Hei gestolen Kind. l8e Jaargang- Dinsdag 15 Maart 1927. Mo. 21. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WIERINGEN EÉC OMSTREKEN pmWIERINGER coura VERSCHIJNT ELKEN ADVERTENTISN: JOHN J. BOSKER, WIERINGEN DINSDAG en VRIJDAG. Van 15 regela 0.50. UITGEVER ABONNEMENTSPRIJS per 3 maanden 1.— Iedere regel meer 0.10. BUREAU Hippolytushoei WierinfMU Telef. Intercomm. No. 19. MODE. EENVOUDIG ONDERGOED voor de Kleintjes. liet begint nu al weer langzamerhand 'tijd le v. orden om aan het zomerondergoed voor de kleintjes te beginnen. Weliswaar dragen zij nog geen dunne jurkjes, maar als men in de omstan digheid verkeerd van die jurkjes ook zelf te moe ten maken is het verstandig om hei ondergoed nu vast te bekijken. Anders krijgt men zoo alles tegelijk. Men kan dikwijls ook nog heel aardig ie&t van verleden jaar veranderen kleine kinderen zijn gauw gekleed. En ook heel dikwijls kan iets van het grootere zusje voor de jiongsjte worden ge bruikt. Een heel goed patroontje is dat van de combi- naition No. 1294, welke teekening duidelijk laat zien hoe aardig het broekje afgewerkt is. De stof. bestaat bestaat b.v. uil fuine batist. De sluiting geschiedt op de schouders knoop en knoopgaat- jes„ terwijl het broekje op den rug gesloten wordt De zoomen zijn alle met de hand afgewerkt. Voor een kind van 3 a 4 jaar zal men 3/4 Meter stof van 95 centimeter breedte noodig hebben. Een patroon is verkrijgbaar a 55 cents onder opgave van no. 1294. Nog een ander ontwerp je van een coimhination geven wij op de andere teekening. Hier wordt de chemise en het broekje afzonderlijk gesneden en worden zij met knoopen in de .taille aan elkaar gezet. Wit linnen of fijn katoen dient hier als stof, .terwijl voor de afwerking kant wordt, ge bruikt. Voor het maken zal men ongeveer 1 1/2 Meter stof van 95 centimeter breedte noodig hebben. Een patroon is verkrijgbaar a 55 cents onder No. 1293 voor kinderen van 4 tot 6 jaar aan hef Bureau van dit blad. Kosten 55 cents. ALGEMEEN HOOFDARTIKEL. Binnenland. Ontegenzeggelijk mogen wij in de ze dagen wel aannemen, dat de belangstelling van het geheele land met al zijn lagen der bevol king, uitgaat naar de vergaderingen van de eer ste kamer der Staten Generaal. Maar hoogst zel den bespreekt men daar onderwerpen waarin FEUILLETON. J LL. U, No. 25. Martha was spoedig bij de brug, waar Pieter Quinn in het rijtuig zat te wachten. Een onheil spellend glimlachje verscheen om zijn saamge- t' okken lippen, toen hij zag, dat zij het kind niet in baar armen medegebracht had. Hij begreep, dal zijn toeleg gelukt was. -- Goed, heel goed, mompelde hij, toen hij het pakje aannam, ik zal niet voor hedenavond te rugkomen gij zult theezetten, en dan veedor, laat eens zien Er is koud vleesch in huis, viel Martha. di° ian Fanny dacht, hem ongeduldig in de rede De oude man nam na eenige aarzeling een be sluit in de gewichtige kwestie van het avondmaal en zijn kleindochter ging. Zij was nog geen honderd schreden ver of Pie ter Quinn riep haar weder terug. Hij had nog de een of andere kleine bijzonderheid vergeten Ga nu, sprak hij eindelijk, ik heb u n'ot meer noodig. Zij werd bang zonder een woord 13t afscheid liep zij terug naar het huis, waar uit men haar op zoo sluwe wijze had weten te verwijderen. Het kind was verdwenen. Zij zocht overal het geheele huis was ledig. Zij riep het kind bij de teederste namen, nie mand antwoordde, alles bleef stil, behalve haar haar hart, dat hoorbaar klopte. Monster riep zij uit en viel snikkend op een stoel neer. Ik had slechts één vreugde hier op aarde, en die ontneemt hij mij Dwaze, die ik was toen ik mijn scha.t een ©ogenblik verliet. Ver loren, verloren, vcor altijd verloren. Men had mij ook nog gezegd dat ik snel moest handelen. Han delen bc-haalde zij, en stond bleek en vastbe raden van haar stoel op. Ja, ik zal handelen om te vvecnen, zal ik nog jaren lang den tijd hebben De tranen droogden onmiddellijk in haar oo- gen. Haar blik werd koud en strak. Zij sloot zore vuldig de straatdeur