Een Greep uit het Leven.
WEEKBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN.
r u l i; Ia i: t «i
3e Jaargang.
VRIJDAG, 4 October 1912.
No. 114.
WIERINGER COURANT
VERSCHIJNT ELKEN VRIJDAG.
Abonnementsprijs f 0.25
per 3 maanden
UITGEVER:
CORN. J. BOSKER, WIERINGEN.
ADVERTENTIEN:
van 1-5 regelsf 0.30
Iedere regel meer0.06
KORTE BERICHTEN.
IN Pbiladelphia is een kwestie gerezen
tusschen doctoren en eigenaren van zaken
in tricotarliKelen. De uiedici wijzen er op, dat
nauwsluitendetricotkleeren de bloedcirculatie
belemmeren en daardoor schadelijk zijn voor
de gezondheid. Eenige sterfgevallen zijn er
reeds het geiolg van.
Na afloop van een rechtzitting, te Mos-
ciano zijn twee op elkaar vijandelijke familie's
slaags geraakt. Drie man werden doodge
schoten, terwijl er één zwaar gewond werd.
Een inbreker die 20 jaai in de gevan
genis heeft doorgebracht en de laatste drie
in armoedige omstandigheden leefde, is te
Brussel overleden. Hij laat f 125.000 na.
Bij de overbrenging van een arrestant
van Ettlingen naar Freiburg heeft deze zijn
begeleider overgehaald mee uit te gaan.
Stomdronken arriveerden ze in het liius
NOVELLE aan W. R. W1LHELMI.
7.
Zoo, zoo. Nu, dan recommandeer ik me.
De oude man gaf nogmaals vluchtig zijne
oogen den kost, maakt vervolgens een diepe
buiging en gaat de kamer uit.
Op den overloop zet hij een ouden en sme-
rigen hoed, die volkomen bij zijne kleeding
past, op het grijze hoofd. Daarop, men kan
het op zijn gezicht lezen, begint hij na te
denken.
Hoe heb ik het nu? merkt hij halfluide
binnensmonds op, Marie Groenewoud 0 De
naam Groenewoud komt mij heel bekend voor.
Laat ik eens nakijken. Hij haalt een oud,
groot, zilveren horloge voor den dag en kijkt
er even op. Kom, ik heb nog tijd, veel tijd.
Laat ons eens kijken, of ik binnen niet wat
vinden kan.
Hij doet zijn kameideur open en treedt
binnen.
Grooter onderscheid dan tusschen dit ver
trek en dat van de naaister kan men zich
nauwelijks voorstellen. Hier aanschouwt men
de armoede als een grijnzend Medusa-hootd,
dat zich hier brutaal neerlegt, zijn afschu
welijke ellende ten toon stelt en er mede
coquetteert.
Zoo ziet het er bij den bejaarden kopiist
uit; even slordig en armoedig als zijn klee
ding is ook zijn kamei armoedig en bekla
genswaard. Daar staat een krib, waarop een
niet-geschudde stroozak ligt, daar overheen
van bewaring, waar ze wezen moesten.
Gisteren kwam bij de Kapelsbrug te
's Gravenhage een zwaar beladen vrachtwa
gen van het Spui aanrijden, toen van de an
dere zijde een man naderde met een hand
kar, waarin een 6-jarig knaapje, wonende
in het Achterom, zat. De kar wipte en het
knaapje rolde er uit. Het kind kwam vóór
een der wielen van den vrachtwagen en werd
daardoor over het hoofd gereden. De dood
trad onmiddelijk in.
De penningmeester van de vrouwen
vereeniging van het Roode Kruis te Mün-
chen, een luitenant van aanzienlijke fami
lie, heeft ten nadeele van genoemde veree
niging 70.000 mark verduisterd.
In Australië is een wet aangenomen,
die een premie van f62.50 op ieder nieuw
geborene stelt. Voor inboorlingen en de A-
ziatische bevolking geldt de wet niet.
een laken, dat grauw van kleur is, en een
deken, dien de motten hebben doorgevreten.
Een groote, vierkante tafel staat midden
in de kamer, en daarop een kaars in een
steenen bierkruik. Daarnaast bevindt zich
een groote inktpot en schrijfgereedschap,
't overschot van het vorig avondeten, een
stuk spek en brood, en de rest van het ont
bijt, een zakje met koffie, dat recht overeind
staat in een kopje, waaraan het oor ontbreekt,
een karaf met water en een glas.
