar
deze is gesnapt. Een correspondent van de
hield vol. „Ik heb u myn hart uitgestort,
ge weet, waarom ik gekomen ben hoe
kan ik hier blyven, ais Beatrice weg is?"
Hij zette zjjn wil door en er werd besloten,
den volgenden morgen gezamenlyk naar
Londen te gaan; echter zouden eerst, op
Frank's voorstel, inlichtingen aan de Bank-
genomen worden, of Beatrice geld had opge
nomen of niet. Horace en Herbert hadden
dionsvolgons op weg door de stad eon onder
houd met den heer Stephens en vernamen,
dat hun nicht duizend pond meegenomen had.
Toen Horaoe en Herbert uit de Bank
kwamen, was Frank verdwenen; zy moesten
volle vyf minuten op hem wachten. Hy zei,
dat hy een oud huis in een zystraat be
zichtigd hadin waarheid was hy de herberg
„Kat en Cirkel" binnen geyld en had zich
door do dikke herbergierster het adres harer
vriendin, juffrouw Rawlings, laten mededeelon.
Zonder twjjfel hadden de Talberts hem dat
ook kunnen geven, maar hy gaf er de voor
keur aan deze er buiten te houden.
Daar William Giles zyn heeren vergezeld
had, om do paarden terug te brengen, konden
de Talberts datgene, wat zy by hun bezoek
aan de Bank vernamen, Frank eerst mede
deelen, toen zy in den spoortrein zaten.
Frank's stemming werd er niet vroolyker
door, toen by hoorde, dat Beatrice een zoo
groote som gelds meegenomen had dit
deed tot een langere afwezigheid besluiten.
„Hebt ge u ook de nummers der bank
noten laten geven?" vroeg hy. Zy hadden
het niet gedaan. „Ik zon ze my nog ver
schaffen de eersten, die zy laat wisselen, kan
men nasporen en zoo te weten komen, v
z(l ii."
„Ik ware nimmer op dezen inval
zei Herbert bewonderend.
Javabode schrift van daar aan tjjn blad:
Esa buitongowoon sterk staaltje van schunnig
heid heb ik te rapporteeren. Het betreft een
misdrijf dat voor eenige jaren in Ne"
nogal en vogue was n.1. dat van hst
of liever .puit.» van inkt,
Donderdagavond stonden hier twee dames
voor de sociëteit oen oogenblik te praten,
toen sjj eennsklaps tot de ontdekking kwamen,
dut beiden met inkt bespoten waren. Se eene
dame zag tal van inktvlekken op haar rok
aan de voorzijde, terwijl do robe der andere
dame aan de achterzijde van onder tot boven
Vol inktBpatten en vlokken zat.
Daar juist een groepje inlandsohe militairen
voorbij geslenterd was viel natuurlijk do
verdenking op deze individuen. Eón der dames
wendde zich onmiddellijk tot den plaatselijken
commandant, den overste Stolk, dio met bo-
wonderenswaardigen ijver onmiddellijk een
gestreng ondorsoek instelde. Men bleek in
de goede richting verdenking te hebben
opgevat, want het onderzoek leverde alz
resultaat op, dat bjj de barang van een
inlandsch militair een iaktspuitje werd ge
vonden, tewyl bovendien op 'e mans kleeren
inktvlekken werden geconstateerd. Verder
kwam aan het licht, dat toen eenige dagen
geleden enkole kameraden dozen inlandachen
fuselier aan een spuitje hadden zien peuteren
en hem gevraagd hadden waarvoor dit diende,
hjj geantwoord had daarmede inkt te willen
spuiten. Bewijzen te over dus dat men den
dader to pakken heeft. Dat hij er gloeiend
bij is, behoef ik hier niet te verzekeren.
De run op de
Pantep.
(Met toestemming van den schrijver overge
nomen uit de „Nieuwe Rotterdamsohe Crt.")
De heer M. J. BruBse, redacteur van de
„N. Rott. Courant", die onlangs den
proeftocht met den torpedojager a Panter"
ia de Noordzee heeft medegemaakt, geeft in
bovengenoemd blad de volgende interessante
beschrijving van dien tocht:
I.
„...En dan: 't oudste compleetje dat u bij
elkaar kunt schooien, is heusoh nog te goed.
Want 't is een beestachtig vuüo gelegenheid.
