WEEKBLAD VOOR W1ERJNGEN EN OMSTREKEN.
TABAK VAN J. R. KEUSS
8e jaargang.
Vrijdag 3 Au%fistus 1917.
No. 58.
ALKMAARSCHE
Overal verkrijgbaar.
J. J WAARIN OPGENOMEN „DE POLDERBODE." J
VERSCHIJNT ELKEN
DINSDAG en VRIJDAG
Abonnementsprijs
per 3 maanden f0.60.
UITGEVER:
CORN. J. BOSKE-R.WIERINGEN.
ADVERTENTIEN:
van 1-5 regeis f O.L O
Iedere regel meer0.06
GEMENGD NIEUWS.
Honderdduizend Zondagen achter ons
Men wil óns voorrekenen, dat de menschheid,
sedert het begin van Christelijke jaartelling, den
eerstvolgenden Zondag haar lOO.OOlsten Zondag
te genieten krijgt.
Het narekenen is ingewikkelder dan met op het
eerste gezicht wel zou meenen, In dit geval heb
ben wij ons niet vermoeid met een na-rekening,
laten we even aannemen, dat het er inderdaad
honderdduizend geweest zijn.
Honderdduizend Zondagen I Dagen van ontspan
ning; ook dagen van niets-doen en verveling.
Er bestaan lieden, voor wien de Zondag de
vreeselijkste dag van de heele week beteekent.
Anderen zijn er gelukkig mee vormen ze wel
de overgroote meerderheid der menschheid
en met blijdschap kijken ze uit naar den laatsten
dag der oude week, om, gesterkt door den Zon-
dagschen rustdag, met frissche krachten de nieu
we week aan te vangen.
O I eens te weten, hoe al die geslachten na ge
slachten hun Zondagen sleten, besteedden, ver
bruikten, aanwendden, heiligden
Laten het er wellicht een paar meer zijn, mis
schien een paar Zondagen minder dan op den kop
af 100.000; te zamen geteld hebben we daar toch
voor ons een ontzaglijke rustperiode, waarin de
menschheid op aarde weer op haar verhaal had
te komen na de oud-testamentische zes dagen van
arbeid.
Nemen we aan, dat aanstaanden Zondag de nieu
we honderdduizend reeks een aanvang neemt
dan dringt zich tegelijk de vraag op Hoe zullen
we in het komende tijdperk onze volgende hon
derdduizend Zondagen besteden Hsbl.
De reis door de vrije vaargeul
Van marnewege is men thans bezig, door het
leggen van lichtbruiboeien tusschen de lichtsche
pen, de vaart door de zeer smalle vaargeul wel
ke ons gelaten is, mogelijk te maken.
Om het den Nederl. gezagvoerders gemakkelijk
ker te maken om er voor te waken in de vaar
geul te blijven, besloot onzee Regeering om bui
ten de 4 lichtschepen nog 7 lichtbruiboeien te
plaatsen.
,,Dat zijn verouderde meening in, baas, zeide
Thomas B der weer, terwijl hij zijn draaibank
aanzette, „gij zijt in uw denkwijze niet met den
tot andere gedachten komen."
Johannes Timpe wist, dat zij'i meesterknecht
gaarne over dergelijke dinge spraA en dat hij
tijd meegegaan; maar gij zulï ook nog wel eens
dan nog niet gauw uitgepraat was. Daarom keer
de hij het venster den rug toe en ging naar huis
om zijn middagmaal te gebruiken.
Maar de knechts konden nog niet tot rusr. ko
men, Terwijl zij aanstalten maakten, om aan het
werk te gaan, werd het gesprek voortgezet.
Theobald Spiller, gewoonlijk Spillerich ge
noemd, geboortig uit een kleine stad in het ko
ninkrijk Saksen, was de grappemaker van de
werkplaats. Het was een klein, kogelrond man
netje met kortgeknipt haar en een baardeloos
gezicht, waarin de breede mond zelden stilstond.
Zelfs als hij aan het draaien was, vertelde hij zijn
grappen en wanneer de anderen er niet om lach
ten, dan gunde hij zich zelf dit genoegen. Hij had
dikwijls dwaze invallen, maar was overigens een
doodonschuldig mensch; alleen had hij de slechte
gewoonte, reeds des Dinsdags voorschot op zijn
loon te nemen, wat hij gewoonlijk iedere week
daij nog twee of driemaal herhaalde. Hij at na
melijk buitengewoon veel en had een rbijzondere
voorliefde voor extrafijne likeuren, waardoor hij
zich over de eenzaamheid van zijn vrijgezellenle-
ven trachtte te troosten.
