De Straf der Zonde
20e Jaargang.
Dinsdag 31 December 1929.
No. 91.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR |1|®
WIERINGEN EN OMSTREKEN
■WIERINGER COURANT*
UITGEVER
CORN. J. BOSKER, WIERINGEN
VERSCHIJNT ELKEN
DINSDAG en VRIJDAG.
ABONNEMENTSPRIJS
per 3 maanden 1.
ADVERTENTléN
Van 15 regels 0.50.
Iedere regel meer 0.10.
RUREAU:
Hippolytushoef Wielingen.
Telefoon Intercomm. No. 19.
VOOR OUDEJAARSAVOND.
Laat zat nog 't Oud- en Nieuwe jaar
Decemberavond bij elkaar.
Op 't nieuwe jaar werd reeds gewacht
Het „Oude" had zijn taak volbracht....
Het Nieuw ejaar sprak „Ouwe heer,
Waarom zit gij zoo droevig neer,
Neemt gij een voorbeeld toch aan mij
'k Ben onbezorgd en levensblij
üe Oude sprak „Héél goed, mijn zoon
'k Verheug me in je blijden toon
De zorgen drukken jou óók zwaar
Ben j' eens als ik, het „Ouwe jaar
Ook ik was jong eens en vol kracht
Van mij heeft 't menschdom véél verwacht
Met goede wenschen werd 'k belaan
Nü snakt men naar mijn henengaan
Ik deed m'n best, maar jonge man,
D'r is véél wat jij vergoeden kan.
Kwam ik misschien in iels te kort,
Zorg jij dan dat het beter wordt
Het menschenlot is vaak zoo zwaar
Zij hopen steeds op een beter jaar,
Ook zij, die krank zijn en bedroefd
Schenk troost en hulp, waar men 't behoeft.
Als straks jou glorie-uur verschijnt,
Is 't nacht.... je ouwe vriendverdwijnt!
Breng jij mijn afscheid aan den mensch
Is deze, zoo eenvoud'ge wensch
„Dat ied're heilwensch, thans gegeven,
Op dezen nieuwen dag van 't leven,
Zoo warm en hart'lijk, soms, in schijn....
Toch w&ar en welgemeend mag zijn
OUDEJAARSAVOND.
Het zijn plechtige, ernstige gedachten, die op
zoo'n Oudejaarsavond, bij den terugblik op een
gedeelte van den afgelegden levensweg in ons
opdoemen. Hoe duidelijk komt o.a. het besef van
onze kleinheid en van onze afhankelijk ons voor
oogen te staan Wie heeft niet de ervaring, «.lat
het welslagen van wat hij deed en ondernam,
afhing van velerlei omstandigheden, waarover
hij geen macht had Zonneschijn en regen, storm
en windstilte, gezondheid en ziekte, leven e
dood, zij komen en gaan, onafhankelijk van ons
willen en wenschen en die ervaring doet ons de
oogen opheffen tot de macht, die over dit alles
gebiedt.
Dat gevoel van afhankelijkheid van een hooger
Wezen is niet een inbeelding, die aan den kin
derstaat alleen eigen is. De zeeman is in de macht
van wind en golven de landbouwer wacht alles
van het gunstig weder de bloei of de kwijning
van den handel hangt af van vrede of oorlog, van
vele andere dingen bovendien. Onze gezondheid
Wie weet niet, dat ons lichaam uit duizend be-
standdeelen bestaat en dat geen kleine stoerni-
FEUILLETON.
(20.
Ik raad uw bedoeling, mijnheer, hernam zij.
Maar wees gerust en u kunt mijnheer De Lasser-
re ook op dit punt volkomen geruststellen, ik zal
ver, ver van hier gaan en mij zoo goed verbergen
dat ik geen voedsel geef aan de praatjes, aan de
verbazing of de kwaadwilligheid der wereld.
O, ik vermoed uw plan u zegt bij uzelve, ik
zal werken. Maar is dit mogelijk, mevrouw
Waarom niet, mijnheer
Omdat u niet geboren is en opgevoed om te
buigen onder den last van eenig werk, dat, van
welken aard het ook moge zijn, altijd ondank
baar is voor een vrouw.
Welzoo, mijnheer, in alle landen der wereld
zwoegen de vrouwen, de groote meerderheid, en
volbrengen een moeilijken arbeid. Zij die niets
uitvoeren zijn uitzonderingen. Trouwens, voegde
zij erbij met een bijna wilde uitdrukking in
haar oogen, als ik niet bij machte ben mij door
den arbeid een bestaan te verschaffen
Zij hield plotseling stil.
