De Straf der Zoede
Dinsdag: 17 Juni 1930
No. 46
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR Mpijli
WIERINGEN EN OMSTREKEN
WIERINGER COURAHTm
VERSCHIJNT ELK EN
DINSDAC en VRIJDAG.
ABONNEMENTSPRIJS
per 3 maanden 1.
DITOETER
CORN. J. BOSEER, W I
BUREAU:
Hippolytnshoel Wielingen.
Telefoon Inteicomm. No. 19.
ADVERTENTIëN:
Van 15 regels 0.50.
Iedere regel meer 0.10
Brl*v«n uit het Zuiden
399.
DE GESTRAFTE STUDENTEN.
Eenigen tijd geleden, toen op 't Noordzeeka
naal roeiwedstrijden plaats hadden, genoot
Amsterdam „de eer" op groote schaal bezoek te
ontvangen van Delftsche studenten. Als men
wiskundigen aanleg de meeste acht onder de
wetenschappelijke vermogens, dan kan men
zeggen, dat in Delft de wetenschappelijke bloem
van onze natie zetelt en dat te meer, omdat ze
hun denken als ingenieur ook nog in praktijk
moeten brengen. Maar hier schijnt te gelden
hoe grooter geest, hoe grooter beest. De Delft
sche student heeft een slechten naam. Natuur
lijk geldt ook hier, dat weinige rotte appelen in
den mander den heelen inhoud te schande ma
ken. Toch staat de corpsgeest er voorloopig op
laag peil. De lieeren amuseeren zich met too-
neelspel, zoo vies, dat, als men hun stoffelijk
voedsel in harmonie zou willen brengen met
hun geestelijk, de hoeren drek zouden moeten
eten. En 't merkwaardige schijnt te zijn. dat zeer
intelligente jongens van goeden huize tegeno
ver ernstige menschen, die hen daarover onder
houden, deze dingen met rustige zekerheid
verdedigen. Het moet zoo en het hoort zoo de
jonge man zoo redeneeren ze houdt er
van, dus is 't geoorloofd. Alle kritiek van ou
deren vloeit voort uit huichelarij. Die oude
ren zijn ook zoo lekker niet Je moest 't maar
eens weten
Het is heel merkwaardig dat Dell't
er in zoo korten tijd in geslaagd is het iM?cord
van studentenonbehoorlijkheden te slaan. Ze
schijnen zelfs al voor export te zorgen. De schan
delijke dingen, kort geleden te Bandoeng in In-
die aan de Technische Iloogeschool uitgehaald,
schijnen ook al onder leiding van Delftsche oud
studenten te hebben gestaan. Eens zetelde te
Delft „het orakel" Hugo de Groot, wiens licht
nog over de wereld gaat. De heeren schijnen te
méénen, dat Delft zijn tol aan de humaniteit
heeft betaald.... Het is op zichzelf belangwek
kend na te gaan, hoe 't komt, dat deze wiskun
dige technici zoo uit 't roer slaan. Komi 't, door
dat er haast geen meisjes studenten zijn, die
de atmosfeer wat zuiver kunnen houden en
al te gl'oote verruiming der zeden tegengaan?
Komt 'f, omdat de studenten in T doode stadje
met zijn kleine en bovendien nog wat bekrom
pen middenstand, staan buiten de sfeer van alle
gezinsleven Of wordt hier maar te pijnlijk-
den invloed van een studie in vakken van die
pere beschaving gemist, waarin 't zedelijk ide
aal en de schoonheid een rol spelen Of is 't
waar. dat deze wiskundekoppen een apart soort
zijn, die alles durven gelooven en alles durven
doen, wat ze maar kunnen beredeneeren
DE AANVAL OP 'T PALEIS
Hoe zij, de heeren hebben op hun uitgaans
dag naar Amsterdam op ongelooflijke wijze de
beest gespeeld. In den trein, waarmee ze naar
Delft teruggingen, hebben ze meerdere malen
aan de noodrem getrokken en zoo den trein tot
stilstand gebracht. En bovendien hebben ze de
passagiers nog op andere wijze lastig gevallen.
