WEEKBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN. IEMANDS KIND? 3e Jaargang. VRIJDAG 15 April 1912. No. 89. OURANT VERSCHIJNT ELKEN VRIJDAG. Abonnementsprijs f 0.25 i per 3 maanden UITGEVER: CORN. J. BOSKER, WIERINGEN. ADVERTENTIEN: van 1-5 regelsf 0.30 Iedere regel meer„0.06 e Besluit van den 18den Maart 1912, tot wijziging van het Waddenzee-visscherijreg- lement en \an het Zuidprzee-visscheiijbe- sluit. Artikel I. A. Na artikel 4 van het Waddenzee-vissche- rijreglernent wordt ingevoegd het volgende nieuwe artikel: Artikel 4 bis. 1. Het is verboden te visschen van 1 Juni tot 30 September met het staand ansjovis- net, het ansjovissleepnet en den wonderkuil. 2. Onze Minister is bevoegd het in het vo rige lid bepaalde tijdvak ten hoogste een maand vroeger of later te doen ingaan of te doen eindigen. Ai tinei II. Artikel 4bis van het Zuiderzee-visscherij- besluit wordt gelezen als volgt: Artikel 4bis. 1. Het is verboden te visschen: F F I I I. ij K. V O EEN VERHAAL J^laar het JZngelseh. 24. Hij haalde een zeer oude, vuile lederen zak van onder zijn kussen en drukte dezen in de hand van het kind. Zeg 't aan geen le vende ziel, fluisterde hij, 't zijn vHjf pond, die ik opgespaard heb. Enkele van hen, die beneden wonen, zouden u voor minder dan dat vermoorden. Ik heb kind nog kraai, en er is in de geheel 3 wereld niemand, die om mij geeft dan gij, daarom laat ik 't u na. Ik geloof, dat gij wel om mij geeft, niet waar, kleine Hal. Het kind schreide thans en klemde zich aan hem vast O, ja, ja, ik houd van u, goe de oude Gribbel. Wat zal ik beginnen, als ge zult zijn heengegaan? Gij moet met de aardappelen door blijven gaan, juist zooals ik gedaan heb, zeide de oude man, en zelfs nu bracht het spreken over zijn beroep de oude gewichtige uitdruk king weer op zijn gelaat. Het fornuis behoort u toe, dat heb ik u nagelaten, en gij moet aardappelen braden en verkoopen, precies zooals ge dit mij hebt zien doen. Ge zijt wel klein, doch ge zijt slim, heel slim, en't is een mooie zaak, jongen, dat zeg ik u. Zoo goed er hier een is, hoorl Doch God ze- gene u, mijn ventje, ik ga al naar een plaats, waar de menschen zelfs geen gebraden aard appelen noodig hebben. Het kind weende zacht voor zich heen a. van 1 Augustus tot October met kuil- netten, op welke wijze ook aangespannen, in het Hoornsche Hop en op het Pampes, bin nen de door Onze Minister vast te stellen grenzen; b. van 1 April tot 31 October met kuil- netten en sleepnetten, op welke wijze ook aangespannen, op het Kamperzand, in het Zwolsche diep en langs de kust tusschen Volenhoven en Blokzijl, binnen de door On ze Minister vast te stellen grenzen; c. van 1 Juli tot 30 September met het staand ansjovisnet, het ansjovissleepnet en den wonderkuil. 2. Het bepaalde in het vorige lid, letter b, geldt van 1 April tot 30 April niet voor het hariDgsleepnet. 