Ontmoetingen in liet ruim van een onderlossei. Be Straf der Zonde 21e Jaargang Dinsdag 20 Mei 1930 No. 39 BLAD VOOR NIEUWS- EN ADVERTEilTIE WIERINGEN EN OMSTREKEN jWï Het staat C op je gezicht ar mms* te lezenJ^^og. WIERINGER COURA VERSCHIJNT ELKEN DINSDAG en VRIJDAG. ABONNEMENTSPRIJS per 3 maanden 1. Met toestemming van den schrijver, den Meer J. K. Lofvers, overgenomen uit „Land in Zicht", maandblaadje voor de Zuiderzoc- werkers. Er zijn ontmoetingen, die ons bijblijven. Waar we met vreiigde en dankbaarheid aan terug-denken. Van één in deze geest wil ik hier vertellen. M'n vriend Boersma en ik waren nog pas kort hier in functie, toen we op een morgen met bakschipper Luit van een baggermo len meevoeren naar De Oude Zeug. Het weer kon beter. Het was al water, wat men zag. Een nijdige wind joeg de zee bol, en de regen was niet van de lucht. De met keileem volgeladen bak lag diep, zoodat de zeetjes in breede plenzen over dek gutsten en de gangboorden geheel on derdoken. Maar op het achterdek van de oplosser hield Luit het geweldige stuurrad in de greep van z'n sterke handen. Forsche zee man, zooals hij daar in z'n „kachelpijpen" stond, z'n lichaam verborgen in een wijd- wapperende olie-jas, de Zuidwester op z'n tanige kop. Z'n klare oogen spiedden rus tig vooruit, terwijl hij zoo goed mogelijk z'n logge bak in-één-lijn-hield met de puffende sleepboot, die sjorde en zeulde.... Naast Luit voelden we ons rustig, op ons gemak. Wel kregen we 't koud, maar 't was zaak ons hierin te harden. De neus in de wind, de pijp in de brand we keken al even onverschillig als de bakschipper, die van een „briesje" en „kopjes op de golven" sprak Zoo voeren wij in langzame zigzag-vaart door 'n grauwe eindeloosheid, waarin zee en lucht kleurloos samensmelten.... Maar het gesprek met Luit hield alle naar geestigheid ver. De zeeman vertelde van z'n leven, van z'n gezin met een gemoedelij ke openhartigheid alsof we in een huiska mer zaten met een pruttelende koffiepot vóór ons. Hij had geen geheimen. Of vond niet noodig die te verbergen. Hij was als eilander evenals z'n voorge slacht op de visscherij aangewezen geweest. Maar z'n zoon had met 't oog op de droog- maling der Zuiderzee wat anders moeten leeren. Wat hem tot nu toe goed afging, merkte de vader niet zonder voldoening op. „Ik heb het wel niet breed, maar elke week moet ik toch wat opzij-leggen. De jon gen moet us een nieuw pak hebben, ook wat zakcenten, En hoe gaat het, hé als onze jongens aan het vaste land komen, beginnen ze ook al gauw om een fiets te zeuren Van zich-zelf-moeten-ontzeggen sprak hij niet. Maar met preciese getallen cijferde hij ons voor, hoeveel hij geregeld kon afzonde ren en soms als buitenkansje kon wegstu- UITGEVER CORN. J. BOEKER, WIERINGEN BUREAU Hippolytushoef Wielingen. Telefoon Intercomm. No. 19. ADVERTENTIëN: Van 15 regels 0.50. Iedere regel meer 0.10 FEUILLETON. (59. Op die woorden stond Lory op, verliet het ver trek en wierp een vluclitigen blik op de straat. Colibri was nog altijd op zijn post. Hoeveel ben ik u schuldig, juffrouw vroeg hij aan de kasteleines. Drie en een halve franc, mijnheer. Hij betaalde en trad weder het kamertje bin nen. Het slaapmiddel had zijn uitwerking niet ge mist, Louis, met zijn slaphangende armen en het hoofd op de tafel, sliep gerust. Fluks nam Lory den hoed met livreiband, dien hij opzette en ontdeed Louis van zijn mantel, dien hij omsloeg. Hierop verliet hij ijlings de kamer, welker deur hij zorgvuldig sloot, en daar na de gelagkamer, terwijl hij de stem van den koetsier nabootsend, tot de buffetjuffrouw zeide: Mijn kameraad zal nog een oogenblik blij ven hij zit te schrijven. Stoor hem maar niet. Als koetsier vermomd ging Lory bij het rijtuig staan. 