daarop begaf zij zich 'naar ons volk zooveel belang stelt als in het onderha vige verdrag met België. Wel niemand is er, zelfs de nverschilligste niet), die nu niet telkens tracht iets te weten te komen van de redevoeringen, wel ke onze vertegenwoordigers de een na den ander houden. En van waar deze spanning Is het -omdat volgens sommige de overgroote meerderheid van ons volk tegen het verdrag is of is het, omdat volgens andere er juist een meer derheid voor het verdrag is, een meerderheid echter, die zich in het publiek niet uitspreekt. Zeker is het, dat niemand in staat is te voorspel len wat er met het verdrag gebeuren zal Zelfs in de kringen der kamerleden zelf, weet men niet hoe de uitslag zal zijn. Er zijn vele felle tegen standers, maar.er zijn even zoo felle voor standers. Het zou alleen zeer te betreuren zijn en dat ziet men algemeen wel in als het Ver drag door de Eerste Kamer zou worden aange nomen met een evengering stemmenverschil als in de Tweede Kamer. Want een dergelijke uitslag toch, brengt duidelijk aan het licht, dat dan de eene helft van ons volk moet zwichten vóór den wil van de andere helft. En nu kan men wel zeg gen, dat het zoo altijd gaatde meesfe sfemmen gelden, maar indien bij een zoo belangrijke be slissing de meerderheid slechts uit een of twee stemmen bestaat., gevoelt men toch, dat" deze re deneering wel eens iets onbillijks heeft. Er zijn inderdaad zeer vele stemmen tegen het verdrag opgegaan. Blijkens de reeds gehouden redevoeringen echter, wil het ons voorkomen, dat er verschillende kamerleden zijn, die al hoewel feitelijk voorstanders van het verdrag zijn toch tegen zullen stemmen, omdat zij aan een aanneming met een te kleine meerderheid niet willen meewerken. Dit standpunt is bereids uiieengezet en oppervlakkig beschouwd zou men daarop kunnen vragen, of dan niet juist door dit soort van tegenstemmen de helft' voorsfan dors uit ons volk op even onbillijke wijze moet zwichten voor de helft tegenstanders. Maar dit is niet juist. Immers iedereen erkent of moet erken nen, dat de voordeelen voor ons land voortsprui tende uit het verdrag niet bijzonder groot zijn en daarom gaat. het bij de voorstanders niet, Inte gendeel zelfs, zij erkennen veelmeer, dat hetgeen België vraagt billijk is. Hieruit volgt dus, dat bij een eventueele verwerping van het verdrag, de ■ilsdan teleurgestelde voorstanders niet veel ver liezen, terwijl bij event. aanneming de tegenstan ders zich wel degelijk ten zeerste benadeeld zou den achten en althans het verdrag als oneervol voor Holland zouden blijven betitelen. Vandaar dus, dat de mogelijkheid niet is uitge sloten, dat enkele voorstanders tegen zullen stemmen. Zij zullen immers gaarne België eeni ge voordeelen gunnen, maar tenslotte willen zij toch ook niet de helft van onze bevolking bena- deelen. Dat deze gedachtengang bij vele kamer leden voorzit en ook bij vele toonaangevende fi guren uit den lande, blijkt wel uit het feit, dat van de zijde der voorstanders zoo goed als geen strijd vóór het behoud van het verdrag gevoerd is. Maar wat niet is kan nog komen en dat er met natne in de vergaderzaal op het Binnenhof v el het een en ander komen zal, begrijpt een ie der. Zuiver nationaal gesproken is het tenslotte zeer te betreuren, dat er over dit verdrag zooveel verdeeldheid onder ons volk heerscht. Het is te hopen dat wij in de .toekomst het nief meer zul len moeten zien, dat zooveel eminente Nederlan ders tegenover elkaar staan. PROVINCIAAL NIEUWS- het kantoor, lichtte een plank uit den vloer op. maakte zich meester van den sleutel van het ka binet en van een soort van register, waarin Quin gewoon was de sommen op te schrijven, die hij zich voor zijn bemoeiingen in de zaken, waarme de hij zich in liet, deed betalen. Als ik wil kan ik hem laten ophangen, mom* oei de zij, nadat zij eenige bladzijden doorgelezen had. Hij zal mij mijn schat teruggeven of ik. O, mijn hemel ging zij sidderend voorit, tot welke vreeselijke daden zetten ons onze hartstochten niet