j. b. um taöak Het Compliment van den Dag. De Straf der Zonde 20e Jaargang. Vrijdag 20 December 1029. No. 95. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN IIDIBËyiES Tabaksfabriek De Wakende Leeuw" J. k. KLUSS Laat 125 - ALKMAAR. WIERINGER COÜRAÜT OITOEVER VERSCHIJNT ELKEN ADVERTENTIëN: DINSDAG en VRIJDAG. Van 15 regels 0.50. CORN. J. BOSKER, WIERINGEN ABONNEMENTSPRIJS Iedere regel meer 0.10. per 3 maanden 1. BUREAD: Hippolytushoef Wieringen. Telefoon Intercomm. No. 19. een waarborg voor de kwaliteit. In den loop der tijden is het; karakter van den Niieuwjaarswensch aldoor veranderd. De oude volken ontstaken Nieuwjaarsvuren. Later in de rustige tijden der Hollandsche dreven kwam de lantaarnopsteker met zijn vers Maar thans is dit alles voorbij en is er nog maar één afdoende wijze, om het compliment van den dag te verzenden de advertentie in dit blad van Oudejaarsavond. Brengt uw annonce voor het blad van Dins dag 31 dezer nu zonder uitstel. Wij bewaren dien voor u, tot het Oudejaars- avondnummcr verschijnt. Aan ons Bureau Hoofdstraat Hippolytusho^i en aan onze Agentschappen R. van Zandwijk, Grasweg, Anna Paulowna. C. Smit, Van Ewijcksluis, Anna Paulowna. V. Vroone, Hippolytushoef, Wieringen en D. Bakker Ez. Den Oever worden eiken dag Nieuw jaarsadvertentiën aangenomen, volgens één der daarvoor aange wezen modellen, tegen den zeer lagen prijs van f 0.45 per advertentie. DE DIRECTIE. STILLE NACHT, HEII.'GE NACHT. De student snelt den langen, rechten stati onsweg af met links en rechts de ingesneeuwde villatjes, door de notabelen van het, dorp be woond. Daar marcheert, stram in de pas, de dikke grijze veldwachter; de fijne, droge sneeuw kraakt onder zijn blinkend gepoetstcn laarzen. Bonjour, Van Putten roept hij hem toe. Om den dikken snorbaard vertoont zich een glimlach en de oude rustbewaarder salueert militairement den jongen man, dien hij vroe ger, als hij ka.ttekwaad had uitgehaald, wei eens heel wat mindee vriendelijk bejegend had. Verder snelt de student. Links den hoek om. voorbij het altijd propere winkeltje, waar hij eertijds zijn appelen en peren kocht en geurige klapbessen. De deur klapt open en de bel ram melt vanouds bekende klanken. Het postkan toor voorbij. Iloe licht snellen zijn voeten over de glinsterende sneeuw. Kijk, daar is de ophaal ibrug en de brugwachter met zijn onafschei delijk neuswarmertje tusschen de tanden, wil juist het hek sluiten, want er nadert een schuit. Hallo, Teun, mag 'k er nog even door Zoo, dank je wel Dan rechts den hoek om, waar op het uit hangbord van het eènige logement St. Joris nog altijd bozig is den draak in stukken te hakken, juist als toen hij hier dagelijks met zijn volge propte boekentasch voorbij ging. Ila, bakkertje, gaat 't goed? Groeten aan je dochter. Morgen.... nee nou niet, morgen kom ik aan. Het carillon van de dorpskerk tingelt nog altijd hetzelfde wijsje over de besneeuwde da ken en de student neuriet het na, terwijl hij. snel doorloopt naar de bruine deur met hel hel der geschuurde koperwerk, waarachter het doel: van zijn haastige schreden wacht. Een ruk aan de glimmende hel en dan Moeder Moedertje In triomf gaat het naar binnen, zijn arm rond moeders schouders geslagen, waarop de grijze I haarlokken neervallen, losgewoeld in de eerste omhelzing. Je bent de eerste, jongen Moeder lacht stil gelukkig ze heeft haar oud sten jongen nu immers even alleen, heel alleen i'oor zich. De anderen komen met den trein van twaal ven. Vader is naar den ouden notaris, die ligt *00 naar jongen, 't zal wel afloopen. Zoo'n bes te man Altijd vroeg-ie naar je, als we met 'm uit de kerk kwamen. Nu zitten