't Is gelukt, zei hij zachtjes tot C.olibri Kruip op je bok en wees .gereed voor elke gebeur lijkheid. Colibri deed zooals hem bevolen werd. Tien minuten gingen voorbij. Eindelijk ver schenen de twee vrouwen. Geen van beiden zag ongelukkigerwijs naar den koetsier want in weerwil van de pogingen, die hij deed zijn ge zicht te verbergen, zouden zij stellig hebben op gemerkt, dat hij Louis niet was. Het jonge meisje stapte in het rijtuig. Toen het portier dicht was, klom Lory op den bok, greep de teugels en in gestrekten draf ging het voort. De gravin zag het rijtuig wegrijden. Zij ging terug naar haar kamer, beklemd, ongerust. Het was haar of zij een voorgevoel had van een nade rend onheil. Op korten afstand volgde het rijtuig van Coli bri. Snel verwijderden zich de beide koetsiers ren, wanneer hij veel overuren gemaakt had. Deze vertrouwelijkheid trof ons. Want Luit kon niet weten, wie hij voor zich had. We hadden alleen onze namen genoemd. Hij had dus evenals velen in die tijd ons kun nen aanzien voor ingenieurs, inspecteurs, leden van de geheime politie enz. of dag- jes-menschen.Maar de eilander was ge speend aan alle politieke voorzichtigheid, waarmee menschen uit „de beschaafde we reld" elkaar plegen te naderen en voorbij te gaan. En we hadden hem er te liever om. Hij had dat opene van zijn eiland, dat, daar ook .als argeloos neergeworpen, blootgesteld is aan de elementaire kracht van zee en hemel, maar daardoor tevens iets ongerepts be waart. Toen kwam de andere bakschipper Luit aflossen. We maakten graag van de gelegenheid gebruik met de laatste in 't vooronder af te dalen. Even wat op temperatuur komen „M'n maat heet Joop, ook van 't zelfde eiland," lichtte Luit in, terwijl hij een brood uit z'n kastje haalde „Joop heeft crimineele last van rheuma- tiek. Kort geleden heeft ie 'n paar week stijf als 'n plank op z'n nest moeten liggen. Kon ie zich niet verroeren Maar wat moet je Jopie heeft acht kinderen, en die hou den de mond open.... Niks waard voor hem op zee, vooral niet in zulk weer Maar je hebt niks anders geleerd. Vroeger heeft ie veel op de Noordzee gevaren, nou is ie vrij-man af.... 's Morgens kan ie de kooi haast niet uitkomen, zóó krimpt ie dan van de pijn. Maar dan schommelt ie zoo'n dag maar weer door, en door 't vele beweeg zakt het zoo zachtjes aan.... M'n maat zegt niet veel, maar er valt best met hem op te schie ten We waren juist getuige geweest, dat Joop langs een ondergeloopen gangboord van voor- naar achterdek geplast was, waarbij een verraderlijke golvenroller hem tot bo ven de laarzen had nat gemaakt. Maar geen spier van z'n gezicht had ie er bij vertrok ken. Het bracht z'n werk mee. Morren hielp niet. 