aan Zij doorzocht elke lade van de oude kast. Zij vond er kwitanties, briefjes en verbintenissen welker vernietiging menig hart van vreugde zou hebben doen kloppen. Ze voelde een bijna onweerstaanbare verzoe king lom het horloge en het papier weg te nemen, dat betrekking had op de geboorte van Fanny maar zij bedacht nog intijds, dat zooiets haar in de macht van Pieter Quinn zou brengen. Toen zij de kast weder dicht sloot, meende zij op te merken, dat een van de paneelen dikker was dan de andere en na lang zoeken vond zij een ge heime bergplaats, die kunstig in de dikte van het hout was aangebracht. Die bergplaats bevatte papieren van de hand van Pieter Quinn met dit opschriftOm na mijn dood verbrand te worden. Een van die papieren was een brief van zijn zoon, die hem smeekte om jegens zijn weduwe en zijn kind eerlijk en rechtvaardig te handelen. Eerlijk en rechtvaardig, herhaalde Martha. Men zou evengoed het lam aan de genade van den wolf kunnen aanbevelen. Zijn eigen zoon. Het tweede papier was een stuk van vrij wat meer belang het testement harer moeder, die haar dochter aan de voogdijschap van haar broe der Gabriël Mendez, een Spaanschen koopman in de City toevertrouwde. Dit testament bevatfe een zonderling arti.o l waarbij de geefster bepaalde, dat ""haar dochter, zoodra zij den ouderdom van een-en-twintig jaar bereikt zou hebben, van den koning machtiging te vragen om den naam van Quinn in diein van Mendez te veranderen. 't Zou onmogelijk zijn de verschillende gewaar- v ordingen te beschrijven, die Martha ondervond bij het lezen en herlezen der bewijzen van de schuld haars grootvaders. Eindelijk begreep zij, EEN SENSATIONEELE RAADSZITTING. De raad der gemeente GROOTEBROEK verga derde j.I. Woensdagavond. Het volgende gedeel te van het verslag dezer zitting nemen wij over uit „Nieuwsbl. voor West Friesland." Ingekomen is een uitvoerig rapport van de wer keloosheidscommissie, waarin een overzicht wordt gegeven van hetgeen met betrekking lot de werkeloosheidsbestrijding is geschied. In dl-. rappor,t worden verschillende beschuldigingen geuit aan het adres van het Raadslid Neuvel, die zich inmiddels uit de commissie heeft terugge trokken. De heer Neuvel wekte voor het publiek don indruk, alsof hij degene was, die in tegenstel ling met de andere leden, het belang van de ar beiders op het oog had, zoodat de arbeidende be volking een antipathie kreeg tegen de commissie den heer Neuvel uitgezonderd. Zijn geheele pose is valsch geweest ter eigener verheerlijking. Er worden in het rapport feiten genoemd, waardoor samenwerking niet meer mogelijk was. De heer Neuvel nam toen ontslag, omdat hij zooals hij schreef niet meer de dupe wilde zijn van onge motiveerde beschuldigingen en allerlei kletspraat Nader is nog ingekomen een schrijven van den voorzitter van St. Deus Dedit, waarbij in hef bij zonder aan den heer Neuvel een woord van hul de wordt gebracht voor zijn christelijke opvat ting van het werkeloosheidsvraagstuk. Voorzitter, die zijn groot© verwondering uit spreekt over dit laatste schrijven, zal den heer Neuvel van antwoord dienen op het laatste toe gezonden pamfleit, datl niet anders dan als een grove beleediging kan zijn bedoeld. Iemand als u aldus voorzitter kan mij niet beleedigen, daar jmoet ik andere menschen voor hebben. Ik «vil van u ook geen excuses meer hooren. Ik hoop dat dit «ook goed toït u dóórdringt. Slechts één verwijt wil ik van den Raad en van de gemeente accepteeren en wel dit: dat ik u zoolang gespaard heb. Vandaag zal spr. daar echter een eind aan maken, door in het openbaar enkele gedeelten te citeeren uit de door den heer Neuvel toegezon den pamfletten, waarin hij o.m. tot den burge - meester schrijft„Denkt u, dat ik nog langer, het mikpunt wil zijn van uw walgelijke lasterpraat jes Ik walg er van met u tegenwoordig te zijn." Spr. wordt er van beschuldigd, dat hij den heer Neuvel voor het publiek steeds naar beneden heeft gehaald, doch juist het tegendeel is waar achter dat obscuur gedoe