Hij sloeg voor, een poging aan te wenden, om
Ferdinand Friedrich Urban te doen afzien van zijn
plan tot oprichting der fabriek, al was het maar
alleen om niet verstoken te worden van de gra
tis-concerten, die de nachtegalen des zomers te
beste gaven, welke goede gedachte door den Ber
fê] l 2
De boeiers zijn, van het noorden naar het zui
den genummerd van 1 tot 7, zoodat no. 7 het zui
delijkst ligt, benoorden het Haars-vuurschip.
Tot het Haaks-vuurschip is de vaart veilig daar
gelaten de kans om op een losgeslagen en afgedre
ven mijn te loopen, maar een behoorlijke uitkijk
kan daartegen vrij wel afdoende waken.
Het betreft een totaal aan afstanden van het
vuurschip. Haaks tot 't vuurschip Doggersbank
Noord, van 185.5 mijl, dat wil dus zeggen een
vaartijd van ruim 18 uur.
Een schip, dat 's morgens 4 uur 't vuurschip
Haaks passeert, zal dus 'savonds om 10 uur Dog
gersbank Noord bereiken, dat is in dezen tijd van
het jaar dus nog nauwelijks bij daglicht.
Maar de dagen worden allengs korter en daar
het toch wel zeer wenschelijk is bij daglicht de
geul. te bevaren, zal het zeer wel mogelijk zijn
dat, wanneer het jaargetijde vordert, de schepen,
twee of drie dagen over de vaargeul moeten doen
dara zij telkens ten anker zullen moeten gaan als
zij niet precies op tijd de eerstvolgende boeien of
vuurschepen verkenen.
Ook is de kans op aanvaring in zoo'n smalle
geul heel wat grooter dan in normale zee.
Maar de vaart is mogelijk en zal dan ook ze
ker ondernomen worden als men van Regeerings-
wege gereed, is met het leggen van de boeien e:.'
in verband daarmede het verbod tot uitvaren
wordt opgeheven.
Verhongerde Grieken.
Naar uit Bern bericht wcrdt, geven dé Grieksche
diplomaten die uit Bulgarije vertrokken waren
en zich naar Bern hadden begeven, nadat de be
trekkingen tusschen beide landen waren verbro
ken, treffende beschrijvingen van den ongelukki-
gen toestand der Griksche bewoners van het oos
te lijk deel van Macedonië Deze laatsten komen
van honger om, terwijl de minderheid der bevol
lijner bekrachtigd werd met een „dat klopt"
een gezegde, dat hij iederen dag ontelbare malen
wist te pas te brengen.
De meest verschillende plannen werden nu ge
maakt, die chter allen weer verworpen werden,
totdat eindelijk Theobald Spiller, bijgenaamd Spil
lerich, met een voor den dag kwaip, dat de alge-
meene goedkeuring wegdroeg. Hij zeide namelijk
dat men het gerucht moest verspreiden, dat de
geest van mevrouw Urban's eersten man in den
tuin ronddoolde, om zich tegen de voorgenomen
verwoesting te verzetten.
„Wanneer ge mij een lijkkleed bezorgt, er voor
zorgt, dat ik niet van hongr omkome en terstond
bij de hand zijt, wanneer ik soms om hulp mocht
roepen, dan zal ik dat zaakje wel klaren," zei
de de kleine Sakser, natuurlijk tot uitbundige
vreugde der anderen, terwijl hij de spaanders uit
zijn haar verwijderde.
Men zou deze plannen zeker nog lang en breed
uitgesponnen hebben, wanneer men niet door de
ramen der werkplaats Frans Timpe in het oog ge
kregen had. Wegens zijn trotsheid war er nie
mand in de werkplaats, die van hem hield. Hij
had de gewoonte, uit de hoogte op de knechts
neer te zien en hun groet nauwelijks te beant
woorden; wanneer hij daarentegen iets verlang
de, stond hij er op, dat zijn wenscnen onmiddel
lijk vervuld werden. Wanneer hij hoorde, op welk
een vriendelijken toon baas Timpe met zijn werk
lieden omging, dan deed hem dat onaangenaam
aan. Het paste niet zoo kameraadschappelijk met
zijn werklieden om te gaan, zeide hij tegen zijn
vader, want het ergerde hem, dat hij niet zoo
gepresteerd werd, als hij wel wenschte. Alleen
tegenover Thomas Beier trad hij bescheiden op,
want hij had het niet vergeten, hoe deze hem
eens, toen hij nog op school ging, in ruil voor een
of ander onbeschaamdheid, een flinke oorvijg ge
geven had, iets, waaraan de grootvader nog lan
gen tijd daarna met voldoening dacht. Er was
toen tusschen den baas en den meesterknecht een
heftig tooneel voorgevallen, waarbij echter ten
slotte Johannes Timpe's gevoel voor recht ten gun
ste van zijn knecht de overwinning behaalde.
