KLEINE COURANT 't Vliegend Blaadje voor Helder9 7exmlP Wieringen en Anne Paulewnsm No. 4274. Woensdag 28 Januari 1914. 42ste Jaargang. 't Vliegend Blaadje p. 3 m. 50 eb, fr. p. poit 75 et, buitenland f 1.25 Pre.Zondagsblad37445 f0.75 tnilnModeblad 65 75 ft.— (Voor het buitenland bij vooruitbetaling.) AdvartentiëD van 1 tot 5 regelt (btj veoruitbetaling) 10 cast Hke regel saear8 Bevrijs-eiemplaar2J Vignetten en groote letters worden naer plaatsruimte berekend. i tfapsohilnt mn VrUtqn Uitgaven O. DE BOER Jrt| HtMir. Baroam Kaaiagatraat SB. ■t. «laf. *0. Eerste Blad. Door de stijgende oplaag van ons blad zijn wij ^ge noodzaakt vroeger af te drukken. Wij kunnen daarom niet instaan voor de plaatsing van adver- tentiën, die nk 9 uur des morgens op den dag der uitgifte worden bezorgd. ■IEUWSBERICHTEH. HELDER, 27 Januari. .Enk»" over geheel-onthouding. Oa afdeeling Helder van de «Nederlandtoho Vereeniging tot afschaffing van alcohol houdende dranken" had Vrijdagavond eene propaganda-vergaderinguitgesehreven,waarop Bnka eene rede soa uitspreken over den «Alcohol en de Arbeiders". De zaal van «Casino" was bjjna geheel gevuld met een aandachtig luisterende menigte. Nadat de Voorzitter der afdeeling, de heer Ybes, de vergadering geopend en zjjne vol doening uitgedrukt had over de goede op komst, deed het geh.-onth. zangkoor onder leiding van den heer Rusting zich hooren. Dit gesohiedde tijdens de pauze nog eenige len constateeron, dat het ontwikkeld was en een t indruk maakte, al zou men dan over sommige opvattingen van den directeur van andere meening kunnen «ijn. De spreekster, die hierop het woord ver kreeg, hield een boeiende en gloedvolle rede over het alcoholisme. Dr. Kuyper schreef in 1891: wil men erkennen, dat er een sociale kwestie bestaat, dan dient men te erkennen, dat er een font sohuilt in het maatschappelijk leven zelf. De oplossing van de sociale kwestie is dus het streven naar het herstol van die fout. Maar een fout zoeken in de fundamenten van een gebouw is allesbehalve gemakkelijk. Daarvoor moet heel wat opge ruimd worden. Des te dankbaarder mogen we er voor wezen, dat velen zich hebben opgeworpen die moeielijke taak te vervallen. Maar allen, die daaraan bezig sjjn, die do maatschappij op andere, hechter fundamenten willen vestigen, vinden als een struikelblok ook het alcoholisme op hun weg. Wat ii alcoholisme? do ziekte der per soonlijke bedwelming tot een maatschappelijke kwaal verkankerd, die knaagt aan de welvaart en de mogelijkheid van een gelukkige samen leving der naties. Aleoholisme onttrekt duizenden aan nuttigen produotieven arbeid. Willen wij de maatschappij op hooger plan brengen, de mensohheid omhoogvoeren, dan moeten allen in do maatschappij daarvoor hun arbeid geven. Maar de alcohol onttrekt er velen aan dien arbeid, niet alleen de drinkers, maar allen, die in eenige den drank in verbinding staan, de in stokerijen, caféhouders eto. Nauw verband bestaat tusschen alcohol en ziekte, tussohen alcohol en krankzinnigheid. De doktoren in de krankzinnigengestichten spreken luchtig vanOdat komt van wijntje en Trijntje, Ziekenhuizen, krankzinnigen ge stichten onttrekken honderden en honderden aan de maatsohapptj oa houden bovendien een leger van beambten in stand. Dus de alcohol houdt de maatschappelijke ontwikke ling tegen. Oob, er is al zoo ontsettend veel over gesproken. Sr is na absoluut niets nieuws meer over te zeggen. Maar 't gaat ons als Panlus in Athenede Grieken zagen nieuws gierig naar hem op, benieuwd wat h$ hun te zeggen zon hebben. Maar zich superieur voelend boven allen, zeide PaulusHet gaat niet om wat nieuws, maar om de waarheid. De kracht van onzen strijd ligt in de waar heid, en zoo worden wjj het niet moede het gansche land door te trekken en altijd en altijd weer te zeggenKent gij wel do oude mats met arbeiders FEUILLETOR. Na eenigen hun achyn- q de beleefd- HET PLEEGKIND, 40) De vergelijking met de Spartaansehe jongens «tl den vos was in dit geval nog toepasse lijker dan voorheen, want Horaee en Herbert verzekerden Frank met vriendelijk lachen, dat de zaak niets beteekende, in 't geheel niet. Zy sohelden niet eenmaal om