Welnu vroeg de notaris.
Dan wil ik niet meer 'even.
De heer Corvisier sprong ontsteld op.
Of denkt ge, dal ik aan het leven gehecht
ben
Mevrouw, uw jeugd.
Ik ben niets meer, ik heb niets meer riep
zij uit.
Ik bid u, mevrouw, bedaar
Ja, u heeft gelijk, mijnheer Corvisier Waar
om kom ik u dit alles zeggen
Laat ons terugkomen op de mededeeling.
welke ik de eer had u vanwege uw echtgenoot te
doen.
We hebben dit punt reeds afgehandeld.
Vruchteloos is uw aandringen, mijnheer.
antwoordde zij buiten hetgeen ik vroeg, wil ik
niets, neen niets. Ook ik heb mijn denkbeelden,
mijnheer, en wel niet minder vaste dan die van
den heer De Lasserre.
Met die woorden stond zij op, den notaris de
hand reikende, zei zij
Mijnheer Corvisier, u is welwillend en bui
tengemeen kiesch, nogmaals dank.
Mevrouw, wilt u mij uw adres niet laten
er in plaats kan hebben, of we zijn ziek Ja, de
macht der omstandigheden is de macht waaraan
niemand onzer ook maar voor een oogenblik
zich onttrekken kan.
Zooals het kind, in het besef van hulpeloos
heid een bijgeloovige macht aan zijn ouders toe
kent en gelooft, dat vader en moeder alles we
ten en alles kunnen, zoo moet die kinderlijke ge
dachte ons vervullen ten aanzien van de groote
macht, uie boven ons allen staat en zonder wel
ke wij niets zijn en niets vermogen
Zoo we dan ons klein gevoelen, zoo we dan be
seffen, dat bij ons, lichaam en geest, leven en
gezondheid, kennis en deugd, alles zwak, broos,
afhankelijk is, zoo laat geen kleine zegen ons
ten deel vallen, zonder dat hij ons tot dankbaar
heid stemt, geen arbeid door ons worden begon
nen, zonder de gedachte aan de Bron van alle
kracht.
We weten dikwijls niet, hoe wij ons wenschen,
hopen en verlangen moeten voegen naar de on
aantastbare heerschappij der natuurwet. Maar
we weten, dat geloof en vertrouwen het leven
vormen en dat zij deel uitmaken van een echt
menschelijk bestaan, evenals het licht onmisbaa.
is voor den groei der planten. Ja, van ganscher
harte willen wij gelooven en vertrouwen, vast
staan in de overtuiging, dat ten slotte alles goed
en volmaakt is.
Wij kennen de beteekenis en het doel der we-
relsgeschiedenis niet en zien daarin een menigte
raadselen, tot welker oplossing wij ons vergcef-
sche moeite geven. We weten niet, wat de toe
komst aan ons volk en aan de wereld zal bren
gen, en wanneer we daarnaar vragen, staren wij
in een ondoordringbaar duister. Maar we weten,
dat er een geest werkzaam is in de menschheid,
dat er een doel bestaat, dat we misschien nimmei
zullen bereiken, maar waarnaar wij toch moeten
streven.
Daarop willen we afgaan en in ons vertrouwen
ons niet laten schokken door ervarineren, die hel
tegenspreken.
In het rijk van het goede willen we gelooven
en onze kracht, hoe zwak deze moge zijn, onver
deeld en blijmoedig daaraan wijdén.
We weten niet, wat er in een mensch aan krach
ten, deugden en gebreken schuilt en we zijn niet
in staat over iemand een beslist oordeel uit te
spreken, daar de diepste drijfveeren van zijn
handelen en de bronnen van zijn denken voor
ons verborgen zijn. Maar we weten, dat er niets
schooners en beminnelijkers op aarde bestaat
dan een goed en rein mensch. Met vurig begeeren
willen we onzen blik richten naar dat doel en
vol liefde ons aansluiten bij allen, die hetzelfde
najagen.
We weten immers niet, wat er met ons gebeu
ren zal, wanneer de weg, dien men het aardsche
leven noemt, ten einde loopt. Geheimzinnig ligt
de toekomst verscholen.
Maar wel weten we, dat wij getroost en met
vertrouwen onzen geest kunnen overgeven in dc
handen van Hem, aan Wien hij verwant is en
dit in de vaste overtuiging, dat het hooger leven
dat in ons verwekt werd, geen bedrog was.
Mochten wij allen met zulke gedachten den
Ik weet niet, waar ik morgen zal wezen, mijn
heer. Later, als ik het noodig mocht oordeelen.