Drie stoelen en een tafel, een koffer, oud
en groot model, maken het overige ameu
blement van deze dakkamer uit, teuzij men
er nog een versleten valies wil bijvoegen,
dat onder de krib ligt, en dat de oude man
nu voor den dag haalt, nadat hij zorgvul
dig de deur achter zich gesloten heeft.
Hij maakt het valies open en haalt uit den
inhoud, die waarschijnlijk niemand lust zou
hebben, nader te onderzoeken, twee notitie
boeken voor den dag, die voor dat in zijn
borstzak in vuiligheid niet onderdoen, maar
het in ouderdom ver overtreffen en blijken
door 't lezen versleten te zijn.
Hij bladert in de boeken. Plotseling rijst
hij uit zijn gehurkte houding op, hij heeft
gevonden, wat hij zocht.
Groenewoud, luidt het in zijn alleenpraak,
daar staat het 't zou mij niet behoeven te
verwonderen, als ik dien naam verge
ten had.
Ja, ja, mompelt hij, 't is, alsof er een dich
te sluier over hangt; ik vind niets. Ik heb
hem geld geleend, en eindelijk was hij op.
De domkop ging naar Amerika en toch heeft
men ons ten volle uitbetaald.
Hij lachte op heel eigenaardige wijze; ver-,
volgens stond hij op en greep den hoed.
In de Doopsgezinde kerk te Hollum op
Ameland wordt, als de predikant op reis is,
gepreekt door den gemeente-veldwachter.
Een arbeider te Oud-Pekela verloor voor
zijn patroon een bankbiljet van f200. Eene
weduwe vond het bedrag en stelde het den
eigenaar weer ter hand, die hare eerlijkheid
beloonde met f25.
De kantoorbediende te Haarlem, die eer
lijk een gevonden portefeuille met f340 aan
het politie-bureau deponeerde en daarvoor
beloond werd door den verliezer met een
mooie betrekking aan de Amsterdamsche
Beurs, ontving Zondag ook nog van hem een
mooi reinontoirhorloge.
Een man, die op de kermis te Winscho
ten eenige malen in de „huishouding van
Jan Steen" had gegooid, nam thuisgekomen
drie turven en wierp die door de kamer,
zoodat de spiegel, de lamp en de koffiekan
in scherven vloog.
Het is tijd Hij legde de notitieboeken
weder op hun plaats, schoof het valies onder
de krib en maakte een beweging, die van
onvoldaanheid getuigde.
Wat is men toch mal! ging hij in zijn
alleenspraak voort. Daar verknoeit men den
kostelijken tijd, en ten slotte heeft de naai
ster met Groenewoud, den bankroetier, vol
strekt niets te maken. VooruitLaten we 't
verzuimde inhalen. Hij verliet zijn kamer en
liep haastig de vier trappen af.
Beneden aan de huisdeur stond de huis
heer, een kleine kroeghouder, in blauwe
hemdsmouwen en met een blauw boezelaar
voor. Hij had juist zoo op 'r oogenblik bij
zich zelve-voor huisknecht gespeeld, dat bleek
uit den bezem, dien hij in de hand had.
Toen Ferdinand Gans hem voorbijging, nam
hij diep zijn hoed af en weuschte den ander
goeden morgen. De kroogbouder knikte wel
willend,
't Moet met den kerel slecht gaan, mom
pelde hij.
Marie Groenewoud spookte nog altoos door
het brein van haar buurman, toen deze reeds
twee straten achter zich had dat bleek uit
de woorden, die hij half binnensmonds zich
zelf toevoegde: Zij is een aardige meid.
Zou ik er dan professor opmerkzaam op ma
ken 't Kan geen kwaad. Ze heeft
wel is waar een vrijer. Maar gekheid, Dat
heeft ze voor de leus. Ten slotte worden er
een paar goudstukken geofferd, en ik waag
er niets bij. Hij wreef zich zielsverge
noegd de handen.
Waarom de heer Jeremias Vroomhof deD
titel van professor gekregen had, kon moei
lijk beslist worden.
(Wordt vervolgd.)