WEEKBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN. IEMANDS KIND? 3e Jaargang. VRIJDAfy No. 100 EEN VERHAAL 38 Juni 1912. WIERINGER COURANT VERSCHIJNT ELKEN VRIJDAG. Abonnementsprijs f 0.25 per 3 maanden UITGEVER: CORN. J. BOSKER, WIERINGEN. ADVERTENTIËN: van 1-5 regelsf0.30 Iedere regel meer„0.06 Wierngen, 28 Juni 1912. Ofschoon de struikroo vers min of'meer tot het verleden beginnen te behooren, het ro mantische halt, ,,je geld of je leven", het aan houden van postdiligences een eenigzins his torisch karakter verkrijgen, -vaar zoowel roo- ven als reizen tegenwoordig op moderner wij ze geschiedt, toch wil dit niet zeggen, dat de wegen in onzen tijd veiliger zijn. Bijna da gelij ksch ziet men toch onder de berichten dat er mensehen door auto's zijn overreden, zoodat zij dood of afschuwelijk verminkt zijn. Wel ligt de schuld niet altijd aan de be stuurder van 't voertuig en kan 't ongeluk aan de onoplettendheid van den voetganger worden geweten, zeker is zij toch de vij and van den wandelaar, die zich zedelijk ver plicht gevoelt zijn leven te verzekeren. Men kan zijn leven niet verdedigen, het is geen stoutmoedige roover, met wien men zich kan F S'. F 1 B, I, F «I <£laar hei JSi^eiaah. 35. Elsie deelt een geheim aan haar dagboek mede. Nu weet ik er alles van, de geheele oorzaak van zijn verwoest leven, van zijn somberheid en verdriet. Hij heeft mij alles verteld. Dit gebeurde, toen wij te zamen reden. Wil je afstijgen, zeide hij, en hier uitrusten, en hij wees een omgevallen boom aan. die dik met mos be kleed was Ik stemde toe, en uit het zadel lichtende, zette ik mij neer. Daar vertelde hij tegen een boom aange leund en met gebogen hoofd zijn gausche geschiedenis. Ja. alles, zonder zich te sparen, zonder eenige ver ontschuldiging, vertelde hij mij alles van zijn vo rige liefde voor het lieve, reine Sehotsche meisje, van de verloving, die weldra volgde en het huwelijk, dat in alle stilte in de kleine kerk tusschen de heuvelen gesloten werd. Van het oponthoud naar zijn stervende oom, het wreede en langdurige stilzwijgen tusschen hem en zijn verwijderde bruid, dat hij nimmer tracht te te verbreken, daar hij voor de gevolgen vreesde. Van den dood van zijn oom en daarna zijn hoopvollen terugkeer naar Schotland, waar hij slechts het graf vond van het jonge meisje, wier hart hij gebroken had door zijn afwezigheid, waarvan hij geen verklaring meer kon geven. Van zijn zielesmart, die de tijd niet had geheeld, een wroeging, die steeds dieper en dieper aan zijn hart knaagde. Zijn stem daalde, cn hij verborg het gezicht in zijn handen. Ik kon niet spreken en weende slechts. Jk ge loof, dat hij dacht, dat ik niet wilde spreken, wanhoopig bedroefd, keerde hij zich van mij af. Daarna vertelde hij mij van het kind, dat hem ge boren was, maar dat hij nimmer gezien had, hij boog zich mij toe en zeide Elsie, zou je mijn kind liefhebben, als hij een terug mocht komen, zou je. meten, neen zij is als een sluipmoordenaar, die U in den rug aanvalt, om U het leven te benemen. Zoolang ons eiland, eiland blijft, hebben wij ons op den weg echter niet over derge lijk gevaar te verontn^ten. Ongestoord kon de vandelaar zijn weg voortzetten, zich verlustigende aan het af wisselend natuurschoon, ongestoord kon de wielrijder voortpeddelen zonder een oogen- blik aau gevaar te denken, indien niet ee nige deugnieten, zonder te denken aan het gevaar voor zich zelf, en niet het minst aan dat, van.op wien zij hun daad volvoeren, 't menig wielrijder en anderen lastig ma ken met hun kwajongensstreken, die aan T, ergste grenzen. Verleden week toch wierp een jongen op den weg te de Hollebalg een stuk hout voor de fiets van een wielrijdster, waardoor zij 't Was toen of mijn hart uitging vol teeder verlan gen naar Mr. Harold's kind om het te zoeken in de wijde, wijde wereld, Ik moet het gevonden hebben want het kind, dat ik nimmer gezien had, kwam ii_ den geest naar mij toe, en ik drukte het met moederlijke teederheid aan mijn hart en gaf het er een plaats om daar voor altijd uit te rusten. Doch slechts vluchtig beantwoordde ik zijn teederen blik en zeide O, Mr. Harold, hoe innig zal ik hem liefüebben 1 En hij glimlachte, alsof hij voldaan was. c t o b e r Denzelfden dag, na onze rit voorbij Dr. Barton's schoolgebouw, waar Mr. Harold zulk een ovatie ont ving, kwam er een kind hier, dat hem vroeg te spre ken. 