WEEKBLAD VOOR WIERrNGEN EN OMSTREKEN.
IEMANDS KIND?
3e Jaargang
VRUDAG 2 FEBR. 1912.
V *1 r 8 8, I. ss
heb JSi.gtsIsgh,
B&
VERSCHIJNT ELKEN VRIJDAG.
Abonnementsprijs f 0.25
per 3 maanden
UITGEVER:
CORN. J. BOSKER, WIERINGEN.
ADVERTENTIEN:
van 1-5 regelsf 0.30
Iedere regel meerO.CG
WIERINGEN, 2 Febr 1912. Xste het vereeuiguigsieveu schaadt, och, niet
Meer en meer verschijnen tegenwoordig leen genoegelijk glimlachje wordt eenvoudig
dilletanten voor het voetlicht otn hunne tne-
demenschen eeuige aangename uren te ver
schaften, doch tevens otn zich zelve op *t ge
bied van welsprekendheid te oefenen. Ze
ker bezitten sommigen de gave zich op de
juiste wijze uit te drukken en hunne ma
nieren hiernaar te schikken, anderen echter
missen deze begaafdheid e.n doert dit zoo goed
zoo kwaad zij dit kunnen, leder doet zijn
best-
Heeft echter zoo'n non plus ultra zich de
gunst van *t publiek weten te veroveren, ze
ker kan hij dan ook een potje breken. Valt
bij eens uit zijn rol, och men knijpt de oo-
gen dicht, *t is toch ook maar liefhebberij.
Te laken valt het echter, wanneer zulk
een uitverkoorne critick uitoefent op, zijn
minder bekwame medeleden, wanneer deze
misschien eens minder goed hunne rollen
hadden bestudeert,
Wordt hij hierop gewezen, dal dit. ten zeer-
EEN VERHAAL
12.
Indien de liefelijke tegenwoordigheid mijner
in neder niet voldoende is, haar zwervende
jongen aan dit sombere oude huis te bin
den. zeide Harold met een nauw hoorbare
zucht, terwijl hij haar zachte gerimpelde hand,
die met juweeleu bedekt was, kuste, dan
twijfel ik er zeer aan of een meisjesgezicht,
hoe schoon ook, de macht zou hebben mij i ochtige aawle.J
hier te houden. Daarna lachend een wending j Wel, lief kind, zij geelt daat' niets om,
aan het gesprek gevende, leidde hij zijn moe-1 zeide de man met luwe vriendelijkheid, zij
der weer in huis. j gevoelt daar beneden niets van, eu dat is
HOOFDSTUK VI eenmaal ons aller lof vroeg of laat, en plof,
Moet DAN IEDER STERVEN? teen nieuwe schep aarde werd op de kist
I geworpen. Met een gevoel van volslagen ver-
geantwoord: ,,'t. Was maar een los praatje,
ik kan 't me nog maar vaag herinneren,
doch zal er in 't vervolg om denken
en men vergeeft hem zijn zonden.
Onwillekeurig komen nu de regelen van
varier Cals iu onze gedachten
Moe licht ontsteekt een licht
Dat eens te voren brandde.
Wie eens is licht gemist
Rookt licht in nieuwe schande.
Een doovebool ontbrandt,
Als zij het vuur maar riekt;
De sintel wordt tot vuur
Dooi al wat vuur geüekt.
Hoe licht vervalt de mensch
Tot alle kwade streken,
Die \au een slim gebrek
Eerst onlangs is. geweken!
Een, die zich wagen durft
Eer dat hij recht genas,
Geraakt licht in het vuil
Waar hij te voren \v:
hem uit zijn verdooving opschrikken en hem
opnieuw in een angtkiect losbarste, want de
doodgraver was bezie' rarde in den kuil te
werpen, en de kist was bijna niet meer
zichtbaar.
Zeg, kleine vent, zeide de man, terwijl hij
naar het arme eenzame jongetje, dat daai
zoo droevig en verlaten naast hem stond,
keek, ge moet liever maken, dat ge naar
huis komt 't zal u geen goed doen, hier te
'olijven.