hulp, wat ook niet noodig was, daar Whittaker, die bjj de catastrofe aanwezig was, met een arm vol doeken toesnelde en de mishandelde tafel zorgvuldig begon af te drogen. Na t(jd geloofden de broeders door hun bare onverschilligheid ge heid te hebben gedaan en aamen eveneens deel aan het reddingswerk. Zy draaiden de tippen der doeken te zamen en drukton ze in alle hoeken en tusschen- ruimten, ongeveer zoo, als een zindelijke kindermeid de ooren en oogeu van de aan haar zorg toevertrouwde kinderen behandelt. Frank was veroordeeld, den ganschen tijd daarbij te staan en toe te zien en zich duide lijk te maken, hoe lomp hij geweest was, Hij haalde verlicht adem, toen Whittaker eindelijk de doeken bijeen pakte en naar buiten droeg. Het onderhoud werd slepend voortgezet en het ongeval met de tafel scheen de zorg om Beatrice geheel naar den achtergrond hebben verdirongen. Frank gevoelde, c Horace en Herbert nog steeds aan het m handelde meubel dachten. Hij had gelijk. Plotseling ging Horaee naar buiten en kwam waarheid van de slang die gij aan den boezem koestert? Vooral voor de arbeiders geldt ons woord. Beleven w{j niet een prachtigen tijd, een tijd, waarin de machtige gestalte van den arbeider zich hoog opricht en zich bewust wordt dat hijzelf sleohts de maatschappij zal kunnen hervormen? En aan den anderen kant buigt zieh diezelfde trotsche arbeider nog onder het juk van het alcoholisme. Zoolang gij u van dien vijand niet losmaakt, makkers, zoo lang wordt de overwinning niet behaald. Maar al te veel wordt vergeten, dat de maatschappelijke kracht in de persoonlijke kracht wortelt. Een porsoonlijkheid te zijn! Te zijn, wat de christenen noemen een eike boom der gerechtigheid! Scherp van geest, sterk van persoon, moet gij als een eikeboom Btaan waar de vogelen en alle zwakkeren een toevlucht kunnen vinden voor de winden en de kou. Maar wat blijft er onder den invloed van den drank van uw persoonlijk heid over? De drank doet met een persoon lijkheid wat de lupus doet met het lichaam: hü vreet het in. Ea niet alleen de persoon, maar ook het gezin wordt verwoest. Ea het kind. Weet gij wat het zeggen wil voor een kind, erfelijk belaBt te zijn? Hoe het voorbestemd is zelf eenmaal een drinker te worden Wilt gij, arbeiders, uw kindoren brengen op een hooger levensplan en dat wilt ge toch dan moet ge natuurlijk iets van uw schamel weekloon offoren. Maar een drinkende ar beider offert niet voor zijn kind, hij zou u uitvloeken als gij hem wees op zijn schrander meisje, dat zoo voor iets beters bestemd was dan op de fabriek te gaan. Natuurlijk, z{j moet geld inbrengen opdat hij drinken kau Tot nog toe sprak ik nog maar zoo „neutraal" mogelijk. Maar wij sociaaldemocraten, wij kan nen niet begrijpen, dat er Bog dén drinkende sociaaldemocraat is, wij begrijpen niet, dat hij, oogenblik zijnor bewustwording af it do roode vlag ook de blauwe vaan heeft geheaohen. De drinkende arbeider is niet bewuBt, hij leest geen kranten, hunkert naar het gebral in de kroegen. Voor samen werking is organisatie noodig, maar de drin kende arbeider organiseert zich niet, dat kost geld en daar kan hij geen borrols voor koopsn. Een zoo. dem. arbeider moet idealist ziJo, schud uw hoofd en neg, dat de s.d. allereerst materialist zijn. Wjj kunnen het samen sijs. een drinkende arbeider is dat niet, van vergaan geloof en uitgebrand vuur zijn nog in het drinkende arbeidershart, maar niet hot sterke weten. Niet alleen, dat hy sist archeert in het proletarische leger, valt het zelfs aan: de drinkende is voorbestemd om onderkruiper te worden. Het eenig-afdoende middel is geheel-ont houding. De matigen kijken met minachting op ons neer. W$ sjjn de dwepers. Ik feliciteer alle geh.