Zij verliet het vertrek en de notaris deed haar
uitgeleide tot aan de trap.
Zichtbaar terneergeslagen trad hij zijn kamer
binnen.
Wat zal zij gaan doen Wat zal er van haar
worden vroeg hij zich af.
De gravin, het gelaat met een voile bedekt,
volgde met snelle schreden het trottoir.
Ik ben onherroepelijk veroordeeld, sprak zij
bij zichzelve. Hét beste wat mij nu gebeuren kon,
zou zijn te sterven. De hemel sta mij bij
XXII.
Jagers in rust.
Zij waren met hun zessen. Sedert den middag,
dat wil zeggen sedert bijna vijf uur, doorkruisten
zij den omtrek. Den ganschen dag had de zon
haar stralen uitgegoten over de vlakte, die zij
doorloopen hadden. Door hun hartstocht voor de
jacht voortgedreven, waren zij op meer dan twéé
mijlen afsta nds van Circourt verwijderd. Zij wa
ren te Circourt, het kasteel van den vader van
een hunner, voor eenige dagen genoodigd om
zich aan het edel jachtvermaak over te geven.
Zij woonden allen te Parijs. Zij kenden elkan
der. Zij waren met elkander bevriend. Een hun
ner uitgezonderd, waren zij ongeveer even oud,
tusschen de vijf-en-twintig en dertig. Hij, die
krachtens zijn leeftijd en ervaring op zijn mak
kers eenig overwicht scheen te hebben, kon om
streeks twee-en-dertig jaren tellen. Men noemde
hem burggraaf De Sanzac.
Onze jagers waren den dag, dat wij hen ont
moeten, oververmoeid, uitgeput. Zij stonden bij
elkander en zochten met den blik een plekje, dat
geschikt was om er halt te houden. Zij waren op
een uitgestrekte heide van Champagne, a'an de
uiterste grens van het departement 1'Aube.
Hier hebben wij een goed punt, geloof ik.
sprak eensklaps de jongste jager, markies Adrien
de Yerveine.
Met uitgestrekten arm wees hij zijn metgezel
len een boschje groote, bladerrijke olmen, waar
achter men een somberen steenklomp ontwaard-
de, die op een huis geleek.
Geen weg, door reizigers of bewoners der streek
gebruikt, leidde naar de zonderlinge woning.
Slechts een smal en in de heide gebrekkig aange
legd voetpad voerde van een poort, in den muur
der omheining aangebracht in een rechte lijn
naar het dorp Champigneul, welks torenspits
men op een afstand van ongeveer drievierde mijl
laatsten avond van het vervlogen jaar besluiten!
HE/T LIET HEM KOUD.
Als hij het maar warm had, en als zijn buik
maar vol was.
Waarlijk, het liet hem koud, of buiten en bin
nen oud-in-nieuw gevierd werd. Koud, of de
kerken volstroomden met ernstige-gestemde me
nigten koud, of in menig café de dansmuziek
„dollen Zaterdag" hield en de werkelijkheid
trachtte te overbluffen met bulkend en krij-
schend ge-jazz.
Stilleties lachte hij voor zich heen hij hield
het met de levenden. Dooden, rampen, de kwa
len des tijds, de tragi-comische hiklachjes van
de wereld op haar malsthet raakte hem
niet.
Warmte aan zijn voeten warmte in zijn buik
je, en een knor van behaaglijkheid in zijn keel,
zoo bracht hij zijn oudejaarsavond door.
Een knipoogje tegen het gedempte licht, twee
knipoogjes voor de hulst- en de sparregro en ver
sieringen, en drie smakjes met de tong voor al
de heerlijke geuren, die door liet huis ronddre
ven.
De wereld, in welken zin ook, liet hem koud.
Koud als roomijs.
Een gruwelijk egoïst noemt gij zeker hef
hierbij afgeschilderde personage.
Dames en heeren wij vragen u wel vergiffe
nis, want het hier boven geschreven sujet is on
ze baby, een blozende kapoen die amper lachen
doch vreeselijk veel eten kan. Neemt u hef hem
dus niet kwalijk. Hém, want het is een jon
gen, een kroonprins
BINNENL. NIEUWS.
EEN GEVAARLIJKE WEG.