heeft spr. nog altijd een betere bedoeling willen zoeken en ook heeft hij in het hóógste college een ordelijke werkwijze willen houden, 'n Paar jaar geleden had spr. den heer Neuvel reeds naar beneden kunnen halen, doch hij heeft dit niet gedaan en zelfs in de nieuwjaarsrede den wensch nog geuit, dat hij na de verkiezingen alle leden' weer terug zou mogen zien. Het spijt hem, dat te hebben gezegd, en fen aanzien van den heer Neuvel trekt hij deze woor den dan ook in. Mede betreurt spr. den heer Neu vel laatst nog te hebben aangezocht zitting te ne men in een comité van vooraanstaande burgers, ïn het toegezonden schrijven staat o.m. als oor logsverklaring „denkt om uw prestige, want ik heb een groot deel der burgerij achter mij." En dit was niet het eerste heleedigende schrijven de maat loopt werkelijk over. Zoo b.v. over de samenstelling der stembureaux, waar de heer Neuvel gepasseerd is en daar een persoonlijkheid achter gaat zoeken, die er niet is geweest en dan zii wrok uit door te wijzen op „de hooge rekenin gen voor de massa-verorberingen der sltembu- reaux." Deze brief had spr. nog onder zich gehouden, als laatste goede daad, aan den serie heeft hij er, in momenten van woede wel eenige verbrand, maar gelukkig toch ook het een en ander be waard, zooals een schrijven inzake de plechtige opening der vier ambachtswoningen. De heer Neuvel was hiervan tegenstander en zou dan ook niet aanwezig zijn. Hij schreef „Laat het aan wezige kapitaal benevens het intellect maar voor de noodige luiim zorgen." Tegen het beter weten in heeft de heer Neuvel praatjes rondgestrooid, dat de gemeente door deze woningbouw zou wór den gedupeerd. Uit tal van brieven citent voorzitier insinua ties van het minste allooi, zooals „Modderen in scheerwinkels en kroegen doe ik niet en dit duld ik ook niet van ambtenaren, wiens dagelijksch taktiek dit is." Het wemeli van woorden als .zwijnderij", liegerij", „lastercampagne", enz. Indertijd bij de schoolgeld en belastingkwestie zijn de inspecteurs en de burgemeester maar voor lasteraars uitgemaakt, doch later moest de heer Neuvel deze beschuldigingen weer intrekken, zoo laf mogelijk De heer Neuvel Da's niet waar W©th. Hofland Kan het nog erger Voorz. leest het schrijven van Neuvel voor, v aarbij deze zijn beschuldigingen introk. Spr. herinnert er aan, hoe de heer Neuvel hem bij de ze gelegenheid in angst bij de jas heeft gegrepen en gesmeekt„Geef mij uw vertrouwen Dit is nu twee jaar geleden en die zaak was in de doofpot gestopt. Al die insinuaties en al die beleedigingen al dus voorzitter accepteer ik niet, steek u die maar zelf op zak, u kunt ze best gebruiken. En als u walgt van mijn tegenwoordigheid, wat ik me best kan begrijpen, gedraagt u zich dan als een man en verdwijn van hier. De vergadering stemt hiermede in door appl. Als de heer Neuvel hierop aanstalte maak,t om den burgemeester van repliek ,te dienen, stelt wethouder Hofland de vraag Zullen wij hem nog aanhooren De raad is diep verontwaardigd over deee handelwijze en alle beschuldigingen, door den heer Neuvel ge uit, slaan op hemzelf terug. Voorz. (tot den heer Neuvel) Nou man, als je nou toch een kerel bent, verdwijn De heer NeuvelIk heb hier recht van spreken en dat kunt u mij niet verhinderen. Een der leden stelt voor eerst de rondvraag te houden. De heer Neuvel begint hierop m©it het voorle zen van een rede, waarop de heer Keeman de vergadering verlaat. Dit voorbeeld wordt d«oor eenige andere heeren gevolgd. De heer Neuvel Ik noem het grof, dat ze nu weggaan Voorz. Het recht van spreken wordt u nief ontnomen. Ik zit nog. De vergadering toont voor het betóóg van den heer Neuvel nieit de minste belangstelling. Tenslotte hebben negen raadsleden, benevens het talrijke publiek, de vergaderzaal verlaten, zoodat alleen de burgemeester, de secretaris, weth. Hofland en de heer Neuvel nog aanwezig waarom zij zoo stelselmatig in afzondering van ue wereld gehouden was, zoodat zij zelfs haar minste gebruiken en gewoonten niet kende. Zij was