WEEKBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN.
IEMANDS KIND?
VRIJDAG 5 April 1912. \i
V SE I I I. I, K t O
Jflaar het JHi.gelsch,
Rectificatie.
In de binnenzijde van dit blad staat
in de advertentie Baijs 121|2 echt-
vereeniging, dit moet zijn 12 1|2 ja
rige echtvereeniging.
3e Jaargang.
No. 88-
WIERI
VERSCHIJNT ELKEN VRIJDAG.
Abonnementsprijs f 0.25
per 3 maanden
UITGEVER:
CORN. J. BOSKER, WIERINGEN.
ADVERTENTIEN:
van 1-5 regelsf0.30
Iedere regel meer„0.06 e
BUKGEKL1JKEN STAND.
GEMEENTE VVIËKINGEN.
Geboren:
Jan, zoon van Siuaon Snooy en Trijntje Bakker.
Cornelis Hendrik, z. v. A. Engel en G. Koorn.
Elisabetb, d. v. M. Lont en N. Minnes.
Carnelis, z. v. S. Bakker eu D. Bakker.
Cornelis Nan, z. v. Jn. Keijzer en J. Wagemaker.
Sijtje, d. v. C. Kooij eu A. Mulder.
Jan en Elisabetb, z. en d. van S. Lont en P. Koorn.
Ondertrouwd
Willen Knol eu Antje Keijzer.
Meijert Lont en Maartje de Haan.
Gehuwd:
Simon Blauwboer en Trijntje Tijsen.
Willem Knol en Antje Keijzer.
Overleden:
Simon Kooij, oud 18 jaren, z. v. Jan Kooij en An
tje Wagemaker.
Aafje Knol, oud 47 jaren, echtgenoote van Dirk van
Savoijen.
Levenloos aangegeven een kind van het vrouwelijk
geslacht van S. Snooij en T. Bakker.
WIERINGEN. Bij den Heer S. Wagemaker
Elft hebben reeds eenige kuikens de dop ver
laten. Die zijn er dus voor hun doen reeds
vroeg bij.
Wieringen. De nutsvereeniging Oost Wie-
ringen hield Zaterdag 1.1. haar laatste bij
eenkomst in dit seizoen in het lokaal van den
Heer M. Tijsen. Trotsch het slechte weder
was de zaal flink bezet.
Na opening door den voorzitter, den Heer
Spaander, zong de Zangvereeniging „Excel
sior" een 3 tal liederen. Daarna werd door
leden dezer vereeniging opgevoerdDe ge
volgen van een rukwind, blijspel in een
bedrijf.
Dat zoowel zang, als tooneel, den toe'
hoorders hadden geboeid, bewees het har
telijk applaus, dat telkens weerklonk.
Nog werden door enkele dames en hee-
EEN VERHAAL
23.
Toch is het zoo. Hij kreeg gisteravond
een aanval van beroerte, juist toen hij heen
wilde rner, zijn fornuis en zijn aardappelen.
Hij is weer bijgekomen, doch vermindert
snel en doet dan om „kleinen HaI" roe
pen. Dat zijt gij, niet waar? Hij zeide dat ik
u hier zou vinden.
Ja, zeide het kind droevig. Ik ben klei
ne Hal. Ach, arme Gribbel! Hij was zoo
goed en vriendelijk voor mij, en nu gaat hij
sterven, 't Schijnt wel dat alles wat ik lief
heb moet sterven.
Doch de man had zich reeds omgekeerd
en ging haastig de poort uit, het. kind wen
kende hem te volgen.
't Was een kronkelende weg, dien zij gin
gen, door allerlei nauwen straten en stegen,
en hij scheen het kind al heel lang toe;
steeds liep het op een drafje om de groote
slappen van den man eenigzins te kunnen
bijhouden. Eindelijk bleven zij staan voor
een vermolmde deur, die uit haar hengsels
hing en in een vuile gang uitkwam.
In dit donkere hol verdwenen zij; de angst
sloeg het kind om het hart, want hoe kon
hij weten waai heen men hem voerde? Eens
kwam hij in verzoeking om achter te blij
ven en weg te sluipen, doch de woorden:
Oude Gribbel heeft u noodig, klonken toen
in zijn ooren, en zijn trouw, liefhebbend
hartje, dat voor den zonderlingen ouden man,
die hem vriendelijkheid bewezen had, warm
klopte drong hem, om ten koste van alles
hem te volgen.
