WEEKBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN. IEMANDS KIND? 3e Jaargang. Y <.JDAG 12 Juli 1912. No. 102. WIERINGER COURANT VERSCHIJNT ELKEN VRIJDAG. Abonnementsprijs f 0.25 per 3 maanden UITGEVER: CORN. J. BOSKER, WIERINGEN. ADVERTENTIEN: van 1-5 regelsf 0.30 Iedere regel meer0.06 BEKENDMAKING. De Burgemeester van Wieringeu breugt ter kennis van belanghebbenden dat: de LANDMETER van liet KADASTER op 15 Juli a. s. eu volgende dagen in deze Ge meente zal zijn lot het doen van de gewone jaarlijksche opnemingen. WIERINGEN, 8 Juli 1912. De Burgemeester, voornoemd, A. Peereboom. PLAATSËLIjKliÊÏÏWsT" ONGELUK. Donderdag was men op de haven te De Haukes bezig met zware betonnen buizen te lossen uit het schip van den Heer Buma. Met behulp van 2 richters schoof men ze op de korrie. Toen zoo'n gevaarte echter bijna boven was, sloeg de wagen eensklaps achter over, en viel een zwaar brok hout, 't welk vóór op de korrie lag naar beneden. F E u i i> EEN VERHAAL a(laar hei JZi^eiech, 37. Onderwijl keek Mr. Harold met arendsblikken van ouder zijn somber snamgetrokken wenkbrauwen al de schooljongens beurtelings aan, alsof hij in 't diepst van ieders ziel wilde lezen. Eindelijk verbrak hij de pijnlijke stilte en naar een kleine jongen in het meest verwijderde einde van het sclioolvertrek wijzende, sprak hij Wilt gij dien jongen ondervragen, i)r. Barton? Verwonderd voldeed llr. Barton aau dit verzoek, en het kereltje/dat beefde als een riet en nu eens rood, dan weer bleek werd, stond weldra voor hen. Welnu, mijn jongen, zeide Mr. Harold, spreek eu zeg ons alles wat ge weet. Het kind begon iets te stamelen en barstte eiudelijk in een vloed van tranen los. O, Mijnheer Barton, ik wist heusch niet, dat ik er kwaad aan deed, werkelijk niet; maar ik Had beloofd en Ptl ik kou miju woord toch niet brekeu, kou ik wel? De ontroering en verwarring van het kind waren treurig om te zien. De kleine jongen vertelde nu een vreemde geschie denis. Toen hij eens uitging om boterbloempjes te zoeken, ging hij door het kreupelbosch en kwam aan een kleine verlaten hut, waarin een arme zieke jongen lag,en bij hem zat de kleine Hal. Hij vertelde verder, dat Hal hein den vorigen dag daar gevonden had, eu dat de zieke jongen hem had doen beloven niets van zijn we dervaren te vertellen, daar hij zoo bang was. dat hij met krankzinnige menschen zou opgesloten worden Ook vertelde hij, dat Hal hem het voedsel uit zijn ei gen mond bespaard, gebracht had. Nu dacht hij, dat bij wel bij hem zou zijn, waut deu vorigen avond laat was liij naar hem toegegaan. 't Zal niet noodig zijn te zeggen, boe weldra een ge De schippersknecht Alb. Wiegman stond tusschen de richters, kon zich niet zoo gauw bergen en kreeg het blok op 't gelaat, waar door neus en voorhoofd ernstig werden ver wond. Nadat eerst een noodverband was aangelegd, verleende later Dr. de Goeje ge neeskundige hulp. Als een wonder mag 't worden beschouwd, dat 't ongeluk nog zoo afliep en dat de paarden, toen de wagen weder naar beneden viel, stil staan bleven of er niets te doen was. t t t Nog beter liep de landbouwer C. Kooij Cz. er af, toen hij met de boerenwagen op de z. g. Zuiddijk draaide en met de geheele kattebak toe n naar beneden rolde. De Heer K. wist er af te springen, terwijl paard en wagen onderst boven lagen, doch niets mankeerden. t t f zeischap op weg naar de bosschen was, waarbij do kleine jongens als gid» diende Bleek en uitgeput door gebrek aan slaap, boog de kleiue trouwe Hal zich over zijn stervende vriend heen. Hal was volstrekt niet van plan deu nacht uit t.c blijven, toen hij den avond te voren naar Jamie toe ging, doch er was iets waarvan hij zich nauwelijks rekenschap kon geven, en dat iets verhinderde hem den armen jongen alleen te laten, hij gevoelde dat hij het er maar op wagen moest, en zoo was de nacht voorbij gegaan. De maan had zoo'n spookachtig schijn sel in het armzalig verblijf geworpen, dat hij nu en dan Dang was geworden, maar toch had hij alles gedaan wat den armen lijder verlichting kon aanbrengen. Hot was vreeselijk geweest en het fijngevoelige ze nuwachtige kind gevoelde daar al he t schrikwekkende van zijn omgeviug. Dat lijkkleurig naar boven gekeer de gelaat, het woeste onsamenhangende ijlen, het hui len van den nachtwind, het spookachtig schijnsel van het maanlicht op de boomen al die zwarte schaduwen, dit alles was zoo