19e jaargang
Maandag 31 December 1928
No. 103
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
WIERINGEN EN OMSTREKEN
■WIERINGE3? COURANT*
UITGEVER
CORN. J. BOSKER, WIERINGEN
VERSCHIJNT ELKEN
DINSDAG en VRIJDAG.
ABONNEMENTSPRIJS
per 3 maanden 1.
AD VERTENTlëN
Van 15 regels 0.50.
Iedere regel meer 0.10.
BUREAU:
Hippolytushoef W leringen.
Telefoon Intercomm. No. 19.
WIERINGEN.
(vervolg.)
Nadruk verboden.
Niet alleen in de middeleeuwen gaf men ge
wijde voorstellingen op het einde des jaars.
Reeds vóór het Christendom in het hooge
Noord-Westen zijn intrede deed, was de afloop
van het oude en den aanvang van het nieuwe
jaar voor de Oude Vriesen, waartoe ook de Stu-
ry's werden gerekend te behooren, een periode
van wijding en verblijding, die twaalf dagen en
twaalf nachten achtereen duurde. Twaalf dagen
en twaalf nachten, beginnende na de Moer-,
Valk- of Midwinter-nacht en eindigende vóór
Koppermaandag.
In de zesde nacht doet het nieuw-jaar zijn
intrede. Dan wordt er gegeten en gedronken en
'gejubeld en gejoeld tot in den morgen van den
eersten dag. En in deze stemming blijft men bij
elkander, tot het doen der Nieuw-jaar-werk-
zaamheden. Al de overeenkomsten worden op
dezen dag vernieuwd. Niet alléén van koop of
huur of leen, doch ook de beslissing, wie het
land besturen zal en het dorp en de kerk in
dienst der goden, valt op dezen dag.
Daarna vallen de offerdagen in.
Men trekt naar „de Steen" die op iedere ge
wijde heuvel in de gewijde „steenweid" staat
opgesteld.'-. i
(Welke Wieringer kent niet bij name die
„steenweiden" welker namen nog doen denken
aan de gewoonten in samenleving en Godsdienst
uit de eerste eeuwen na Christus
Zoo als gezegd, begon na de nieuwjaars-druk
te, die meer het economische leven raakte, de
aanbidding van- en de offering aan de goden.
Wodan of Wouda, de eerste der goden, moest
daartoe het eerste worden aangeroepen.
In de „Elften-heim" en op „Lonje- of Luna-
heuvel", waar men Zon en Maan kon aanbidden,
werd in deze oogen des hemels het aangezicht
van Wodan gezocht.
Hier ontving men de wijding om het nWal-
Halla" binnen te gaan en eindelijk „de Steen"
te bereiken aan Wodan gewijd
Om „de Steen" lag de „Roöm," de Rond-om-
me, het pad der stille ommegang om „de Steen"
en buiten de Roöm vond men „de Annus", die
de jaarkring voorstelde.
Als een zeevolk, zorgde men ook in de eerste
plaats voor het bekomen van de meest mogelij
ke veiligheid ter zee en trok men ter aanbidding
van den god der winden „Normer" naar de aan
hem gewijde „Normerheuvel." Dan moest ook
verzekerd worden het behoud van den vrede te
land. En men trok over de „Belder-heuvel", aan
„Beider", den god van den vrede gewijd' En
eindelijk werd op „Batum's heuvel" aan ,.Ba-
tum", den god der welvaart, de voorspoed afge
smeekt over het aangevangen jaar.
FEUILLETON.
mm
No. 128.
Duchcmin lachte in zijn vuist, toen hij don
millionnair elk oogenblik zijn gramstorige ge
baren zag maken.
Nog een uur verliep. De klokken van de wijk
der Batignolles sloegen elf uur.
Paul Ilarmant stiet een verwcnsching uit,
luid genoeg om door Duchemin gehoord te wor
den, en deze zag hem wlldra het trottoir verla
ten.
Goede reis mompelde Raoul. Uw beste
vriend Soliveau is zonder twijfel op een feestje.
Hij zal mij den tijd laten om een huiszoeking
bij hem te doen.
De jongeman vroeg een tweede glas cognac.
Houd uw geld af, antwoordde Raoul een
geldstuk op tafel werpend hij stond vervolgens
op en liep de avenue de Clichy op. Toen hij voor
bij de tuindeur kwam, wierp hij een blik op den
afsluitmuur. Die muur was ternauwernood
twee meters hoog. Een steenengrenspaal bevond
zich naast de deur.