ze bij elkaar aan de open haard, die warmte en gezelligheid verspreidt, en ze praten honderd uit, over gezondheid en ziekte, over den nieuwen dominee en den galant van Anna,-van-den-slager, over het oude school hoofd dat met 't voorjaar gepensionneerd wordt en over de brandende kwestie, wie zijn opvol ger zal worden, over vaders rheumatiek en moe ders nieuwe Zondagsche japon, die zoo duur is. De student drinkt de koffie, die moeder voor hem extra sterk heeft gezet en waarvan hij verklaart, dat ze voor die uit „de soos" in de universiteitsstad niet behoeft onder te doen. En /laar rekenen ze 'n kwartje voor Zijn ze mal vraagt moeder. Daar heb ik hier haast 'n half pond voor. Als dan,de sleutel vóór in het deurslot knarst schiet de student de kamer uit en kijkt zijn va der in de groote, glanzend-bruine oogen achter de fonkelende brilleglazen. n Dag jongen Dag kerel Patent zie je er uit, hoor, doktertje jij hebt je pillen nog niet noodig. Dan komen de broers en de blonde, blozende zussen zij brengen van buiten de prikkelend koude sneeuwlucht mee en vullen de stille huis kamer met hun hallo's hun gelach en hun klinkende kussen. Het middagmaal is moeder's vreugd. Nu is het kringetje weer vol en ze lacht gelukkig. Smaakt het, jongen Eet maar flink hoor er is op ie gerekend. Als vader, na den maaltijd, het dankgebed uitspreekt en allen het hoofd buigen in stille FEUILLETON. (18. Wat hoopte zij Wat ging zij doen Zij zou het zeker niet hebben kunnen zeggen. Zij wilde haar man en dochter volgen, weten waai' do graaf zich ging vestigen. Dan zou zij verder een besluit nemen. Hoewel Vintimille geen groote stad is, be greep de gravin bij haar aankomst, dat het voor haar alleen uiterst moeilijk zou wezen den graaf of eenig spoor van zijn verblijf te ontdekken Overeenkomstig den raad, dien zij ontving, wendde zij zich tot een der lazzarono, die den dag doorbrengen met slapen op de trappen van kerken en andere gebouwen en die- vies nachts men weet niet welk ambacht uitoefener Die man stemde er in toe, voor een klein drink geld haar van dienst te zijn. De lazzarono ging dadelijk de stad doorkrui sen. Hij verscheen na verloop van drie uren en gaf de volgende inlichting Een heer, een rijke Franschman, die reisde met een klein meisje van anderhalf jaar ongeveer, had den vorige» nacht in het Hotel du Prince Albert dooi ge bracht. Des ochtends had hij Vintimille verla ten, met het plan om naar Genua te gaan. Denzelfden avond ging de gravin ook op reis naar Genua. Zij dacht, dat zij, om haar man in die groote stad op te sporen, het zelfde middel te baat moest nomen, dat haar te Vintimille zoo goed gelukt was. Evenwol nam zij drie laz zarono in plaats van één in dienst. Tevergeefs zochten die lazzarono een week lang de gansche stad door, gezamenlijk of ieder op zichzelf. Zij gaven het eindelijk op. De gravin was het spoor van haar man bij ster geworden. Een diepe neerslachtigheid o- verviel haar. Wat te doen Waarheen te gaan Wel stond zij tegenover een onbekende toe komst. XX. Bij den notaris. Drie maanden waren er verloopen sedert de hierboven verhaalde gebeurtenissen. Het was drie uur in den namiddag. De heer Corvisier was alleen en zat te werken. De deur ging open, een vrouw vertoonde zich op den drempel. Na de deur te hebben dichtgedaan, schreed zij langzaam in het kantoor naar voren, alsol zij niet durfde, terwijl zij met eenige ongerust heid in liet rond zag. De notaris was opgestaan en wenkte de onbe kende r>laats te nemen. Langzaam lichtte deze baar sluier wat op. /Tegelijk slaakte Corvisier een kreet van verbazing en boog daarop met al de teekenen van diepen eerbied. Is