En zoo ging de man hem voor op een
half verrotte krakende trap, terwijl hot kind
telkens struikelde, bevend achter hem aan
kwam. Einuelijk zagen zij boven zich een
schijnsel van licht.
Het kwam uit de reet eener deur, die op
een kier stond. De man duwde haar geheel
open en ging naar binnen. Hal volgde. Daar
op zijn armzalig bed, lag de oude Gribbel,
doch hoe veranderd was hij! De roode kleur,
die zijn door de zon verbrande wangen.veel
hadden doen lijken op een paradijs
appel, was verdwenen om plaats te maken
voor een aschgrauwe bleekheid. Zijn eens zoo
schitterende en levendige oogen waren thans
dof en beneveld, en dwaalden overal rond,
f alsof zij naar hulp, die zij niet konden vin
den, zochten. Een zijner perkamentachtige
handen lag want zij was verlamd on
bewegelijk op het dek, de andere bewoog
zich onrustig heen en weder. Een paar bu
ren waren naar den ouden man, die zoo
plotseling door dezen aanval was overvallen,
komen zien, en naast hem stond een jeug
dig geestelijke met een pleohtstatig voor
komen, die hem iets voorlas uit zijn gebe
denboek, Er lag een uitdrukking van vree-
selijke angst op het gelaat van den ouden
man, terwijl hij met zijn halt verward brein
zich inspande om te luisteren, en de woor
den van den predikant in zich op te nemen.
't Is alles waar, stamelde hij al door op
zwakken toon, maar er is hier iets. dat niet
in orde is, en hij bracht zijn hand aan zijn
hoofd, en kan 't niet uitmaken. De kleine jon-
ren eenige voordrachten ten beste gegeven,
waarna een gezellig bal dezen hoogst aan-
genamen avond besloot.
WIERINGEN. Een zoontje van den koopman
J. Nieuwenburg had het ongeluk in een
stuk glas te vallen, waardoor een zijner
oogen zoo ernstig werd verwond, dat de
arme kleine dadelijk naar Amsterdam moest
worden vervoerd.
RED.
gen weet er alles van. Waarom brengen zij
mij den kleine jongen niet'
Bij deze laatste vraag verhief zijn stem zihc
en in zijn angst uitte hij een hartverscheu
rende kreet.
Hal hoorde het, liep naar hem toe en greep
zijn hand.
Hier ben ik, Gribbel! Arme oude Gribbel,
Zie, hier ben ik.
Hij is gekomen, Hal, zeide de oude man,
hij is gekomen, waar wij zoo dikwijls over
spraken. Gij zeidet dat 't niet ver af kon
zijn, en ik kont 't niet niet gelooven, om
dat ik mij zoo gezond en sterk gevoelde!
doch hij is gekomen, mijn jongen, de dood,
ja, de dood!
Hij zag op naar den predikant en fluis
terde: Ik zeg u thans goeden nacht, mijn
heer, en dank u, dat ge zijt gekomen. Ik
twijfel er niet aan of ge meendet het goed,
doch ge maaktet het niet duidelijk voor mijn
arm verward brein. Doch, God zegene u,
mijnheer, de kleine vent wist er alles van,
want wij hebben het er samen menig keer
over gehad, hij en ik, en ik wist dat
hij alles in de Schrift zou vinden en dat 't
alles goed zou uitkomen. O! houd u aan de
Schrift, mijnheer, houd u aan de Schrift, God
zegt het immers duidelijk in Zijn Boek, voor
arme steivende menschen, mijnheer!
De jonge predikant sloop weg; de ande
ren volgden, daar de oude man met zijn
hand wenkte, dat zij zich zouden verwijde
ren, en hij en het kind werden alleen ge
laten. Toen, terwijl er iets van zijn vroe-
geie levendigheid in hem terugkeerde, gluur
de de oude Gribbel om zich heen, om zich
te vergewissen dat zij alleen waren.
(Wordt vervolgd.)