Wanneer de knechts den toekomstigen koopman
in het oog kregen en de dandy-achtige manieren
king, die uit Turken en Bulgaren bestaat, levens
middelen in overvloed ontvangt.
Genoemde diplomaten hebben juiste cijfers ver
sfrekt, volgens welke omstreeks 26.000 Grieken
reeds van honger zouden zijn gestorven; in de
stad Kavaila alleen zijn 6000 menschen op deze
wijze omgekomen, lot den 15en April van dit jaar.
Hout als koeienvoer
Men schrijft aan de „Rott."
Weer wat nieuws, en nietswaardig zoo denkt
misschien menigeen bij het lezen van dit opschrift
Doch wees niet al te vlug met uw oordeel, mijner
lezer. Wat ik wil aanbevelen is niet nieuw, maar
oud, en dat het nietswaardig zou zijn kan ik bij
ondervinding tegenspreken. Vóór vijftig jaar terug
werd in de Albiasserwaard veel hout aan de koei
en gevoerd. De fijne rijsjes van de knolstoven en
en wilgen worden door het vee graag gegeten,
en als het vee er wat aan gewend is, dan knab
belen zij niet alleen de fijne rijsjes op, maar stok
jes van de dikte van een pink vermalen zij tus
schen de kiezen. Nu is er veel wilgenhout in ons
land. Ik heb het oog op de uitstrektheid land dat
met grienthout bezet is; dat kan een massa vee-
vo.der voor den winter opleveren. Men moet be
ginnen met eerst de fijnere takjes te geven en
dan als laatste voer. /.oodat zc den ganschen dag
den tijd hebben om ze op te knabbelen. Gaande
weg nemen ze dikkere houtjes.
En hoe vaart het vee er bij Dat kan ik bij on
dervinding van jaren zeggen, en dan heb ik er
maar een woord voor uitmuntend.
Het bespaart aanmerkelijk vèel hooi en het vee
wcrdt er wel niet vet van integendeel, zij wor
den wat „houterig" maar perfect gezond en.,
sterk. Dat komt ook uit in de kalveren, die zij
werpen kleine, magere, gezonde, sterke kalve
ren krijgt men van koeien die veel hout gegeten
hebben tijdens de dracht.
zagen, die hij zich aangewend had, dan werd hij
het mikpunt hunner heimelijke spotternijen, die
hem zeker niet aangenaam zouden aangedaan heb
ben, wanneer hij ze gehoord had.
„In dien pronker kweekt de baas een roede
voor zijn oude dagen lang aan,was Thomas Bei
er gewoon te zeggen en hij herhauJe deze woor
den ook heden.
„Dat klopt," viel Frits Wiesel in. „Hij moest
maar eens veetien dagen lang aan de „bank" zijn
beenen lam trappen, dan zou hij wel tammer wor
den."
„Dat helpt alles niets," zeide de kleine Sakser.
„Hij moest vier weken lang in de winkelkast van
een kapper staan of in Castan's panopticum ko
men. Dan konden de menschen nog eens lachen,"
Dikwijls werden die opmerkingen zoo luide ge
wisseld, dat Frans Timpe er iets van kon opvan
gen. Hij verging dan van woede, maar zweeg toch,
omdat hij bang was, zich nog belachelijker te ma
ken; of hij sloeg den ouden weg in, zocht zijn va
der op en beschuldigde de knechts van luiheid.
Daardoor maakte hij zich nog meer gehaat bij de
mannen in de werkplaats. Hij troostt^ zich dan
met de toekomst, wanneer de plannen van zijn va
der werkelijkheid zouden geworden en hij daar
door in de gelegenheid zou zijn, over de knechts
den baas te spelen en zich voor de ondergane be
spottingen op hen te werken.... Hoe heerlijk was
dat vooruitzicht. De zaak zou bloeien en zich uit
breiden, hij zou zich in- de hoogte werken, evenals
Urban dit gedaan had; men zou hem patroon noe
men; een mooie, rijke vrouw zou hij wel vinden
en dan zou hij zich paard en rijtuig en een villa
aanschaffen, evenals mijnheer Ferdinand Fried
rich Urban bezat. En waarom zou hij het nog niet
verder brengen Menigeen was wel lid van de
kamer van koophandel geworden, die in zijn
jeugd evenals hij begonnen was
Het hoofd vol van deze droomen, waarmede
zich de voorstellingen van een leger van werklie
den, reusachtige schoorsteenen, groote brandkas
ten en hoopen geld verbonden, ontvluchtte hij
ook nu de nabijheid der knechts en begaf zich op
weg naar het kantoor.