u hier, mevrouw De Lasserre, riep hij Gravin De Lasserre, want die was het vverke lijk, kon haar tranen niet bedwingen die de eei- biedige houding van den notaris van haar echt genoot. bij haar te voorschijn riepen. U wenschtte mij te spreken, mevrouw, en ik wil niet, dat men ons komt storen, hernam orvisier. En hij schoof een knip op de deur der kamev jn darrnn opp - •mokkelüken leunstoel naai' voren schuivende, sprak hij Wees zoo goed daar te gaan zitten, mevrouw. Veroorloof mij, mijnheer, u een eerste vraag te doen. Mevrouw, ga gerust uw gang. Mijnheer Corvisier, graaf De Lasserre en ik zijn voor altoos gescheiden. Kent gij de rede nen daarvan In een langen brief van den graaf dien ik een week of zes geleden ontvangen heb, sprak hij mij over vele dingen. Daaronder zijn er wel ke ik vergeten moest. Ik heb dat gedaan. Wat do andere betreft, die de uitdrukking waren van zekere wenschcn van den graaf, die zijn in mijn geheugen gegrift. Dus weet u alles (Tegenover u, mevrouw, moet en wil ik niets weten. De jonge vrouw wiste haar tranen af. Ik heb Parijs verlaten, mijn dochter mede nemende, hernam zij. Dat was slecht. Maar ik had niet nagedacht, ik luisterde naar de in spraak van het. moederlijk gevoel, dat luider in mij sprak dan mijn verward brein. Ik heb mijn kind lief, mijnheer kon ik hei achterlaten Zou ik er den moed toe hebben gehad Graaf De Lasserre vernam spoedig dal w ij te Mentone waren. Hij is daar gekonvn en heeft mij mijn dochter afgenomen aandacht, kijkt hij nog even rond naar vaders grijze hoofd, naai- moeders stilrustige gezicht en heel die lieve lange rij langs en hij wordt er zich blij van bewust, hoe er altoos weer buiten deze vertrouwde wanden, met de ouderwetsche gravures en de langgekende onderschriften, het verlangen is geweest naar dit, zijn ouder huis. Hij komt, na het eten, als de oudjes hun dut je gaan doen, op zijn kamertje boven, door moe ders zorgen gebleven als in zijn jongensjaren rijn werktafeltje met het verschoten roodplu chen kleed en de vele inktvlekken er op voor het raam en daarbuiten de nu witbesneeuwde perenboom, die 's zomers het uitzicht beneemt op de schuiten in het kanaal en het eindelooze polderland. Hij bladert wat in 'oude boeken, tietjes gerijd op het wandrek en glimlacht om halfvergeten scholierenwijsheid en caricaturén, 1 ie hij op de witte blaadjes voor en achter in de boeken had gekrabbeld. Hoe knus waren hier ie avonden bij de studeerlamp, als de avond geluiden en de geuren van den komenden nacht door het open raam naar binnen kwamen. Dan bracht moeder hem zijn thee en lei haar hand ip zijn hoofd Denk om je oogen, jongen. De student kijkt uit het venster. In het kip penhok, achter den tuin, ziet hij den- haan def tig rondstappen temidden van zijn kippen een schipper toetert-in de verte voor de brug; er gens in den polder klinkt een harmonica en als buurman met. een grooten pot dampende ïarclappelen de achterdeur uitkomt, breekt in het varkenshok een luid geknor los. Dat is altijd zoo geweest, peinst de student, zoolang ik mij herinneren kan de polder, de geluiden en al die andere dingen, de pereboom. nu wit van sneeuw en in de lente wit van bloe sem. Zijn oog gaat over de portretten aan den wand grootvader met zijn hoogen stropdas en 1e geplakte haarkrullen aan de slapen groot moeder met haar zwartkanten mutsje, haar handen met de dikke, kronkelende aders gevou wen op het dierbare gezangenboek. Portretten van de broertjes en de zusjes en van hemzelf de meisjes -in stijfgesteven Zondagsjurken, de jongens met glanzend gestreken liggende kraagjes en Schotsche dassen, die neerhangen op de kieltjes