't Moest. Er stak een iets stug-onverzettelijks in deze kerels. Groot en streng waren ze in de dingen van hun werk en leven. Hun nobele eenvoud dwong ons respect af. Luit was onder 't praten met z'n maal be gonnen. Gretig hapte hij in z'n boterharn- men-met-spek, spoelde met de koffie, die wel al te lang had getrokken. Maar in een huishouding van mannen-onder-mekaar komt het niet zóó precies Toen legde Luit plotseling z'n groot broodmes neer, vouwde z'n handen en boog diep met z'n hoofd voorover. Had ie met al dat geredeneer haast z'n gebed vergeten En zonder zich iets te storen aan de vreemde toekijkers, die wij toch waren, vroeg hij om een zegen. In stille aandacht, zonder woorden. Toch stellig in deze grond toon Onze Vader..geef ons elke dag ons dagelijksch brood en vergeef ons onze schulden en verlieten Parijs door de poort van Clignan- court. In dien tijd bleef Louis doorslapen. De buffet juffrouw had hem vergeten. Het was de druk ste tijd van den dag. Men liep af en aan in de gelagkamer. Eindelijk, toen de drukte wat over was, schoot het haar opeens te binnen, dat de heer, die zat te schrijven, nog niet vertrokken was. Zij begaf zich naar het kamertje, opende de deur en vond er Louis slapend. Dat is wat moois. Denkt die sinjeur hij ge val. dat hij in -zijn bed ligt Hola, wordt eens wakker, riep zij. En zij schudde hem bij den arm. Het mocht niet helpen. Zij werd bang. Er waren nog een oaar klanten in de zaal, die zij riep. Dezen snel den toe.,, De man is niet dronken, was hun oordeel. Men moet hem een slaapdrank hebben ingege ven. Hij zal wel ontwaken. Men liet hem azijn ruiken, besproeide zijn ge laat met koud water, maar Louis sliep steeds door. Eindelijk werd hij wakker. Hij bleef een oogenblik versuft voor zich heen staren, met het hoofd in de handen. Op eens sprong hij op. Mijn rijtuigde juffrouwriep hij. Whtblief. Het gelaat van Louis werd doodsbleek. O, mi.in hemel, riep hii uit. Maar hoe ben ik dan toch zoo ingeslapen Waarom Juffrouw, hoe lang heb ik geslapen Meer dan twee uren. Meer dan twee uren riep de arme Louis op wanhopigen toon. En mijn rijtuig en de juf frouw Met wankelende schreden ging hij de kamer uit U vergeet uw overjas en uw hoed, voegdt de kasteleines hem toe. 't Is waar, ik vergeet alles. De juffrouw gaf ze hem. Dat, sprak hij met een afwerend gebaar, dat is van mijn kameraad. Ik had een mantel en een hoed met gouden band. Nu nog mooier, sprak de juffrouw. Nu denk je zeker, dat je koetsier bent. Maar ik ben koetsier. Waar is mijn kanic- We waren ontroerd. Het vooronder- kreeg voor ons de wijding van een tempel. Heer lijk beseften we de waarheid, dat God niet aan een bepaalde plaats gebonden is, over- al Zijn stille aanbidders heeft. Ook op een stukje ijzer midden in zee En tevens dat de hoog-Verhevene zelfs den eenzame in het donkere vooronder van een bak niet uit het oog verliest, maar juist hem zoo wonder wel kan opbeuren dooi- de tegenwoordig heid van Zijnen Geest. Toen we later Luit inlichtten, in welke functie wij bij de Zuiderzeerwerkers betrok ken waren, bleek dat hij nog niet van ons gehoord had. De bakschipper had gedaan, wat hij al tijd deed. Zonder pretentie, eenvoudig en echt. Zooals alles bij hem eerlijk en echt was. Maar- wij waren van hem geleerd en ge troost. Want in de diepte van het ruim bad hij ons den Hemel open. De namen zijn natuurlijk verzonnen. Het was ons een groot genoegen boven staande schets uit „Land in Zicht" te mogen overnemen, omdat wij in deze pennevruch- ten van den Heer Lofvers altijd iets aparts vonden, 'n moraal, waarin humor en ernst samenvloeien, om te worden tot. een fris- sche stroom van levenswaarheden, waaraan de menschenziel zich kan laven. Trouwens ernst en humor vormde de geheele persoonlijkheid van den heer T.of- vers, een open karakter, dat hem 1 ij de bur gerij en inzonderheid bij de Z.Zeewerkers zoo gezien maakte. Met leedwezen zien wij allen het vertrek van den heer Lofvers naar Garsthuizen dan ook tegemoet zulke persoonlijkheden kun nen wij, en vooral ook de Z.