geboren om gelukkig te worden en nog nim mer had een zonnestraal haar droevig bestaan opgevroolijkt. Hij zal genoodzaakt zijn mij terug te geven wat mijn moeder mij heeft nagelaten, riep zij uit, en borg de papieren en het register op een veilige olaats Dat vermogen waarop een vloek rust, zal hij uit zijn handen moeten geven. Maar hei kind, mijn kind, waar is mijn kind gebleven In 't eerst kwam de gedachte bij haar op om hij de Gartens een schuilplaats te gaan zoeken maar bij een weinig nadenken begreep zij weldra, dat zij juist de menschen niet waren, die haar te gen Pieter Quinn konden beschermen. Vervolgens dacht zij aan mijnheer Poster, den rechtsgeleerde. Zijn maniet van handelen jegens haar en dc goedheid, waarmede hij haar toegesproken had, boezemde het arme meisje een zekere mate van vertrouwen in. Zij besloot evenwel de terug komst van haar grootvader af te wachten, fen einde, zoo mogelijk iets naders omtrent het kind te vernemen. Zou zij niet alles op dat oogenblik gegeven hebben voor een enkeln kus van dit zoo teer beminde schepseltje Toen Pieter thuis kwam, verwonderde hij zich niet weinig over de kalmte, waarmede Mactlia hem ontving Hij had er op gerekend haar in ti nen te vinden en verwijten en smeekbeden te moeten aanhooren. Zij zouden hem als een liefe lijke muziek in de ooren geklonken hebben want hij haatte sedert lang haar, die hij zooveel mogelijk kwelde. Maar neen, de thee was gezet, geen woord, geen klacht, geen traan. Zwijgend werd het avondmaal gebruikt totdat Piet'er Quin eindelijk zelf de stilte verbrak door aan te mer ken dat het huis nu veel stiller en genoegelijker was. Zij sloeg haar oogen op en zag hem met een koelen blik aan. Het huis zal weldra nog stiller worden, als ik ook vertrókken zal zijn. Gij zoo waarlijk Tk spreek in ernst. En gij gaat'Waarheen vroeg de oude churk met een grijnzenden lactu Het kind zoeken. God zal mij geleiden. Het wordt tijd, dat wij eindelijk ,tot een verklaring komen. De toon van Martha's stem, terwijl zij aldus sprak, klonk zoo vast en dreigend, dat zij de slechtste hartstochten van Pieier Quinn er plot seling door opgewekt werden. Hij was buiten dien reeds ontevreden dat hij het genoegen nieit mocht smaken, haar te zien weenen. Het wordt tijd dat gij mij verstaal', riep hij i.it en sloeg met zijn vuist op tafel. Dal mormel dier is ergens heengegaan waar gij het niet vin- d m zult en vanwaar het' nooit zal terugkomen. Tk heb u reeds vroeger gezegd ieder, die mij hin dert, wordt uit den weg geruimd. Waar is zij Pieter Quinn Op den bodem van den Theems, antwoord de hij ruw, of misschien aan een troep heidens verkocht. Waar Dat zult gij nooit weten. Neen, neen, riep Martha met schrik uit, dat is niet mogelijk. Met den eenen voet in het eraf zoudt gij het hart niet hebben v-oor de fwee- de maal een maal een moord te begaan. Pieter Quinn werd vreeselijk bleek en zijn blik ken vielen op een der messen, die op 'tafel lagen. Geef haar mij terug, als gij nog aan uw leven hecht. Ik ben tot wanhoop gedreven en gewa - nend met een macht, waarvan gij geen denkbeeld hebt. Als een enkel haar van dat kind gekrenkt geworden is, monster, dan verbreek ik de ban - den des bloeds, die ons aan elkander hechten en ikzelf zal u op het schavot brengen. Zijt gij van uw verstand beroofd? Antwoord, spreek. Neen, dat was ik ,tot hiertoe, maar nu ben ik volkomen bij mijn zinnen. En dat is dan heit loon, ellendige, voor al mijn goedheid Uw goedheid, barstte zij uit.. O, schande. Ben ik dan niet rijk Ik ken mijn rechten op het ver mogen, dat gij mij ontstolen hebt. Daf vermogen, ik zal hef wedervinden. De wet zal den rijkdom van mijn overleden vader aan uw klauwen ont rukken. Maar welke wet, welk gerechtshof, ging zij treurig voort, zal mij mijn jeugd, mijn verlo ren droombeelden teruggeven Maar ik ben dwaas zoo te spreken tegen iemand, wiens hart van steen is een donderslag alleen kan het ver pletteren. I Wordt Vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1927 | | pagina 1