WEEKBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN. IEMANDS KIND? 3e Jaargang. VRIJDAG 29 Maa.^ 1912 No. 87. URANT VERSCHIJNT ELKEN VRIJDAG. Abonnementsprijs f 0.25 per 3 maanden UITGEVER: CORN. J. BOSKER, WIERINGEN. ADVERTENTIËN: van 1-5 regelsf 0.30 Iedere regel meer0.06 KEN MOOI VOORDEELTJE. Door een hapering aan de gasmeter heeft de Mij. tot Expl. van S.S. gedurende 'npaar jaren voordeel genoten bij de exploitatie van het station Meppel. Een paar jaar geleden had de stationchef een bezuinigingsmaatre gel ingevoerd, hij liet geen lamp langer bran den dan hoogst noodzakelijk was, met het gevolg dat er een bezuiniging boven alle verwachting verkregen werd en de directie te Utrecht zelfs een inspecteur zond om na te gaan of de verlichting wel voldoende was. Tengevolge hiervan moeten zelfs de chefs van andere stations aanschrijving gekregen hebben om te bezuinigen met de verlich ting, waarbij Meppel voorbeeld werd ge steld. Thans is evenwel gebleken dat de gas meter bij een matig gasverbruik niet con troleerde, en dit dus feitelijk de ooi zaak is van die belangrijke bezuiniging. Het nadeel voor de gemeente-gasfabriek van Meppel wordt op circa f 2700 gesehat. Daar de Maatschappij het billijke bewezen zal kunnen worden van de aanspraken, zal deze zaak voor de gasfabriek wel in orde komen. EEN MENSCHLIEVENDE DAAD. Bij het pompstation aan de Koslverloren- vaart ligt het schip „Grietje", schipper C. jNederveld, geladen met zand. De schipper lag echter reeds zes weken ziek. Een twee tal kinderen waren bezig het zand te los sen. Doch dit werk ging hen niet al te best af. De werklieden van de stadsbelt waren j zoo begaan met het lot van den schipper en 'diens kinderen, dat zij in schaftuur het schip 'voor den schipper gelost hebben. Inderdaad feeri menschlievende daad! V I I L L 8K EEN VERHAAL JClaav het J&i.Qelaeh. 22. Alleen terwille van mij, opdat, als zij stierf, zij mij niet zondei middelen zou ach terlaten. Ook had zij 't zoo beschikt, dat ik niet zonder beschermster zou zijn, en dit was de reden, dat haar oude vriendin en en schoolkameraad zich aanmeldde en mij als pleegdochter opeischte. Hoe vreemd was mij alles toen ik hier aankwam; en kamers met eikenhouten be schot. Welk een verschil met mijn vorig te huis. Wij hadden slechts onze kleine huis kamer, moeder en ik en hoe zie ik ons nog bij elkander zitten m de schemering, terwijl de thee binnen werd gebracht en ik thee zette, het brood op ons knappend vuur tje roosterde, juist zooals moeder het gaarne had, en wij zoo hart tot hart spraken. Hier aan het middagmaal zitten Mevrouw Strath- more en ik. in volle statie, terwijl een lange knecht naast onze stoel staat, Tusschen de bedrijven door houden wij eenig gesprek gaande, doch wij hooren onze stem als uit de verte, en 't is alsof er een echo achter n.ij tluisteit als ik spreek, en in plaats van naar Mevrouw Strathmore 's kalme woorden te luisteren, zooals ik behoorde te doen, let ik hier dan op, zoodat ik vrees dat zij mij dikwijls afgetrokken vindt en een vervelend gezelschap. Na het ontbijt sluip ik naar de breede KORTE BERICHTEN. Tegen een 19-jarige spoorlegger te galerij, 's morgens vooral een kille sombe re plek omdat, in plaats van het licht, de mist door het venster komt. En toch heett zij een zonderlingen aantrekkelijkheid voor mij, watt zij is behangen met de schilder- rijen van de vroegere Strathmore's. Statige dames en lieftallige maanden dappere krijgs lieden, die met hunne sehoone krijgshaftige gestalte naast hun ros staan, en deftige staats lieden in het