't Was een mooi kind, met een zacht, rein tee der gelaat. Hij maakte zich bekend als he t jongentje, dat Mr. Harold uit een volksmenigte in Londen ge red had. Toen hij heengegaan was, zond M» Harold een be diende om mij te verzoeken bij hem in de biblioteek te komen. Hij scheen bijzonder aangedaan en iu zijn handen hield hij een oud Bijbeltje, Hij liet het mij zien. Het was mijne, eigenlijk dat mijner moeder, met haar naam en den mijne er voor in geschreven. De tranen kwamen mij in de oogen. Het was het Bijbel tje, dat ik aan het kind had gegeven, toen ik van moeders graf terugkeerde. 't Was vreemd zoo'n indruk het kind op Mr. Harold gemaakt had, de diepste snaar in zijn binnenste scheen getroffen. O, Elsie zeide hij meer dan eens, als hij mijn kind bad mogen zijnmijn eigen kind. Ik zag het kind spoedig weer, want Mr. Harold ging naar de school 0111 hem te halen, hij erkende mij da delijk en op hetzelfde oogenblik had hjj mijn hart ver overd. Hij klemde zich aan mij vast, kuste mij en schreide bijna van vreugde. Toen vertelde hij mij zijn geheele geschiedenis. Wat was er veel overeenkomst tusschen zijn geschiedenis en die, welke Mr. Harold mij verleden mededeelde Zoo veel, dat bijna de schakels aan elkander passen en ik bijna de zekerheid heb, dat die lieve, mooie jon gen Mr. Harold's eig«D kind is. Doch nauwelijks durf ik mij zelve met eenige zekere hoop vleien, veel minder iets van mijn gedachten aan kwam te vallen en 't rijwiel deerlijk werd gehavend. Zou 't niet noodig zijn, dat'der gelijke individuen wat flinker onderhanden werden genomen, en zoo ouderlijke macht niet geeft op een andere manier werd ge tracht hieraan paal en perk te stellen. Niet echter alleen op den weg, doch ook op andere plaatsen schijnen zij hun balda digheden bot te vieren. Zoo werden te L)e Haukes in de weide loopende paarden zoo opgejaagd en met steenen geworpen, dat de arme dieren in 't prikkeldraad terecht kwa men en deerlijk werden verwond. Is 't niet hoog noodig, dat hiereens wordt, op gewezen en dat het, om erger te voor komen, waarlijk te hoopen is, dat ingrijpen de maatregelen worden genomen, wat niet alleen anderen, maar ook hen zelf ten goe de zal komen. andereu openbaren, ik zou voor niets ter wereld eeni ge hoop in Mr. Harold's hart willen opwekkeu, voordat ik zelf volle zekerheid heb. Ik heb heden eer brief aan Alec Gray geschreven, dien goeden man, aan wien het kind zoo veel verschul digd is en die meer dan iemand anders van zijn vorig leven afweet. Daarin heb ik hem verzocht hierheen te komen, wel geloovende, dat hij mij zal kunnen'helpen het geheim van de afkomst te onthullen. HOOFDSTUK XXV. Gekke Jami. De kleine Hal keerde terug van een bezoek aau Strath more Hall. Met vlugge lichten tred, liep 'hij voort on der de bruine, naakte takken. Het werd langzamerhand donker, en hij moest spoedig thuis zijn, vol vreugde haastte hij zich voort telkens iu een liefelijk, helder gezang losbarstend. De oogeublikkeu bij Mr. Harold doorgebracht waren voor hem oogeublikkeu van genot geweest. En zoo al zingende, kwam hij aan een donker kreu- pelboschje, het Scheen alsof een stem uit het bosch zijn gezang beantwoordde met flauw, zacht trillende stem. Hij hield op en zong verder, denkends dat het een echo was. Wederom beantwoorde die stem flauw de zijne. Wat was dat Het gevoelige kind trilde van angst. De nevelachtige schemering, de donkere .schaduwen van het bosch, de plechtige stilte, alles spanne sainen om aau het geheel een spookachtig aanzien te geven. Van waar kwam die stem vroeg hij zich verwonderd Luister, daar is zij weerDoch nu ze alleen zong klonk ze helderder, zelfs de woorden schenen nu ver staanbaar. Het geoefende oor van het kind ving ze op toen zij op den adem des winds tot hem kwamen 'k Ben ver van huis, 'k verlang zoo vaak Naar 't heerlijk, Welkom t'huis Ja, wat op aard mijn oog moog zien, 't Haalt niet bij 't Vaderhuis! Er was iets in den klauk dier stem, dat diepe wee moed in de ziel van het kind teweeg bracht? Aller, eerst was het de vreemde tongval van den zanger, ze riep de vroegste herinneringen bij hem wakker; wan zijn dierbare oude grootmoeder zong ook zoo voor hem als zij hem in haar armen in slaap wiegde. Geleid door bet lied, dat nog immer weerklonk. (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1912 | | pagina 1