De Haarlemmerweg onberijdbaar
Maandagavond zijn op den weg van Amster
dam naar Haarlem in de nabijheid van Halfweg
verscheidene auto's tengevolge van de gladheid
van den weg geslipt. Er zijn vele botsingen voor
gekomen, waardoor een aantal auto's vernield
werd. Later op den avond werd het gevaar nog
grooter, zoodat de weg zélfs eenigen tijd vooi
het verkeer gestremd was. De vernielde auto's
zijn geleidelijk weggehaald, zoodat het verkeer
weer regelmatig kan voortgaan, maar toch ble
ven nog herhaaldelijk auto's slippen, zoodat hef
gevaar van botsingen nog niet geweken was. Pei
soonlijke ongelukken zijn tot nu toe niet voorge
komen er is alleen vrij belangrijke materieele
schade.
LIJK GEVONDEN.
Nabij IJmuiden is in de duinen het lijk van
een vrouw van middelbaren leeftijd en vermoe
delijk afkomstig uit Utrecht, gevonden. 'Omtrent
de doodsoorzaak tast men nog in het duister.
KIND UIT DEN TREIN GEVALLEN.
D'insdagmorgen is bij Blerik een 3-jarig jonge
tje uit den trein gevallen.
Nadat de trein door middel van de noodrem
tot staan was gebracht, reed men terug om het
ontwaarde.
Na ongeveer twee derden van den tuin te zijn
omgetrokken, waren de jagers aan de poort,
waarvan wij spraken, gekomen.
Eindelijk riep Caston De Limans.
Ja, sprak burggraaf De Sanzac. Maar de
poort is gesloten en zij lijkt van een zwaar slot
voorzien. Men zou haast zeggen een sluippoort
van een onderwetsch kasteel. Trouwens, niets
bewijst, dat het huis bewoond is.
Mijn waarde, let dan maar eens op dit pad.
Ik zie ook dat het gras er groeit en de con-
vulvulus naar hartelust er tiert. Dit duidt aan
dat men slechts zelden er langs komt. Dit pad
behoort waarschijnlijk aan een of ander landbou
wer van het dorp, welks torenspits men hier ziet
en die tijd tot tijd hier komt om zijn tuin te bear
beiden.
Dus denkt ge dat het huis onbewoond is
Ik denk van ja. Want door wien zou je dan
wel willen dat die steenklomp, zonder middel
van gemeenschap en door een of andere gril mid
den in deze onvruchtbare streek neergeworpen,
bewoond werd
Een oogenblikje, De Sanzac. Ten eerste is
dit gebouw zeer oud vervolgens heeft het inder
tijd kunnen dienen tot de bewerking van de een
of andere grondstof, die men hier vindt.
't Is mogelijk, sprak een ander jager. Maar
daar dit huis ons geen gastvrijheid wil of kan
verleenen, stel ik voor een oogenblikje in de
schaduw dezer olmen uit te rusten.
Het voorstel werd niet grooten bijval aangeno
men.
Men ontdeed zich van wapens en weitasschen
en ging op den grond liggen. De een dommelde in,
anderen zaten te praten.
Opeens riep de markies Adrien De Verveine
Stheeren, luistert
Allen zwegen stil. De honden hadden den kop
opgeheven en keken naar den kant van den
tuin.
Een vrouwenstem, klaarblijkelijk die van een
jong meisje, zong een couplet van een oude ro
mance van Mehul „De Dag en de Roos". Die wel
luidende stem, zoo wonderlijk zuiver, helder en
liefelijk had iets onbegrijpelijk bekoorlijks Men
kon er niet aan twijfelen, de zangeres was in den
tuin.
't Is zonderling, sprak de burggraaf De Sanzac
zachtjes.
- Welnu, geloof je nu dat het huis bewoond
is zei op dezelfde toon Gaston De Limans.
Ik weet het niet, dus luidde het antwoord, in
kind te zoeken.
Het knaapje werd gevonden met een schedel
fractuur, terwijl een handje half was afgereden
Na aankomst te Venlo werd het kind in het zie
kenhuis opgenomen, waar het 's middags is o-
verleden.
Het knaapje was eenig kind van de familie
Peeters uit Eindhoven. Het was met de moeder
op weg naar Duitschland, om daar bij familie
het Kerstfeest te gaan vieren.
BIGAMIE.
De conciërge F. de W. uit Tilburg trad in 1904
te Raalte in het huwelijk. Hij ging van zijn vrouw
wreg en huwde in 1924 te Apeldoorn, zonder van
zijn eerste vrouw gescheiden te zijn. Toon de
tweede stierf, huwde hij voor de derde maal.
Voor het bij zijn huwelijken verzwijgen van
zijn burgerlijken staat werd hij heden door de
Rechtbank te Breda veroordeeld tot 6 maanden
gevangenisstraf.