Het zal gemakkelijk gaan, zeide Raoul bij
zichzelven.
En zooals Paul Ilarmant gedaan had, begon
hij in afwachting heen en weer te wandelen.
Het koffiehuis, dat hij zooeven verlaten had,
werd gesloten. Het deel der straat, dat door het
raam verlicht werd, bevond zich weldra in vol
komen duisternis.
De laan was eenzaam en verlaten. Duchemin
naderde den afsluitmuur en wierp er het pak
over, dat de tang, den beitel en de boor bevatte;
vervolgens wachtte hij opnieuw tot middernacht
De kerel is waarschijnlijk aan den zwier
en hij zal den nacht uitblijven, dacht hij bij zich
zelven. Of hij nu terugkomt, er moet gehandeld
worden.
Na zich met een vasten blik verzekerd te heb
ben dat er niemand aankwam, sprong Raoul
op den paal, waarvan wij gesproken hebben,
klampte zich vast aan den bovenkant van den
muur en met een sprong zat hij er schrijlings
óp.
Er bleef hem nog enkel over zich te laten af
glijden in den tuin, wat hij aanstonds deed.
Eenmaal op den grond, betastte hij het slot der
deur en poogde deze te openen. Zij was op dub
bel slot gedaan. Dus, om te vertrekken, evenals
En telkens weer had de opperpriester de
„Steenen" ter wijding besprenkeld en de offers
tot het richtig onderhoud van den eeredien-st in
ontvangst genomen en de geloovigen gezegend.
En bij elke bedevaart werd op den thuisreis het
lied gezongen, dat in het bijzonder gold aan die
godheid, van wier aanbidding men terug-keerde.
Uit alles spreekt de vreeze der stormvloeden,
waartegen altijd dit volk heeft moeten strijden.
O.a. zong men aan Normer
Daar zien wij rijzen
Ten tweede male
De aarde uit de wateren
En weder groenen.
Aan Zon en Maan (de oogen des Hemels)
Wij zien de zaal
Van 't Zonlicht verre
Aan 't lijkenstrand
De deuren staan Nord-waart.
De Zonne wist niet
Waar zij zetel had
De Maan wist niet
Waar zij macht had,
Aan Beider
In verstijvende stroomen
Staan daar en waden
Sluipmoordenaars
En eedbreukigen
Iliej' staat voor Beider
De beker gereed
De goudgele meed.
Aan Batumus
Bato daalt,
En komt op de-akker
En hij ploegt er,
Fiks en wakker
Ploegt er alle wormen uit.
Zoo wisselen twaalf dagen en twaalf nachten,
wijding en blijdschap elkander af en dan kwam
de dertiende dag het besluit brengen. „De heili
ge dertiendag",- „de Kopper-maan-dag",- de
dag des overvloeds. Verzadigd naar lichaam en
geest ging men zijn dagelijksche bezigheden
weder aanvatten.
Met hoe meer moed den booze was bestreden
geworden, met hoe meer moed men zijn dagtaak
weder aanvaarde en hoe meer men de verze
kerdheid droeg van de bescherming door de
goede goden.
Op het oude VVireo, de groene kliffen, liggen
nog vele stille getuigen van die Joel-feesten be
graven. Aan weinigen slechts bekend. Doch zij
mogen niet langer aan de aandacht onttrokken
blijven. En daarom schrijven wij er over. Zij
zijn de aandacht^zoo dubbel waard. Wij hopen
nog altijd eens tijd en gelegenheid te vinden „de
Steenen", die zich voor het meerendeel nog in
om binnen te komen, zou hij over den muur
moeten klimmen. Terwijl hij de deur betastte,
had zijn hand verschuifbare stukken ijzer ont
moet.
Grendels, dacht de jongemana, bravo. Dank
zij dezen, zal men mij niet kunnen verrassen.
En hij schoof ze toe.
In geval Soliveau aan de deur kwam, ter
wijl ik binnen in huis ben, hoe zou ik er dan
uitkomen vroeg hij zich vervolgens af. Ik moet
alles voorzien.
Hij liep den tuin rond. Achter het paviljoen
grensde de muur aan de opslagplaats van een
houtkoopman.
Ik zou daarlangs kunnen wegkomen, dacht
de gewezen stadhuisbediende van Joigny bij
zichzelven, doch ik zou iets moeten hebben om
er op te klimmen.