Een paar jongelui, die boven hun theewater
waren, hebben aan 't Koninklijk Paleis in de
hoofdstad aangebeld. De portier opende op de
gebruikelijke wijze zijn luikje, m'aar toen hij
zag met „nette" jongelui te doen te hebben,
SANATORIUM VOOR ARBEIDSTHERAPIE „ZONNESTRAAL" TE HILVERSUM
waarover elders in dit blad wordt gesproken. Voor de verpleging (ook algeheel kosteloozc verpleging) van t.b.e.-patiënten aller gezindten en
uit héél ons land, in dit Sanatorium, zal op Zaterdag, 21 Juni a.s. een Nationale collectedag worden gehouden.
Hoofdgebouw (rechts) met paviljoen (links In het paviljoen heeft elke patiënt z'n eigen kamertje. Een 2e paviljoen, waarvan rechts onder
aan nog juist een stukje te zien is, is in aanbouw.
maakte iiij uit beleefdheid de deur open, om te
zeggen, dat er geen toegang was. De „nette" jon
gelui drongen hem echter op zij en stormden
naar binnen, waar ze hun vernielzucht bot
vierden. Ze hebben een lichtkroon kapot gesla
gen, een ruit vernield, enz. Het spreekt van zelf,
dat ze eenige minuten later op 't politiebureau
zaten. Telefoons zijn gerieflijke dingen en wer
ken snel.
Ze hebben hun wandaad ernstig moeten be
zuren. Examens, waar ze aan bezig waren, rnoch
ten niet worden afgemaakt. Ze werden als lid van
t studentencorps geschorst De toegang tot de
hoogeschool werd hun zelfs gedurende twee
jaar ontzegd. En bovendien hadden ze zich voor
den rechter te verantwoorden. Er werd drie
weken gevangenisstraf tegen ze geëischt.
De zaak houdt de publieke opinie in sterke
mate bezig. Een volksvertegenwoordiger nog
wel een sociaal-democraat is voor hen in de
bres gesprongen Het wegzenden van de hooge
school, vindt deze, gedurende twee jaar, is een
veel te zware straf. Er is protest, dat de inval
in 't niet door de Koningin bewoonde paleis
zwaarder wordt aangerekend dan die in een ge
wone particuliere woning. Er is protest van
Teun den Klepperman dat de verdediger er
zich op beroept, dat deze jongelingen geen com
munisten zijn, maar vaderlandslievende kna
pen uit hoogst respectabele gezinnen. De vader
van den een is généraal, die van den ander
een bekend makelaar in effecten. Kortom ei is
stof voor conversatie, waarbij de meeningen
sterk uiteenloopen. De een vindt 't „niet zoo
erg." 't Zijn „kwajongens". De ander meent, dat
er een voorbeeld gesteld moet worden. De ge
heelonthouders vinden 't bar, dat de rechter ge
zegd heeft, dat een fatsoenlijk mensch ook fat
soenlijk blijft, als hij een borrel op heeft.
CLEMENTIE
FEUILLETON.
(65.
Haar oogen hadden zich op een der schietga
ten gevestigd.
Mijn God, mijn God, verlaat mij niet. kerm
de zij.
Daar zag zij opeens door het schietgat een
ster flonkeren.
O riep zij.
Dat licht uit den Hooge daalde in haar gevan
genis als een straal van hoop neer. Heerlijke
verschijning. God antwoordde haar. Aurora was
niet bijgeloovig. Maar toch, in het leven komen
er oogenblikken voor, dat twijfelaars zelfs ge
looven aan geheimzinnige openbaringen.
Het jonge meisje viel met gevouwen handen
op de knieën. Toen verhief zij in gedachten het
hart tot Hem, Die de zwakken en verdrukten
verdedigt en de onschuldigen beschermt en
iep Hem aan.
Zij stond op. Nu straalde haar blik van een
verheven glans. Wbnderbaarlijke uitwerking
van het gebed. Zij was niet meer zoo angstig als
straks. Zonder gerust te zijn. gevoelde zij in zich
de kracht tegen elk gevaar, welk het ook
zijn mocht, te verdedigen.
Kom, ik moet naar bed, sprak zij binnen-
monds.