-onthouders met dat door het z.g. Anti-Drank weer-comité verspreide pamphlet. Er is oen tyd geweest, dat het drankkapitaal geen notitie nam van ons en dat thans geen geld wordt gespaard om ons te bestreden is een bewijs hoe sterk wy zijn geworden. Na de panse had spr. gelegenheid nog op een en ander nader terug te komen. Wij vragen de matigen rekenschap van hun standpunt. Z(j zeggen: wij oofenen ons voortdurend in zeifbeheersohing en staan daardoor hooger dan gij die alle verleiding hebt afgesneden. Vreemde redeneering I Alsof voor den geheel onthouder, midden in een veralcoholiseerd land, niet ook de zelfbeheersching groot was I Neen, vele matigen missen de kracht om tot do grootere geheel-onthouding over te gaan. Met verschillende voorbeelden toonde de spr. san hoezzer bij den alcoholicus de wilskracht verlamd wordt en hoo weisig men van hem eischen kan zich in zeifbeheersohing te oefenen, waar zijn geheele wilskracht ver lamd is. Tenslotte besprak spr. de noodzakelijkheid van organisatie. Bij de actie voor plaatselijke keuze is het dringend noodig, zich aante- sluiten. Het drazkkapitaal is zeer maohtig, het intrigeert en stookt, legt beslag op hoog staande menschen, die in de volksvertegen woordiging gekozen zijn. Ook moet mon niet als sommige soo.-dom., niet-oathouders rede neeren het is voor oub voldoende als wy het kapitalisme bestrijden, daar in een niet kapitalistische maatschappij vanzelve geen drankstrijd meer noodig zal zijn. Spr. is het daar niet mee eens, het is èen geheol aparte strijd. Het alcoholisme Acclimatiseert gemak kelijk, het zou zich, ook in een socialistische maatschappij, zeer spoedig acclimatisceren. opmat r höÉ met een fleschje politoer en een stuk flanel weer binnen. Ernstig en bedaohtzaam begon hjj hot kostbare kleinood op te politoeren. Frank kon het niet langer uithoudon. Er is een grens van straf; als zij nl. gaat boven hetgeen een mensch verdragen kan. Carrot's zenuwen waren door de gebeurtenissen van don dag zoo geprikkeld, dat hy vreesde, indien hy F Horaee nog langer moest in con niet te onderdrukken gelach te zullen uitbarsten. „Kunnen wij niet gaan en een sigaar rooken vroeg hy. „Zeker," zei Herbert, die nu over het lot der tafel gerustgesteld was. Hy ging met Frank naar do eetzaal. Na eenigen tjjd kwam ook Horace by hen, die een zoo eterken politoorreuk meebracht, dat Frank's gewetens wroeging opnieuw werd opgewekt. „Wjj hebben nog een anderen pynlyken plicht te vervullen," zei Horace, terwyl hy een cigarette aanstak. Frank kreeg terstond het vermoeden, dat die pijnlijke plicht in betrekking stond met de tafel. „Wy hebben de verplichting Sir Maingay mee te deelen, wat gobeurd is." „Natunrljjk, het is haar vader'. „Ja, hy moet het vernemen; wy vinden het beter, die mededeeling mondeling te doen. Wy gaan morgen naar de stad en zoekt hom op." Dit kwam Carrot, die reeds immer gezocht had naar een omstandigheid om zyn bezoek te verkorten, zeer gelegen. Trots zyn genegen heid voor de broeders, scheen hem een langer oponthoud op dit oogenblik onverdragelyk te zyn. „Ik ryd mee," zei hy. Zij maakten tegenwerpingen, maar Frank Met enkele woorden besprak do spreekster nog het door den drankhandel verspreidde pamphlet je. „Arbeiders en arbeidersvrouwen", aldus besloot de spr. ha»r vurige en in ademlooze stilte aangehoorde rede, „goud en zilver hebt gij niet en kunt gij uw kinderen niet nalaten, maar gij knnt meer: bereid uw nageslacht een drankvrije maatschappij, en uw kinderen zullen uw nagedachtenis zegenen". Van de gelegenheid tot het stellen van vragen werd gebruik gemaakt door den heer Bot (Orde der Goede Tempelieren), die de volgende vragen stelde: 1. Do spreekster zeide het niet te kunnen begrijpen, dat s.d. sterken drank gebruikei Hoe staat de spreekster in dit opzicht tegei over christenen? 2. Acht de spreekster het ook mogelijk, dat het kapitalisme uitsterft vóór het alcoholisme 8. Ook vroeg de heer Bot eenige toelichting ten behoeve der propaganda. Antwoord. 1. Zeer zeker geldt dit ook voor hot christelijk levensbeginsel. Ia de geh.-onth. leeft het christelijk beginsel: Wfl dio zijn, zijn sohuldig de zwakheden van am 2. Een pertinent antwoord daarop is moeioljjk te geven. Mogelijk is hot, maar indien het dan wordt in ieder geval de dood kapitalisme door het alooholisme vertraagd. 3. Hierop antwoordde de spr., dat door lectuur van bladen, tijdschriften etc. de geh.