volle bewustzijn hunner waar digheid. Ik drentel gaarne de stille galerij op en neer en laat de portretten, die mij het meest aantrekken leven; ik deuk dan aan den tijd, dat zij leefden en deze zelfde gang doorgin gen, terwijl nu eens hun hart klopte van blijde verwachting, dan weer zich vol vrees en smart ter neer boog. O, die kalme, rus tige eenzaamheid van die groole stille gale rij! Kan 't zijn, dat er eens een tijd is ge weest, dat die rust vervangen was door het geluid en leven, vreugde en opgewektheid, wellicht ook door den kreet van smart? En terwijl ik mij dus in droomerijen, te mid den van al deze stilzwijgende gedaanten ver diep. betwijfel ik mijn eigen bestaan. Want de eentonige rust binnen deze grijze muren kan men geen leven noemen. Ik leef niet' Mevrouw Strathmore leeft niet, zelfs de stil zwijgende bediende, die onhoorbaar door de vertrekken en gangen sluipen, schijnen mij meer toe geesten te zijn dan menschelijke wezens. O, hoe verlang ik die eeuwige, doo- dende rust van mijn tegenwoordig bestaan te ontvlieden! Ik wensch te zijn waar men- schen wonen, waar leed en vreugde, hoop en vrees zijn, waar gestreden en geworsteld wordt. Is er zoo iets buiten onze cirkel, waarin wij ons hier bewegen, te vinden, of Rierick is, proces-verbaal opgemaakt wegens het zich opzettelijk voor den militairen dienst ongeschikt maken door zich den rech terwijsvinger af te kappen. Van elf vermiste skiloopers op de Sem- mering zijn er thans zeven dood terugge vonden, diep bedolven in de sneeuw; Het is is zoo goed als zeker dat overigen eveneens om het leven zijn gekomen. Gistermiddag viel de aviateur Kleine uit Munchen Gladbach met zijn biplan tij dens een vlucht boven de Holzheiuier heide van 100 M. hoogte. Hij was dadelijk dood. Morgen zullen Ie Le Mans 2 soldaten terechtgesteld worden, die ter dood zijn ver oordeeld wegen het vermoorden van een vrouw. Uit Teheran (Perziëj wordt geuieldt, dat daar de Sipachdar en zijn zoon door hongerlijdende vrouwen van hun paarden gesleurd zijn. De ongelukkige verweten hun gespeculeerd te hebben in graan. is de geheele wereld, zooals zij, gestorven? HOOFDSTUK XI. ,,'t IS ALLES WEL!" Wij moeteu onze jeugdige heldin met haar krachtig jong gemoed, voor een tijd verlaten om tot een geheel ander tooneel over te gaan. Ik voer u naar 's meuschen meesterstuk de verdorven stad Londen, 't Is nacht, de storm heeft gewoed, geen ster is zichtbaar; toch schijnt de maan met haar reine zilve ren stralen over de donkere stad en hult haar als in een licht kleed. Haar bleeke stralen dringen door een don kere poort, waar de koude nachtwind door heen strijkt, zoodat 't er zeer droevig en koud is. Zij werpt haar zilveren mantel lief devol over een klein slapend kind heen. Hij ligt voorover op de harde koude steenen, en vol teederheid raakt zij zijn en gezicht aan. Een gedaante treedt uit de duisternis te voorschijn op de poort toe en kijkt naar bin nen. Het gezicht van het slapende kind schijnt haar gerust te stellen. Zij buigt zich over hem heen en schudt hem bij den arm. Zijt gij kleiné Hal? Het kind springt overeind. Ja, ja, roept hij verward, zich den slaap uit de oogen wrijven. Ik ga al, och beste mijnheer, ia ga al. Nu, ik ben geen agent, kereltje, wees niet bang. Ik kom om u bij den ouden Gribbel te brengen; wij kunnen niets met hem be ginnen. Hij zegt dat hij niet kan sterveu, voordat hij u gezien heeft. Het kind riep diep bedroefd uit: Oude Gribbel stervende! Ach neen, dat kan niet waar zijn! (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1912 | | pagina 1