-zeewerkers, slechts noode missen. Wij hopen, dat 't hem als predikant in zijn nieuwe Gemeente goed moge ffaan. Redactie Wier. Crt. BINNENL. NIEUWS. MOORDAANSLAG OP EEN VELDWACHTER. Donderdagavond werd aan den tol tusschen Blaricum en Huizen politieassistente ingeroe pen, daar de tolgaarder in handgemeen was ge raakt met zekere Molenaar. Deze is vroeger tol gaarder geweest aan den tol tusschen Naarden en Huizen hij staat ongunstig bekend en is eens met de justitie in aanraking geweest we gens mishandeling van een chauffeur. De veld wachter Marinus, uit Huizen, kwam in burget gekjleed, ter assistentie hij wist Molenaar, die onder den invloed van sterken drank verkeerde te overreden naar huis te Huizen te gaan en ging daarop den tolgaarder Mulder deze gerust stellende mededeeling doen. Op den terugweg naar Huizen echter kwam Marinus, den onge veer 56-jarigen Molenaar, die thans paardensla- ger te Huizen is, weer achterop. Deze riep „ben ie Marinus" en terwijl de politieman van zijn fiets stapte, ontving hij op hetzelfde oogenblik een houw met een lang blinkend voorwerp, die daardoor machteloos werd. Met den rechter raad Allang vertrokken. Vertrokken Is hij vertrokken Ja. Juffrouw, geef mij gauw mijn hoed en man tel de juffrouw wacht mij. W!at moet zij wel denken En mijn paard, mijn rijtuig -- Het rijtuig Bedoel je die blauwe coupé, «iie vanmiddag hier in de straat heeft stilge staan Ja En u is de koetsier van dat rijtuig Maat dat heb ik u al zoo dikwijls gezegd. In dat geval, jongenlief, begin ik de zaak te begrijpen. Daar je kameraad je zoo vast zag ingeslapen en je niet wakker kon krijgen, heeft hij je mantel en je hoed genomen en is in jouw plaats op den bok gaan zitten. Al meer dan twee uren geleden is het rijtuig weg gereden. Louis sloeg zich met de vuist tegen het voor hoofd. Daar heb je het. Daar heb je het, riep hij. Ik ben als een beest gaan slapen en Constant heeft in mijn plaats de juffrouw weggereden. En hij ging ijlings weg. IV. Een donderslag. Het werd duister en toen Aurora niet thuis kwam, begon mevrouw Delorme zich daarover eenigszins te verwonderen. Doch daar zij dacht, dat graaf De Lasserre zijn dochter om de een of andere reden had laten blijven, was het eerst na verloop van een groot half uur, dat zij ongerust werd. Zij wist niet wat zij er van moest denken. Het was onmogelijk, dat de graaf Aurora zoo lang had gehouden, hij, die haar steeds zeide toch voor den donker huiswaarts te keeren als zij een wandeling gedaan had. Was het jonge meisje dan soms door een plotselinge ongesteld heid ten huize haars vaders overvallen Maar in dat geval zou de graaf haar onverwijld toch een boodschap hebben gezonden. Geen twijfel Er was Aurora iets overkomen. Te Parijs hebben er talrijke ongelukken met rijtuigen plaats, een -0oVter^ene lQ O U?bt*XGO N PURE VIROIMA SMA6 j Pittig voor pijp of agaref ^«SÖWHKKSSSSS j GDurtO GBOMINGEJI greep de veldwachter den aanrander en druk ie Jeze tegen den grond. Maar weer hief Molenaar zijn wapen op de slag was gemunt op Marinus' hoofd. Deze maakte met zijn hand een afweren de beweging hij greep in het wapen, waarbij hij' drie vingers ernstig verwondde en de peezen doorsneed. Molenaar, bang dat dé politieman ■;en revolver zou trekken, is toen aan den loop ?egaan en in