uit den winkel van Meyer den manufacturier. En zoo trekken zij langs, de ja ren uit het ouderhuis. De avond, die eerste avond weer thuis, is liet 'glanspunt. Het is immers Kerstavond. Zij zit ten om de ronde tafel onder het zachte schijn sel van de geelomkapte lamp vader en moede in hun leunstoelen bij den haard. Het theelicht je sputtert achter de matglazen ruitjes, waarin tafereeltjes met herders en herderinnen zijn ge slepen. Vader poetst de blinkende brillegtazcn nog biinkender en zegt Nu nog eens het oude lied, hé, kinderen Hij gaat aan het harmonium zitten en spreidt zijn vingers over de toetsen en dan klinkt het warm en vol Stille nacht, heil'ge nacht.... Als altijd bij dit lied, lang voordat het uit is, gaat een lichte trilling over moeder's lief ge- Ja, sprak de notaris, en twee uur later, met een reiszak in de hand, verliet gij de villa om uw man te volgen, ongetwijfeld met het voornemen hem het kind te betwisten. U wildet eerst naar Nice gaan en vervolgons waarschijn- ijk naar Parijs. Maar gij kwaamt te weten, dal de graaf in tegenovergestelde richting was weg- gereisd, dat wil zeggen, dat hij naar Italië is gegaan, toen hebt gij, in plaats u naar Nice te begeven, den nacht doorgebracht in het Hotel les Voyageurs, en den volgenden ochtend zijt ^ij vertrekken naar Vintimille, waar gij graaf De Lasserre hooptet te vindon. Dat alles is waar, zeide de gravin, die haar verbazing niet kon verbergen. Maar hoe zijt gij te weten gekomen Dat is een stuk vaneen brief, waarvan ik u zooeven sprak. De graaf zeide mij ook, dat, gij ontdekt hadt, dat hij in het Hotel du Prince Al- bert gelogeerd had en naar Genua vertrokken was, waarheen gij niet. aarzeldet u op uw beurt te begeven. Tp Genua, mevrouw, bobt gij geen spoor van uw man gevonden. Dat is waar. Dat was trouwens onmogelijk. Tiusschoi. Vintimille en Genua, heeft mijnheer De Lasser re zijn reis afgebroken om haar in een andere richting voort te zetten. De jonge vrouw boog het hoofd en bleef een oogenblik zwijgen. Dus weet mijnheer De Lasserre, hernam zij, al wat ik doe De notaris schudde het hoofd. Ik ben overtuigd, antwoordde hij, dat hij niets anders weet dan hetgeen ik de eer had u te zeggen. Het is hem ongetwijfeld geheel onbe kend, dat gij op dit oogenblik te Parijs zijt, en indien hij, sinds hij mij schreef, vernomen had waar gij waart, zou hij niet in gebreke geblevoj zijn mij hiervan op de hoogte te stellen Mijnheer Corvisier, ik zal u niet zeggen waarheen ik sedert drie maanden ben gegaan en waar ik rondgezworven heb. Dat heeft weinig belangwekkends voor u. Ik wil nog altijd graaf De Lasserre terugvinden, maar ik heb 't opge geven hem ons kind te betwisten, want ik heb ingezien dat dit onzinnig zou wezen. O, zooals hij mij zeide, ik was krankzinnig of misdadig toen ik het lot van mijn kind aan mijn bet reu renswaardig bestaan wilde verbinden. Ik wil mijn man terugvinden ik wil hem zien en hem spreken, omdat ik hem iets te vragen zicht. De student staat al achter haar, legt zijn handen op haar wangen en trekt moeder's hoofd tegen zijn borst. Op zijn handen vallen druppels, groote, war me druppels. BINNENL. NIEUWS. IN HAARDVUUR GEVALLEN. Te Epe is de echtgenoote van den heer Van Z. in het open haardvuur gevallen. De vrouw be kwam ernstige brandwonden. Haar toestand is zorgelijk. NEKKRAMP. In de Menno van Coehoorn-kazerne te Arn hem heeft zich een geval van nekkramp voor gedaan bij een milicien uit Millingen. De pa tiënt is naar een barak van het gemeente-zie kenhuis overgebracht, in de kazerne zijn de noo- dige maatregelen tot isoleering genomen. EEN GESCHENK VOOR H.M. de KONINGIN. Eenige dagen