Maar ik moet mijn Grootmoeder hebben,
riep het. kind pp klagenden toon, waarom
ligt zij daar zoo stil in die zonderlinge lan
ge kist, die met spijkers is toegemaakt, en
waarom bedekt ge haar met die koude
bijslering en wanhoop, wende liet kind zich
af. Wat! zou dit ook eenmaal met hem ge
beuren? Moest ook hij eenmaal van het zon
licht en de lucht buiten gesloten worden,
om,'evenals Grootmoeder, ouder de koude
vochtige aarde begraven te worden? En het
kind huiverde bij de gedachte, en van het
kerkhof iu de drukke straat komende, steun
de hij: O, 't is verschrikkelijk om dood te
zijn!
Doch wat is dat?
Het kind heft zijn hoofd op, want zijn scherp
t alles werkelijkheid, gehoor heeft uit de verte de bezielende to-
Tcn laatste was ailes voorbij. Met verbazing
en ontzetting had de kleine Hal gezien iioe
liet stille gelaat zijner Grootmoeder aan zijn
gezicht onttrokken en zij in een nauwe kist
gelegd werd. Hij had gezien hoe zij uit hun
klein~vertrek werd gedragen, zij, die dat
vertrek, hoe eenvoudig en ongezellig het ook
mocht zijn, tot een te huis voor hem had
gemaakt; bitter snikkende was hij gevolgd,
niet wetende, dat. zelfs zijn tranen vooreen
oogenblik droogde, zag hij hoe zij haar lang
zaam in een diepen donkeren kuil deden
neerdalen. O, was
vroeg het kind zich verwonderd at, of was
dat alles een vreeselijke droom, waaruit hij
spoedig zou ontwaken" Een dof geluid deed
iien van de militaire muziek onderscheiden
Instinctmatig keert hij zich om en rent in
de richting vanwaar het geluid komt, eu in
WIERINGEN.
„Doe wel eu zie niet om"
Dit spreekwoord mag zeker op de bewo
ners van Den Oever worden toegepast, bij
het vinden en behandelen der lijken van de
zoo ongelukkig om het leven gekomen vis
schers Bergsma en de Vries. Ofehoon
broeder der verongelukten, schipper 11 g. u
voor zijn moeite wilde belooneu, 'i v. d ai-
gewezen met het anlwooul: „Ei henkt i:et
de weduweu, die onverzorgd zijn acht, l
bleven". Ook de Gebr. Hegemari namen
slechts de helft wat hij hun wilde geven.
Hulde daarom aan allen die hulpvaardig
heid betoonden bij deze ramp. Aangenaam
is 't te tnogen zeggen, dat op ons eiland ve
le harten warm voor hunne medoinensciien
kloppen.
m BOEEEN IS PRACHTBAND, ieUMS 55 prS"
KALENDERS en Brleventassclieii. Zie Actverleatle.
een oogenblik bemerkt bij dat hij zich in ce:i
dicht opgepakte menigte bevindt, die klaar-'
blijkelijk op de nadering van' een groute
wacht.
Het kind ziet in verbazing om zich heen.
Over den weg zijn triomfbogen gespannen.
De winkels aan den voorkant zijn met den
nengroen en menigte van bloemen v. r-ie-ri;
zoo ver als het oog reikt, wapperen \n. •-
lijk de. vlaggen, en schitterende opschriften
prijken in het heldere zonlicht. Aan b iri
kanten van den weg geschaard, staan vtui-
ge rossen, in toom gehouden door hun rui
ters, die in 't vuurrood en goud gedost, in
hun blinkende uitrusting een prachtige ver-
loning maken; en ergens in de. verte doen
zich heerlijke rnuiziektonen hoeren, die hei
hart van het kind van plotselinge vreugde
doen zwellen. Doch luister! daar wordt een
dof gegons vernomen, alsot er duizenrie van
stemmen op een afstand jubelen. Eu dicti
terbij de kreet: Zij komen' zij komen; Daar
komt beweging onder de dui/.ende toeschou
wers; een worsteling om naar voren tr lui
men, een onstuimiger dringen van de me
nigte, en toen eeu plotseling voorwaart do-
wen van de bende gemeen, ruw volk' die
met onbeschaamde zelfzucht alles tracht neci
te slaan wat hun in den weg komt, io hun
poging om beter te kunnen zien.
Men hoort het toornig vloeken der man
nen, en het snikken der zwakke vrouwen;
en toen, o gruwel! boven alles uit den angst
kreet van een kind, want kleine Hal is door
het grauw op den grond geworpen, eu het
volgende zal men hein doodtrappen.
Eenige dantes, die vlak bij, veiligop een ver
hevenheid staan, en getuige van dit loonec!
gillen en wriugeu zich de handen. W. n—.