Zij ontkleedde zich en begaf zich te bed, terwijl
zij de lamp liet branden.
Na verloop van eenige oogenblikken vielen
haar oogen toe. Zij sliep nog niet. Zij was in den
toestand, die aan den slaap voorafgaat, waarin
de gedachten heen en weder zweven en zich
verliezen in het onbepaalde. Zij zag haar onder
wijzcres bij zich zitten, haar over haar bed heen
gebogen toelachen. En het was haar of zij twee
lippen een kus op haar voorhoofd voelde druk
ken. Het gebeurde haar dikwijls, dat zij. voor
dat zij insliep, zulk een visioen had. Zij opende
de oogen en sloot ze terstond weder.
Hebben deze jongelui recht op clementie
Dat hangt er van af, hoe men de zaak bekijkt.
Mama, mamaatje sprak zij binnensmonds.
Zij sliep.
Een kloek plan.
Wij hebben gezien hoe graaf De Lasscrre zijn
in onmacht gevallen gade verlaten had en m
allerijl in het rijtuig gestapt was, waarmede hij
naar de Rue Davy gekomen was, na eerst den
portier te hebben verzocht zoo spoedig mogelijk
zijn vrouw naar boven te zenden om mevrouw
Du rand de noodige hulp te verleenen.
Die portierster was een uitstekende vrouw.
Zij had een groote genegenheid voor gravin De
Lasserre opgevat, die zij trouwens voor niemand
anders hield dan een arme onderwijzeres.
Door haar goede zorgen kwam de jonge vrouw
spoedig hij.
O, is u het, sprak zij tot de portierster toen
zij haar herkende. U is wel goed. Dank u.
Daar zij zich niet langer kon inhouden, begon
de gravin te snikken, terwijl haar tranen over
vloedig vloeiden. Haar hart was beklemd. Het
schreien gaf wat verlichting aan haar droefheid.
Kom, kom; mevrouw Durand, u moet niet
zoo schreien u moet wat praten.
Tranen doen mij goed. Och. als men het
kan, doet men goed met eens flink uit te schrei
en.
't Is mogelijk. Maar men moet zorgen, zich
niet over stuur te maken Kan ik nog iets voor
u doen Heeft u iets noodig
Neen, dank u. Ik voel mij wel wat opge
knapt. Het zijn de zenuwen. Maar ik hen beter.
De krachten komen terug. Ik wil u niet langer
ophouden^; u heeft uw bezigheden, lieve juf
frouw, u kunt mij nu wrel weer alleen laten.
Nogmaals welbedankt.
De portiersvrouw begreep, dat mevrouw Du-
rand alleen wilde blijven en ging heen.
En nu, sprak de gravin, terwijl zij baar
gelaat afwischte, wat te doen Ik kan hier niet
blijven zitten weenen en snikken en mij aan
een nuttelooze wanhoop overgeven. Neen, neen,
ik heb wel wat anders en beters te doen. Mijn
dochter is verdwenen, mijn dochter is ontvoerd.
O, die schurk, hij is het. Ik herken hem aan zijn
laf en laaghartig werk. Mijn voorgevoel heeft
Het is mijn innige overtuiging, dat Wijkstra, de
moordenaar te Grootegast, die vier agenten
neerschoot, geen slechter mensch is dan u en ik
Ik zeg dat niet, om interessant te zijn ik
zeg dit in diepe ernst. Ik weet, dat meerderen
van onze beste psychiaters er zoo over
denken. Hij was een man, die gees
telijk boven zijn dorpsgenooten uitstak, die een
sterke drang naar ontwikkeling in zich had en
meerzijdig begaafd was, die nooit omgang met
vrouwen had gehad en door zijn aanraking met
de vrouw, die hij in zijn huis nam, alle remmen
verloor en, toen er gevaar dreigde, dat ze weg
gehaald zou worden, tijdelijk tot krankzinnig
heid en razernij verviel, volmaakt op dezelfde
wijze, waarop een opiumschuiver in Indië
„amok" gaat maken. Beteekent dit nu, dat ik
Wijkstra vrij zou hebben laten gaan Ik zou
hem zeker geen twintig jaar in een gevangenis
zetten, maar ik zou hem even zeker levenslang
uit maatschappij verwijderen. In de eerste
plaats, (>mdat ik niet voor de tweede maal een
breuk in zijn remmen zou riskeeren, in de twee
de plaats, omdat de gemeenschap 't gevoel
moet houden, dat moord als een buitengewoon
ernstige zaak moet worden beschouwd.
