Een Greep uit het Leven.
WEEKBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN.
de Jaargang.
VRIJDAG, Augustus 1912.
No. 10*
VERSCHIJNT ELKEN VRIJDAG.
Abonnementsprijs f 0.25
per 3 maanden
UITGEVER:
CORN. J. BOSKER, WIERINGEN.
ADVERTENTIEN:
van 1-5 regelsf 0.30
Iedere regel meer0.06
WIERINGER COURANT
WIERINGEN.
Maandag werd voor rekening van den
heer A. Kooij te Noordburen, alhier ten hui
ze van den heer M. de Haan publiek aan
besteed, het verbouwen van zijn boerderij.
Ingekomen waren 4 biljetten van de vol
gende heeren: 1. N. J. Poel voor f1600.
2. G. Timmerman voor f 1580. 3 Th. Boer-
sen voor f 1565 en 4 J. C. Klein voor f 1500.
Gunning aangehouden.
DE OOGST EN DE REGEN.
Naar aanleiding van de verontrustende be
richten uit het buitenland omtrent het mis
lukken \an den oogst, heeft het Hbld. geïn
formeerd naar den stand der gewassen in
ons land.
Prof. dr. J. Ritzema Bos, de directeur van
het Phytopathologisch Instituut te Wagenin-
gen, deelde op verzoek telephonisch het vol
gende mede aan het blad
F F U I i; L Fo
NOVELLE aan W. R. W1LHELMI.
2.
Men zwendelde de menschen mijnen voor,
goudmijnen, van wier niet-bestaan hij over
tuigd was. De zetel van dit fraaie gezelschap
was te Lima, en om het gebroed den kop
te vertreden, was hij bereid, de reis naar
Peru te ondernemen.
Ik ga met u riep ik uit en deel het gevaar
met u.
Bravo, luidde zijn antwoord, dat is gespro
ken zooals een man betaamt. Morgen ga ik
op reis.
En morgen ben ik ter uwer beschikking,
merkte ik op.
Wij begaven ons op reis en kwamen heel
huids en gezond, ja zonder de kleinste bij
zonderheid te hebben ondervonden, te Lima
aan. Ook hier scheen alles kalm te zullen
afloopen; want dat gezelschap schurken stoof
bijna op hetzelfde oogenblik, toen wij aan
wal kwamen, uit elkander. Nochthans werd
leeds door het doel onzer reis de aandacht
der kooplieden van Lima op ons gevestigd.
Zoo kwam ik in hel huis van Diego de
Castranos. Diego was niet alleen rijk in schat
ten; hij bezat ook twee dochters, zoo schoon
als alleen creolen zijn.
Mercedes en Clara heetten ze, en zoodra
ik ze zag, begon mijn bloed in werking te
komen. Meer volkomen schepselen heeft de
aarde niet gezien. Neus, mond en kin sche
nen strijd te voeren, om de schoonheid nog
Over het algemeen kan het weder van de
laatste dagen zeer zeker nog een nadeeligen
invloed op den oogst oefenen. Alleen de kool
gewassen loopen vooreerst geen gevaar. Juist
ten gevolge van den regen groeien deze als
kool.
Voor bieten en knolrapen wordt het gevaar
lijk omdat deze niet bestand zijn tegen een
koude en natte bodem. In de gegeven om
standigheden hangt echter veel af van de
ligging van den grond eu de afwatering. In
dien het weder spoedig verandert, kunnen
deze producten nog wel meevallen.
Voor de aardappelen die nog in den grond
zitten is de toestand gevaarlijk. Door Ce dro
ge warmte van den voorzomer zijn deze wel
iswaar klein gebleven, doch ze zijn uitge
groeid. Bij dezen regenval schieten de knop
pen dan uit en verwekken nieuwe knollen
die groeien ten kosten vau den aardappel.
meer te volmaken. Hand en voet waren klein
en fraai gevormd.
William Woolstone was de halve wereld
dooigereisd, maar hij verklaarde mij,dat hij
tot dusver zulke volkomene schepselen nim
mer gezien had, daar zich toch aan haar
schoonheid bevalligheid paarde, beschaafde
manieren gehuwd waren aan geestigheid.