- onth. zich ontwikkelen kan. Ean driehonderdtal menschen woonde deze goed-geslaagde vergadering bij, waarvan zich tien opgaven alz lid. Een aantal stelde zich beschikbaar tot het verspreiden van eon biljetje om het verspreidde pamphlet van don drank handel, dat ook hier huis aan huis is rond gebracht, te ontzenuwen. Een oplichter. Omtrent een oplichting van horloges te Amsterdam meldt het N. v. N.: ij een horlogemaker in de Utreohtsohe straat kwam Donderdag eau heer of een naboot sing daarvan, met het verzoek, hem tusschen vier en vijf uur, een aantal horloges op zioht te zenden. Hij beweerde Tan Pallandt te heeten en te wonen Van Woustraat 10. De heer D. zond zijn bediende met een twaalftal gouden uurwerken naar het opge geven adres, terwijl hij hem op het hart drnkte, vooral óf mot de horloges óf met geld terug komen. De man zelf deed open en liet den bediende in de voorkamer. Hjj gaf voor naar de ach terkamer te moeten gaan, om met de menschen, waarbij hij in woonde, zijn keuze te maken. De man zei echter geen woord over de hor loges en vertelde in de achterkamer alleen, dat er iemand op hem zat te wachten, maar dat h{j nog oven weg moest. Daarop ging hij door de gang naar buiten. De bediende wachtte, maar «P." koerde niet weer. Toen begreep men, hoe de vork in den steel zat, men waarschuwde de politio, doch de vogel was gevlogen en is nog niet geknipt, 's Morgens was hij. gekomen om de kamer te huren, die hj} ia het begin van de volgeude week zon betrekken. Hjj had dus nog goon huur betaald. De twaalf verdwenen horloges hebben een waarde van ongeveer f525. De nummers ervan z|jn genoteerd, en do politie doet ijve rig onderzoek in do pandjeshuizen te Amster- totnogtoe echter zondor resultaat. Ver wordt, dat de oplichter de wijk naar bulten heeft genomen. De diefstal te Breda. Omtrent het verblijf van den voortvluohti- gen kantoorbediende der kassiers Van Mierlo «Ss Zoon te Breda, des 22-jarigen S. Bordes, is nog ïiets bekend. Alle aanwijzingen om trent plaatsen waar hij zich zou opgehouden hebben, bleken onjuist. Gelijk m«t hem wordt vermist »y'n vriend Piet Boks te PrinBenhage ook deze is na Donderdagmiddag v^jf uur niet meer in de ouderlijke woning terugge keerd. Een Isdisehe Inktwerper. Indertijd was heel Amsterdam in rep en roer over den „inktwerper". Telkens werden, vooral op de drukke punten, dames en meisje» met inkt bespoten. Dit werd toegeschreven aan sszueele aber ratie van een individu. De man heeft nu in Buitenzorg een navolger gevonden. Maar deze is gesnapt. Een correspondent van de hield vol. „Ik heb u myn hart uitgestort, ge weet, waarom ik gekomen ben hoe kan ik hier blyven, ais Beatrice weg is?" Hij zette zjjn wil door en er werd besloten, den volgenden morgen gezamenlyk naar Londen te gaan; echter zouden eerst, op Frank's voorstel, inlichtingen aan de Bank- genomen worden, of Beatrice geld had opge nomen of niet. Horace en Herbert hadden dionsvolgons op weg door de stad eon onder houd met den heer Stephens en vernamen, dat hun nicht duizend pond meegenomen had. Toen Horaoe en Herbert uit de Bank kwamen, was Frank verdwenen; zy moesten volle vyf minuten op hem wachten. Hy zei, dat hy een oud huis in een zystraat be zichtigd hadin waarheid was hy de herberg „Kat en Cirkel" binnen geyld en had zich door do dikke herbergierster het adres harer vriendin, juffrouw Rawlings, laten mededeelon. Zonder twjjfel hadden de Talberts hem dat ook kunnen geven, maar hy gaf er de voor keur aan deze er buiten te houden. Daar William Giles zyn heeren vergezeld had, om do paarden terug te brengen, konden de Talberts datgene, wat zy by hun bezoek aan de Bank vernamen, Frank eerst mede deelen, toen zy in den spoortrein zaten. Frank's stemming werd er niet vroolyker door, toen by hoorde, dat Beatrice een zoo groote som gelds meegenomen had dit deed tot een langere afwezigheid besluiten. „Hebt ge u ook de nummers der bank noten laten geven?" vroeg hy. Zy hadden het niet gedaan. „Ik zon ze my nog ver schaffen de eersten, die zy laat wisselen, kan men nasporen en zoo te weten komen, v z(l ii." „Ik ware nimmer op dezen inval zei Herbert bewonderend. Javabode schrift van daar aan tjjn blad: Esa buitongowoon sterk staaltje van schunnig heid heb ik te rapporteeren. Het betreft een misdrijf dat voor eenige jaren in Ne" nogal en vogue was n.1. dat van hst of