Terzelfder tijd liep hij tegen een houten hok
aan, van een meter hoogte, dat aan den vorigen
huurder behoord had om konijnen te fokken.
Dat is juist wat ik hebben moet, ging Du
chemin voort. Ben ik nu verplicht de plaat te
poetsen dan zal ik gemakkelijk over den muur
kunnen klimmen en eenmaal zoover zal ik wel
een uitgang vinden.
Hij ging het pak gereedschap halen, dat hij
bij den eersten muur had laten liggen, opende
het, naderde de deur van het woonhuis, nam de
tang en stak ze, ter hoogte van het slot tusschen
de, deur en den steenen post. Hij drukte er met
geweld op men hoorde een dof gekraak en de
deur gaf mee. Duchemin nam zijn gereedschap
weer op, ging het paviljoen binnen, haalde uit
zijn zak een doos met kaarsen, stak er een aan
en begon zijn onderzoek in het huis.
Hij trad eerst een kamer binnen, waar zich
goed gesloten en toegebonden koffers bevonden.
Een kandelaar stond op een tafeltje hij stak
de kaars aan.
De schurk maakte zich gereed om te ver
trekken, dat is duidelijk, mompelde hij, de kof
fers naziende, waarvan verscheidene in dikke
letters het opschrift droegen Buenos-Avres.
Er was geen tijd te verliezen. Als ik die allen
maar niet moet doorsnuffelen om de papieren
te ontdekken. Laat ons beginnen met de meu
belen. De sleutels staken op de sloten van al de
laden. De eerste welke Raoul opende, bevatte
slechts voorwerpen, zonder belang, voor hem.
Dit was ook het geval met de tweede en vervol
gens met de derde lade.
De jongeman ging een andere kamer binnen
waar allereerst zijn oog viel op een lessenaar.
De lessenaar was op slot. Voor de tweede maal
bediende Raoul zich van zijn tang en het blad
van den lessenaar gaf nog gemakkelijker mee
dan de deur van het paviljoen.
,de Steen-weiden", even onder de oppervlakte,
bevinden, te doen bloot-leggen. En wij zullen
ons reeds rijkelijk beloond achten, wanneer wij
nog eenigerlei inschriptie er op ontdekken
mochten.
Het is o.a. ook zeer waarschijnlijk dat de gele
steen met de zwijnen-figuur, die later werd
aangetroffen boven de Noord-ingang van de
kerk van Strude (later Stroe) de kop is geweest
van de „Gele Steen" in de Geel-steenweid (Sec
tie B No. 421-423, het oude kerkeland, thans on
der Armvoogden van Stroe.)
Dr. Caarls, die hier omstreeks 1750 geneesheer
en waarnemend Balluw en Schout was, heeft in
dezen reeds veel werk gedaan. Zijn arbeid wordt
onder anderen vermeld door Dr. Paludanes. Dr.
Caarls heeft echter meerendeels gewerkt in de
centra's der kerken. Behalve op Stroe, liggen
echter „de Steenweiden" en „Steenburgen" meer
bij de hooger gelegen gehuchten. liet Wal,-
Halla,- Steen-, Roöm- en Annus-gebied b.v.,
strekt zich over de volle lengte van de heuvel
van Westerklief uit.
In de oude registers van de Thi^nde Penningh.
„de Thiend-reghisters van Wieringhen", waarin
elk stukje land op Wieringen met naam en toe
naam staat aangeteekend, vindt men om het
gebied van iederen „Steen" nog tal van perceels
namen die er op wijzen dat vóór den tijd van
St. Maarten en St. Odolfus hier „de reghee-
ringhs-Centra's" gelegen waren.
Het is ten slotte een treffend verschijnsel dat
deze steenweiden zijnblijven behooren tot de
geestelijke goederen op Wieringen.
In de leggers van de 18e eeuw treft men ze
onder het kerkeland aan. Later zijn deze bezit
tingen onder armvoogden gesteld. Jammer dat
dit College eenige dier merkwaardige perceel-m
verkocht heeft. Échter zijn de perceelen B 421
423, C 128—1382—1406 en D 1429, allen Steen
weiden, nog in hun bezit.
Wanneer wij over het verblijf der Romeinen
een en ander mogen mededeelen, hopen wij op
deze centra's nog eens terug te komen.
Wordt vervolgd. O.J.B.
BINNENL. NIEUWS.
EEN STENHUIS-PARHIJ.