huiveringwekkend geweest. Daar hoort hij het geluid van naderende voetstap pen. Het kind heft zijn vermoeid arm hoofdje op, dat den heelen nacht, zoo pijnlijk geklopt had. Een uitdruk king van vrees kwam in zijn oogen vrees voor den stervende. Zou hij het geluid nog hooren, zou hij weer door een zijner aanvallen aangegrepen worden. De haastige voetstappen komen steeds nader, de deur wordt opengeworpen, en angstige gezichten kijken naar binnen eu zien juist hoe de doode voorover valt tegen de borst van het kind aan. Het volgende oogenblik hebben vlugge sterke handen de verstijfde gedaante zacht uit de armen van het kind losgemaakt, en toen Hal opkeek, zag hij het gelaat van Mr. Harold, met een uitdrukking van innige, hartstochtelijke liefde. Hal, zeide hij, en zijn stem klonk lieesch van be dwongen aandoening, mijn jongenmijn kind. Hal trachtte zich uit zijn gebukte houding op te richten. Waarom was zijn hoofd toch zoo duizelig Wat draaide alles? Wat was het vreemd Mr. Harold's stem waut dat het zijn stem was, daar was hij zeker van, hoewel hij bijna niets kon zien door dat vreemde floers voor zijn oogen, scheen heelemaal uit de verte te komen. Doch hij wist, dat hij dicht bij liera was, tot hem sprak, hem „mijn jongen noemde" noemde. Aan het boeren bedrijf is zoo nog al wat risico verbonden. Deze week vernamen wij, dat bij kippenhouders te Westerl. de kuikens 's morgens doodlagen, terwijl 't bloed was uitgezogen; bij den Heer C. Mulder naar men ons melde wel een 20 tal prachtige kuikens. Men gelooft algemeen, dat dit 't werk is van een wezel, ofschoon men het roofdier nog niet heeft kunnen ontdekken. Geen wonder, dat men 's avonds alles zoo veel mogelijk afsluit, om deze bloeddorstige dief te weren. 111 Niet zoo kwaadaardig was de zeug van den landbouwer J. Bosker, welke los was geraakt, in oe weide bi] een broedhok kwam, nieuwsgierig met zijn snuit het hok onderst boven keerde, de kip van de eieren joeg, en en toen hij deze lekkernij zag, deze lekker tjes oppeuzelde. Alles begint toch zoo lang zamerhand meer verstand te krijgen. Klonk zoet, dacht hij, en ofschoon hij zich erg ver moeid en duizelig gevoelde, zou 't wel spoedig beter worden. Mr. Harold was immers bij hem. Het kind waukelde op zijn beenen en zijn armen naar Mr. Harold uitstrekkende, scheen hij hem met zijn smeekend gelaat om steun te vragen. Hij was op liet punt van vallen, en Mr. Harold sloeg met een snelle beweging zijn armen om hem heen èn klemde hem aan zijn hart. Hal riep hij en hij verloor plotseling ai zijn kalmte en zelfbeheersching, wat scheelt je? zie toch eens op en spreek. O, ik ben je vader, kleine Hal, ja, je eigen vader! Die stem, trilde van ontroering, brak door de verwarde nevelen die den geest van het kind oiuriug- den, heen. Hij ving de woorden, je „eigen vader" op. Hij w as veel te ziek 0111 te redeneeien, te zw ak om te twijfelen, doch wat deed het er toe. Hij zeide het, nu geloofde hij het, eu't scheen eigenlijk ook zoo natuur lijk. dat deze Mr. Harold dien hij meer dan iemand anders iiefhad, tot wien hij zich zoo onverklaarbaar aangetrokken gevoelde, hem toebehoorde, geheel eu al. Even glimlachte hij en meteen zwakke stem, zijn hoofd tegen hem aanvlijend fluisterde hij lk heb zoo lang op u gewacht, vader, zoolang eu eindelijk zijt gij gekomen, nu ben ik gelukkig vol komen gelukkig toeu verloor hij zijn bewustzijn. Mr. Harold klemde het kind vaster aan z'n borst en een bijna uitdagende uitdrukking flikkerde iu zijn oogen, vermeugd met wanhoop en zielsangst. Laat mij voorbij, zeide hij, het kind behoort uiij, ik zal hem naar zijn eigen buis op Strathmore Hall dra gen en hij snelde voort met het bewustelooze kind in zijn armen. Daar kwam een tijd van ontzettende duisternis cu spanning. De engel des dood was zeer nabij, de bedien den sloopen onhoorbaar door 't huis met angst op het gelaat en droefheid in het hart, waut de erfgenaam van Staathmore ging zeer ver in de doodsvallei. Ver steend, onbeweeglijk hield een stilzwijgende gedaante de wacht bij zijn kind, en wie zal zeggen hoeveel zijn hart in die moeielijke dagen doorstond. Het is middernacht de crisis allen verbei den de laatste groote verandering, Mr. Harold zit daar steeds als versteend van smart te wachten. Het ru8telooze blonde hoofdje ligt nu stil. (Wordt vervolgd.^

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1912 | | pagina 1