Ai wat u aantrekt, wordt bedorven. Als een
troep roovers komen we er weer af. En
vooral waterdicht schoeisel, nietwaar, en u
terdege inbakerendie wind dringt overal
doorheen, en je bent haast niet te verwar
men Dus tot vannacht I"
Dat waren de laatste raadgevingen van
des admiraals vriendelijken adjudant, door
do telefoon uit Hellevoetsluis. Ea daarna...
kroop je nog maar 'b even bfl 't vuur van
je open haard, want de wind duikelde bulde
rend door den schoorsteen, op de ruiten
slcog de hagel een roffel, en je hoorde 't
fluitgegier van de schepen aan flarden scheuren
ever de Maas.
Toen met den laatsten trein naar Vlissingen,
„Weinig passagiers, conduoteurl" „Js,
meneer, wie nou niet over hoeft met de
nachtboot, blijft liever zitten waar-ie zit bij
zulk hondeweer!" En de enkelen, die
er gingendat arme Duitsche modistotjo,
tusschen al haar doozen, die Enge'sohe fa
milie, 't vrouwtje met haar kindjo op schoot,
zjj wikkelden zich bij voorbaat maar vast ia
hun reisdekens, in die smoorheet gestookte
coupó's, vermoedelijk omdat behoud vau
warmte immers behoud van energie beduidt,
en zagen reeds wat wit om den neus
Maar vooral dat kleine, fjjno hoeden-
maakstertje, met haar rose geziohtjs, de
snoezige krulletjes, de groote blauwe kinder-
oogen, die als angstig uitzagen naar de wjjd-
voelende, zwarte zee, kassian I Onrustig
tipte ze telkens de voetjes uit, zocht de warmte
van de koperen plaat met haar nuffige goud-
loeren schoentjes, dat je rildo als je even
om de slanke enkels de opengewerkte kousen
zag, rilde van meol|J natuurlek, en dacht
aan je toch wel héél mime kamer met de
gaskachel daar in 'tbótel Zeeland, ea of de
menochenliefde nu eigenlijk niet gebóód voor
zoo'n onherborgaamen nacht
„Moraal en menschenliefde", soesde ik
voort in de cadans van 't treingedender, en
improviseerde een waarlik meestorl|jk betoog,
waarvan ik juist de logica eu vooral de
lyriek wilde proboeren op de aanvallige
Patzmaoherin, toen daar een gseljjk dikke
oer-Mof met nog slaperig kloine
Horace antwoordde niets. Zyn geweten
zei hem, dat hij er ook niet aan gedacht
had, maar de achting voor zich zelf hielp
hem dat feit verbergen
In Londen namen ze afscheid van elkaar;
ieder steeg in zyn gewoon hótol af. Den
volgenden dag bezochten de Talberts sir
Maingay Clayten en Frank begaf zich naar
Grey Street nr. 142, in de varkensslagerij
der gebroeders Rawlings.
Hy vroeg naar juffrouw Rawlings; daar
hy echter niet wist, of het juffrouw John of
juffrouw Jozef was, zoo verlangde hjj diegene
der beide vronwen te zien, welke eenige
dagen in Blacktown was geweest. Hot
juffrouw John, maar zy was met haar i
vertrokken, en niemand wist nauwkeurig
waarheen; zy werden eerst over een week
terugverwacht en in bun afwezigheid kon
Frank zyn nasporingen niet verder voort
zetten. Hjj wist niets beters to doen, dan
naar Oxford terug te koeren en zijn aan
gelegenheden zoo snel en zoo goed mogeljjk
in orde te brengen.
Hy gevoelde zich zoo ongeschikt tot
ernstigen arbeid, dat hjj er verheugd over
was, zyn nieuwe betrekking eerst over een
half jaar te moeten aanvaarden, gedurende
welken tyd hjj geheel zyn eigen meestor was
en, afgezien van de correctie zjjns boeks,
niet anders had te doen dan Beatrice te
zoeken.
Horace en Herbert hadden meer geluk
bjj hun bezoek. Sir Maingay was thuis en
scheen zeer verheugd, hen te zien. Zyn
overmatige vreugdeuiting diende intusschen
slechts om een zekeren angst te verbergen,
waarmee Sir Maingay steeds op zyn ernstige
i zwagers blikte en wel omdat zjj hem
steeds aan zyn gestorven vrouw herinnerden.
oogjes en een onrustbarend ordinaire groene
pet op z'n hoofd ocs compartiment binnen-
kufielde, stom haar bagage uit 't net nam,
naar den leegen coupé, waar hjj in 't
had liggen maffen, en vervolgens
op den ruzietoon met ozsmakeljjko koak-
bewegingen aanving te anouwen togen saice
fróèèu Zoo'n Ungohenr I
Reeds uit meteorologisch-statistische over
wegingen moet de gevolgtrekking uit mjjn
Vlissïngsche ervaringen onjuist zjjo. Maar
ik voor mij vind het daar eon naargeestige
klip.