Donderdagavond is onder leiding van den
heer Stenhuis te Dordrecht een vergadering
gehouden ter oprichting eener Revoluticnnaip-
Socialistische Vereeniging.
Het resultaat was, dat zulk een vereeniging
werd opgericht.
Ds. N. J. C. SCHERMERHORN.
Wij vernemen dat ds. Schermerhorn, de be
kende anti-mil. en Chr. anarch. predikant te
Nieuwe Niedorp wegens gezondheidsredenen
zijn ambt op 1 Juli 1929 zal neerleggen.
KINDERMOORD te NIEUWER AMSTEL
De moeder gearresteerd. Aan het onvermoei
de werken van de marechaussee te Nieuwer
Amstel is het te danken, dat zoo spoedig licht
is gekomen in de duistere zaak van de vondst
van 't lijk van het één-jarig meisje in den Bo-
venkerker polder.
Aanvankelijk was men begonnen met na te
gaan of wellicht een chauffeur van een taxi-on
derneming te Amsterdam in het laatst van de
vorige week menschen met een klein kind naar
Nieuwer Amstel had gebracht. Dat spoor leidde
aanvankelijk tot niets, tot een bewoner van
Nieuwer Amstel kwam mededeelen, dat zijn
zoon, die chauffeur is, hem had verteld, dat hij
een vrouw en een kind had gereden en zichzelf
al had afgevraagd, of hij misschien de man was
geweest, die de daderes had vervoerd.
Bij zijn verhoor verklaarde hij, dat hij de vo
rige week Woensdag door een jonge vrouw
was aangeroepen. Zij gaf hem het adres op van
een R.K. Doorgangshuis. Daar heeft ze een
kind gehaald en toen heeft hij haar gebracht
naar Amstelveen.
De wachtmeester der marechaussee is toen
met de kleertjes en het portret van het kind
naar dit Doorgangshuis gegaan. Daar zijn de
kleertjes herkend als die van het kind, dat
Woensdagavond door de moeder was gehaald.
Het portret van het kind, dat 'n jaar in ge
noemd huis had doorgebracht, werd echter
niet herkend.
Gisteravond is de 20-jarige moeder door de
marechaussee bij de familie, waar zij als dienst
bode in betrekking was, in hechtenis genomen
Denzelfden avond nog heeft zij een volledige
bekentenis afgelegd.
KERSTFEEST? voor het Koninklijk
STALPERSONEEL.
Het geheele personeel der Koninklijke sta1-
len heeft Donderdagmiddag in de groote zaal
van het toekomstige paleis te Den Haag, van
Prinses Juliana, Kerstfeest gevierd in tegen
woordigheid der Koningin, Prins en Prinses.
Bij den fraai versierden kerstboom heeft 'n
zangkoor, geheel gevormd uit stalpersoneel, on
der leiding van den heer J. Ouwerkerk, le koel
sier, verschillende liederen gezongen. De Ko
ningin gaf uiting aan haar groote tevreden
heid met den zang van het pas onlangs opge-
richtte koor en complimenteerde dirigent en
organist. De Vorstelijke personen bewogen
zich onder het personeel aan wie geschenken
en ververschingen aangeboden werden. Aan
den dirigent van het koor, die zeer verdienste
lijk een solo gezongen had, liet de Koningin
twee liederenbundels overhandigen.
De Koningin ging voor in gebed en las een
gedeelte uit de Heilige Schrift. Op verzoek
van H.M. hebben tenslotte alle aanwezigen
„Eere zij God" gezongen.
Wat zich het eerst aan zijn oogen vertoonde,
was een zekere hoeveelheid bankbiljetten en
rollen goudstukken.
Sapristi, hij was wel voorzien, die kerel,
zeide Duchemin bij zichzelven. Paul Ilarmant
moest nogal goed uitleggen. Maar dat is het
niet, wat ik noodig heb.
Hij opende een der laden. Een portefeuille en
twee bundels papieren trokken zijn aandacht.
Raoul onderzocht haastig den inhoud van de
portefeuille en met den eersten oogopslag her
kende hij de twee wissels, die hij van de valsche
handteekening van zijn oom had voorzien.
Eindelijk, eindelijk, mompelde hij met een
zucht van verlichting.
Bij die wissels was de bekentenis gevoegd,
door Amanda geschreven en aan madame Deli
on, de modiste van Joigny overhandigd. Hij
maakte zich meester van die bekentenis, geluk
kig als hij was het meisje te onttrekken aan het
gevaar, dat haar boven het hoofd hing.