3. Onze Minister is bevoegd de in vorige leden bepaalde tijdvakken ten hoogste een maand vroeger of later te doen ingaan of te doen eindigen. en de oude man trok hem vol medelijden naar zich toe. Ook zal er geen geween meer zijn, ging hij voort, geen geween meer, kleine Hal, want God, denk eens aanGod zal al le tranen afwisschen. De stem van den oude man ging over in gefluister, zijn oogen sloten zich alsof hij wilde gaan slapen, De kaars was bijna uitgebrand en flikkerde nog slechts nu en dan eens op. Ge behoeft geen andere aan te steken, prevelde hij, 't zal niet meer noodig zijn, ten minsten niet voor mij; daarna ver dween de zweem van duisteruis en twijfel, en kwam, er een verheerlijkte uitdrukking op zijn gelaat. Daarna nog één flikkering en de kaars ging uit liet alles in volslagen duisternis. HOOFDSTUK XII. MIJN DAGBOEK. Ik heb ontdekt, dat mijn geliefde oude schilderijen-galerij, hoe aantrekkelijk zij ook moge zijn in den morgen, in het schemer uur nog veel meer genot aanbiedt. Ja, ik houd het meest van mijn galerij, als zij zich in den gloed der avondzon baadt, want dan is zij meer in overeenstemming met mijn jong leven en vurig hart. Is dit altijd zoo geweest, gebeurt er nooit iets, dat dezen onverstrooibare kalmte ver breekt? Zoo vroeg ik mij zelve laatst af, toen ik 's avonds de galerij op en neder wandel de, zonder nu juist ongelukkig te gevoelen, want de zachte rust en vrede, die om mij heen ademde, paste geheel bij mijn stem ming en ergerde en ontstemde mij niet, zoo als dit bij mij ook wel eens het geval was. Op eenmaal stond ik voor een ovqrdekt- BURGELIJKEN STAND. GEMEENTE WIERINGEN. 1 tot 11 April 1912. Geboren: Geertje d. v. Jacob Halfweg en Geertje Koster. Catharina Jacoba, d. v. Hendrik Engel en Dina Berna ^Bakker. Hermanus Nicolaas z. v. Nicolaas Luyten [Maartje) Duynker. Anne d. v. Simon Omes en Neeltje Pool. Pieter z. v. Sjoerd GorterenTrijntjeDekker. Ondertrouwd: Cornelis Metselaar" en Trijntje^Doves. Gehuwd: Geene. Overleden Pieter Everts, oud 47 jaren, echtgenoot van Maartje Kinne. Luit de Wit, oud 32 jaren, echtgenoot van Trijntje Tijsen, schilderij. En juist omdat 't overdekt was, bleef ik hier langer bij'stilstaan dan bij een van de andere. Wat was daar achter dat be kleedsel, waarom werd 't zoo zorgvuldig voor het licht gevrijwaard, Hoe"menigmaal gevoelde ik neiging om het omhulsel op te lichten en te zien wat er achter was. Doch ik had dit nimmer ge- daa», want ik gevoelde, dat er misschien een reden was, waarom dit doek zoo uitslui tend voor vreemde oogen verborgen werd. Doch van avond, toen ik er weer voor stond, zeide ik tot mij zelve, dat ik kleingees tig dwaas jwas. 't Was overdekt voor de stof en het licht, nergens anders voor, Er koD geenerlei kwaad in steken om 't eens te bekijken, en, bijna bevende, lichte ik het gordijn op. Ik uitte een gesmoorde kreet van verbazing en staarde er lang en ernstig op. 't Geleek op geen dei andere schilderijen in de galerij; zij waien allen oud en verbleekt, wezens uit eeri lang vervlogen geslacht. Maar dit! 't was jong, tintelend van leven en gloed, en 't trok mij aan, want aan de kleeding zag ik, dat het schilderij een mijner tijdgenooten voorstelde. Wie kon hij zijn, deze blonde jongeling, met dat edele, bevallige voorkomen? Hoe was hij, een wezen uit den hedendaagsche tijd, onder deze verbleekte schimmen uit het veiledene gekomen? Was hij een zoon des huizes, waaiom had ik hem dan nooit hoo- ren noemen? En hoe kon hij een deel uit maken van deze' plaats, die bijna op een grafkelder geleek, o, de gedachte alleen deed mij reeds glimlachen. De jongeling, die hier voorgesteld werd want hij was niets dan een jongeling. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1912 | | pagina 1