Bureau Hippolytushoef, Wieringen
BijbureauC. Slikker Cz.
Kleine Sluis-Anna-Paulowna
Agentschap A. Keuris Gz.
Wieringerwaard
Wie omtrent een en ander nog in twijfel mocht
verkeeren, die informecre maar bij de oud boe
ren in de Albiasserwaard. Het is door den invoer
van krachtvoer uit het buitenland in onbruik ge
raakt.
Daarom maak ik er opmerkzaam op. Het kan,
als al het grienthout er voor gebruikt wordt, een
groote hooiuitwinning geven.
Oze turfvoorraad.
Dienaangaande bevat „Het Centrum" een op
zienbare mededeeling. Het blad n.l. de vraag ge
steld, of er niet meer profijt te trekken ware van
onze turfvoorraad. Van deskundige zijde kwam
daarop het volgende antwoord binnen
„Zeker veendistrict zou tweemaal zooveel turf
hebben kunnen opleveren als thans het geval is,
wanneer dat niet verhinderd ware door minis-
triëelen maatregel. De eerst gewonnen turf was
zeer vroeg droog en was die weggevoerd, dan
had nog een tweede „oogst" kunnen volgen. Maar
ze moest blijven staan en nu komt uil die betrek
kelijk kleine veenstreek 40 millioen stuks turf min
der dan het geval had kunnen wezen in dezen
mooien zomer
Nu zou zeker hij dubbele productie de prijs
zijn gedaald en dat ware wellicht geen voordeel
geweest voor de „bazen" maar het zou een voor
tfeel geweest zijn voor het publiek en voor ons
gcheele land.
De vraag rijst of de minister wel ingelicht
wordt door adviseurs, die geen belanghebbden
zijn."
Turf!
Ten einde aan de schaarschte van brandstof
fen eenigzins tegemoet te komen, wordt in de om
streken van Biielic in verschillende polders ge
graven naar veen, dat op eenige meters diepte
veel voorkomt. Ook op terrein aan den Rijks
straatweg van Brielle naar Hellcvoctsluis, heeft
men reeds stukken veen uitgegraven en in groo
te stukken tc drogen gezet.
Zeilongeluk I
Een ernstig ongeluk heeft te Harlingen plaats
gehad.
Twee zoons van den heer G. v. Drimmelen
scheepsbouwmeester aldaar, waren met een logé
uit Rotterdam uit zeilen op zee. Bij den Pollendam
VIERDE HOOFDSTUK.
Den volgenden dag 's morgens het was juist
in het schaftuur en de knechts gebruikten hun ont
bijt varnam men plotseling aan de andere zij
de van den muur luide hamerslagen. Daarop hoor
de men sleenen en kalk rollen en luid spreken.
Men scheen iets op te meten en daarover van ge
dachten te wisselen. De aandacht der knechts
werd daardoor geirokken, en Thomas Beier zei
de al tot Johannes Timpe, die juist in de werk
plaats kwam
„Hoor eens aan, baas, ze beginnen daarginds al
te bouwen, Urban schijnt haast te hebben."
De baas was evenzeer verrast als zijn knechts.
Dat ging inderdaad met stoom, wanneer Beier ge
lijk had. Timpe ging naar buiten in den tuin, om
its van hel gesprek op te vangen en van nabij ga
de te slaan, wat er gebeurde. De slagen waren te
gen den muur gericht. Na verloop van een kwar
tier zag hij een steen er van zich bewegen; de
punt van een breekijzer werd zichtbaar. Het duur
de niet lang of er ontstond een opening, en na
verloop van nog een kwartier was deze zoo groot,
dat men het gebaarde gezicht van een metselaar
er door heen kon zien. De man keek nieuwsgie
rig door het gat en knikte den baas toe. Daarop
volgde weer slag op slag en verdween steen na
steen; er werd een opening tot aan den grond toe
gemaakt, tot dat zij eindelijk zoo groot was. dat
een mensch er in gebukte houding gemakkelijk
doorheen kon.
Baas Timpe wilde aan den metselaar zijn onge
noegen over de kalk en het puin, dat op zijn
bloembedden gevallen was, te kennen geven, toen
hem door de opening een luide stem tcgenklonk
„Goeden dag. mijn beste mijnheer Timpe Dus
hier woont gij
En mijn heer Ferdinand Friedrich Urban, een
klein, mager man met een smal, gladgeschoren ge
zicht, op welks langen, spitsen neus een bril
troonde, vertoonde zich aan de verbaasde blik
ken van onzen draaiersbaas.
(Wordt vervolgd