liever .puit.» van inkt, Donderdagavond stonden hier twee dames voor de sociëteit oen oogenblik te praten, toen sjj eennsklaps tot de ontdekking kwamen, dut beiden met inkt bespoten waren. Se eene dame zag tal van inktvlekken op haar rok aan de voorzijde, terwijl do robe der andere dame aan de achterzijde van onder tot boven Vol inktBpatten en vlokken zat. Daar juist een groepje inlandsohe militairen voorbij geslenterd was viel natuurlijk do verdenking op deze individuen. Eón der dames wendde zich onmiddellijk tot den plaatselijken commandant, den overste Stolk, dio met bo- wonderenswaardigen ijver onmiddellijk een gestreng ondorsoek instelde. Men bleek in de goede richting verdenking te hebben opgevat, want het onderzoek leverde alz resultaat op, dat bjj de barang van een inlandsch militair een iaktspuitje werd ge vonden, tewyl bovendien op 'e mans kleeren inktvlekken werden geconstateerd. Verder kwam aan het licht, dat toen eenige dagen geleden enkole kameraden dozen inlandachen fuselier aan een spuitje hadden zien peuteren en hem gevraagd hadden waarvoor dit diende, hjj geantwoord had daarmede inkt te willen spuiten. Bewijzen te over dus dat men den dader to pakken heeft. Dat hij er gloeiend bij is, behoef ik hier niet te verzekeren. De run op de Pantep. (Met toestemming van den schrijver overge nomen uit de „Nieuwe Rotterdamsohe Crt.") De heer M. J. BruBse, redacteur van de „N. Rott. Courant", die onlangs den proeftocht met den torpedojager a Panter" ia de Noordzee heeft medegemaakt, geeft in bovengenoemd blad de volgende interessante beschrijving van dien tocht: I. „...En dan: 't oudste compleetje dat u bij elkaar kunt schooien, is heusoh nog te goed. Want 't is een beestachtig vuüo gelegenheid. Ai wat u aantrekt, wordt bedorven. Als een troep roovers komen we er weer af. En vooral waterdicht schoeisel, nietwaar, en u terdege inbakerendie wind dringt overal doorheen, en je bent haast niet te verwar men Dus tot vannacht I" Dat waren de laatste raadgevingen van des admiraals vriendelijken adjudant, door do telefoon uit Hellevoetsluis. Ea daarna... kroop je nog maar 'b even bfl 't vuur van je open haard, want de wind duikelde bulde rend door den schoorsteen, op de ruiten slcog de hagel een roffel, en je hoorde 't fluitgegier van de schepen aan flarden scheuren ever de Maas. Toen met den laatsten trein naar Vlissingen, „Weinig passagiers, conduoteurl" „Js, meneer, wie nou niet over hoeft met de nachtboot, blijft liever zitten waar-ie zit bij zulk hondeweer!" En de enkelen, die er gingendat arme Duitsche modistotjo, tusschen al haar doozen, die Enge'sohe fa milie, 't vrouwtje met haar kindjo op schoot, zjj wikkelden zich bij voorbaat maar vast ia hun reisdekens, in die smoorheet gestookte coupó's, vermoedelijk omdat behoud vau warmte immers behoud van energie beduidt, en zagen reeds wat wit om den neus Maar vooral dat kleine, fjjno hoeden- maakstertje, met haar rose geziohtjs, de snoezige krulletjes, de groote blauwe kinder- oogen, die als angstig uitzagen naar de wjjd- voelende, zwarte zee, kassian I Onrustig tipte ze telkens de voetjes uit, zocht de warmte van de koperen plaat met haar nuffige goud- loeren schoentjes, dat je rildo als je even om de slanke enkels de opengewerkte kousen zag, rilde van meol|J natuurlek, en dacht aan je toch wel héél mime kamer met de gaskachel daar in 'tbótel Zeeland, ea of de menochenliefde nu eigenlijk niet gebóód voor zoo'n onherborgaamen nacht „Moraal en menschenliefde", soesde ik voort in de cadans van 't treingedender, en improviseerde een waarlik meestorl|jk betoog, waarvan ik juist de logica eu vooral de lyriek wilde proboeren op de aanvallige Patzmaoherin, toen daar een gseljjk dikke oer-Mof met nog slaperig kloine Horace antwoordde niets. Zyn geweten zei hem, dat hij er ook niet aan gedacht had, maar de achting voor zich zelf hielp hem dat feit verbergen In Londen namen ze afscheid van elkaar; ieder steeg in zyn gewoon hótol af. Den volgenden dag bezochten de Talberts sir Maingay Clayten en Frank begaf zich naar Grey Street nr. 142, in de varkensslagerij der gebroeders Rawlings. Hy vroeg naar juffrouw Rawlings; daar