Datzelfde gevoelde ook ik, en op zekeren
dag verschenen wij bij den vader, om hem
te verzoeken, ons zijne dochters te willen
geven.
Senores, luidde zijn antwoord, ik heb ge
legenheid gehad u gade te slaan en moet u
bekennen, dat gij mij als schoonzoons wel
kom zult zijn, als mijne dochters niet neen
zeggen.
Dat dit niet het geval zou zijn, wisten wij,
en dien ten gevolge waren wij spoedig
verloofd en gehuwd. Wij brachten de witte
broodsweken in het oogestoordst geluk op ee-
ne villa van don Die^o door.
Het werd gestoord door de tijding, dat
mijn vader ziek was en mijne aanwezigheid
in mijn geboorteplaats zonder uitstel noodig
achtte. Toen ik dit aan Mercedes mededeel
de, zeide zij: dan leer ik uw vaderland^ uw
Nederland ook kennen.
Wilt gij mij vergezellen? vroeg ik.
Tot aan het einde der wereld/.riep zij en
wierp zich aan mijne borst.
Maar gij zult uw vader niet zoo spoedig
weerzien, voerde ik aan.
De vrouw zal den man volgen, antwoord
de zij met hartelijke liefde.
Toen ik William W'oolstonj^ mededeelde,
dat Mercedes en ik naar Europa zouden gaan,
stelde hij voor. eerst nog samen den Chim-
borasso te beklimmen. Ik betuigde hem mijn
Van de haver die nog te velde staat, zal
weinig terechtaomen.
Ook aangaande het ooftgewas deelde prof.
Bos ons als zijn meening mede, dat de regen
nog zeer veel nadeel kan brengen en reeds
gebracht heeft,
WIERINGEN.
Uitslag aanbesteding op Vrijdag 1.1.
Onderhoud gebouwen Quarantaine.
C. Kroon 1125, G- Timmerman 1127, N. Poel
1135, H. Wijker Helder 1138, Th. Boersen
1140, J. Klein 1155.
Gunning aangehouden.
Wieringen. Uitslag aanbesteding op
Vrijdag 1.1. van een te bouwen woonhius
voor den heer H. G. RUMP.
N. J. Poel f 1760. Th. Boersen
f 1810. J. Klein f 1815.
G. Timmerman f 1846.
Gegund aan laagsten inschrijver.
ingenomenheid daarmede en onze vrouwen
die het waagstuk niet ons ondernemen wil
den, niet minder.
William schudde het hoofd en sprak van
de vermoeienissenmaar onze vrouwen wa
ren er toe besloten, en wij dienden ons dus
te schikken.
De voorbereidende maatregelen waren spoe
dig genomen, en wij aanvaardden vroolijtt
schertsend de nootlottige, rreeselijke reis.
Onze muildieren draafden flink voort, zoo
dat wij spoedig den voet van het Zuid-A-
merikaansche reuzengebergte bereikt had
den. Ik reed achter Woolstone, die met on
ze Indiaansche gidsen aan het hoofd van den
stoet trok, naast de vrouwen. Het gesprek
wilde volstrekt niet vlotten, ieder gevoelde
de verzengende hitte van den naderende
middag. Misschien was het ook 't voorge
voel van een ontzettende gebeurtenis, een
vreeselijk ongeluk, dat ons bedreigde.
Plotseling bleef het muildier vau Wool
stone staan, en bijna op hetzelfde oogenblik
gevoelde ik, dat het mijne onder mij, als
door een koortsachtige huivering bevangen,
begon te beveu. Ik richtte mij in den zadel
op, om naar de oorzaak te vernemen, en ik
bemêrktè op een rots tusschen weelderige
slingerplanten twee vreeselijke, gloeiende oo-
gen. IJlings had ik de buks van den schou
der gerukt.
Een tijger! een jaguar! klonk het uit den
mond der Indianen.
Daar kraakte een schot uit William's buks.
Een woest gebrul van den Zuid-Ameri-
kaanschen tijger was het antwoord. In het
eerstvolgend oogenblik had hij zich op den
aanvaller geworpen, die hem te vergeefs het
afgeschoten geweer toehield. (Wordt vei volgd.)