Dit maakt de rechtspraak tot een zoo moei
lijke taak. Men moet „recht" doen aan 't indi
vidu en men moet tegelijker tijd voor de ge
meenschap waken.
Zou ik deze studenten naar hun .schuld" be
handelen, dan zou 't me genoeg zijn, als ik wist.
dat ze echt „berouw" hadden. Ik zou zeggen
't was nog al erg, maar gezien jullie leeftijd
en de omgeving, waaruit je komt. begrijp ik al
les' Geef mij de garantie, dat 't niet weer ge
beurt, ga in vrede en betaal de schade
Wie zoo redeneert vergeet de Delftsche
studenten-wereld en 't belang, dat de gemeen
schap er bij heeft, dat daar de geestelijke en ze
delijke tuchteloosheid wordt gecorrigeerd. Het
is van "t grootste belang, dat de heeren eens
goed schrikken en dat men ze verder laat voe
len, dat ook studenten aan de maatschappelijke
moraal gebonden zijn. Hier mag en moet een
voorbeeld gesteld worden in 't belang van
Delft zelf. En 't zal te wenscnen zijn, dat de hjii-
dige studenten zich over dertig jaar 't, geval
nog goed herinneren en dan aan hun kinde
ren vertellen van een paar jongens, die toch zul
ke fideele kerels waren en zoo ongelukkig zijn
te pas gekomen in 1930. De jeugd heeft wel een
paar gestrande schepen als bakens in zee noo
dig Wie zijn billen brandt, moet op de blaren
zitten
DE KRITIEK VAN TEUN DEN KLEPPER
MAN. Teun van de VARA was boos, toen de
verdediger zei. dat de jongelui „vaderlandslie
vend" waren en „geen communist." Teun vroeg:
Wat heeft dat er mee te maken Ik vind
de vraag nog al onnoozel voor een oud man,
die over zooveel dingen meepraat. Zijn de
jongelui „vaderlandslievend", dan is 't geval
een brutale, brooddronken studentenstreek. Per
soonlijk komt op hun debet, dat ze zich vergre
pen aan iets, wat hun heilig was. Het is t ge
val van den Griekschen vlootvoogd Alei biades,
die in den nacht, voor hij met zijn vloot uitvoer,
in Athene alle Hermesbeelden.den neus afsneed
ook in dronkenschap. Voor wie 't paleis op
de Dam nationaal symbool is van 't Koninklijk
gezag is de daad heiligschennis, maar ze werd
begaan uit brooddronkenheid.
Zou een communist in 't paleis doordringen,
dan pleegde hij geen heiligschennis, maai- zijn
motief zou zijn haat tegen een in de grondwet
vastgelegd instituut, waarop hij zijn woede wou
koelen. De daad heeft uiteraard, van juridisch
standpunt beschouwd, een gansch ander karak
ter, ook, al mag men er niet aan denken, twee
ërlei recht toe te passen.
Als Teun 't verschil wil voelen, moet hij de
daad naar Moskou verplaatst denken. Als een
zoon van een van de regeeringscommissarissen
Stalins paleis zou doordringen op een mo-
mij niet bedrogen. Maar wat wil hij dan toch
met mijn kind uitvoeren Aan welke helsche
bedoeling moet zij dienstbaar worden gemaakt?
Wat wil hij Wat hoopt hij Hij haat graaf De
Lasserre. Waarom Ik ben het nooit te weten
gekomen. Maar heeft die schurk zich niet ge
noeg gewroken O, hoe haat ik hem thans, dien
man die mij in het verderf heeft gestort.
Zij richtte zich op. Haar oogen fonkelden.
Hoe riep zij op woesten toon, het is hem
niet genoeg dat hij de moeder heeft ten val ge
bracht, hij moest ook het kind treffen. O, welk
een monster Maar hij is tot alles in staat, hij
is in staat.