hy echter niet wist, of het juffrouw John of juffrouw Jozef was, zoo verlangde hjj diegene der beide vronwen te zien, welke eenige dagen in Blacktown was geweest. Hot juffrouw John, maar zy was met haar i vertrokken, en niemand wist nauwkeurig waarheen; zy werden eerst over een week terugverwacht en in bun afwezigheid kon Frank zyn nasporingen niet verder voort zetten. Hjj wist niets beters to doen, dan naar Oxford terug te koeren en zijn aan gelegenheden zoo snel en zoo goed mogeljjk in orde te brengen. Hy gevoelde zich zoo ongeschikt tot ernstigen arbeid, dat hjj er verheugd over was, zyn nieuwe betrekking eerst over een half jaar te moeten aanvaarden, gedurende welken tyd hjj geheel zyn eigen meestor was en, afgezien van de correctie zjjns boeks, niet anders had te doen dan Beatrice te zoeken. Horace en Herbert hadden meer geluk bjj hun bezoek. Sir Maingay was thuis en scheen zeer verheugd, hen te zien. Zyn overmatige vreugdeuiting diende intusschen slechts om een zekeren angst te verbergen, waarmee Sir Maingay steeds op zyn ernstige i zwagers blikte en wel omdat zjj hem steeds aan zyn gestorven vrouw herinnerden. oogjes en een onrustbarend ordinaire groene pet op z'n hoofd ocs compartiment binnen- kufielde, stom haar bagage uit 't net nam, naar den leegen coupé, waar hjj in 't had liggen maffen, en vervolgens op den ruzietoon met ozsmakeljjko koak- bewegingen aanving te anouwen togen saice fróèèu Zoo'n Ungohenr I Reeds uit meteorologisch-statistische over wegingen moet de gevolgtrekking uit mjjn Vlissïngsche ervaringen onjuist zjjo. Maar ik voor mij vind het daar eon naargeestige klip. In mjjn journalistieke carrière ben ik er toch al herhaaldelijk geweest om voor UEdele feesten te verslaan, uit varen te gaan, keizers en koningen op hun doortrek te kieken, De Ruyter's te onthullen, Zeevaart scholen in te wijden, Indische eskaders aan te sien komen, vaak op gepasten afstand van onze Vorstin, en neg zooveel andere min of meer officieels akksfletjes op te knappen, trouw eo altijd maar weer voor 't geëerde publiek van de krant. Maar hooveol hooge hoedon daarbij van mijn hoofd den Boulevard af ijjn gewaaid, hoeveel gekleedo jassen, ju zelfs rokken ik er noodlottig heb moeten laten doorweeken aan het veege ljjf, om te zwjjgen van de tot pap geregende boorden en manohetten, dèt weet ik niet moer op to tellen. Wel herinner ik mij levendig, hoe op een nacht het raam van mjjn hótelkamer was ingestormd en hoe ik toen 's morgen» wakker werd in mijn bed op gezegend hooge pooten, dat net nog even boven de overatrooming uitstond van 't binnen- gehoosde hemelwater; want, 'k hoor nóg 't grille geplecs van m(jn bloote voeten, voel nóg do krampjes na, dis er 't gevolg van waren, terwjjl ik later op mjjn druipend natte reporterboekje geestdriftig koninklijke woor den stond op te teekenen onder 'n parapluie met de baleinen er door, in een van oranje en rood druipende tent. Zoodat ik maar zeggen wilde, dat dit winderige regennest, deze loeiende toohthoek, dit porpetueele waterballet mjj van pure troostelooaheid hoeft kunnen demoraliseeren tot het dragen van cache-nes en aoowaraohtig overschoenen, omdat een duikerpak mjj uu eenmaal te duur schijnt. Zoodra ik er uitstap aan die pnenmatisohe pneumonie-tunnels met geforeeerden trek van 't station, sla ik or puur automatisch mjjn broekspijpen om, zet mijn kraag op, trek m'n hoed in m'n nek, boor m'n handen diep in de zakken van mjjn duffel, en geef mjj daarna.een, twee, drie in Godsnaam dan maar manmoedig bloot aan de vliegende lien. En wat er waait dat krjjg je daar dan ook moteen uit de eerste band; en geen dikke druppel valt er ooit naast. Zoo brulde ook nu de noordooster tenzjj 'tde zuidwester geweest is weer om de hoeken 't hótel, waar de Panter-jugers kwamen bivakkeeren, klepperden vensters en deuren je slaapkamer, waer je tussohen ijskoude lakens eindelijk door 't dompe golvengeruoht, door 't gejammer vati wind langs touwen en ten van schepen, door 't beukend en trompettend trein-gerangeer, en 't denken aan 't arme, lieve modemaakstertje in volle zee met haar onbehouwen bonk van 'n Herr Gemahl, o, gruwzame gruwol ia zoo'n