Een derde papier het zegel dragende der Zwit
sersche republiek, trok zijn aandacht.
Hij las he- en- stiet een vreugdekreet uit.
De echte Paul Harmant is te Gcneve ge
storven, riep hij uit. Dat zal groot genoegen
doen aan mijn beschermer Etienne Castel.
De verschillende papieren weer in de porte
feuille leggend, stak hij deze laatste in zijn zij
zak. De bundels papieren borg hij in de achter
zakken van zijn jas. Op dit oogenblik trof een
gerucht van rijtuigen, die voor den tuin van So
liveau stilhielden, zijn oor. Hij hief het hoofd
op en luisterde. Een gemompel van stemmen
werd buiten duidelijk gehoord. Raoul nam zijn
kaars, keerde in de eerste kamer terug en na
derde de openstaande deur Een sleutel werd in
het slot omgedraaid.
De deur is gegrendeld, zeide terzelfdertijd
een stem.
Een tweede voegde er bij
Er is licht in het paviljoen.
Duchemin blies haastig het licht uit.
Welnu, klim over den muur, beval een
derde stem.
De jongeman voelde zich door schrik bevan
gen.
't Schijnt dat men wil binnenkomen, mom
pelde hij. Wie mag dat zijn Er zijn er verschei-
denen. Alle tegenstand zou nutteloos zijn. Vindt
men mij, dan ben ik verloren.
Hij snelde het paviljoen uit, liep naar de
plaats, waar het gewezen konijnenhok tegen
den muur stond, sprong er op en vandaar op
den muur en bleef er zitten, den blik gevestigd
op den tuin van Ovide.
Hij zag een man den afsluitmuur overklim-
men, zooals hij'zelf een half uur te voren gedaan
had, naar beneden komen, de grendels weg
schuiven en de deur openen. Verscheidene per
sonen verschenen toen, verlicht door lantaarns
door twee mannen meegenomen van de rijtui
gen, die op straat stonden te wachten. Het was
een bezoek der politie. Raoul kon niet den min
sten twijfel op dat punt hebben. Hij legde zich
toen op den kant van den muur, neer en zijn a-
dem inhoudend, vermijdende de minste bewe
ging te maken, die hem zou kunnen verraden,
bleef hij op de loer liggen.
Doe de deur van het paviljoen open, beval
een der mannen, die niemand anders was dan
de chef der veiligheidspolitie.
Een der lantaarndragers trad naar het pavil
joen om het bevel uit te voeren.
De deur is opengebroken, zeide hij.
Het is daarom, dat wij hier zooeven licht ge
zien hebben.
De gerechtsdienaars gingen binnen.
Raoul dacht
Men zal zoeken wie de deur en de meube
len opengebroken heeft. Men zal mij achtervol
gen. Ik moet mij uit de voeten maken.
Snel en zonder gerucht te maken, liet hij zich
afglijden van den muur en begon een uitgang te
zoeken. De deur, uitkomende op de straat, was
gesloten. Juist op dat oogenglik weerklonk een
stem in den tuin van Ovide.
De dief is gevlucht langs een der aangren-
zenden huizen, zeide die stem loop naar het
politiebureau en zeg, dat men den omtrek doe
bewaken.
Duchemin, door schriK, 5.bevangen, luisterde
niet verder meer. Hij klauterde als een kat op
den muur, dien hij tegenover zich zag, sprong
naar beneden en bleef op den grond liggen, ter
wijl hij een kreet versmoorde. Hij had zijn voet
verstuikt door op een geplaveide binnenplaats
te springen. Duchemin wilde opstaan. Hij slaag
de er niet in. Een vreeselijke pijn verlamde al
zijn bewegingen.
Wat 'n tegenslag, mompelde hij gramsto
rig. Zal ik verplicht zijn hier tot morgen vroeg
te blijven liggen En wie weet of men al de tui
nen, al de huizen van den omtrek niet zal door
zoeken
De jongeman wierp een blik in het rond.
De zwakke maneschijn liet hem toe een aan
tal rijtuigen te onderscheiden, die onder een af
dak stonden.
Ik ben bij een rijtuigverhuurder, zeide hij
bij zichzelven en ik zal trachten partij te trek
ken van het toeval dat mij hier gebracht heeft.
Vind ik het middel om een dier rijtuigen te be
reiken, dan zal ik er mij in verbergen en den
dag afwachten.
(Wordt vervolgd.)