Plotseling bleef zij steken. Zij rilde
O neen riep zij woest, zoo iets is onmoge
lijk. Hoe laaghartig hij ook is, hij zou het niet
durven. Neen, neen. weg met dat afgrijselijk,
denkbeeld. Hij wil een nieuwe snoodheid be
gaan, dat is zeker. Maar dat niet, dat niet
Zij bleef een oogenblik zwijgen, en ging daar
na op heeschen toon voort
Burggraaf De Sanzac, gij zult mij mijn
kind teruggeven. Zoo niet, wee, wee u
Zij voelde haar knieën knikken, zonk neder
op een stoel en bleef geruimen tijd in smartelij
ke gedachten verzonken.
Ontvoerd, ontvoerd sprak zij, terwijl zij
haar alleenspraak vervolgde. O, ik had wet ge
laden. dat hij iets tegen mijn dochter in het
schild voerde. Maar ik zou niet hebben durven
onderstellen, dat hij vermetel en laf genoeg
was om zich meester te maken van een onschul
dig kind, dat hem geen kwaad heeft gedaan. En
hij is het niet, dien graaf De Lasserre beschul
digt, maar mij Van de rampzalige moeder, die
hij van haar kind heeft weggejaagd, komt de
vader zijn dochter terug eischen. Welk een boe
te Ik zal de bittere kelk van al mijn smarten
tot den bodem drinken. Hij heeft mij kunnen
verdenken, mij schuldig wanen, mij, mij
Helaas, in zijn oogen ben ik nog altijd 'n niets
waardige. Maar ik duid 't hem niet euvel. Ik
vergeef hem. Zijn smart heeft zijn verstand be
neveld. Ongelukkige die ik ben, ik heb niet eens
het recht mij over een onbillijke verdenking be
léedigd te gevoelen. Ik moet alles vergeven Ik
zou wel naar hem toe willen gaan en hem zeg
gen.... Maar neen. Ik ken hem, hij zou weige
ren mij te ontvangen. En liet hij mij nog binnen
komen dan zou het wezen om mij met zijn min
achting en toom te overstelpen. Hij zou mij
niet willen gelooven. O, slechts op een enkele
wijze kan ik zijn beschuldiging beantwoorden,
namelijk door hem zijn dochter terug te bren
gen. Welnu, ja, ik zal hem haar terugbrengen.
Met de kracht, die de hemel mij schenken zal,
wil ik den kamp met den vijand aangaan.
Zij nam het kloek besluit den schurk onmid
dellijk op te zoeken. In minder dan geen tijd
kleedde zij zich en nam een rijtuig en liet zich
naar de Rue Grammont brengen.
Van den portier vernam zij, dat De Sanzac
des morgens vroeg vertrokken was, om, naar
zijn zeggen, den dag te Rouaan bij een zijner
vrienden door te brengen. Zijn dienstbode denkt
voegde hij er bij, dat hij vanavond of vannacht
zal terugkomen, maar om bijna onmiddellijk
voor eenigen tijd op reis te gaan, want hij heeft
last gegeven allerlei zaken in te pakken, die hij
wil mledenemen.
Dank u, sprak de gravin
Wil mevrouw ook haar kaartje geven
Onnoodig, antwoordde zij. Ik zal,morgen
ochtend vroeg terugkomen.
Tegenover elkander.
Den volgenden ochtend acht uur was gravin
De Lasserre weder in de Rue de Grammont.
Is mijnheer De Sanzac terug vroeg zij den
portier.
Ja. mijnheer De Sanzac is vannacht thuis
gekomen, heel laat. Waarschijnlijk ligt hij nog
te bed. Maar als u hem dringend moet spreken,
hij woont op de tweede verdieping.
Bleek, bevend, beklom de gravin de trap en
schelde aan de deur van De Sanzac. De dienst
bode deed open. Zij kon een gebaar van verwon
dering niet. onderdrukken bij het zien van een
jonge vrouw, die haar ten eenenmalc onbekend
was.
Wien moet u hebben vroeg zij.
Burggraaf De Sanzac.
«l. (Wordt vervolgd.)