klein hutje, den smaak beet begon te krijgen den anderen morgen frisobjes op de Panter door de golven en de hageljaohten heen te q stuiven. Welterusten I Ma» zoowarempol den volgenden ochtend was 't of ik per nachtmerrie ventro terre uit Vlissingen weg was gedraafd, naar een aanminniger oord: want bij 't ontwaken be leefden we eon droog bnitje met zon. Ea de zluiswachter zei: 't was eon bóóge wind, van welk begrip ik tooh maar geen flauwe notie kan krjjgen. Derhalve beaamde ik technissh dit weerbericht, te gretiger, omdat hg vervolgde, dat er dus weinig of geen zee buiten stond. Inmiddels kwam daar pardoes de Panter zelf óók aangeraced, als een vliegende visoh, zoo rap en licht, of water en lucht geen weerstand meer boden I Waarbij ik van schrik «en eind achteruit stoof met sluiswachter en al, want 't was of het ondernemende roof dier uaar z'n kattenaard zoo maar mik uit die parmantige» vaart 't land op wou joempon. Tot ie subiet zich bedacht, en daar doodstil in 't nauwe kolkje bleef liggen grinniken. „Ziet u" praatte de wachter daarop Een weduwnaar, die weer huwt, kan zeker niets verstandigers doen, dan met alle ver wanten zyner eerste vrouw geheel te breken. Een pynlyke plicht, maar een wiens ver vulling men aan zich zelf verplicht is, zooals de Talberts zouden zeggen. „Zeer verheugd je te zien Horace; geheel verrukt Herbert," zei hy. „Hoe goed zie jullie er uit; ik heb je nog nimmer beter gezien Zy verzekerden hem, dat het hun goed ging- „Niemand blyft langer jong dan een vrij gezel. Een huisvader hooft evenveel verant woordelijkheid en zorgen als vreugde." In hetzelfde oogenblik vernam men oen vreeseljjk stooten en schreeuwen boven de hoofden der drie heeren. „De kinderkamer schynt zeer dicht bjj te zijn," zei Horace, onaangenaam getroffen. „Neen, de jongens zjjn in de badkamer boven ons. Zjj gaan er dikwjjls heen en kloppen met hnn kegels tegen de badkuipen. Wjj hebben allen gaarne dergeljjke streken uitgevoerd, toen wjj nog jong waren dat moet men niet vergeten,zei de teedere vader, toen het rumoer steeds doller werd. „Ik zal ze echter beneden laten halen, je wilt toch zeker myn zoons ook zien." Op Herbert's vriendelijke lippen zweefde reeds een toestemmend antwoord, maar Horace antwoordde in zjjn plaats: „Neen, Maingay, thans niet. Wjj hebben een gewichtige aan gelegenheid met je te bespreken." „Wjj hebben iets over Beatrice te zeggen,' bevestigde Herbert. Beatrice was nu wel het laatste onder werp, dat Sir Maingay vrijwillig met zjjn zwagers besproken hadwant ofschoon dezen nimmer een woord daarover hadden gerept, blauw-weg voort, om sich van nit zjjn kol derende alteratie een houding te geven „we laten die sluisies dus nou zóó nog maar zitten; er wordt, niks an verwijd of ge daan, want als strakkies die Hollandsohe draadnoot de EngelBche vloot tegemoet wil, dau mot dat gaatje hier tooh 'n stuk grootér gemaakt, andors kan ie er ommers niet nit. Ea wat soms benauwder kon worden; goen eens meer d'r ïmP' O, nationale helden- vereering 1 Maar van die Panter gesproken, wat een onguur, hitsig monster, wat een felle helsche- machiue, wat een fanatiek-moderne, nervens- opvliegerige jaagschuit was dat. Lange sloerie van 'n schip, blikbaar soo licht als 'n leege bus op 't water: blauk-blikkerigo romp, roetig en nat, met 'n vrjjwel roeda leeg ge bezemd, ongezellig verlaten dek van vóttig- bleeke, dof metalen platen, glibberig en ■merig, waaruit nota bene vier vervaarlijke reuzen van ashoorsteenen achter elkaar ztaan zwart te worden en te walmen, met den vietigen uitslag van weggevreten grondverf en zoor-witte zoutplekkon op hun huid. Achteruit een in de rafel gevaren poetslap van 'n vlag. Hier en daar de grauwe loop van 'n kanon, aanmatigend lang; een soortement open polderkeet van ongesohaafde planken, waar 'n kaalhouten bank in staat; 'n sshavotje als gsiohatsopstelling'n schavotje op nóg hoogero dunne staken, waar 't gBsag aan de brug staat weg to waaien stelletje reddingbooten, voor 't moment dat 't nijdige ding altemet sioh zelf kapot- stoot in pure driftigheid, of bjj geval van kwaadaardigheid barst, racende donderbus als ie daar is, dèn nog een paar