In mjjn journalistieke carrière ben ik er
toch al herhaaldelijk geweest om voor
UEdele feesten te verslaan, uit varen te
gaan, keizers en koningen op hun doortrek
te kieken, De Ruyter's te onthullen, Zeevaart
scholen in te wijden, Indische eskaders aan
te sien komen, vaak op gepasten afstand
van onze Vorstin, en neg zooveel andere
min of meer officieels akksfletjes op te
knappen, trouw eo altijd maar weer voor 't
geëerde publiek van de krant.
Maar hooveol hooge hoedon daarbij van
mijn hoofd den Boulevard af ijjn gewaaid,
hoeveel gekleedo jassen, ju zelfs rokken ik
er noodlottig heb moeten laten doorweeken
aan het veege ljjf, om te zwjjgen van de tot
pap geregende boorden en manohetten, dèt
weet ik niet moer op to tellen. Wel herinner
ik mij levendig, hoe op een nacht het raam
van mjjn hótelkamer was ingestormd en hoe
ik toen 's morgen» wakker werd in mijn bed
op gezegend hooge pooten, dat net nog even
boven de overatrooming uitstond van 't binnen-
gehoosde hemelwater; want, 'k hoor nóg 't
grille geplecs van m(jn bloote voeten, voel
nóg do krampjes na, dis er 't gevolg van
waren, terwjjl ik later op mjjn druipend natte
reporterboekje geestdriftig koninklijke woor
den stond op te teekenen onder 'n parapluie
met de baleinen er door, in een van oranje
en rood druipende tent.
Zoodat ik maar zeggen wilde, dat dit
winderige regennest, deze loeiende toohthoek,
dit porpetueele waterballet mjj van pure
troostelooaheid hoeft kunnen demoraliseeren
tot het dragen van cache-nes en aoowaraohtig
overschoenen, omdat een duikerpak mjj uu
eenmaal te duur schijnt.
Zoodra ik er uitstap aan die pnenmatisohe
pneumonie-tunnels met geforeeerden trek
van 't station, sla ik or puur automatisch
mjjn broekspijpen om, zet mijn kraag op,
trek m'n hoed in m'n nek, boor m'n handen
diep in de zakken van mjjn duffel, en geef
mjj daarna.een, twee, drie in Godsnaam
dan maar manmoedig bloot aan de vliegende
lien.
En wat er waait dat krjjg je daar dan
ook moteen uit de eerste band; en geen
dikke druppel valt er ooit naast. Zoo
brulde ook nu de noordooster tenzjj 'tde
zuidwester geweest is weer om de hoeken
't hótel, waar de Panter-jugers kwamen
bivakkeeren, klepperden vensters en deuren
je slaapkamer, waer je tussohen ijskoude
lakens eindelijk door 't dompe golvengeruoht,
door 't gejammer vati wind langs touwen en
ten van schepen, door 't beukend en
trompettend trein-gerangeer, en 't denken
aan 't arme, lieve modemaakstertje in volle
zee met haar onbehouwen bonk van 'n Herr
Gemahl, o, gruwzame gruwol ia zoo'n klein
hutje, den smaak beet begon te krijgen
den anderen morgen frisobjes op de Panter
door de golven en de hageljaohten heen te
q stuiven. Welterusten I
Ma» zoowarempol den volgenden ochtend
was 't of ik per nachtmerrie ventro terre
uit Vlissingen weg was gedraafd, naar een
aanminniger oord: want bij 't ontwaken be
leefden we eon droog bnitje met zon. Ea
de zluiswachter zei: 't was eon bóóge wind,
van welk begrip ik tooh maar geen flauwe
notie kan krjjgen. Derhalve beaamde ik
technissh dit weerbericht, te gretiger,
omdat hg vervolgde, dat er dus weinig of
geen zee buiten stond.
Inmiddels kwam daar pardoes de Panter
zelf óók aangeraced, als een vliegende visoh,
zoo rap en licht, of water en lucht geen
weerstand meer boden I Waarbij ik van schrik
«en eind achteruit stoof met sluiswachter en
al, want 't was of het ondernemende roof
dier uaar z'n kattenaard zoo maar mik uit
die parmantige» vaart 't land op wou joempon.
Tot ie subiet zich bedacht, en daar doodstil
in 't nauwe kolkje bleef liggen grinniken.