het veld verdwenen. Tot dusver is hij nog niet opgespoord. De veldwachter is erg toegetakeld. Bij den eersten slag sneed het wapen door de kleeren van den bovenarm heen en veroorzaakte een diepe wonde bovendien raakte de arm uit het lid. Wanneer de drie vingers behouden kunnen blijven bestaat gegronde vrees dat ze stijf zullen blijven. Er is nog niet kunnen worden vastge steld welk soort van wapen gebruikt is. Alg. H.bld. EEN VERDACHT GEVAL. Poging tot vergiftiging Een 18-jarige landarbeider te Eierland op Texel werd Vrijdag, na het drinken van thee uit zijn thermoflesch, hevig ongesteld. Direct werd een dokter ontboden en deze constateerde dat hier sprake was van vergiftiging door kopervi triool. Het ongeval speelde zich af op de hofste de „Pietershove", waar de arbeider werkzaam is De flesch, waaruit hij gedronken had, was in zijn jas geborgen, die in de schuur was neerge legd. De politie stelde direct een onderzoek in mi vond op de plank in de schuur een paar halfledige zakjes met kopervitriool, dat door de vroegere bewoners van de hofstede was achter gelaten. De getroffene, wiens toestand wel iets voor uitgaande is, heeft er niet het flauwste vermoe ien van hoe dit vergift in zijn flesch is geko men. Hij weet niet, vijanden te hebben. Kort ge leden werd zijn fiets vernield, zijn horloge werd stuk gedraaid en in de duisternis werd hij door ?en auto aangereden zonder dat hij den dader kon ontdekken. De politie stelt een onderzoek in. Alg. Hbld. wiel of de as konden gebroken zijn. Misschien was wel het hijtuig in botsing' gekomen met een ander en omgevallen. Maar als er iets dergelijks gebeurd was, hoe kwam het dan dat zij daarvan iiiet reeds bericht had gekregen De afstand tusschen den boulevard Hauss- mann en de Rue de Bocher was niet groot. Wie weet W.ellicht was het paard dat gewoonlijk nak was, schichtig geworden en op hol gegaan. Mevrouw Delorme vond deze gissing de waar schijnlijkste. En toen, zeer gejaagd, werkelijk verontrust, met een angst, die ieder oogenblik toenam, zag zij in haar verbeelding het paard rver den een of anderen onoverkomelijken hin derpaal struikelen en vallen, het rijtuig in stuk ken, de koetsier van zijn bok gesingerd, en Au rora roerloos uitgestrèkt, gewond, misschien lood Als een waanzinnige liep zij alle kamers door. Toen zocht ze de graaf op, hij zat aan zijn schrijftafel. Aurora..begon zij. Wat is er met mijn kind gebeurd viel hij haar met trillende stem in de rede. Ik dacht dat u haar bij u gehouden hadt.. ik dacht haar hier te vinden. Haar beenen konden haar niet meer houden en in snikken uitbarstend, zonk zij op een stoel Het bloed steeg den graaf naar het hoofd. Hij wankelde alsof hij een hevigen stoot tegen de borst of een slag op het hoofd gekregen had en bleef een oogenblik staan, niet bij machte een enkel woord te spreken. Maar zich tegen zijn zwakheid verzettend, als altijd meester van zijn wil, vond hij spoedig de geestkracht terug, die hij steeds tegenover den rampspoed had ge toond. Dus, sprak hij schijnbaar kalm, maar met trillende stem, is Aurora niet thuisgekomen Waarom is u mij, toen het donker werd en Aurora niet kwam, niet onmiddellijk komen waarschuwen Ik zat altoos te wachten. Ten laatste, door ongerustheid gekweld, waanzinnig van angst, nam ik het besluit, hierheen te gaan. Met het hoofd in de hand, scheen De Lasserre te overleggen. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1930 | | pagina 1