rondo gaten met hermetisch sluitende deksels om door naar beneden te krnipen, open hekje er omlangs en soo had ik van den wal af vluchtig 't plesiórjacht gemonsterd, dat daar lag te trillon van vorlangen om ons gezellig mee uit varen te nemen. «Toch hangt daar nog een smerige bank vuiligheid in de luoht" bracht de sluuwaoa- ter mg weer in de Vlissingsohe sfeer terug «Daar zit van allea in: hagel, sneeuw,plafl- buion, valwinden «Orkanen, cyclonen, aard- en zeebevingen, vulkanische nitbarstingen, sprinkhanen-pla gen vulde ik aan. Waarop 't tgd word mg, naar den welgemeendon raad der technische heeren, in m'n Eskimo vermom ming te gaan sjorrenwollen trui, ohauf- feursjas met de lango opstaande harea naar buiten als van een ngdcesig blacende beer; gsmuts, zooals de gletsjorgidsen dragon, waaraan je alles broeierig warm neer kunt •laan langs voorhoofd, ooren, hals on nek; op dat kleine bloote plekje rondom den neus 'n kol-oogenden stofbril, die je op een cholerisohen kikker doet ïgken Harmo nisch afgemaakt natuuriyk door Vlissingsohe overschoenen. Maar die laótste equipagestnkken benamen mg opeens den moed om mg sóó te vertoouen. Want ik sag plotseling weer vóór mij dien •ven ironischen kop van den braven kapitein op 't lichtschip Maas", waar ik jaren geleden eens bg vliegenden storm gevangen heb ge zeten, en die toen, terwgi ik 'nachte vastge sjord stond aan den grooten mast en mjjn ingewanden telkens naar mgn achterhoofd vooldo slingeren, doodleuk zei, met zyn kanden in zyn zak,'k moet bekennen, dat 't non géén weer is, om zonder overschoenen van boord te stappen Want heusch ik zag er uit als de Köpeniok van de Noordpool. Reeds 't hupsohe kamer- katje zon van zioh zelf en de trap »yn ge vallen by mgn eerste versobguen; en eer nog de impressario van oenigerlei VUssingsch Alhambra met mg had willen afsluiten voor veertien dagen teddy beor, liep ik gevaar dat mgn huid onder de straatjeugd verdeeld zou wezen vóór de cemmaadant van 't fameuso Vlissingsohe fort den afstand had uitgerekend om mg eigenhandig nser te sohisten. Dus aanstonds vervelde ik weer. Ea met mgn vackt onder den arm, socht ik liever naar sen strooien hoedje, een swombroek, witte parasol, sonnebril, ea eea vlindernetje, om tosh vooral een argeloesen indruk to maken. En wgi ik die een-en-anders mo menteel soo gauw niet kon vindeÉ in mgn wèlvoorsiene garderobe, giag ik dan maar gewoon als gestroopten Laplander ter Pantor- jacht uit naar de sluis. Terwgi't onrodoiyk song in mgn Amsterdamsohe onderbewustsgn „Kom op de sluis, dan zal 'k je duike of mót je aog okkiee Dan haal 'k me groote broer die pruimt, met pandjesjas ml" Wordt vervolgd. wist hy zeer nanwkeurig, dat se zyn gedrag tegenover zyn dochter in het geheel niet biÜykten. „Beatrice is tooh niet ziek zei Sir Maingay. „Ik vond, dat zij er Diet goed uitzag, toen zjj de laatste maal hier was." „Neen, zjj is niet ziek, maar wy ajju wat bezorgd over haar," „Ach, ik geloof, dat ik weet, waar je heen wilt! Je bent hier gekomen, om mjj mede te deelen, dat de jong. Carrot mjjn dochter lief heeft. Hjj waB een- of tweemaal hier, toen heb ik het wol bemerkt. Hjj zeide, dat hjj naar jullie ging." „Ja, dat is een klein deel van hetgeen wjj je zeggen willen." „Nu," zei de baronet, „ik mag Carrot gaarne; bovendien is hjj ook met jullie ver want. Ik verzeker je, ik kan de vele gelukkige jaren niet vergeten, die ik aan de zjjde dor arme hy slokte bjj den naam! „met een teörgeliefd lid uwer familie doorleefde. „Dank u," zei Horaee rustig. Hy erkende daardoor het feit, dat Sir Maingay hot goed „Bovendien," vervolgde de baronet, „is Beatrice haar eigen meesteres. Zjj heeft haar eigen wil. Over haar vermogen, dat, terloops aangemerkt, bjjna even groot is als hot mjjne, heb ik niet te beschikken. Ongelukkig zal het mjj, om de wille mjjner jongens, ook na myn dood niet mogelyk zjjn, haar inkomen te vergrooten." „Mjjn beste Maingay," zei Horace, „warG het niet beter, zoo je eerst wildot aanhooren, wat wy te zeggen hebben en je verklaringen tot later sparen?" „Het ware veel beter, Maingay," zei Herbert. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1914 | | pagina 1