„Ziet u" praatte de wachter daarop
Een weduwnaar, die weer huwt, kan zeker
niets verstandigers doen, dan met alle ver
wanten zyner eerste vrouw geheel te breken.
Een pynlyke plicht, maar een wiens ver
vulling men aan zich zelf verplicht is, zooals
de Talberts zouden zeggen.
„Zeer verheugd je te zien Horace; geheel
verrukt Herbert," zei hy. „Hoe goed zie
jullie er uit; ik heb je nog nimmer beter
gezien
Zy verzekerden hem, dat het hun goed
ging-
„Niemand blyft langer jong dan een vrij
gezel. Een huisvader hooft evenveel verant
woordelijkheid en zorgen als vreugde."
In hetzelfde oogenblik vernam men oen
vreeseljjk stooten en schreeuwen boven de
hoofden der drie heeren.
„De kinderkamer schynt zeer dicht bjj te
zijn," zei Horace, onaangenaam getroffen.
„Neen, de jongens zjjn in de badkamer
boven ons. Zjj gaan er dikwjjls heen en
kloppen met hnn kegels tegen de badkuipen.
Wjj hebben allen gaarne dergeljjke streken
uitgevoerd, toen wjj nog jong waren dat
moet men niet vergeten,zei de teedere
vader, toen het rumoer steeds doller werd.
„Ik zal ze echter beneden laten halen, je
wilt toch zeker myn zoons ook zien."
Op Herbert's vriendelijke lippen zweefde
reeds een toestemmend antwoord, maar Horace
antwoordde in zjjn plaats: „Neen, Maingay,
thans niet. Wjj hebben een gewichtige aan
gelegenheid met je te bespreken."
„Wjj hebben iets over Beatrice te zeggen,'
bevestigde Herbert.
Beatrice was nu wel het laatste onder
werp, dat Sir Maingay vrijwillig met zjjn
zwagers besproken hadwant ofschoon dezen
nimmer een woord daarover hadden gerept,
blauw-weg voort, om sich van nit zjjn kol
derende alteratie een houding te geven
„we laten die sluisies dus nou zóó nog maar
zitten; er wordt, niks an verwijd of ge
daan, want als strakkies die Hollandsohe
draadnoot de EngelBche vloot tegemoet wil,
dau mot dat gaatje hier tooh 'n stuk grootér
gemaakt, andors kan ie er ommers niet nit.
Ea wat soms benauwder kon worden; goen
eens meer d'r ïmP' O, nationale helden-
vereering 1
Maar van die Panter gesproken, wat een
onguur, hitsig monster, wat een felle helsche-
machiue, wat een fanatiek-moderne, nervens-
opvliegerige jaagschuit was dat. Lange sloerie
van 'n schip, blikbaar soo licht als 'n leege
bus op 't water: blauk-blikkerigo romp,
roetig en nat, met 'n vrjjwel roeda leeg ge
bezemd, ongezellig verlaten dek van vóttig-
bleeke, dof metalen platen, glibberig en
■merig, waaruit nota bene vier vervaarlijke
reuzen van ashoorsteenen achter elkaar ztaan
zwart te worden en te walmen, met den
vietigen uitslag van weggevreten grondverf
en zoor-witte zoutplekkon op hun huid.
Achteruit een in de rafel gevaren poetslap
van 'n vlag. Hier en daar de grauwe loop
van 'n kanon, aanmatigend lang; een
soortement open polderkeet van ongesohaafde
planken, waar 'n kaalhouten bank in staat;
'n sshavotje als gsiohatsopstelling'n
schavotje op nóg hoogero dunne staken, waar
't gBsag aan de brug staat weg to waaien
stelletje reddingbooten, voor 't moment
dat 't nijdige ding altemet sioh zelf kapot-
stoot in pure driftigheid, of bjj geval van
kwaadaardigheid barst, racende donderbus
als ie daar is, dèn nog een paar rondo
gaten met hermetisch sluitende deksels om
door naar beneden te krnipen, open hekje
er omlangs en soo had ik van den wal
af vluchtig 't plesiórjacht gemonsterd, dat
daar lag te trillon van vorlangen om ons
gezellig mee uit varen te nemen.