TRAGISCH.
Het echtpaar H. V. te Haastrecht, had wegens
den hoogen ouderdom, zijn café verkocht en zou
de laatste levensjaren slijten bij een dochter te
Eemnes. Nadat alle huisraad was opgeladen gin
gen de oudjes naar hun toekomstige woonplaats,
waar zij behouden aankwamen. Toen den vol
genden morgen de dochter haar ouders kwam
wekken, bleek tot haar grooten schrik dat haar
moeder was overleden, terwijl haar vader bewus
teloos was, doordat een beroerte hem dien nacht
had getroffen.
BUITENLAND.
VOOR KERSTMIS TE MOSKOU.
De voorzitter van het bestuur van den „Mos-
torg" (handelscentrale te Moskou) heeft een
streng bevel gegeven aan alle magazijnen in de
hoofdstad, geen versieringen voor kerstboomen
en geen speelgoed (in Rusland speelt Kerstmis
een rolanaloog aan die van Sint-Nicolaas hier
te lande) te verkoopen te gelijkertijd verbood
hij ten strengste de winkels te versieren met de
traditioneele Kerst-grootvaders, kerstboomen
enz. Een dergelijk bevel is tevens aan alle maga
zijnen en winkels in het Moskousche gewest ge
zonden.
De sovjet-overheid gaf aan de politieagenten
van de hoofdstad en van het geheele gewest be
vel er voor te zorgen, dat geen kerstboomen ge
kapt en in de steden of dorpen verkocht worden.
De politie zal alle wegen, die naar Moskou lei
don, afzetten en den aanvoer van kerstboomen
beletten alle kerstboomen, die de boeren, in
strijd met het voorschrift van de overheid, naar
Moskou zullen willen vervoeren, zullen in beslag
genomen worden terwijl de vervoerders zelf ge
arresteerd zullen worden, aldus de „Komsomolj-
skaja Prawda."
AMERIKAANSCHE KERSTGENOEGENS.
Groote menschen zijn kleine kinderen.
Het was, het is en het zal steeds een probleem
elk geval sta ik niet op mijn meening.
Adrien had zich opgericht en was een paar
stappen vooruitgeloopen en met opgeheven hoofd
schitterende oogen scheen hij de hoogte van den
muur te meten, als of hij met één sprong er over
heen zpu willen springen om in den tuin te ko
men.
De stem hield op met zingen. Bijna op hetzelf
de oogenblik hoorde men een kreet van smart.
De kreet werd door eenige gesmoorde snikken
gevolgd. Daarna hoorde men niets meer.
Adrien was nog dichterbij gekomen. Tjhans
was hij vlak bij de poort.
Kijk me nu dien nieuwsgierigen markies
eens, sprak De Sanzac spottend.
Heeren, hernam Gaston, het geslacht van
mijn vriend Adrien klimt op tot den riddertijd.
In zijn aderen stroomt nog hét bloed der oude
ridders. Evenals zij, houdt hij van avonturen.
Laat eens zien klopt hij of klopt hij niet
aan de poort, sprak een ander.
Als hij den hoorn had, waarop zijn voorva
deren bliezen, als zij zich voor de ophaalbrug
van een slot vertoonden, zou hij zich kunnen
melden, sprak De Sanzac lachend.
Hij komt terug, hij heeft zich bedacht, hij
wil het avontuur niet verder voortzetten.
De terugkomst van den jongenman werd be
groet door een kruisvuur van fijne spotternijen,
die hij op geestige wijze beantwoordde.
Met dat al, hernam de burggraaf hebben wij
wel de stem gehoord, doch wij hebben de zange
res niet gezien.
O, een kind, sprak Adrien.
Dus ben je er er niet op gesteld, je nieuws
gierigheid te bevredigen
Geenszins.
Wij weten nu, heeren, dat het huis bewoond
is, of tenminste, dat er zich iemand in den tuin
bevindt. Wij kunnen ons dus de poort laten ope
nen en vragen wat men ons kan geven tot ver-
frissching.
Adrien's gelaat betrok.
Maar wat verzekert ons, antwoordde Gas
ton De Limans, die het gelaat van Adrien zag
betrekken, dat men de poort zal open doen en
wat verder, dat we er iets anders zullen vinden
dan putwater Mijns inziens is het beste, wat
wij kunnen doen, onmiddellijk den terugtocht
aan te nemen naar Circourt. Wij zijn te ver afge
dwaald en zullen flink moeten doorstappen, wil
len wij, voor het volslagen donker is, op het
kasteel te*~ug zijn.
Wordt vervolgd.