geleden is, naar de Pesti Ilirlap meldt, de opperstalmeester van Koningin Wil- helmina R. F. C. baron Bontinck, in Hongarije aangekomen, om in opdracht van de Koningin eenige paarden te koopen. De opperstalmeester bezocht den stal van Mezohegyes, waar vooial vier dieren bij hem in den smaak vielen. De Hongaarsche regeering, die met het voor nemen van Koningin Wilhelmina om de paar den te koopen op de hoogte was, heeft de Vorst in daarop de dieren ten geschenke aangeboden, welk aanbod de Koningin heeft aanvaard. De Pesti Hirlap merkt hierbij nog op, dat de Hongaarsche regeering met dit geschenk aan een nobele plicht voldoet, daar de Nederland- sche Vorstin de eerste was, die na den oorlog het zwaar getroffen Hongarije te hulp kwam en de gezondheid en het leven van duizenden kinderen heeft gered. „DAN BRENGEN ZE ME MAAR NAAR HET ZIEKENHUIS En 't gebeurde ook Zondagavond omstreeks tien minuten voor twaalven liep er een zwaaiende man op den hoek van de Spanjaardslaan te Haarlem. Het was de 25-jarige J. v. d. G. uit Rotterdam en de drank was in hem. Een nachtwaker gaf den dronken man een welgemeende waarschuwing, om niet onder de auto te geraken,, die in de verte kwam aanrij den. Maar de miet-nuchtere antwoordde met een schouderophalen „Dan brengen ze me maar naar het Zieken huis." En zijn wensch werd vervuld. De Rotterdammer stak den weg over, talm de een beetje, keek eens rond, liep wat terug en bekommerde zich niet om de signalen, die de inmiddels genaderde auto gaf. De bestuurder van de auto, die uit de rich ting Haarlem kwam, deed nog een poging om een aanrijding te voorkomen. Maar helaas hij kon niet meer langs den man heen en moest hem wel aanrijden. een gunst te verzoeken heb, namelijk de ver gunning mijn dochter eens of tweemaal slechts ieder jaar te zien en te omhelzen. U ziet, mijn beer Corvisier, ik vraag niet veel. Ik ben niet veeleischend. Als tweemaal te veel is, laat het dan eens zijn. O, haar te zien al was het slechts één minuut, dat zou mij den tijd geven haar aan mijn hart te drukken en te kussen. 'k Ik ben sinds drie dagen te Parijs. Ik had«wel reeds aan u gedacht, mijnheer Corsivier, ging de gravin voort, maar ik durfde u niet opzoeken. Vandaag, den ganschen och- tend heb ik geen oogenblik opgehouden mijzelf toe te roepen „Je moet er heen." Eindelijk heb ik mij gewapend met al mijn moed, ik ben ge komen, en nu ziet gij mij hier. U heeft een goede ingeving gehad. Ik wacht te u. U wachtte mij sprak zij hem met verwon dering aanziende. Ja, mevrouw, niet vandaag, maar reeds een maand lang. Ik begrijp u niet, mijnheer Straks zal ik het u uitleggen. Maar heb eerst de goedheid, mevrouw, mij te zeggen, wat gij van mij verlangt. U weet het reeds, mijnheer Corvisieral wat ik heb gezegd, heeft het u duidelijk ge maakt. Ik kom u verzoeken, u smeeken mij de plaats waar graaf De Lasserre woont, te noe men. Het. voorhoofd van den notaris betrok. Ik weet het niet, mevrouw antwoordde hij. De jonge vrouw was heel bleek ge\yorden. O, mijnheer, mijnheer sprak zij met ge broken stem. Ik had betere verwachtingen van u. Voor u, mevrouw, zou ik alles doen, wat ik kan, maar het onmogelijke kunt gij niet vergen. |Toch heeft mijn man u geschréven Ik heb slechts éen brief van hem gekregen. Het zij zoo. Maar die brief kwam toch er gens vandaan Ongetwijfeld. Hij moest gedagteekend zijn uit een stad of een dorp, en bij ontstentenis van een juiste dagteekening, hebt ge op het adres het stempel met den naam der plaats en den dag der ver zending. Ja, mevrouw De brief is op de post gedaan te Milaan. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1929 | | pagina 1