«Toch hangt daar nog een smerige bank
vuiligheid in de luoht" bracht de sluuwaoa-
ter mg weer in de Vlissingsohe sfeer terug
«Daar zit van allea in: hagel, sneeuw,plafl-
buion, valwinden
«Orkanen, cyclonen, aard- en zeebevingen,
vulkanische nitbarstingen, sprinkhanen-pla
gen vulde ik aan. Waarop 't tgd word
mg, naar den welgemeendon raad der
technische heeren, in m'n Eskimo vermom
ming te gaan sjorrenwollen trui, ohauf-
feursjas met de lango opstaande harea naar
buiten als van een ngdcesig blacende beer;
gsmuts, zooals de gletsjorgidsen dragon,
waaraan je alles broeierig warm neer kunt
•laan langs voorhoofd, ooren, hals on nek;
op dat kleine bloote plekje rondom den
neus 'n kol-oogenden stofbril, die je op een
cholerisohen kikker doet ïgken Harmo
nisch afgemaakt natuuriyk door Vlissingsohe
overschoenen.
Maar die laótste equipagestnkken benamen
mg opeens den moed om mg sóó te vertoouen.
Want ik sag plotseling weer vóór mij dien
•ven ironischen kop van den braven kapitein
op 't lichtschip Maas", waar ik jaren geleden
eens bg vliegenden storm gevangen heb ge
zeten, en die toen, terwgi ik 'nachte vastge
sjord stond aan den grooten mast en mjjn
ingewanden telkens naar mgn achterhoofd
vooldo slingeren, doodleuk zei, met zyn
kanden in zyn zak,'k moet bekennen, dat
't non géén weer is, om zonder overschoenen
van boord te stappen
Want heusch ik zag er uit als de Köpeniok
van de Noordpool. Reeds 't hupsohe kamer-
katje zon van zioh zelf en de trap »yn ge
vallen by mgn eerste versobguen; en eer
nog de impressario van oenigerlei VUssingsch
Alhambra met mg had willen afsluiten voor
veertien dagen teddy beor, liep ik gevaar
dat mgn huid onder de straatjeugd verdeeld
zou wezen vóór de cemmaadant van 't fameuso
Vlissingsohe fort den afstand had uitgerekend
om mg eigenhandig nser te sohisten.
Dus aanstonds vervelde ik weer. Ea met
mgn vackt onder den arm, socht ik liever
naar sen strooien hoedje, een swombroek,
witte parasol, sonnebril, ea eea vlindernetje,
om tosh vooral een argeloesen indruk to
maken. En wgi ik die een-en-anders mo
menteel soo gauw niet kon vindeÉ in mgn
wèlvoorsiene garderobe, giag ik dan maar
gewoon als gestroopten Laplander ter Pantor-
jacht uit naar de sluis. Terwgi't onrodoiyk
song in mgn Amsterdamsohe onderbewustsgn
„Kom op de sluis, dan zal 'k je duike
of mót je aog okkiee Dan haal 'k me
groote broer die pruimt, met pandjesjas
ml"
Wordt vervolgd.
wist hy zeer nanwkeurig, dat se zyn gedrag
tegenover zyn dochter in het geheel niet
biÜykten.
„Beatrice is tooh niet ziek zei Sir
Maingay. „Ik vond, dat zij er Diet goed
uitzag, toen zjj de laatste maal hier was."
„Neen, zjj is niet ziek, maar wy ajju wat
bezorgd over haar,"
„Ach, ik geloof, dat ik weet, waar je heen
wilt! Je bent hier gekomen, om mjj mede te
deelen, dat de jong. Carrot mjjn dochter
lief heeft. Hjj waB een- of tweemaal hier,
toen heb ik het wol bemerkt. Hjj zeide, dat
hjj naar jullie ging."
„Ja, dat is een klein deel van hetgeen wjj
je zeggen willen."
„Nu," zei de baronet, „ik mag Carrot
gaarne; bovendien is hjj ook met jullie ver
want. Ik verzeker je, ik kan de vele gelukkige
jaren niet vergeten, die ik aan de zjjde dor
arme hy slokte bjj den naam! „met
een teörgeliefd lid uwer familie doorleefde.
„Dank u," zei Horaee rustig. Hy erkende
daardoor het feit, dat Sir Maingay hot goed
„Bovendien," vervolgde de baronet, „is
Beatrice haar eigen meesteres. Zjj heeft haar
eigen wil. Over haar vermogen, dat, terloops
aangemerkt, bjjna even groot is als hot mjjne,
heb ik niet te beschikken. Ongelukkig zal
het mjj, om de wille mjjner jongens, ook na
myn dood niet mogelyk zjjn, haar inkomen
te vergrooten."
„Mjjn beste Maingay," zei Horace, „warG
het niet beter, zoo je eerst wildot aanhooren,
wat wy te zeggen hebben en je verklaringen
tot later sparen?"
„Het ware veel beter, Maingay," zei Herbert.
(Wordt vervolgd.)